Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Moeheid, misselijkheid, slechte eetlust
- Geelzucht
- Lichte verkleuring van de ontlasting, donkere verkleuring van de urine
Hoe werkt het?
Hepatitis betekent leverontsteking. Verschillende micro-organismen kunnen daarvan de oorzaak zijn. Vooral virussen, zoals de hepatitis A, hepatitis B en hepatitis C virussen, het pfeiffervirus (Epstein Bar virus) en het Cytomegalie virus. Hepatitis B is een erg besmettelijke aandoening. Het virus wordt overgebracht via bloed, sperma en vaginaal vocht. Minimale hoeveelheden besmet vocht zijn daarvoor al voldoende. De ziekte kan licht verlopen. Je kunt er ook goed ziek van zijn en soms leidt het in korte tijd tot de dood (fulminante hepatitis). In verreweg de meeste gevallen volgt volledig herstel, na één tot twee maanden. Bij sommigen (vijf tot tien procent) wordt de ziekte echter chronisch, wat kan leiden tot langzaam toenemende beschadiging van de lever (levercirrose). Sommigen blijven langdurig drager van het virus en vormen een blijvende bron van besmetting voor anderen. Zelf hebben ze intussen geen klachten meer. Belangrijkste verschijnselen van hepatitis-b zijn moeheid, misselijkheid en geelzucht. De ontlasting wordt licht, de urine juist donker. De ziekte kan ook minder typisch verlopen, zonder veel klachten of met klachten als misselijkheid, slechte eetlust en vermoeidheid. De klachten en verschijnselen bij hepatitis zijn het gevolg van een ontsteking van de lever. Als de lever daardoor niet goed functioneert, wordt er veel minder gal uitgescheiden. Daardoor wordt de ontlasting lichter, tot grijs van kleur. De galkleurstoffen hopen zich op in het bloed en in de huid, waardoor men geel wordt. Een deel van die galstoffen wordt nu door de nieren uitgescheiden. Daardoor krijgt de urine een donkerbruine kleur.Hoe ontstaat het?
Door de wijze van besmetting zijn er zekere risicogroepen: intraveneuze drugsgebruikers, medisch personeel, mensen met risicovol seksueel gedrag. Drugsgebruikers gebruiken nogal eens elkaars injectiespuiten en -naalden. Men kan ook besmet raken door het gebruik van niet-gesteriliseerde naalden in piercing- en tatouageshops. Onder medisch personeel komen nogal eens "prikaccidenten" voor. Baby"s kunnen bij de bevalling besmet worden als de moeder draagster is van het virus. Onveilig vrijen is ook een geschikte manier om hepatitis op te lopen. Omdat het virus voorkomt in het bloed, sperma en het vaginale vocht kan men op alle mogelijke manieren besmet worden, oraal, anaal of rectaal.Hoe ga ik er zelf mee om?
Voorkomen is nog steeds het beste medicijn. Daarom: vrij veilig en gebruik condooms. De overheid stelt zo mogelijk gratis spuiten en injectienaalden beschikbaar voor druggebruikers. Zeker als u weet dat u drager bent van het virus dient voorzichtig te zijn en er zoveel mogelijk op toe te zien dat anderen niet met uw bloed in aanmerking kunnen komen, door wonden goed te verbinden, verbandmiddelen te vernietigen, door uw tandenborstel niet uit te lenen, enzovoort. Als u tot een risicogroep behoort is het verstandig zich te laten vaccineren.Hoe gaat de arts er mee om?
- Krijgt iemand geelzucht, raadpleeg dan de arts. Deze zal met een bloedtest uitzoeken wat de oorzaak is. Dat kan een virus zijn (zie boven), maar vooral op oudere leeftijd zijn er ook andere mogelijke oorzaken (galstenen, gezwel van de galwegen of van de alvleesklier, gebruik van bepaalde medicijnen). Is het Hepatitis B virus de veroorzaker, dan is behandeling niet mogelijk. Er bestaan geen medicijnen om het virus te bestrijden. Verloopt de infectie heftig dan kan opname nodig zijn. Dan wordt een ondersteunende behandeling gegeven. Na vier tot acht weken volgt meestal spontaan genezing. Vermoeidheid kan nog lang daarna blijven bestaan. Chronische hepatitis en ook chronisch dragerschap van het hepatitis B virus kunnen de laatste jaren steeds beter worden behandeld, onder andere met interferon.
- De GGD moet worden gewaarschuwd. Deze zal nagaan of personen in de directe omgeving van de patiënt verhoogd risico lopen. Die kunnen worden gevaccineerd.
Wetenschappelijk nieuws
De nieuwste generatie virusremmers tegen de zeer besmettelijke chronische leverziekte hepatitis B werkt niet alleen krachtiger, maar voorkomt ook dat de schade aan de lever na verloop van tijd verergert. Dat blijkt uit onderzoek van Roeland Zoutendijk, arts-onderzoeker van de afdeling Maag- Darm- en Leverziekten. Hij heeft een groot Europees effectiviteitsonderzoek gedaan naar deze nieuwe generatie virusremmers. Artsen die de nieuwste generatie virusremmers voorschrijven, hoeven niet te snel te concluderen dat het middel niet werkt, aldus Zoutendijk. Het aantal patiënten bij wie het virus volledig wordt onderdrukt, neemt namelijk nog aanzienlijk toe na het eerste jaar van de therapie. Ook de kans op resistentie tegen het geneesmiddel is bij de nieuwe generatie fors kleiner dan bij de oudere medicatie. Het virus wordt bij de grote meerderheid van patiënten na drie jaar zo ver onderdrukt dat het niet meer wordt aangetoond in bloedmetingen. Door het krachtig onderdrukken van het virus blijft de lever in betere conditie. Uit zijn onderzoek blijkt voor het eerst bij deze nieuwe generatie virusremmers dat leverkanker en gedecompenseerde levercirrose (ernstige schade aan de lever) minder vaak voorkomen en dat de patiënt een kleinere kans heeft op overlijden. Met deze bevindingen kunnen patiënten worden gemotiveerd tot trouwe inname van hun medicatie omdat de virusonderdrukking dus verergering van de schade voorkomt. In Nederland is momenteel 0,2 procent van de bevolking chronisch geïnfecteerd met het hepatitis B virus. Migranten die de afgelopen decennia in Nederland zijn komen wonen, hebben echter een 13 keer grotere kans drager te zijn van het hepatitis B virus. Gevreesd wordt bovendien dat een grote groep mensen het virus ongemerkt bij zich draagt. Een besmetting verloopt namelijk dikwijls zonder symptomen. Hepatitis B wordt overgedragen van moeder op kind (vooral buiten Europa), via seksueel contact en via bloedcontact. Hepatitis B geneest bij veel volwassen patiënten spontaan, maar bij een deel ontwikkelt een besmetting zich tot een chronische ziekte. Roeland Zoutendijk verdedigt op 21 december zijn proefschrift ‘Long-term clinical outcome of antiviral therapy for chronic hepatitis B’ aan de faculteit geneeskunde van de Erasmus Universiteit.
