Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Hoge koorts
- Hoofdpijn
- Braken
- Nekstijfheid
- Toenemende sufheid
Hoe werkt het?
Een hersenvliesontsteking is een infectie van de hersenvliezen veroorzaakt door een micro-organisme zoals een bacterie of een virus. De hersenen en het ruggenmerg worden omhuld door drie vliezen. Tussen de vliezen bevindt zich het hersenvocht. Daarin kunnen de bacteriën zich snel vermeerderen en verspreiden. Het lichaam verweert zich daartegen; de hersenvliezen zwellen op, de bloedvaten verwijden zich, ontstekingcellen komen in het hersenvocht terecht. Koorts loopt op als gevolg van de afweerreactie; hoofdpijn en sufheid zijn gevolgen van het opzwellen van de bloedvaten en hersenvliezen. De nekstijfheid ontstaat doordat de opgezette hersenvliezen zeer pijnlijk zijn als ze bewogen worden, wat gebeurt als u het hoofd buigt of de benen gestrekt optilt. Hersenvliesontsteking veroorzaakt door bacteriën leidt zonder behandeling altijd tot de dood. Virussen veroorzaken meestal een veel milder beeld dat vaak spontaan geneest.Hoe ontstaat het?
Hersenvliesontsteking kan door verschillende soorten bacteriën veroorzaakt worden. Per leeftijdscategorie staan bepaalde bacteriën meer op de voorgrond. Bij baby"s zien we meestal de E. coli bacterie en in mindere mate de groep B streptococ. Bij kinderen van één tot vijf jaar zijn de meningococ en de pneumococ de belangrijkste boosdoeners. Bij adolescenten en jong volwassenen de meningococ en de pneumococ, bij ouderen vooral de pneumococ. Geen van deze bacteriën zijn erg uitzonderlijk. Waarom desondanks slechts een enkeling een hersenvliesontsteking krijgt is niet duidelijk. Zaken als verminderde weerstand, vermoeidheid, maar ook pech spelen ongetwijfeld een rol. De bacteriën kunnen in de hersenvliezen terechtkomen via de bloedbaan (vanuit de longen, darmen, neusholte etc) of door directe doorgroei vanuit een oorontsteking of bijholteontsteking (zelden). Virale meningitis kan door een aantal virussen veroorzaakt worden. Bekend zijn het bof virus, coxsackie virussen en het herpes simplex virus. Meestal verloopt de aandoening goedaardig, maar niet altijd. Het herpes simplex virus kan bij zuigelingen een fataal verlopende ziekte veroorzaken.Hoe ga ik er zelf mee om?
Als u een hersenvliesontsteking vermoedt dient u altijd een arts te raadplegen.Hoe gaat de arts er mee om?
De arts zal de ziekte vermoeden op grond van het klinisch beeld. Behandeling vindt altijd plaats in het ziekenhuis. Daar wordt de diagnose bevestigd door middel van een "ruggenprik" (lumbaalpunctie). Daarbij wordt met een prik onder in de rug de ruimte tussen de hersenvliezen aangeprikt zodat er wat hersenvocht kan aflopen. In geval van hersenvliesontsteking is dit vocht troebel en bevat het talloze ontstekingscellen en bacteriën. Met speciale kweek- en kleuringsmethoden kan de veroorzakende bacterie worden aangetoond. Per infuus worden vervolgens hoge doseringen antibiotica toegediend. Het succes van de behandeling is vooral afhankelijk van het stadium van de ziekte waarin de behandeling wordt gestart. Is men er vroeg bij dan volgt meestal restloze genezing. Begint men te laat dan kan het zijn dat de patiënt toch overlijdt. Ook kan hij, als gevolg van hersenbeschadiging, blijvende handicaps (bijvoorbeeld doofheid) aan de ziekte overhouden. Meningitis kan door verschillende soorten bacteriën worden veroorzaakt. Tegen sommige daarvan kunt u worden ingeënt en in de praktijk gebeurt dat ook: Sinds 1992 worden alle zuigelingen ingeënt tegen de haemophylus B bacterie (HIB vaccinatie), vanaf najaar 2002 zijn alle jongeren ingeënt tegen meningococcen van de C groep. Vaccinatie tegen pneumococcen is mogelijk maar wordt niet routinematig gedaan. Tegen andere mogelijke veroorzakers is geen vaccinatie mogelijk. Door de vaccinatie bij peuters met het BMR vaccin komt de bof en dus ook de bof-meningitis niet meer voor.Wetenschappelijk nieuws
Bacteriële hersenvliesontsteking komt steeds minder voor. Dit komt door het vaccineren van kinderen tegen de ziekte. De kans op een besmetting is daardoor sterk afgenomen. Bovendien overlijden er minder volwassenen aan de ziekte door het gebruik van de ontstekingsremmer dexamethason. Dit publiceren onderzoekers van het Academisch Medisch Centrum, vandaag in The Lancet Infectious Diseases. “We zien een sterke afname in het aantal besmettingen over de afgelopen acht jaar. Daarnaast is de prognose van de ziekte verbeterd door de invoering van een onstekingsremmer dexamethason naast antibiotica”, aldus prof. dr. Diederik van de Beek, neuroloog in het AMC. Zo kreeg in de periode 2007-2008 gemiddeld 1,72 per honderdduizend personen een bacteriële hersenvliesontsteking en is dit cijfer in de periode 2013-2014 bijna gehalveerd. De onderzoekers komen tot deze conclusies op basis van een cohortstudie waarbij ze materiaal en gegevens analyseerden van ruim 1400 volwassenen die bacteriële hersenvliesontsteking kregen tussen 2006 en 2014. De onderzoekers onderzochten de kenmerken van de ziekteverwekkers in relatie tot het ziektebeloop en de prognose. Daarbij keken ze naar alle soorten bacteriële hersenvliesontstekingen. Deze zijn ernstiger dan hersenvliesontsteking door virale infecties. Het aantal ziektegevallen daalt volgens de onderzoekers door het routinematig vaccineren van kinderen in het Rijksvaccinatieprogramma. De bacterie die hersenvliesontsteking veroorzaakt is daardoor minder in omloop waardoor de kans op besmetting in de Nederlandse bevolking steeds verder afneemt. Daarnaast is er een nieuwe behandeling tegen hersenvliesontsteking geïntroduceerd, de ontstekingsremmer dexamethason, die op grote schaal wordt toegepast in Nederland. De gegevens en het materiaal die de basis vormden voor deze studie liggen opgeslagen in de grootste biobank ter wereld voor bacteriële meningitis, gevestigd in het AMC. Die bevat informatie over de ziekteverwekkers en lichamelijk materiaal van patiënten zoals DNA en hersenvocht. Deze biobank maakt het mogelijk om onderzoek te doen naar de relatie tussen de bacteriën die meningitis veroorzaken en het ziektebeloop.
Onderzoek onder leiding van neuroloog dr. Diederik van de Beek van het AMC heeft een nieuwe therapie tegen bacteriële hersenvliesontsteking dichterbij gebracht. Bij behandeling in muizen met een bestaand medicijn bleken geen van de dieren te overlijden na een besmetting met de pneumokok-bacterie. Dit staat in een publicatie in the Journal of Clinical Investigation. Een onderzoek bij mensen is nog maar een klein stapje weg, zegt Diederik van de Beek. Het middel dat muizen geneest, is in een iets andere vorm toegelaten voor mensen maar dan voor een andere aandoening. ‘De fabrikant van dat middel wil het niet afstaan voor onderzoek bij patiënten met hersenvliesontsteking. Spijtig’, aldus de onderzoeker. Vooral bij besmetting met pneumokokken, ongeveer 70 procent van de gevallen, kan een bacteriële hersenvliesontsteking fataal aflopen. Een kwart van die patiënten overlijdt en van de overlevenden houdt ongeveer de helft ernstige restverschijnselen zoals verlamming, spraakproblemen of cognitieve beperkingen. De ziekte eist in Nederland jaarlijks veertig levens en een veelvoud herstelt niet volledig. Het landelijk onderzoek van Van de Beek richtte zich op de typering van de genetische component in het afweersysteem (complement factor 5) van de patiënten die de ziekte niet overleven. Vervolgens is bij die patiënten in het hersenvocht een bepaalde component gevonden die de ontsteking aanjaagt. Toen dat was gevonden, zijn muizen met hersenvliesontsteking met antilichamen voor die aanjager behandeld in combinatie met antibiotica. ‘Alle muizen overleefden’, zegt Van de Beek. Op zichzelf al een mooie uitkomst. Maar het is nog mooier: er blijkt een medicijn te bestaan dat de ontstekingsbevorderende component neutraliseert. Het middel met de stofnaam eculizumab van de Amerikaanse firma Alexion is nu alleen nog toegelaten voor de behandeling van een zeldzame vorm van bloedarmoede. ‘Meestal vind je de ziekmakende component en dan is het nog een lange speurtocht naar de stof die effectief en veilig is. Maar die is er al. Toen ik daar achter kwam, dacht ik dat we de ziekte veel beter konden behandelen’, zegt Van de Beek. ‘Jammer dat er nog hobbels zijn voordat we echt goede experimenten met het medicijn kunnen gaan doen.’ Als Van de Beek de stof mag gebruiken voor een proef bij patiënten, verwacht hij ongeveer vier jaar nodig te hebben om uitsluitsel te krijgen of het medicijn bij patiënten met hersenvliesontsteking voldoet. Hij is optimistisch over de uitkomst van het experiment, dat hij vooralsnog niet kan uitvoeren. ‘Ik schat de kans hoog in dat het medicijn werkelijk effectief is tegen de dodelijke vorm van meningitis.’
Kinderen van moeders die rookten tijdens de zwangerschap hebben twee tot drie keer zo veel kans op hersenvliesontsteking (meningitis). Dat blijkt uit onderzoek door University of Nottingham. Ook passief roken na de bevalling betekent een grotere kans op hersenvliesontsteking. Dat verband bleek aantoonbaar tot de leeftijd van vijf jaar. Waardoor kinderen van rokende moeders meer kans hebben op deze levensbedreigende ziekte is nog onduidelijk. Maar de onderzoekers vermoeden dat hun immuunsysteem wordt aangetast door de tabaksrook, waardoor ze vatbaarder worden voor de bacterie die hersenvliesontsteking veroorzaakt. Zo’n vijf procent van de meningitispatiëntjes overlijdt aan de ziekte en 16 procent houdt er blijvende handicaps aan over.
Met behulp van een nieuw ontwikkeld moleculair model is de menselijke afweerreactie tegen tuberculeuze meningitis (hersenvliesontsteking als gevolg van tuberculose) beter te begrijpen en kan de ziekte eerder vastgesteld worden. Kinderarts Douwe Visser onderzocht de onderliggende cellulaire en moleculaire mechanismen die optreden wanneer het menselijke afweersysteem in werking komt tegen tuberculeuze meningitis bij kinderen. Met kennis over dit menselijk afweersysteem zou de bestaande behandeling , diagnostiek en preventie verbetert kunnen worden. Douwe Visser promoveert 11 december bij VUmc. Het afweersysteem in actie tegen tuberculeuze meningitis Na blootstelling kan besmetting met de Mycobacterium (M.) tuberculosis resulteren in actieve ziekte, latente ziekte (slapend) of opruiming van de bacterie, waarbij steeds het menselijk afweersysteem een belangrijke rol speelt. Hoewel het al bekend was dat het afweersysteem een belangrijke rol speelt bij het ziektebeeld van tuberculose, waren de onderliggende cellulaire en moleculaire mechanismen minder goed onderzocht. In zijn promotieonderzoek beschrijft Visser een veelbelovend model waarmee de afweerreactie tegen tuberculeuze meningitis beter begrepen kan worden. Het model laat zien dat 3 ontstekingsmoleculen in het hersenvocht een belangrijke rol spelen: interleukine-13, vascular endothelial growth factor en cathelicidin LL-37. Deze kennis kan helpen om de bestaande behandeling te verbeteren. Een succesvolle menselijke afweerreactie op een binnendringend micro-organisme vereist precieze coördinatie van de componenten van het menselijk afweersystem. Door een beter begrip van de afweerreactie tegen tuberculose hoopt Visser bestaande behandeling tegen tuberculose te kunnen verbeteren. Naast de eerder genoemde moleculen speelt vitamine D een duidelijke rol in het ziekteproces van tuberculose. Patiënten met latente tuberculose hebben een groter risico op activatie van de ziekte als ze een tekort aan vitamine-D hebben. Dit is de reden dat immigranten in Nederland een verhoogd risico hebben op ziekte activatie. In de mens wordt vitamine D namelijk geproduceerd door fotosynthese in de huid onder invloed van ultraviolette straling. Mensen met een donkere huidskleur produceren minder vitamine D, wat voornamelijk in de wintermaanden tot een tekort kan leiden. In Zuid-Afrika waar Visser zijn onderzoek uitvoerde naar tuberculeuze meningitis (hersenvliesontsteking als gevolg van tuberculose) is het de meest voorkomende vorm van hersenvliesontsteking bij kinderen. Ongeveer 1% van alle patiënten met tuberculose ontwikkelt tuberculeuze meningitis. 10% van de kinderen met tuberculeuze meningitis overlijdt eraan en 30% van de kinderen houdt er ernstige handicaps aan over zoals verlamming van armen en benen, doofheid en blindheid.
Rogier de Jonge deed onderzoek naar modellen die de kans voorspellen op restverschijnselen voor een kind dat hersenvliesontsteking heeft gehad. Kinderen met een verhoogde kans op gehoorverlies zijn te identificeren, maar leer- of gedragsproblemen zijn niet met modellen te voorspellen. De Jonge promoveert 30 september bij VU medisch centrum. Bacteriële meningitis (hersenvliesontsteking) is een ernstige infectie van het centraal zenuwstelsel. In Nederland krijgen elk jaar ca. 5 op de 100.000 kinderen deze ziekte. Restverschijnselen als gehoorverlies, motorische problemen, epilepsie of ontwikkelingsstoornissen en meer subtiele restverschijnselen zoals leer-of gedragsproblemen komen vaak voor. Klinische predictiemodellen of voorspelregels zijn modellen die met behulp van klinische gegevens de kans op een uitkomst voorspellen. De voorspelregels functioneren echter niet altijd even goed in een andere populatie dan degene waar het model in ontwikkeld is. Voordat een predictiemodel bruikbaar is in de praktijk moet daarom eerst worden getest of deze net zo goed functioneert in een andere groep patiënten. Dit heet "externe validatie". Rond 2004 zijn er twee voorspelregels ontwikkeld die de kans op restverschijnselen na meningitis op de kinderleeftijd voorspellen: één voor gehoorverlies en één voor leer- of gedragsproblemen. Dit proefschrift beschrijft het proces van externe validatie van deze voorspelregels. De voorspelregel voor gehoorverlies na hersenvliesontsteking werd succesvol gevalideerd in een onafhankelijk cohort. Kinderen met een verhoogd risico op gehoorverlies kunnen worden geïdentificeerd. Het model is geen vervanging voor goede audiologische follow-up protocollen, maar een waardevolle toevoeging. Externe validatie van de voorspelregel voor leer- of gedragsproblemen bleek niet succesvol. Het model is niet klaar voor implementatie in de klinische praktijk. Mogelijk bieden twee losse voorspelregels - één voor leerproblemen en één voor gedragsproblemen - betere predictiemogelijkheden. De belangrijkste algemene conclusie van dit proefschrift is dat het belangrijk blijft om onderzoek naar meningitis op de kinderleeftijd te verrichten.