Terwijl bijna overal in Nederland het aantal nieuwe besmettingen met hepatitis B afneemt, heeft Drenthe al twee jaar lang te maken met een stijging. Dat meldt de GGD in die provincie. In 2012 werden er drie keer zo veel gevallen van hepatitis B gemeld dan werd verwacht. Het gevaar van deze aandoening is dat een besmetting vaak niet wordt opgemerkt, waardoor iemand er jarenlang mee rond loopt. Vermoedelijk zijn er zo’n 100.000 Nederlanders die de ziekte hebben zonder dat zelf te weten. Jaarlijks overlijden rond de 600 mensen in Nederland eraan. Hepatitis B kan onder meer onherstelbare leverschade veroorzaken. De GGD vermoedt dat onveilige seksuele contacten tussen mannen de belangrijkste oorzaak is. Vaccineren tegen hepatitis B kan gratis en anoniem bij de GGD.
Vanaf 2012 is de hepatitis B-vaccinatie voor druggebruikers geen publieke taak meer van de GGD. Tussen 2002 en 2011 is deze vaccinatie collectief uitgevoerd vanuit het vaccinatieprogramma dat was ingesteld voor groepen die een hoog risico hebben om dit virus op te lopen. Dankzij dit vaccinatieprogramma en andere ontwikkelingen op het gebied van het druggebruik, komt hepatitis B onder harddruggebruikers nauwelijks meer voor. Het RIVM heeft daarop besloten om dit vaccinatieprogramma te stoppen en nieuwe druggebruikers vanaf 2012 niet meer als groep te vaccineren. De vaccinatie van nieuwe druggebruikers die risico lopen het virus te krijgen wordt individuele zorg voor de verslavingszorginstellingen en wordt dan door hen zelf uitgevoerd. Om de verslavingszorg te ondersteunen bij deze nieuwe vaccinatiewijze, heeft het Trimbos-instituut geïnventariseerd welke factoren bijdragen aan een effectieve uitvoering en organisatie. Het Trimbos-instituut heeft het onderzoek uitgevoerd in opdracht van het RIVM, dat verantwoordelijk is voor de landelijke coördinatie van het vaccinatieprogramma hepatitis B-risicogroepen. Er blijken echter geen algemeen geldende succesfactoren aan te wijzen. Dat komt doordat de elf verslavingszorginstellingen het vaccinatieprogramma voor druggebruikers op uiteenlopende wijze hebben georganiseerd en uitgevoerd. Sommige instellingen voerden het vaccinatieprogramma zelf uit, bij andere bood de GGD de vaccinaties aan. Behalve verschillen tussen instellingen, blijken er ook grote verschillen binnen instellingen te bestaan. Wat werkt is afhankelijk van de specifieke regionale of lokale situatie en de manier waarop een instelling intern wordt aangestuurd. Vooral binnen geografisch grote instellingen die te maken hebben met meerdere GGD'en zijn er locaties die als 'eilandjes' opereren. Om de verslavingszorg toch handvatten te geven worden enkele aanbevelingen gegeven. Bijvoorbeeld met welk tijdpad de serie vaccinaties moeten worden toegediend en hoe wordt toegezien op een tijdige toediening van de vervolgvaccinaties. Voor het onderzoek zijn uitvoerders van het vaccinatieprogramma tussen april en juli 2011 geïnterviewd over hun ervaringen met het vaccinatieprogramma van de afgelopen jaren.
Het is belangrijk dat alle patiënten voor de start van de behandeling met rituximab (MabThera) gescreend worden op het hepatitis B-virus (HBV). Patiënten met een actieve hepatitis B-infectie dienen niet behandeld te worden met rituximab. Aanbevolen wordt om patiënten met een positieve hepatitis B-serologie (geen actieve ziekte) door te verwijzen naar een deskundige op het gebied van leverziekten voor er begonnen wordt met de behandeling. Om HBV-reactivatie te voorkomen moeten deze patiënten volgens de gangbare medische standaarden gecontroleerd en behandeld worden. Dit schrijft de firma Roche Nederland B.V. in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar dermatologen, nefrologen, longartsen, klinisch immunologen en neurologen in de academische centra, oncologen, hematologen, reumatologen, hepatologen, ziekenhuisapothekers, relevante beroepsorganisaties en de betreffende specialisten in opleiding. Rituximab wordt gebruikt bij volwassenen voor de behandeling van non-hodgkinlymfoom (kanker van het lymfatische weefsel), chronische lymfatische leukemie (CLL, kanker van de B-lymfocyten, een soort witte bloedcellen) en reumatoïde artritis (een ziekte die ontsteking van de gewrichten veroorzaakt).
Tijdige herkenning van een hepatitis B-infectie is van groot belang voor de behandeling, preventie en verdere verspreiding van het virus. Momenteel wordt hepatitis B meestal opgespoord door te testen op de aanwezigheid van het oppervlakte-eiwit van het virus. Genetische variatie en de ontdekking van mutanten van het virus resulteerde echter in het niet kunnen herkennen van dit oppervlakte-eiwit in een aantal diagnostische testen. Onderzoek door M. van Roosmalen van de UU heeft geresulteerd in een nieuwe test van het oppervlakte-eiwit. Hierdoor is het mogelijk om alle patiënten geïnfecteerd met het hepatitis B-virus juist te diagnosticeren, ook de patiënten met mutaties in het oppervlakte-eiwit. Na de diagnose kan de patiënt behandeld worden met onder andere antistoffen.