De bedevaart naar Mekka blijkt een verhoogd risico op besmetting met hersenvliesontsteking met zich mee te brengen. In verschillende landen in Europa kregen mensen na het bezoek aan het bedevaartsoord een zeldzame vorm van hersenvliesontsteking. Volgens het Ministerie van Volksgezondheid is het risico voor Nederlandse Mekkagangers echter vrij klein, aangezien de meeste tegen hersenvliesontsteking zijn gevaccineerd.
Sebastian Heckenberg: ‘Bacterial meningitis in adults: Host and pathogen factors, treatment and outcome’. Bacteriële meningitis (hersenvliesontsteking) is een levensbedreigende infectieziekte. De belangrijkste veroorzakers zijn Streptococcus pneumoniae (pneumokokken) en Neisseria meningitidis (meningokokken). De prognose van deze ziekte is sterk verbeterd sinds er effectieve antibiotica zijn en er goede ondersteunende zorg is. Desondanks overlijden nog steeds 20 procent van deze patiënten en degenen die de ziekte overleven houden vaak restverschijnselen, zoals gehoorverlies. In dit proefschrift zijn studies opgenomen betreffende meningokokkenmeningitis, waaruit bleek dat meningokokken met een mutatie in het lpxL1-gen een minder hevige immuunrespons en het stollingssysteem minder activeerden. Tevens heeft Heckenberg de gegevens van twee cohorten met elkaar vergeleken, voor- en nadat de behandeling met dexamethason werd ingevoerd. De prognose van patiënten met pneumokokkenmeningitis is duidelijk verbeterd sinds de invoering van dexamethason. Tevens bleken er geen nadelige gevolgen van deze behandeling te bestaan bij patiënten met meningokokkenmeningitis. Ten slotte zijn studies verricht bij patiënten met pneumokokkenmeningitis naar de ernst en frequentie van gehoorverlies. Heckenberg toont aan dat afwijkingen in het gen dat codeert voor complement factor C5 bij pneumokokkenmeningitis tot een slechtere prognose leiden. Uit verder onderzoek in een model van bacteriële meningitis in muizen bleek dat behandeling met een antilichaam tegen complement factor C5 de prognose verbetert.
Barry Mook: ‘Translational studies in pneumococcal meningitis’. Mook heeft met succes een muismodel ontwikkeld voor onderzoek naar meningitis (hersenvliesontsteking) veroorzaakt door de bacterie pneumokok. Daarmee heeft hij het effect van een nieuw antibioticum (daptomycin) onderzocht. Verder heeft hij de rol van een bepaald soort eiwit bestudeerd, zowel in het muismodel als in een groep patiënten. Ook heeft hij gekeken naar het effect van TAFI (thrombin activatable fibrinolysis inhibitor) op stolling en ontsteking bij deze ziekte. Het beschreven muismodel is inmiddels verder verbeterd en gebruikt door collega-onderzoekers in zijn onderzoeksgroep. Het zal worden gebruikt om hypotheses over meningitis te toetsen. Mook hoopt dat dit model de basis wordt voor toekomstige onderzoeken naar de ziekte. Bacteriële meningitis blijft een dodelijke infectieziekte. In ontwikkelde landen wordt 80 procent van de gevallen veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae en Neisseria meningitidis samen. Ondanks vorderingen in medische zorg is de sterfte rond de 30 procent. Van de patiënten die bacteriële meningitis overleven, kampt bijna de helft met blijvende neurologische klachten waaronder gehoorverlies, neurologische uitval en cognitieve problemen.
De ontdekking van genen die een rol spelen bij de vatbaarheid voor hersenvliesontsteking (meningitis) levert waardevolle informatie op voor de mate van risico die kinderen bij deze ziekte lopen en helpt bij het bepalen van restverschijnselen. Spoedeisende hulp-arts in opleiding Marieke Sanders deed onderzoek naar de genetische aspecten van deze ziekte. Zij promoveert woensdag 27 februari bij VU medisch centrum. Hoewel het aantal gevallen van bacteriële meningitis in ontwikkelde landen afneemt, staat het mondiaal nog steeds in de top tien van dodelijke infectieziekten bij kinderen. Veel mensen zijn symptoomloos drager van meningitis veroorzakende bacteriën, terwijl een klein deel meningitis ontwikkelt met vaak ernstige restverschijnselen. Een adequate afweer is cruciaal voor het doden van bacteriën, maar veroorzaakt ook ernstige schade aan het eigen brein. Marieke Sanders onderzocht of genetische varianten in de afweer van de gastheer de zogenaamde 'single nucleotide polymorfismen (SNPs)' ons meer informatie kunnen geven over de vaak grote verschillen in vatbaarheid en ernst van meningitis. Zij vond dat bepaalde SNP's een relatie hebben met de mate van vatbaarheid voor meningitis. Tevens zag zij een patroon tussen de genen en gehoorverlies na meningitis. Ook vond zij een SNP die te maken heeft met bescherming tegen bacteriën in de bloedbaan en een verhoogd aantal witte bloedcellen in hersenvloeistof. Genvarianten zeggen iets over de vatbaarheid en ernst van meningitis en kunnen leiden tot een verandering van de aangeboren afweerreactie na ernstige infecties. Ontdekking van deze hoogrisico genen kan gebruikt worden om patiënten met een verhoogd risico op meningitis en restverschijnselen te identificeren, een behandeling op maat te ontwikkelen en het inzicht in de afweer in het centraal zenuwstelsel te vergroten.
Kinderen worden ingeënt tegen hersenvliesontsteking (meningitis) en daarom komt de ziekte tegenwoordig vooral bij ouderen voor. Meest voorkomende ziekteverwekker is de pneumok. De prognose is slecht: drie van de tien patiënten overlijden en van degenen die er bovenop komen, kampt eenderde levenslang met restverschijnselen. Artsen zouden pneumokken-meningitis graag voorkomen maar vaccinatie van de hele bevolking is geen optie. Brouwer ontdekte dat bepaalde genetische polymorfismen de kans op infecties met pneumokokken en meningokokken sterk vergroten. Hij deed een omvangrijke prospectieve studie, waarin hij het DNA van nagenoeg alle Nederlandse bacteriële-meningitispatiënten die tussen 2006 en 2009 werden opgenomen, vergeleek met dat van gezonde Nederlanders. Een polymorfisme in het gen dat codeert voor complementfactor 3, een van de eiwitten in bloedplasma, maakt de kans op bacteriële meningitis viereneenhalf keer zo groot. De DNA-variant in kwestie wordt aangetroffen bij één op de vijf Nederlanders. Twee op de vijf Nederlanders zijn drager van een polymorfisme op het gen dat codeert voor complementfactor 5, waardoor ze bij meningitis een tweeëneenhalf maal verhoogde kans lopen om te overlijden. Proefschrift AMC Amsterdam: Matthijs Brouwer: "Bacterial meningitis in adults: clinical characteristics, risk factors and adjunctive treatment".
Of een besmetting met meningokokken leidt tot de gevreesde meningokokkenziekte hangt sterk af van individuele variaties in genen die coderen voor een eiwit uit het immuunsysteem. Het wetenschappelijk tijdschrift Nature Genetics heeft een onderzoek hierover afgelopen zondag on line gezet. Het onderzoek is uitgevoerd door een groot internationaal consortium, waarvan ook het UMC St Radboud, het Erasmus MC en het AMC deel uitmaken. Een besmetting met de meningokokkenbacterie komt vaak voor. Bijna iedereen raakt er wel eens mee besmet, zonder er ziek van te worden. Bij een klein percentage van de mensen leidt besmetting met de meningokok echter tot hersenvliesontsteking of bloedvergiftiging, wat fataal kan aflopen. In de volksmond wordt de meningokokkenziekte wat misleidend nekkramp genoemd. Voordat in deze eeuw de vaccinatie tegen meningokokken C in Nederland werd ingevoerd, was de meningokokkenziekte bij kinderen een belangrijke doodsoorzaak. Door de vaccinatie is de infectie met meningokokken C sterk teruggelopen, maar nog steeds krijgen jaarlijks zo"n honderd kinderen in Nederland een ernstig verlopende meningokokken B infectie. In gebieden in Afrika kost de infectie met meningokokken A jaarlijks duizenden doden. Tegen meningokokken B is nog geen vaccin beschikbaar. Wat bepaalt of iemand na een besmetting met de meningokok ernstig ziek wordt? Een belangrijk deel van het antwoord blijkt te vinden in genetische variaties tussen individuen. Om te achterhalen welke variaties hierbij betrokken zijn, verzamelde een groot internationaal onderzoeksconsortium gegevens en lichaamsmateriaal van bijna vijftienhonderd patiënten die een ernstige meningokokkeninfectie hebben doorgemaakt en vergeleek die in een genoombrede associatiestudie (GWAS) met zo"n zesduizend controlepersonen. Een GWAS is een relatief nieuwe en nauwkeurige methode om minieme genetische verschillen te koppelen aan bepaalde eigenschappen of aandoeningen. Kinderarts prof.dr. Ronald de Groot van het UMC St Radboud licht toe: "Er is voor zo"n studie informatie van zeer veel patiënten nodig; daarom kan het alleen in internationaal verband gebeuren. In dit geval zijn er gegevens gebruikt van patiënten uit acht landen, waaronder enkele honderden uit Nederland." De genetische variaties die nu gevonden zijn in relatie tot de meningokokkenziekte hebben betrekking op complementfactor H, een eiwit uit het immuunsysteem, waar de meningokokken in het lichaam zich aan hechten. De labeling met dit eiwit beschermt de meningokokken. De genetische variaties bepalen of patiënten ernstige infecties oplopen zoals bloedvergiftiging of hersenvliesontsteking. Deze vondst geeft belangrijk nieuw inzicht in het ontstaan van de infectie en vormt een aanknopingspunt voor het ontwikkelen of verbeteren van vaccins. De meningokokkenziekte is de eerste infectieziekte waarbij een genoombrede associatiestudie duidelijke resultaten oplevert
In Nederland blijkt de huidige pneumokokkenvaccinatie van zuigelingen niet kosteneffectief. Waar in de VS, mede dankzij indirecte positieve effecten, werd aangetoond dat de vaccinatie tegen onder andere hersenvliesontsteking kosteneffectief is, werden in Nederland juist licht negatieve indirecte effecten waargenomen. Dit schrijven onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen/Universitair Medisch Centrum Groningen en anderen in de British Medical Journal die 19 juni 2010 is verschenen. Pneumokokken zijn bacteriën die ernstige ziekten kunnen veroorzaken, zoals hersenvliesontsteking , bloedvergiftiging en longontsteking . Tevens zijn zij ook verantwoordelijk voor minder ernstige, maar veel voorkomende aandoeningen zoals middenoorontsteking. Pneumokokkenziekte komt vooral voor bij jonge kinderen en ouderen. Sinds 2001 is er in Nederland een "geconjungeerd" vaccin beschikbaar voor de preventie van pneumokokkenziekte bij kinderen. Dit vaccin biedt bescherming tegen zeven veel voorkomende pneumokokkentypen (7-valente vaccin), wat destijds overeenkwam met ongeveer 60-70 procent van de ernstige pneumokokkeninfecties bij jonge kinderen. De Gezondheidsraad adviseerde in 2002 de vaccinatie echter nog niet op te nemen in het rijksvaccinatieprogramma, mede op basis van ongunstige kosteneffectiviteitsratio"s (euro 70,000/QALY; hierbij staat QALY voor quality-adjusted life year = per gewonnen levensjaar). Maar in de VS werd vaccinatie wel direct na de registratie in 2000 ingevoerd. Vervolgens bleek dat er niet alleen minder besmettingen en ziekte waren bij gevaccineerde kinderen, maar ook bij mensen die niet waren ingeënt, zoals de ouders en grootouders van gevaccineerde baby"s. Rekeninghoudend met deze "indirecte" positieve effecten van vaccinatie werd de kosteneffectiviteit in nieuwe berekeningen voor Nederland in 2005 geschat op minder dan euro 20.000/QALY. Mede op basis van deze gunstige kosteneffectiviteitsratio werd in Nederland in 2006 pneumokokkenvaccinatie voor zuigelingen (gebruikmakend van een 4 dosesschema) in het rijksvaccinatie programma opgenomen. Vervolgens werden echter de gunstige indirecte positieve effecten noch in Nederland noch in Frankrijk en het Verenigd Koningrijk waargenomen, in elk geval zeker niet in de mate als in de VS. Daarentegen werd wel een toename van ziekte, veroorzaakt door niet in het vaccin aanwezige pneumokokkentypen, waargenomen: indirecte negatieve effecten. De onderzoekers berekenden op basis van deze nieuwe gegevens een ratio van euro 114.000/QALY en concluderen dat vaccinatie met het 7-valente vaccin in Nederland niet (meer) kosteneffectief is. Onlangs zijn twee nieuwe pneumokokkenvaccins beschikbaar gekomen die een bredere dekking bieden dan het huidige zogeheten 7-valente vaccin. Ook blijkt dat wellicht een vaccinatieschema met drie in plaats van vier doses reeds voldoende bescherming kan bieden en prijsreducties mogelijk zijn. Op bovenstaande meest recente inzichten hebben de onderzoekers de kosteneffectiviteit van de nieuwe pneumokokkenvaccins (10-valent en 13-valent) berekend. De nieuwe meer-valente vaccins bieden meer gezondheidsvoordelen doordat ze tegen meer typen bescherming bieden, waardoor er waarschijnlijk minder ziekte zal worden veroorzaakt door pneumokkentypen die zich niet in het vaccin bevinden en er ook meer indirecte positieve effecten in ouderen te verwachten zijn. Deze effecten doen de kosteneffectiviteit dalen tot ratio"s die in Nederland mogelijk acceptabel zijn, < euro 50.000/QALY, zeker indien de totale kosten van het vaccinatieprogramma kunnen worden verlaagd door gereduceerde vaccinatie schema"s of prijsreducties of een combinatie van beide.
Een scoringssysteem op basis van klinische bevindingen, laboratoriumuitslagen en beeldvorming blijkt een uitstekende manier om tuberculeuze meningitis (TBM) vroegtijdig vast te stellen. Regan Solomons, kinderneuroloog in Zuid-Afrika, deed onderzoek naar het vaststellen van TBM bij kinderen in een vroeg stadium van de ziekte. Het onderzoek heeft hij verricht met zijn promotor Desmond Tutu professor Marceline van Furth, kinderarts-infectioloog. Solomons promoveert op 24 september bij VUmc. Tuberculeuze meningitis (hersenvliesontsteking door tuberculose) is de meest levensbedreigende vorm van tuberculose en een veelvoorkomende doodsoorzaak bij jonge Afrikaanse kinderen. Het vaststellen van TBM in een vroeg stadium van de ziekte is lastig omdat de ziekte geen typische symptomen kent. De symptomen die optreden lijken bijvoorbeeld erg veel op griep. Hoe vroeger TBM wordt vastgesteld, hoe kleiner de kans op complicaties en een dodelijke afloop. Regan Solomons heeft daarom onderzoek gedaan, onder begeleiding van VUmc-hoogleraar Marceline van Furth, om het vaststellen van de ziekte in een vroeg stadium te verbeteren. "Een scoringssysteem op basis van klinische bevindingen, laboratoriumuitslagen en beeldvorming blijkt een uitstekende manier om TBM vast te stellen" zegt Solomons. Glucose en eiwitten in het hersenvocht van de patiënt kunnen gebruikt worden als diagnostisch hulpmiddel, een röntgenfoto van de longen gaf daarentegen geen uitsluitsel. De combinatie van twee nieuwe testen (de MTBDRplus en de Xpert MTB/RIF) bleek onvoldoende om TBM uit te sluiten. "Maar als het wel om TBM ging dan voorkomen ze onnodige vertraging van de behandeling en potentiële levensbedreigende consequenties", aldus Solomons. Solomons deed onderzoek in het Tygerbergziekenhuis in Kaapstad, Zuid-Afrika. Tussen 2010 en 2013 identificeerde hij 79 kinderen met TBM. De meeste gevallen van tuberculose komen voor in de sloppenwijken en in meer dan twee derde van de gevallen gaat het om kinderen onder de vijftien jaar. Negentig procent van de kinderen met TBM wordt ziek en tien procent van hen overlijdt. De helft van de kinderen die TBM heeft overleeft ontwikkelt blijvende handicaps zoals spasticiteit, een vertraagde motorische ontwikkeling of een mentale ontwikkelingsachterstand. Het onderzoek van Solomons draagt bij aan het vroeg vaststellen van de diagnose zodat er zo snel mogelijk met de behandeling kan worden gestart.