Vanaf 2012 is de hepatitis B-vaccinatie voor druggebruikers geen publieke taak meer van de GGD. Tussen 2002 en 2011 is deze vaccinatie collectief uitgevoerd vanuit het vaccinatieprogramma dat was ingesteld voor groepen die een hoog risico hebben om dit virus op te lopen. Dankzij dit vaccinatieprogramma en andere ontwikkelingen op het gebied van het druggebruik, komt hepatitis B onder harddruggebruikers nauwelijks meer voor. Het RIVM heeft daarop besloten om dit vaccinatieprogramma te stoppen en nieuwe druggebruikers vanaf 2012 niet meer als groep te vaccineren. De vaccinatie van nieuwe druggebruikers die risico lopen het virus te krijgen wordt individuele zorg voor de verslavingszorginstellingen en wordt dan door hen zelf uitgevoerd. Om de verslavingszorg te ondersteunen bij deze nieuwe vaccinatiewijze, heeft het Trimbos-instituut geïnventariseerd welke factoren bijdragen aan een effectieve uitvoering en organisatie. Het Trimbos-instituut heeft het onderzoek uitgevoerd in opdracht van het RIVM, dat verantwoordelijk is voor de landelijke coördinatie van het vaccinatieprogramma hepatitis B-risicogroepen. Er blijken echter geen algemeen geldende succesfactoren aan te wijzen. Dat komt doordat de elf verslavingszorginstellingen het vaccinatieprogramma voor druggebruikers op uiteenlopende wijze hebben georganiseerd en uitgevoerd. Sommige instellingen voerden het vaccinatieprogramma zelf uit, bij andere bood de GGD de vaccinaties aan. Behalve verschillen tussen instellingen, blijken er ook grote verschillen binnen instellingen te bestaan. Wat werkt is afhankelijk van de specifieke regionale of lokale situatie en de manier waarop een instelling intern wordt aangestuurd. Vooral binnen geografisch grote instellingen die te maken hebben met meerdere GGD'en zijn er locaties die als 'eilandjes' opereren. Om de verslavingszorg toch handvatten te geven worden enkele aanbevelingen gegeven. Bijvoorbeeld met welk tijdpad de serie vaccinaties moeten worden toegediend en hoe wordt toegezien op een tijdige toediening van de vervolgvaccinaties. Voor het onderzoek zijn uitvoerders van het vaccinatieprogramma tussen april en juli 2011 geïnterviewd over hun ervaringen met het vaccinatieprogramma van de afgelopen jaren.
Met zijn volhardend pleidooi voor vaccinatie van zuigelingen tegen hepatitis B, heeft prof. Solko Schalm de Federa Jaarprijs 2010 gewonnen. De sterfte aan deze leverziekte is in Nederland sterk gestegen, terwijl zij had kunnen dalen, stelt Schalm. Prof. Solko Schalm van het Erasmus MC spant zich al jaren in voor verbetering van opsporing en behandeling van leverziekten. Ook nu hij met pensioen is, gaat hij hiermee door. In tegenstelling tot de succesvolle aanpak van hiv laat de bestrijding van hepatitis in Nederland sterk te wensen over, zegt hij. Terwijl de sterfte als gevolg van hiv enorm is gedaald, is die door hepatitis B juist gestegen. En dat terwijl dezelfde middelen die voor hiv werken, ook voor hepatitis B effectief zijn. Die sterfte had dus misschien net zo sterk kunnen dalen, meent prof. Schalm. Maar dan moeten alle patiënten wel worden opgespoord en behandeld. Dit gebeurt niet. De Gezondheidsraad steunt Schalm in zijn opvatting en is eveneens voorstander van vaccinatie van zuigelingen. Met aanbevelingen voor een betere bestrijding is "helemaal niets" gedaan, constateert prof. Schalm. "Ik moet vaststellen dat het mij niet is gelukt om in dit kleine land, op mijn kleine vakgebied, enige impact te hebben," zei hij afgelopen mei in Medisch Contact. "Het idee dat kennis (over effectieve behandelingen) vanzelf zijn weg vindt, klopt niet." Een maand later kreeg hij de Federa Jaarprijs 2010 toegekend. Waarom is er nog geen vaccinatie van zuigelingen? Prof. Schalm: "De Gezondheidsraad adviseerde om ook prepubers te vaccineren, maar vanwege de reacties op de HPV-vaccinaties, wil men eerst onderzoeken hoe deze doelgroep tegenover de hepatitis-B-vaccinatie staat. Daarom stelt men ook de vaccinatie van zuigelingen uit. Dat is jammer, want er zijn veel zieken mee te voorkomen. Onafhankelijk van de vaccinatie van prepubers, heeft het vaccineren van zuigelingen gewoon effect en moet het gebeuren."
Uit het grootste onderzoek ooit naar resistentie bij patiënten besmet met het hepatitis B-virus (HBV) in Europa blijkt dat de helft van de patiënten bij wie HBV niet volledig door de behandeling wordt onderdrukt een resistent virus heeft. Dit komt doordat artsen in Europa nog steeds oude antivirale middelen voorschrijven, waardoor óók resistentie tegen moderne middelen kan ontstaan. De onderzoekers melden deze resultaten in de nieuwe uitgave van The Journal of Infectious Diseases, dat in deze week verscheen. In Europa zijn volgens de WHO circa 13 miljoen mensen chronisch geïnfecteerd met het hepatitis-B-virus (HBV). Deze patiënten krijgen vaak een ernstige vorm van leverontsteking en hebben een verhoogde risico op leverkanker. De eerste keus voor behandeling van chronische HBV-infectie is met behulp van antivirale geneesmiddelen. Het CAPRE-onderzoek (Combined Analysis of the Prevalence of drug-Resistant HBV in Europe) is uitgevoerd door de HEPVIR Working Group van de European Society for Translational Antiviral Research (ESAR), een internationaal samenwerkingsverband van onderzoekers dat wordt gecoördineerd vanuit het UMC Utrecht en het Erasmus MC. In het onderzoek, dat werd uitgevoerd in 17 Europese landen en Israël, waren 1.568 patiënten met chronische HBV-infectie opgenomen bij wie een behandeling met antivirale geneesmiddelen het virus niet volledig kon onderdrukken. Bij 52,7 procent van deze patiënten waren resistente virusstammen aanwezig. Dankzij de introductie van nucleos(t)ide analogen (NA’s) zijn er de laatste twee decennia enorme vorderingen gemaakt met de behandeling van chronische HBV-infectie. Langdurige behandeling met NA’s kan de vermenigvuldiging van het virus blijvend onderdrukken en de ontwikkeling van leverziekte stoppen. Bij behandeling met de eerste NA’s (lamivudine, telbivudine en adefovir) was er een hoge kans op het ontstaan van resistentie tegen de medicatie. Sinds de introductie van nieuwere NA’s (entecavir en tenofovir) is het gebruik van de oudere NA’s voor de behandeling van chronische HBV-infectie achterhaald. Onderzoek heeft aangetoond dat er zeer beperkte dan wel geen resistentie tegen deze nieuwere medicijnen voorkomt. Uit het CAPRE-onderzoek blijkt echter dat HBV-resistentie tegen medicatie onder Europese patiënten ondanks deze ontwikkelingen nog steeds een probleem vormt. Voordat de nieuwe medicijnen op de markt kwamen, werden veel Europese patiënten behandeld met de oudere NA’s, voornamelijk met lamivudine. Door behandeling met lamivudine kan echter ook resistentie ontstaan tegen entecavir, een van de twee nieuwere medicijnen. Viroloog en hoofdonderzoeker van de studie dr. Annemarie Wensing van het UMC Utrecht legt uit: “Tijdens het CAPRE-onderzoek was 34 procent van de patiënten die zowel met lamivudine als met entecavir werden behandeld geïnfecteerd met een tegen entecavir resistente virusstam. Voor deze patiënten is tenofovir de laatst beschikbare optie. Hoewel dit geneesmiddel doorgaans veilig is, kan het niet bij alle patiënten worden gebruikt. Voor patiënten met een nierziekte bijvoorbeeld is het middel meestal niet geschikt.” Het onderzoek toont ook aan dat de oudere NA’s nog steeds worden voorgeschreven in Europese landen waar de nieuwere NA’s slechts in beperkte mate verkrijgbaar zijn. De auteurs wijzen er met klem op dat de ontwikkeling van het resistente hepatitis B-virus alleen kan worden tegengehouden door met het gebruik van deze oudere, suboptimale geneesmiddelen te stoppen. Hermans LE, Svicher V, Pas SD, Salpini R, Alvarez M, Ben Ari Z, et al. Combined Analysis of the Prevalence of drug Resistant HBV in antiviral therapy Experienced patients in Europe (CAPRE). J Infect Dis 2015. doi: 10.1093/infdis/jiv363
Volgens Irene Veldhuijzen, infectieziekten-epidemioloog bij GGD Rotterdam, helpt een tijdige opsporing van hepatitis B bij de preventie van leverziekten. Velthuizen verrichtte het onderzoek in het kader van haar profeschrift waarop ze later dit jaar hoopt te promoveren aan de Erasmus Universiteit.