Meningokokkenziekte is een zeer ernstige infectieziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie, de meningokok. Er zijn verschillende typen meningokokken; mensen worden vooral ziek van de serogroepen B, C, W en Y. Vaccinatie tegen meningokokkenziekte serogroep C is in Nederland sinds 2002 opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen van 14 maanden. Hierdoor komt meningokokkenziekte door serogroep C nauwelijks meer voor. Sinds kort zijn vaccins beschikbaar tegen serogroep B. Daarnaast is er sinds 2015 een snelle toename in meningokokkenziekte door serogroep W. Er zijn combinatievaccins beschikbaar tegen serogroep A, C, W en Y. Vanwege ondermeer deze ontwikkelingen gaat de Gezondheidsraad de minister van VWS adviseren of, en op welke manier, het huidige vaccinatieprogramma tegen meningokokkenziekte aangepast moet worden. Daartoe heeft het RIVM achtergrondinformatie en recente data over meningokokkenziekte in Nederland verzameld. Het gaat onder meer om het aantal mensen in Nederland dat jaarlijks ziek wordt, de effectiviteit en veiligheid van de vaccins, en hoe het publiek denkt over vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekte. De infectie geeft een ernstig ziektebeeld zoals hersenvliesontsteking of een bloedvergiftiging, die zich snel kan ontwikkelen tot een shock waar veel mensen aan overlijden. De ziekte begint vaak met griepachtige verschijnselen en koorts die vervolgens zeer snel verergeren. De infectie is in Nederland relatief zeldzaam; op dit moment zijn er 100 tot 150 patiënten per jaar. Van deze patiënten overlijdt 5-10 procent ondanks antibiotica en intensieve zorg. 30 procent van de patiënten houdt er levenslang beperkingen aan over zoals gehoorverlies, amputatie van een ledemaat of epilepsie. Meningokokkenziekte komt het meest voor bij kinderen jonger dan 5 jaar, adolescenten en ouderen.
Bron: RIVM
Kirsten Adriani: ‘Risk factors for community-acquired bacterial meningitis in adults’. Bacteriële meningitis (hersenvliesontsteking of nekkramp) is nog steeds een levensbedreigende en gevaarlijke infectieziekte. Door preventiemaatregelen, zoals het vaccineren van kinderen, is de epidemiologie veranderd en het aantal gevallen afgenomen. Adriani geeft in haar onderzoek een overzicht van de verschillende risicofactoren voor bacteriële meningitis en van de risicogroepen die meer kans hebben om de ziekte te krijgen.
Meningokokkenziekte is een zeer ernstige infectieziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie, de meningokok. Er zijn verschillende typen meningokokken; mensen worden vooral ziek van de serogroepen B, C, W en Y. Vaccinatie tegen meningokokkenziekte serogroep C is in Nederland sinds 2002 opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma voor kinderen van 14 maanden. Hierdoor komt meningokokkenziekte door serogroep C nauwelijks meer voor. Sinds kort zijn vaccins beschikbaar tegen serogroep B. Daarnaast is er sinds 2015 een snelle toename in meningokokkenziekte door serogroep W. Er zijn combinatievaccins beschikbaar tegen serogroep A, C, W en Y. Vanwege ondermeer deze ontwikkelingen gaat de Gezondheidsraad de minister van VWS adviseren of, en op welke manier, het huidige vaccinatieprogramma tegen meningokokkenziekte aangepast moet worden. Daartoe heeft het RIVM achtergrondinformatie en recente data over meningokokkenziekte in Nederland verzameld. Het gaat onder meer om het aantal mensen in Nederland dat jaarlijks ziek wordt, de effectiviteit en veiligheid van de vaccins, en hoe het publiek denkt over vaccinatie tegen invasieve meningokokkenziekte. De infectie geeft een ernstig ziektebeeld zoals hersenvliesontsteking of een bloedvergiftiging, die zich snel kan ontwikkelen tot een shock waar veel mensen aan overlijden. De ziekte begint vaak met griepachtige verschijnselen en koorts die vervolgens zeer snel verergeren. De infectie is in Nederland relatief zeldzaam; op dit moment zijn er 100 tot 150 patiënten per jaar. Van deze patiënten overlijdt 5-10 procent ondanks antibiotica en intensieve zorg. 30 procent van de patiënten houdt er levenslang beperkingen aan over zoals gehoorverlies, amputatie van een ledemaat of epilepsie. Meningokokkenziekte komt het meest voor bij kinderen jonger dan 5 jaar, adolescenten en ouderen.
Bron: RIVM
De meeste bacteriën zijn belangrijk of zelfs onmisbaar voor ons en onze omgeving. Sommige kunnen echter juist ziektes veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is Streptococcus pneumoniae, ook wel de pneumokok genoemd. Deze rugbybalvormige bacterie kan ernstige aandoeningen veroorzaken, waaronder longontsteking, hersenvliesontsteking, middenoorontsteking en bloedvergiftiging. In ontwikkelingslanden is door S. pneumoniae veroorzaakte bloedvergiftiging verantwoordelijk voor 25 procent van alle voorkombare sterfgevallen van kinderen onder de 5 jaar. In de afgelopen decennia zijn verscheidene antibioticaresistente varianten van deze bacterie verschenen, wat het belang benadrukt van de zoektocht naar nieuwe, efficiënte strategieën om pneumokokkeninfecties te bestrijden. Voor het identificeren van doelwitten voor nieuwe geneesmiddelen is het van essentieel belang dat we de basis van bacteriële groei begrijpen. Bacteriën groeien via deling, waarbij één cel zich deelt in twee identieke kopieën van zichzelf. De deling van een cel is een zeer dynamisch proces, waarvoor een (nauwkeurig afgestemd) samenspel van factoren nodig is. Katrin Beilharz onderzocht deze processen door individuele cellen te bestuderen met behulp van microscopietechnieken. Zij koppelde fluorescente eiwitten aan eiwitten uit de cel om ze binnen de cel zichtbaar te maken. Een deel van het werk beschrijft geoptimaliseerde methodes en gereedschappen voor fluorescentiemicroscopie die van algemeen belang zijn voor het veld. Maar Beilharz heeft ook licht kunnen werpen op de regulatie van celdelingsprocessen. Er is echter nog meer werk nodig om een duidelijker beeld te krijgen en nieuwe antibiotica te identificeren die de pneumokok kunnen bestrijden. Katrin Beilharz verrichtte haar onderzoek aan de afdeling Moleculaire Genetica van het Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB), faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, met een Ubbo Emmiusbeurs van de RUG. Zij werkt inmiddels als postdoc bij dezelfde afdeling.
Sinds 2015 is er in Nederland een sterke toename in ziektegevallen door meningokokken groep W (MenW). Er is sinds kort een vaccin beschikbaar dat óók bescherming biedt tegen deze nieuwe variant van het virus. Dit vaccin bevat naast de gangbare variant meningokokken groep C (MenC) óók MenW (en nog twee andere varianten). Kinderen krijgen nu met 14 maanden een vaccin tegen alleen MenC aangeboden, een type meningokok dat tegenwoordig weinig meer voorkomt. Maar om de bescherming tegen MenC ook in de toekomst goed te houden, zou een herhalingsvaccinatie tegen MenC bij tieners nodig zijn. Uit promotieonderzoek van Mariëtte van Ravenhorst blijkt dat de beste leeftijd om te vaccineren tegen MenW en de vaccinatie tegen MenC te herhalen, de leeftijd van 12 jaar is. De meningokokkenbacterie komt vaak voor bij gezonde mensen in de neus en keel zonder dat ze er last van te hebben. Sommige meningokokkentypen hebben echter de neiging om de bloedbaan binnen te dringen en hersenvliesontsteking of bloedvergiftiging te veroorzaken. In Nederland veroorzaakte MenC veel ziektegevallen rond 2000 en sinds 2015 is een ander type, MenW, sterk in opkomst. Vanwege de stijging van het aantal infecties werd in 2002 de vaccinatie tegen MenC ingevoerd voor kinderen van 14 maanden oud. In hetzelfde jaar werd ook een eenmalige vaccinatie aangeboden aan kinderen van 1 tot en met 18 jaar. Dit zorgde voor een forse daling van het aantal ziektegevallen. Momenteel komt MenC-ziekte weinig voor, maar de antistoffen tegen MenC blijken weer laag te zijn tegen de tijd dat kinderen de puberteit bereiken. Een herhalingsvaccinatie is daarom gewenst. Sinds 2015 is er in Nederland een sterke toename van het aantal ziektegevallen door variant MenW, met name bij adolescenten. In haar onderzoek heeft Mariëtte van Ravenhorst uitgezocht op welke leeftijd een gecombineerd vaccin rond de puberteit het meest geschikt is om de beste bescherming te krijgen. Ze zag dat adolescenten tussen 12-15 jaar immunologisch het beste reageerden op een gecombineerd vaccin. Ze adviseert daarom in haar proefschrift dat de leeftijd van 12 jaar het meest geschikt is om het gecombineerde vaccin in te voeren. Naast individuele bescherming kan dit nieuwe vaccin dan op termijn óók groepsbescherming bieden. Op 25 september besloot minister Edith Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om het Rijksvaccinatieprogramma aan te passen naar aanleiding van een adviesrapport, mede op basis van de resultaten van dit onderzoek. In 2018 zal de vaccinatie tegen alléén MenC op de leeftijd van 14 maanden worden vervangen door een gecombineerd vaccin dat de meningokokken varianten A, C, W en Y bevat. Daarnaast zullen vanaf 2018 alle brugklassers rond de leeftijd van 12 jaar worden opgeroepen om zich ook met dit gecombineerde vaccin te laten inenten. Mariëtte van Ravenhorst promoveert op 12 oktober 2017 aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift “Optimizing meningococcal vaccination strategies in adolescents Carriage, timing of vaccination and antibody dynamics”. Zij heeft haar onderzoek uitgevoerd bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), het Spaarne Gasthuis en het WKZ.
Bron: UMC
Brenda Westerhuis : ‘The 3-dimensional play of human parechovirus infection; cell, virus and antibody’. Het humane parechovirus (HPeV) is een veel voorkomende ziekteverwekker die vooral bij jonge kinderen leidt tot relatief milde klachten in de ingewanden en de luchtwegen. Maar soms is het ziekteverloop na besmetting met het virus veel ernstiger. Van het parechovirus zijn inmiddels 16 varianten (genotypes) bekend en het blijkt dat HpeV 3 vaak de veroorzaker is van ernstige aandoeningen als sepsis, hersenvliesontsteking en problemen met het hart. Westerhuis heeft gekeken naar de verschillen tussen het HPeV 1 en HPeV 3 om tot een mogelijke therapie te kunnen komen. Het blijkt dat veelbelovende middelen op veel varianten van het virus werkzaam zijn, maar juist niet bij het HPeV 3. Ze heeft onderzocht hoe dit komt en ze heeft de verschillen tussen de twee types in kaart gebracht. Dit is waardevolle informatie in verder onderzoek naar hoe HPeV 3 mensen ziek maakt en hoe dit virus het best te bestrijden is.
Joanne Wildenbeest: ‘Human enteroviruses and parechoviruses: disease spectrum and need for treatment in young children’. Meestal verloopt een infectie met een enterovirus of parechovirus, twee veel voorkomende virussen bij kinderen, mild of zelfs zonder symptomen. Ze kunnen ook levensbedreigende infecties veroorzaken, zoals hersenvliesontsteking of ontsteking van de hartspier, stelt Wildenbeest in haar proefschrift. Ernstige infecties worden met name gezien bij jonge kinderen en bij mensen met een bepaalde afweerstoornis. Er is geen effectieve behandeling na een besmetting met deze virussen. Vooral in geval van ernstige infecties is dat een probleem. Antistoffen spelen een belangrijke rol in de afweer tegen deze infecties. Een infuus van antistoffen van donoren is effectief als behandeling als er veel antistoffen tegen het betreffende virustype in het bloed van de donor zitten. De promovenda bepleit dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar antivirale middelen om deze virussen te bestrijden. De twee virussen komen veel voor bij jonge kinderen en ze kunnen een breed scala aan symptomen geven. Sinds de introductie van moderne diagnostische methodes (zoals PCR) worden infecties met deze virussen vaker gedetecteerd, ook zonder dat er symptomen zijn. Wildenbeest wilde weten wat de klinische relevatie is van deze infecties. Verder keek ze naar de behoefte aan behandeling en welke opties er zijn voor een effectieve therapie.
Een recente inspectie heeft een aantal kritische tekortkomingen geïdentificeerd bij de fabrikant van het geneesmiddel DepoCyte (liposomale cytarabine). De belangrijkste tekortkoming is dat de steriliteit tijdens het fabricageproces niet langer gegarandeerd kan worden. Tot nu toe is er geen aanwijzing van enige microbiële verontreiniging van het product dat op de markt is, of van een risico voor patiënten. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) hebben in overleg met het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA) geoordeeld dat DepoCyte voor bepaalde patiënten beschouwd wordt als een essentieel geneesmiddel. Daarom wordt het wenselijk geacht om het middel beschikbaar te houden, mits de patiënten bewaakt worden op signalen of symptomen van infectie. Ondanks een productiestop is de verwachting dat de huidige voorraad tot begin 2013 aan de vraag kan voldoen. Na deze periode is de verwachting dat met een verbeterd productieproces aan de vraag kan worden voldaan. Dit schrijft de firma Pacira in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar hematologen, oncologen, neurologen en ziekenhuisapothekers. DepoCyte is goedgekeurd voor de behandeling van lymfomateuze hersenvliesontsteking. Dit is een aandoening waarbij cellen van een lymfoom (een tumor in het lymfatisch stelsel) zich hebben uitgezaaid naar het ruggenmergvocht en de hersenvliezen. DepoCyte helpt de symptomen van deze ziekte te beheersen. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een ‘Direct Healthcare Professional Communication’ op de hoogte gebracht
De bof lijkt terug te keren in Nederland. Dat melden verschillende media. Bof is een zeer besmettelijke ziekte, die wordt overgedragen van mens op mens, bijvoorbeeld door hoesten of niezen. In vroeger tijden belandden jaarlijks honderden kinderen en volwassenen in het ziekenhuis met hersenvliesontsteking, die was veroorzaakt door de bof. Sinds 1987 is inenting tegen de ziekte opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. De prik geeft 95 procent bescherming. Van eind 2009 tot en met eind juli 2011 zijn er echter duizend meldingen van de bof binnen gekomen bij het RIVM. Die kwamen vooral uit studentensteden. Mogelijk neemt de kracht van het vaccin af en kunnen jongvolwassenen die zijn blootgesteld aan het virus de ziekte toch weer ontwikkelen.