Takkenberg behandelde ongeveer honderd chronische hepatitis-B-patiënten met een combinatie van peginterferon en adefovir – de huidige standaardbehandeling bestaat uit peginterferon of adefovir. Daarbij keek hij naar relevante voorspellende factoren zoals viral load, ofwel de hoeveelheid DNA van het hepatitis B virus, en naar HBsAg (een eiwit op het oppervlak van het virus). Bij twintig procent van de patiënten die negatief zijn voor HBsAg bleek het virus geklaard. Ter vergelijking: bij reguliere behandeling is dat slechts twee tot drie procent. Een laag HBsAg-gehalte correspondeerde bovendien met volledige genezing, iets wat voorheen niet was aangetoond.
In de komende tien jaar zullen meer dan 2.000 mensen in Nederland overlijden als gevolg van chronische hepatitis B en C. Dat is veel meer dan sterfte aan bijvoorbeeld AIDS. Rotterdamse experts pleiten daarom voor het routinematig testen van risicogroepen op hepatitis B en C. Dit doen zij vandaag tijdens een voorlichtingsdag over de lever in De Doelen in Rotterdam. Vijfhonderd bezoekers krijgen presentaties en voorlichting over leverziektes van top specialisten en persoonlijke verhalen van patiënten. Ze kunnen ook een echo laten maken van hun lever. Er zijn ruim meer dan 100.000 Nederlanders chronisch drager van het hepatitis B en C virus. Door migratie van allochtone bevolkingsgroepen naar Nederland is dit aantal verdubbeld, het gaat dan met name om mensen die afkomstig zijn uit Azië en Oost- en Zuid-Europese landen, waar het hepatitis B virus veel voorkomt. Daarom vindt 70% van de Nederlandse leverartsen dat nieuwkomers uit deze landen routinematig moeten worden getest op deze potentieel dodelijke ziekte. Hepatitis B en C zijn op dezelfde manier overdraagbaar als HIV, wanneer bloed in contact komt met besmet bloed, of door sexuele contacten. Het aantal sterfgevallen van meer dan 2.000 mensen aan hepatitis B en C in de komende 10 jaar ligt veel hoger dan de sterfte aan bijvoorbeeld AIDS, waaraan ongeveer 85 patiënten per jaar overlijden. Indien chronische hepatitis B en C niet afdoende worden behandeld met de therapie die nu succesvol voorhanden is, zal 15 tot 40% van de patiënten littekens in de lever ontwikkelen, met uiteindelijk leverfalen, leverkanker en zelfs overlijden tot gevolg. Vroege opsporing en behandeling kan dit aantal sterfgevallen met 80% reduceren. Tegenwoordig kan 70-90% van de patiënten met chronische hepatitis B en C effectief behandeld worden met antivirale middelen. De kosten van een eventuele levertransplantatie kunnen hierdoor worden uitgespaard. Een levertransplantatie kost de maatschappij minimaal 250.000 euro. Tijdens de publieksdag "Wat heb je op je lever" kunnen bezoekers met behulp van een echo zien hoe hun lever er eigenlijk uitziet. Verder krijgt het publiek een operatie te zien, waarbij een levende donor een deel van zijn lever afstaat aan een patiënt. De leverchirurg en een levende donor lichten de operatie live toe. Harry Janssen, maag- darm- en leverarts van het Erasmus MC en initiatiefnemer van de publieksdag: "We denken dat we met het maken van deze echo"s van de lever de bezoekers meer bewust maken van dit vitale onderdeel van hun lichaam. De Rotterdamse regio richt zich actief op het opsporen en behandelen van hepatitis en de gevolgen daarvan. Succesvolle samenwerkingsprojecten van het Erasmus MC met de gemeente Rotterdam en GGD Rotterdam-Rijnmond worden inmiddels overgenomen door andere steden. Met deze publieksdag en de echo"s willen we een bijdrage leveren aan de voorlichting over leverziektes."
Hoe bereik je 100.000 Nederlandse hepatitisdragers die dat niet van zichzelf weten en ook nog geen klachten hebben? Dragers die intussen wel besmettelijk zijn voor anderen en van wie de lever steeds verder onherstelbaar wordt aangetast. Voor die opgave ziet het Nationaal Hepatitis Centrum zich gesteld en vraagt het aandacht tijdens de Wereld Hepatitis Dag op 19 mei a.s. Niet alleen van mensen uit risicogroepen, maar ook van politiek Den Haag. In een nieuwe resolutie spoort de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) overheden van Nederland en andere landen aan om virale hepatitis te bestrijden door betere preventie, opsporing en behandeling. De grootste winst is te behalen met preventie en voorlichting. Het Nationaal Hepatitis Centrum (NHC) raadt mensen uit risicogroepen dringend aan om zich te laten testen op hepatitis B en C. Met een snelle en eenvoudige test kan iemand zichzelf op termijn veel onnodige ellende besparen omdat in veel gevallen tijdige behandeling de gevolgen van een chronische hepatitis kan voorkomen. Het gaat daarbij om drugsgebruikers, ontvangers van bloedtransfusies voor 1992, mensen die ooit een operatie of tandartsbehandeling in het buitenland hebben ondergaan, mensen die in het buitenland een tatoeage of piercing hebben laten zetten, mensen van wie de moeder bij hun geboorte was besmet, migranten uit risicolanden en mensen met homoseksuele contacten. "Mensen uit risicogroepen doen er verstandig aan om zich te melden bij hun huisarts om getest te worden. En als hepatitis is vastgesteld moeten zij zich laten behandelen. Huisartsen en GGD"s spelen in Nederland een cruciale rol bij de opsporing en behandeling van hepatitis en het redden van levens", aldus Prof. dr. H.L.A. Janssen, hoogleraar Hepatologie, Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam. Vaccinatie tegen hepatitis C is nog niet mogelijk. Daarom is het van belang dat mensen de risicofactoren en infectieroutes van het hepatitisvirus kennen en bepaalde leefregels in acht nemen. Vaccinatie is een doeltreffende manier om hepatitis B infectie te voorkomen. Mensen uit risicogroepen moeten hierom vragen bij hun huisarts. Al sinds 1992 pleit de WHO voor een algehele hepatitis B vaccinatie. In maart 2009 heeft de Gezondheidsraad de minister van VWS geadviseerd om alle zuigelingen via het Rijksvaccinatieprogramma te laten vaccineren tegen hepatitis B, in combinatie met een inhaalvaccinatie bij 12-jarigen gedurende 11 jaar. Het NHC vindt het nu hoog tijd dat de minister een besluit neemt en het advies opvolgt. Chronische virale hepatitis wordt veroorzaakt door het hepatitis B of het hepatitis C virus. Nederland telt naar schatting 100.000 dragers van hepatitis B of C. Elk jaar komen daar 700-800 patiënten bij. Die dragers moeten opgespoord en behandeld worden om te voorkomen dat zij een besmettingsgevaar vormen voor anderen of dat zij een chronische hepatitis ontwikkelen, die kan leiden tot levercirrose, leverfalen en/of leverkanker en zelfs de dood.
Net als in voorgaande jaren lag in 2010 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma landelijk gezien ruim boven de ondergrens van 90 procent. Voor de BMR-vaccinatie houdt de WHO een iets hogere ondergrens aan, van 95 procent, om mazelen wereldwijd uit te kunnen roeien. Deze ondergrens is wel voor de eerste vaccinatieronde (zuigelingen) behaald, maar niet voor de tweede vaccinatie (9-jarigen). Hierdoor is in Nederland een uitbraak van mazelen niet uitgesloten.
Dit blijkt uit een rapport van het RIVM over de vaccinatiegraad in Nederland in 2010. Het betreft gegevens over zuigelingen die zijn geboren in 2007, kleuters geboren in 2004 en schoolkinderen geboren in 1999. Voor zuigelingen lag de deelname aan de BMR-, Hib- en meningokokken C-vaccinatie op 96 procent, aan de DKTP-vaccinatie op 95 procent, en aan de pneumokokkenvaccinatie op 94 procent. De deelname aan de hepatitis B-vaccinatie onder kinderen van wie een of beide ouders is geboren in een land waar hepatitis B veel voorkomt, is verder toegenomen. Extra aandacht blijft nodig voor de hepatitis B-vaccinatie voor kinderen van moeders die drager zijn van hepatitis B. Kinderen die op jonge leeftijd worden besmet met dit virus hebben namelijk een groter risico drager van dit virus te worden en op de lange termijn op leveraandoeningen. Vrijwillige vaccinatie in Nederland leidt tot een hoge vaccinatiegraad. Dat is niet alleen nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen maar ook om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken van infectieziekten (groepsimmuniteit). Continue aandacht en gezamenlijke inspanning van alle partijen die bij het Rijksvaccinatieprogramma zijn betrokken, blijft nodig om de Nederlandse kinderen tijdig en volledig te vaccineren.
Het aantal mensen dat jaarlijks leverkanker krijgt, is de afgelopen twintig jaar meer dan verdubbeld van 171 in 1992 naar 364 in 2009. De toename is mogelijk te verklaren door een betere screening van patiënten die risico lopen. Het risico op leverkanker is verhoogd bij patiënten die overmatig alcohol gebruiken en bij patiënten met een hepatitis B- of C-virusinfectie. Dat blijkt uit onderzoek van arts-onderzoeker Carlijn Witjes die op 10 oktober op haar onderzoek promoveert. Mensen met een hepatitis B of C-besmetting en mensen met een beschadigde lever als gevolg van alcoholgebruik lopen een verhoogd risico op leverkanker. Patiënten met hepatitis worden, mits zij onder behandeling zijn voor hun besmetting, met een echografie van de lever regelmatig gescreend op leverkanker. Want hoe eerder leverkanker wordt ontdekt, hoe beter de vooruitzichten. Bij relatief veel patiënten wordt de ziekte echter pas in een laat stadium ontdekt. De kans op overleving is daardoor gemiddeld relatief klein: slechts vijftien procent van de gehele patiëntengroep is na vijf jaar nog in leven. Dat sterftecijfer kan omlaag, meent Carlijn Witjes. ,,Er is winst te behalen door goede voorlichting te geven over de risico’s op leverkanker aan mensen met hepatitis B en C. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat naar schatting tien procent van de Chinese Rotterdammers besmet is met hepatitis B. Als zij zich geregeld zouden laten screenen bij een Maag-, Darm-, en Leverarts, zou leverkanker in een vroeger stadium kunnen worden opgespoord.’’ Verder is het van groot belang dat bij afwijkingen aan de lever snel wordt doorverwezen naar centra waar multidisciplinaire behandelteams werken. ,,In multidisciplinaire teams zoals dat van het Erasmus MC kunnen dikwijls het snelst de beste diagnoses en behandelstrategieën worden bepaald.’’
Het is mogelijk om met methylering op viraal DNA, de activiteit van virusgenen in een cel te remmen. Dat toont Julio Rendon Londono aan in zijn proefschrift. Hij laat zien dat DNA methylering hiermee niet alleen interessant is als onderzoeksinstrument, maar dat het mogelijk ook als strategie kan worden ingezet om virusinfecties te controleren.Virussen zijn lastig te bestrijden als ziekteverwekker, omdat zij zich verstoppen in cellen van mensen. De virussen laten DNA achter in de cel, waardoor lichaamscellen eiwitten gaan maken die bij het virus horen. Bij een occulte Hepatitis B infectie is de infectie niet duidelijk waarneembaar. Rendon Londono concludeert dat occulte hepatitis B infectie vooral voorkomt bij patiënten met cryptogene leverziekte of hepatitis C infecties. Rendon Londono gebruikte vervolgens epigenetica om de (latere) effecten van de virusinfectie in levercellen te verminderen. Epigenetica bestudeert veranderingen op het DNA en op de eiwitten waar het DNA omheen gewikkeld zit. Deze epigenetische modificaties bepalen de activiteit van genen. In plaats van het DNA zelf te veranderen, kan de activiteit van het DNA veranderen door de epigenetische modificaties aan te passen. Eén van de manieren om dat te doen is methylering van het DNA door CRISPR/dCas9. Hiermee zijn genen heel gericht uit of aan te schakelen. Rendon Londono toont aan dat methylering van bepaalde plekken in het DNA het effect van virus-DNA kan verminderen. De methode zou een krachtige tool kunnen zijn in het bestrijden van virusinfecties. Julio Rendon Londono (1984) studeerde Biologie aan de universiteit van Medelin, Colombia. Zijn onderzoek is uitgevoerd bij de afdeling Medische Biologie en Pathologie, UMCG en valt binnen onderzoeksprogramma DARE (Damage and Repair in Cancer Development and Cancer Treatment) van onderzoeksinsituut CRCG . Het onderzoek werd gefinancierd door ATTP. De titel van het proefschrift luidt Genetic characterizations and epigenetic interference to better understand and fight occult Hepatitis B virus infection.