8,5 miljoen voor innovatieve technologie
Het Fonds Economische Structuurversterking (FES) heeft een 8,5 miljoen euro project toegekend aan prof. dr. Peter Hermans, hoogleraar kindergeneeskunde in het UMC St Radboud, de Wageningen Universiteit, het Koninklijk Instituut voor de Tropen en drie biotech-bedrijven. Met het bedrag wordt een chip ontwikkeld, waarmee al aan het bed van de patiënt zeer snel belangrijke biomarkers van ernstige infectieziekten zijn op te sporen. Artsen kunnen dan meteen met de juiste behandeling starten. Peter Hermans, hoofd van het Laboratorium Kindergeneeskunde-Infectieziekten, weet uit ervaring hoe belangrijk een snelle en juiste diagnose is wanneer kinderen met een ernstige infectieziekte naar het ziekenhuis worden gebracht. Hermans doet bijvoorbeeld veel onderzoek naar de pneumokok, waar wel negentig verschillende types van bestaan. Sinds 2006 worden Nederlandse kinderen gevaccineerd tegen 7 typen. "Dat vaccin biedt dus geen complete bescherming", zegt Hermans. "Terwijl de pneumokok levensbedreigende infecties kan veroorzaken zoals een hersenvliesontsteking, longontsteking of bloedvergiftiging." Met de subsidie die het FES aan dit Nanomedicine consortium heeft toegekend, ontwikkelt het consortium onder leiding van prof. Han Zuilhof (WU) een elektronische sensor waarmee belangrijke "verklikkers" van diverse infectieziekten onmiddellijk zijn op te sporen. Hermans: "Het gaat om een elektronisch platform, dat real-time detectie mogelijk maakt van biomarkers, van sleutelstoffen in ontstekingsreacties. We kijken niet naar een of twee, maar naar heel veel verschillende biomarkers op een high throughput manier." In eerdere projecten hebben we al belangrijke vooruitgang geboekt bij de ontwikkeling van dit elektronische "snuffel- en sensorplatform". Hermans schat in dat de innovatieve technologie grote consequenties kan hebben. Hermans: "Als we onmiddellijk en gedetailleerd diagnoses kunnen stellen aan bed en niet meer - met onvermijdelijk tijdverlies - via het laboratorium, kunnen we veel sneller met de juiste therapie beginnen. Daarmee komt een therapie op maat voor infectieziekten weer wat dichterbij.
Tweede vaccinatie nodig tegen meningokokken C. Voor de beste bescherming tegen meningokokken C zouden kinderen een tweede vaccinatie moeten krijgen. Dat concludeert Richarda de Voer van het RIVM. Zij promoveert donderdag 17 juni aan het UMC Utrecht. Een van de veroorzakers van nekkramp, de meningokokken C-bacterie, komt nauwelijks meer voor in Nederland dankzij opname van het meningokokken C-vaccin in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) en een gelijktijdige grootschalige vaccinatiecampagne in 2002. Kinderen en jongeren vanaf 1 tot 18 jaar zijn toen allemaal gevaccineerd. Omdat de bacterie sindsdien praktisch niet meer voorkomt in Nederland zijn ook ongevaccineerde mensen beschermd. In het RVP krijgen kinderen nu alleen op de leeftijd van 14 maanden een prik tegen meningokokken. In haar proefschrift concludeert Richarda de Voer dat deze vaccinatie op lange termijn onvoldoende kan worden om mensen ook tijdens en na de puberteit te beschermen. De Voer heeft haar onderzoek uitgevoerd bij het RIVM in Bilthoven in samenwerking met het UMC Utrecht. De Voer analyseerde de bescherming van het vaccin door de hoeveelheid antistoffen tegen meningokokken in het bloed te meten. Het blijkt dat een vaccinatie bij een jonge peuter op 14 maanden een goede afweer opwekt, maar dat de beschermende antistoffen al na een paar jaar sterk zijn afgenomen. Het betekent dat de kinderen op latere leeftijd minder goed beschermd zullen zijn, terwijl de bacterie behalve jonge kinderen juist ook adolescenten treft. De Voer beschrijft ook dat gevaccineerde adolescenten vijf jaar na de inenting nog wel steeds beschikken over antistoffen. Op basis van deze resultaten adviseert De Voer om kinderen vlak voor hun adolescentie, rond een leeftijd van twaalf jaar, een tweede meningokokken C-vaccinatie aan te bieden. Prof. dr. Lieke Sanders, hoogleraar Kinderimmunologie van het UMC Utrecht, was een van de begeleiders van het onderzoek. "Deze tweede vaccinatie biedt waarschijnlijk niet alleen bescherming voor de gevaccineerde adolescenten, maar zal ook helpen om nieuwe circulatie van de bacterie in de bevolking tegen te houden. De meningokok circuleert immers vooral voor onder adolescenten. Zo zouden we de bacterie beter buiten de deur kunnen houden." Nekkramp en bloedvergiftiging, ook wel bekend als meningitis (hersenvliesontsteking) of sepsis of septische shock, kunnen worden veroorzaakt door de bacterie Neisseria meningitidis ofwel meningokokken. Hiervan zijn verschillende typen (serogroepen) bekend. Serogroep B, waartegen geen vaccin bestaat, komt het meeste voor. Eind jaren negentig was er een piek in ziekte door meningokokken C. Het vaccin daartegen is daarom in 2002 opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma op de leeftijd van 14 maanden. Om ook snel alle kwetsbare groepen te beschermen, zijn niet alleen jonge kinderen op 14 maanden gevaccineerd, maar alle kinderen, adolescenten en jong volwassenen tot en met 18 jaar. Zie ook: Kinderziekten
Sinds 2006 worden kinderen via het Rijksvaccinatieprogramma gevaccineerd tegen pneumokokken. Deze bacteriën kunnen ernstige ziekten veroorzaken, zoals hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging. De kans hierop is door de vaccinatie flink verlaagd. De vaccinatie bestaat momenteel uit vier prikken die worden gegeven op de leeftijd van 2, 3 en 4 maanden (primaire serie) en 11 maanden (boostervaccinatie). Uit onderzoek blijkt nu dat de vaccinatie even effectief, of zelfs effectiever, is als de primaire serie van drie naar twee prikken wordt teruggebracht en deze in de derde en vijfde maand worden gegeven. Geadviseerd wordt om het huidige pneumokokken prikschema te wijzigen. Door minder en iets later te prikken zijn de vaccinaties voor de heel kleine kinderen minder belastend. Daarnaast levert dit schema een aanzienlijke kostenbesparing in de gezondheidszorg op (8 miljoen euro). Deze bevindingen zijn het resultaat van de zogeheten PIM-studie ('Pneumokokken Iets Minder'), die is uitgevoerd door het RIVM, in samenwerking met het Spaarne ziekenhuis en het Wilhelmina kinderziekenhuis. Opdrachtgever is het ministerie van VWS. In de PIM-studie kregen 400 gezonde kinderen een vaccinatie tegen 13 typen van de pneumokokkenbacterie. Zij zijn vervolgens ingedeeld in vier willekeurige groepen, die elk de vaccinaties op een ander tijdstip kreeg toegediend: met 2, 3, 4 en 11 maanden, met 2, 4, 6 en 11 maanden, met 3, 5 en 11 maanden, en met 2, 4 en 11 maanden. Bij alle kinderen is vervolgens bepaald hoeveel antistoffen zij een maand na afloop van de primaire serie hadden gevormd, en een maand na de booster. Dit is ook gedaan op de leeftijd van 8 maanden, omdat vóór de invoering de pneumokokkenvaccinatie rond die leeftijd de meeste gevallen van pneumokokkenziekte voorkwamen. Na de primaire serie bleek de vaccinatie op 3 en 5 maanden hogere antistofwaarden te geven dan de vaccinatie op 2, 3 en 4 maanden. Op 12 maanden bleken alle vier de schema's voldoende antistoffen gegeven te hebben om te beschermen tegen pneumokokkenziekte.