Bron: RUG
Het is belangrijk dat alle patiënten voor de start van de behandeling met rituximab (MabThera) gescreend worden op het hepatitis B-virus (HBV). Patiënten met een actieve hepatitis B-infectie dienen niet behandeld te worden met rituximab. Aanbevolen wordt om patiënten met een positieve hepatitis B-serologie (geen actieve ziekte) door te verwijzen naar een deskundige op het gebied van leverziekten voor er begonnen wordt met de behandeling. Om HBV-reactivatie te voorkomen moeten deze patiënten volgens de gangbare medische standaarden gecontroleerd en behandeld worden. Dit schrijft de firma Roche Nederland B.V. in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar dermatologen, nefrologen, longartsen, klinisch immunologen en neurologen in de academische centra, oncologen, hematologen, reumatologen, hepatologen, ziekenhuisapothekers, relevante beroepsorganisaties en de betreffende specialisten in opleiding. Rituximab wordt gebruikt bij volwassenen voor de behandeling van non-hodgkinlymfoom (kanker van het lymfatische weefsel), chronische lymfatische leukemie (CLL, kanker van de B-lymfocyten, een soort witte bloedcellen) en reumatoïde artritis (een ziekte die ontsteking van de gewrichten veroorzaakt).
Bij patiënten die ibrutinib (Imbruvica) gebruiken en eerder een infectie hebben gehad met het hepatitis B-virus (HBV), kan het virus weer actief worden. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) adviseert daarom artsen om hun patiënten voorafgaand aan de behandeling met ibrutinib te testen op HBV. Ibrutinib is een in 2014 toegelaten geneesmiddel voor de behandeling van verschillende soorten bloedkanker bij volwassenen: mantelcellymfoom (MCL), chronische lymfatische leukemie (CLL) en de ziekte van Waldenström (WM). Het middel wordt pas ingezet als de kanker is teruggekomen of niet reageert op andere behandelingen. Advies aan artsen Test patiënten op een HBV-infectie vóór aanvang van de behandeling met ibrutinib; Consulteer een hepatoloog bij patiënten met een positieve hepatitis B-serologie, vóór aanvang van de behandeling met ibrutinib; Monitor patiënten met een positieve hepatitis B-serologie die ibrutinib nodig hebben, om reactivatie van het HBV-virus te voorkomen. De samenvatting van de productinformatie (SmPC) en de bijsluiter van Imbruvica worden overeenkomstig aangepast. De firma Janssen-Cilag B.V. heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar hematologen (internist-hematologie), oncologen (internist-oncologie) en ziekenhuisapothekers (plus alle genoemde zorgverleners in opleiding). Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Bron: CBG
Het RIVM, verantwoordelijk voor het Rijksvaccinatieprogramma, keek onlangs terug op de afgelopen jaren. In 2011 is een nieuw vaccin ingevoerd, dat kinderen beschermt tegen meer typen pneumokokken. Het is nog te vroeg om daar nu al een effect van te zien. Het aantal meldingen van acute hepatitis B-infecties is nog nooit zo laag geweest, sinds de ontdekking van het virus in de vorige eeuw. Met de invoering in 2011 van hepatitis B-vaccinatie voor alle kinderen hoopt het RVP meer hepatitis B te voorkomen. Vóór 2011 kregen alleen bepaalde risicokinderen deze vaccinatie. In 2012 heerste wel een kinkhoestepidemie, zowel onder jonge kinderen als volwassenen. Het kinkhoestvaccin lijkt bij kinderen vanaf acht jaar minder effectief te worden, zegt het RIVM.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP heeft een positief advies gegeven voor handelsvergunningen voor de volgende geneesmiddelen. Dit brengt het totale aantal geneesmiddelen dat door de CHMP in 2016 is goedgekeurd op 81.
Positief advies voor voorwaardelijke handelsvergunning
Alecensa (alectinib), is een remmer van het anaplastisch lymfoomkinase (ALK) en is bestemd voor de behandeling van patiënten met ALK-positieve, gevorderde niet-kleincellig longkanker, voorheen behandeld met crizotinib.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
· Ledaga (chlormethine), is een alkylerend geneesmiddel en bestemd voor de behandeling van patiënten met cutaan T-cellymfoom, type mycosis fungoïdes.
· Lifmior (etanercept) is een biosimilar van Enbrel en bestemd voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, artritis psoriatica, axiale spondyloartritis, niet-radiografische axiale spondyloartritis, plaque psoriasis en plaque psoriasis bij kinderen.
· Olumiant (baricitinib) is een Janus kinase (JAK) remmer. Het is bestemd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassen patiënten die onvoldoende reageren op, of die intolerant zijn voor een of meer disease modifying anti-reumatische drugs. Olumiant kan gegeven worden als monotherapie of in combinatie met methotrexaat.
· Truxima (rituximab), is een biosimilar van MabThera en bestemd voor de behandeling van patiënten met non-Hodgkin lymfoom, chronische lymfatische leukemie, reumatoïde artritis, granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis.
· Vihuma (simoctocog alfa), is een recombinante factor VIII en bestemd voor de preventie en behandeling van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren tekort aan factor VIII).
· Zinplava (bezlotoxumab), is een humane monoklonale antistof van de IgG1/kappa isotype onderklasse met een hoge affiniteit voor Clostridium difficile. Het is bestemd voor de preventie van recidiverende infecties met Clostridium difficile bij volwassenen wanneer er sprake is van een hoog risico op een recidief.
Aanpassing therapeutische indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
· Ameluz (5-aminolevulinic acid) is een antineoplasticum. Het is nu ook bestemd voor de behandeling van een superficiaal en/of nodulair basaalcel carcinoom, dat niet geschikt is voor andere beschikbare behandelingen door de mogelijk aan de behandeling gerelateerde morbiditeit en slechte cosmetische resultaten.
· Cinryze is een C1-remmer en nu ook bestemd voor de behandeling en pre-procedure preventie van angio-oedeemaanvallen bij kinderen vanaf 2 jaar met hereditair angio-oedeem (HAE). Daarnaast is het bestemd voor routinepreventie van angio-oedeemaanvallen bij kinderen vanaf 6 jaar met ernstige en recidiverende aanvallen van hereditair angio-oedeem (HAE) die geen orale preventiebehandelingen verdragen of er onvoldoende door beschermd worden, of patiënten die ontoereikend worden behandeld met herhaalde acute behandeling.
· Ilaris (canakinumab) is een interleukineremmer en nu ook bestemd voor de behandeling van Familiaire mediterrane koorts in combinatie met colchicine wanneer dit mogelijk is.
· Jardiance (empaglifozin) is een SGLT2 remmer. Op basis van de resultaten van de EMPA-REG studie is de indicatie enigszins verbreed en de resultaten van de studie staan beschreven in sectie 5.1 van de productinformatie.
· Jentadueto (linagliptin met metformine) is een DPP4 remmer in combinatie met metformine en kan nu ook gebruikt worden in combinatie met empaglifozine.
· Keytruda is een PD-L1 remmend antilichaam en nu bestemd als monotherapie voor de eerste lijn behandeling van uitgezaaide niet-kleincellig longkanker bij volwassenen van wie de tumor PD-L1 tot expressie brengt met een ≥50% tumor deel score (TPS) score zonder EGFR of ALK positieve mutaties in de tumor.
· Tivacy (dolutegravir) is een integraseremmer en nu ook bestemd, in combinatie met andere antiretrovirale geneesmiddelen, voor de behandeling van een infectie met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv-infectie) bij kinderen vanaf 6 jaar.
· Trajenta (linagliptin) is een DPP-4-remmer en kan nu ook gebruikt worden in combinatie met empaglifozine.
· Votubia (everolimus) is een selectieve mTOR- remmer en nu ook bestemd voor de aanvullende behandeling van patiënten van 2 jaar en ouder bij wie therapieresistente partieel-beginnende insulten, met of zonder secundaire generalisatie, zijn geassocieerd met het tubereuze sclerose complex.
Start herbeoordeling Micro Therapeutic Research Labs, India
Het Europees geneesmiddelenagentschap European Medicines Agency (EMA) is een herbeoordeling gestart van medicijnen waarvoor studies zijn uitgevoerd door het Indiase bedrijf Micro Therapeutic Research Labs op twee plaatsen in India. Aanleiding voor de herbeoordeling zijn resultaten van een inspectie. Hieruit is naar voren gekomen dat er bij bepaalde onderdelen van het onderzoek niet volgens de richtlijnen (zogenaamde Good Clinical Practices) is gewerkt. Dit roept vragen op over de betrouwbaarheid van de studies die zijn gebruikt voor het aanvragen van een handelsvergunning.
Uitkomst van beoordeling van direct werkende antivirale middelen
De CHMP heeft de aanbeveling van de PRAC overgenomen om alle patiënten op hepatitis B te screenen voordat zij starten met de behandeling met direct werkende antivirale middelen voor hepatitis C. Patiënten die zowel een hepatitis B als C-infectie hebben, moeten gecontroleerd en behandeld worden volgens de huidige klinische richtlijnen. Deze maatregelen zijn bedoeld om het risico op reactivering van hepatitis B door direct werkende antivirale middelen te verkleinen.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor handelsvergunningen van de volgende producten zijn ingetrokken:
· Cavoley (pegfilgrastim) en Efgratin (pegfilgrastim), beide generieke aanvragen met als referentieproduct Neulasta.
· Graspa (eryaspase) bestaat uit rode bloedcellen die asparaginase bevatten voor de behandeling van patiënten met acute lymfatische leukemie na ofwel recidiverende of gefaalde eerste lijn behandeling, ofwel met overgevoeligheid voor asparaginase.
· Kepnetic (aceneuraminezuur), een substraat replacement therapie van siaalzuur en bestemd voor langetermijn behandeling van volwassen patiënten met GNE Myopathie.
Een verzoek om uitbreiding van de indicatie van Arzerra (ofatumumab) in een nieuwe combinatie met bendamustine, bestemd voor de behandeling van gerecidiveerde chronische lymfatische leukemie, is ingetrokken.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 12-15 december 2016. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door twee medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Meer doden door hepatitis verwacht
Gedurende de komende tien jaar zullen meer dan tweeduizend mensen in Nederland overlijden als gevolg van chronische hepatitis B en C. Rotterdamse experts pleiten daarom voor het routinematig testen van risicogroepen op deze ziekten. Op 26 november vond een voorlichtingsdag over de lever plaats in de Rotterdamse Doelen. Meer dan honderdduizend Nederlanders zijn chronisch drager van het hepatitis B- en C-virus. Door migratie van allochtone bevolkingsgroepen naar Nederland is dit aantal verdubbeld. Het gaat vooral om mensen die afkomstig zijn uit Azië en Oost- en Zuid-Europese landen, waar het hepatitis B-virus veel voorkomt. Daarom vindt 70 procent van de Nederlandse leverartsen dat nieuwkomers uit dergelijke landen routinematig moeten worden getest op deze dodelijke ziekte.
Het RIVM geeft jaarlijks een overzicht hoe vaak ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) voorkomen en welke veranderingen daarin plaatsvinden. Het overzicht geeft ook aan welke vaccins zijn gebruikt en welke bijwerkingen na vaccinaties optraden. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen over nieuwe vaccins die eventueel in de toekomst in het RVP worden opgenomen. De vaccinatiegraad is al vele jaren hoog, waardoor weinig mensen ziekten krijgen waartegen zij via het RVP worden gevaccineerd. Het vaccinatieprogramma is bovendien veilig omdat er relatief weinig bijwerkingen voorkomen, die doorgaans niet ernstig van aard zijn. Voor een optimaal programma blijft continue monitoring nodig. In 2011 is het vaccin tegen pneumokokkenziekte uitgebreid met drie typen van deze bacterie. Het is nog te vroeg om daar effect van te zien. Het aantal meldingen van acute hepatits B-infecties is nog nooit zo laag geweest sinds de ontdekking van het virus eind jaren zestig van de vorige eeuw. Met de invoering van het hepatitis B-vaccin in 2011 voor alle zuigelingen (voorheen was dat een beperktere doelgroep) hoopt het RVP nog meer hepatitis B te voorkomen.In 2012 deed zich in Nederland een kinkhoestepidemie voor, hoewel het vaccin in 2005 is verbeterd en een extra booster op 4-jarige leeftijd aan het vaccinatieschema is toegevoegd. De ziekte kwam het meest voor bij baby’s tussen 0 en 2 maanden oud, kinderen van 8 jaar en ouder, en volwassenen. De toename vanaf 8-jarige leeftijd is onder andere te verklaren doordat het vaccin vanaf die leeftijd minder effectief wordt.De bofuitbraak die begon in 2009 onder doorgaans gevaccineerde studenten, hield aan tot in 2012. Wel was het aantal meldingen lager dan in 2011 en 2010. In totaal zijn er 50 gevallen van mazelen gemeld in 2011. Het aantal nietgeïmporteerde gevallen (34 gevallen) was hoger dan de doelstelling die de WHO daarvoor heeft opgesteld (één per miljoen inwoners). In 2011 waren de inentingen tegen baarmoederhalskanker (HPV) voor de eerste groep 12-jarigen afgerond. Van hen had 56 procent zich volledig laten inenten (3 doses). Van de ziekten die in de toekomst mogelijk onder het RVP gaan vallen, kwam meningokokken B in 2011 steeds minder vaak voor, maar meningokokken juist vaker. Maagdarminfecties veroorzaakt door het rotavirus namen niet verder toe. Het aantal hepatitis A-gevallen was in 2011 het laagst sinds de ziekte in 1999 meldingsplichtig is geworden. Voor waterpokken en gordelroos zijn geen grote veranderingen waargenomen.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Aubagio (teriflunomide), goedgekeurd voor de behandeling van volwassenen met relapse remitting multiple sclerose (MS).