De geslachtsziekte Syfilis is sinds kort weer aan een opmars begonnen in Europa. De voornaamste oorzaak daarvan is onbeschermd seksueel verkeer tussen homoseksuele mannen. De toename is vooral zichtbaar in de grote steden van Europa. Dat zegt het Europese Centrum voor Ziektepreventie en Bestrijding. Het aantal mensen met de ziekte is tussen 2000 en 2004 verdubbeld. Besmetting vindt plaats via slijmvliezen van penis, vagina, mond en anus. De eerste symptomen zijn zweren en jeukende uitslag op de besmette lichaamsdelen. In latere stadia kunnen ontstekingen in alle organen gaan optreden en zelfs hersenvliesontsteking en verwardheid. Bij tijdige ontdekking is de ziekte goed behandelbaar met antibiotica.
Een nieuwe bloedtest voor tuberculose is veelbelovend voor toepassing bij kinderen. Onderzoekers publiceren erover in het prestigieuze New England Journal of Medicine. Aan de hand van de activiteit van ongeveer 50 genen vaststellen of iemand tuberculose (TBC) heeft. Dat kan met de nieuwe bloedtest die een internationaal onderzoeksconsortium heeft ontwikkeld. “Deze test kan een grote stap voorwaarts betekenen voor het vaststellen van tuberculose bij kinderen”, zegt mede-auteur Tom Ottenhoff, hoogleraar infectieziekten in het LUMC. Vooral bij kinderen is het vaststellen van TBC nu lastig. De klachten die TBC bij kinderen geeft, zoals hoesten en koorts, kunnen ook door veel andere infecties komen en er zijn bij hen op een röntgenfoto vaak geen afwijkingen zichtbaar. Ook geven jonge TBC-patiëntjes, in tegenstelling tot volwassenen, geen slijm uit de longen (sputum) op, waar de TBC-bacterie uit op te kweken is. Bovendien zijn kinderen gevoelig voor ernstige complicaties bij TBC, zoals hersenvliesontsteking, zodat een snelle en juiste diagnose bij kinderen extra belangrijk is. De onderzoekers gingen daarom op zoek naar een heel nieuwe methode van het aantonen van ziekte: het meten van de menselijke genactiviteit. De onderzoekers brachten de activiteit van alle ongeveer 30.000 genen in het bloed in kaart. Dat deden ze bij TBC-patiënten, bij kinderen die aan andere infecties bleken te leiden na aanvankelijk van TBC verdacht te zijn, en bij gezonde kinderen. Vervolgens vergeleken ze de genactiviteit van deze groepen. Uit deze analyse kwam zo’n 50 genen naar voren die actiever of minder actief worden bij een TBC-infectie, en onderscheid kunnen maken tussen TBC en een andere infectie. “Deze set van 50 genen kan dus als biomarkerprofiel voor tuberculose gebruikt worden”, aldus Ottenhoff. De betrouwbaarheid van de nieuwe test bij kinderen in termen van sensitiviteit (TBC-infecties niet missen) en specificiteit (TBC alleen aantonen bij daadwerkelijke infectie) is aanzienlijk groter dan die van bestaande testen die DNA van de bacterie aantonen. Een ander groot voordeel van de nieuwe test is dat deze niet meer afhankelijk is van het kunnen isoleren van de TBC-bacterie uit een patiënt, wat bij kinderen vaak niet lukt. De test maakt goede kans om daadwerkelijk gebruikt te gaan worden in klinieken in Afrika. Een buisje bloed afnemen is gemakkelijk en de test zelf, een kleine gene-array, een soort chip, kost maar een paar euro. De uitslag is binnen 2 tot 3 dagen bekend. “Toepasbaarheid van het onderzoek is een voorwaarde die The New England Journal of Medicine stelt aan publicaties”, aldus Ottenhoff. Groot voordeel is dat het voor de betrouwbaarheid van de nieuwe test niet uitmaakt of iemand hiv-geïnfecteerd is. “In de landen waar tuberculose veel voorkomt zijn veel mensen hiv-positief. Je hebt dus weinig aan een test die alleen werkt bij hiv-negatieve mensen. De werking van veel TBC-testen wordt alleen onderzocht bij mensen zonder hiv.” Latente infectie Belangrijk is ook dat de nieuwe test onderscheid maakt tussen een actieve en een latente infectie. Slechts 5 tot 10 procent van de TBC-besmette mensen wordt ziek. De rest ruimt de TBC-bacterie op of houdt een latente infectie, waarbij de bacterie zich in het lichaam schuilhoudt en er geen besmettingsgevaar is. Ongeveer eenderde van de wereldbevolking, 2 miljard mensen, is latent besmet met TBC. Behandeling is bij hen niet nodig. De onderzoekers denken nu na over hoe de bloedtest in de kliniek gebracht kan worden. “Hiervoor proberen we de gevoeligheid nog te verhogen”, aldus Ottenhoff. Toepassing in landen als Nederland ligt niet voor de hand, omdat tuberculose hier niet veel voorkomt en er hier meer technieken zijn om TBC aan te tonen die in Afrikaanse landen ontbreken, zoals beeldvorming met MRI- en CT-scans. Het artikel is online verschenen in The New England Journal of Medicine. Vorig jaar toonden de onderzoekers al aan dat een vergelijkbare test werkzaam is bij volwassenen.
De pneumokok is de belangrijkste veroorzaker van ernstige infecties als longontsteking, bloedvergiftiging en hersenvliesontsteking. Deze infecties komen het meest voor bij ouderen en bij kinderen onder de vijf jaar. Bij ouderen is longontsteking verreweg de belangrijkste ziekte. In Nederland krijgen ongeveer 10.000 patiënten per jaar een ernstige pneumokokkeninfectie en hebben vooral ouderen een hoge kans om hieraan te overlijden (10 tot 15 procent). Het ministerie van VWS heeft de Gezondheidsraad gevraagd een advies uit te brengen over pneumokokkenvaccinatie om de ziektelast van pneumokokkenziekte bij ouderen te verminderen. Daartoe heeft het RIVM de momenteel beschikbare wetenschappelijke informatie over deze ziekte bijeengebracht. Het gaat onder meer om het aantal mensen dat ziek wordt van pneumokokken in Nederland, en de effectiviteit en veiligheid van verschillende pneumokokkenvaccins bij kinderen en ouderen. Er zijn twee pneumokokkenvaccins geregistreerd voor ouderen; een vaccin dat tegen dertien typen beschermt en een vaccin tegen 23 typen. Sinds 2006 worden zuigelingen binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) gevaccineerd tegen pneumokokkenziekte. De vaccinatie richtte zich eerst tegen zeven typen en sinds 2011 tegen tien typen. Door deze vaccinatie is pneumokokkenziekte bij kinderen sterk afgenomen. Vaccinatie van kinderen heeft ook invloed op de mate waarin pneumokokkentypen bij ouderen voorkomen. Hierdoor is het aantal ouderen dat ziek wordt van typen waartegen kinderen worden gevaccineerd, afgenomen. Het aantal zieke ouderen door typen pneumokken die niet zijn opgenomen in het vaccin voor kinderen, is echter toegenomen. Hierdoor is het aantal zieke ouderen nog steeds hoog.
Bron: RIVM