- HyQvia (humaan normaal immunoglobuline), vervangingstherapie bedoeld voor de behandeling van volwassenen met primaire immuun deficiëntie syndromen of secundaire hypogammaglobulineamie bij myeloma of chronische lymfatische leukemie waarbij recidiverende infecties optreden.HyQvia wordt subcutaan gebruikt.
- Iclusig (ponatinib), voor de behandeling van volwassenen met chronische myeloide leukemie of philadelphia chromosoom positieve lymfoblastische leukemie, voor patiënten die onvoldoende reageren op bestaande geneesmiddelen of deze niet goed verdragen en waarbij behandeling met imatinib klinisch niet aangewezen is.
- Stribild (elvitegravir / cobicistat / emtricitabine / tenofovir disoproxil), voor de behandeling van volwassen patiënten met HIV die niet eerder zijn behandeld of waarbij er geen bekende mutaties zijn die in verband worden gebracht met resistentie.
- Tecfidera (dimethyl fumarate), goedgekeurd voor de behandeling van relapse remitting multiple sclerose (MS).
Weigering handelsvergunning
- Defitelio (defibrotide), bedoeld voor de behandeling van hepatische veno-occlusieve ziekte, de werking van het middel was door de firma onvoldoende onderbouwd.
- Labazenit (budesonide / salmeterol) , bedoeld voor de behandeling van astma. Het belangrijkste bezwaar van de CHMP was dat onvoldoende was aangetoond dat de budesonide component een voldoende anti-inflammatoir effect had.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Kynamro (mipomersen), de herbeoordeling op verzoek van de firma is afgerond en de conclusie is dat de CHMP blijft bij haar negatieve besluit van december 2012.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Mabthera (rituximab), uitbreiding van de indicatie met de behandeling, samen met hoge dosering corticosteroïden, van patiënten met de ziekte van Wegener (ernstige, actieve granulomatosis met polyangiitis) of met microscopische polyangiitis.
- Soliris (eculizumab), mag nu ook gebruikt worden voor kinderen met paroxysmale nachtelijke haematoglobinurie (PNH)
- Viread (tenofovir disoproxil fumarate), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van chronische hepatitis B bij patiënten met lamividune-resistent hepatitis B.
- Xarelto (rivaroxaban), uitbreiding van de indicatie met preventie van cardiovasculair overlijden, myocard infarct en stenttrombose bij patiënten na acuut coronair syndroom in combinatie met acetylsalicylzuur en al dan niet clopidogrel of ticlopidine. In verband met het bloedingsrisico wordt een lage dosering (2.5 mg, 2x daags) geadviseerd.
Terugtrekkingen
- Fanaptum (iloperidone), voor de behandeling van schizofrenie. De CHMP was van mening dat de korte termijn werkzaamheid beperkt was en dat lange termijn data ontbreken Daarnaast maakte de CHMP zich zorgen over het risico op hartritmestoornissen bij het gebruik van dit geneesmiddel. De firma heeft de aanvraag terug getrokken om dat ze niet binnen de gestelde termijn aan de bedenkingen van de CHMP tegemoet kon komen.
- OraNera (autologous oral mucosal epithelial cells), voor de behandeling van limbale stamcel deficiëntie (LSCD). Het Committee for Advanced Therapies (CAT) was van mening dat er op grond van de ingediende data geen conclusies konden worden getrokken over de werkzaamheid van dit middel. De CAT verwachtte daarnaast dat de aanvrager niet op tijd nieuwe data zou kunnen verstrekken, wat ook door de firma zelf als reden werd gegeven om de registratie aanvraag in te trekken.
Overig nieuws CHMP
- De herbeoordeling van Cilostazol bevattende middelen is afgerond. De CHMP is van mening dat er slechts bij een beperkte groep patiënten sprake is van gezondheidswinst bij het gebruik van deze middelen. Het product is niet in Nederland op de markt.
- GLP-1 receptoragonisten en DPP4-remmers: een recent gepubliceerd onderzoek met de bevinding van een verhoogd risico op ontsteking en celveranderingen van/in de alvleesklier bij de behandeling van diabetes type 2 worden nader onderzocht door het Europees geneesmiddelenagentschap EMA. De PRAC en CHMP zullen naar aanleiding van dit onderzoek beoordelen of er verdere stappen noodzakelijk zijn.
Hepatitis B-infectie kan chronisch worden en levercirrose en leverkanker veroorzaken. Maar infectie met dit virus wordt bijna nergens ter wereld zo goed in toom gehouden als in Nederland. Onderzoekster S. Hahné van de Universiteit Utrecht ging na hoe dat komt. De sleutel ligt bij het bereiken van risicogroepen. Migranten blijken veel vaker chronisch geïnfecteerd dan autochtone Nederlanders. Daarnaast hebben mannen die seks hebben met mannen een hoog risico op hepatitis B-infectie. Hahné stelt dat het vaccinatieprogramma voor gedragsgebonden risicogroepen effectief is. Vooral omdat op die manier infecties bij mannen die seks hebben met mannen worden voorkomen. Het vaccinatieprogramma voor kinderen van geïnfecteerde moeders is ook effectief.
Gini Rijckevorsel ‘Surveillance studies on infectious diseases: evidence for action’. Het proefschrift beschrijft verschillende surveillancestudies, voortgekomen uit de dagelijkse praktijk van de afdeling infectieziektebestrijding van de Geneeskundige Gezondheidsdienst (GGD) van Amsterdam. Ze onderzocht bijvoorbeeld hoe vaak antistoffen tegen waterpokken en het parvovirus B19 voorkomen in de Amsterdamse volwassen bevolking. Het is van belang te weten hoeveel mensen die niet immuun zijn een besmetting met deze ziekteverwekkers hebben doorgemaakt. Infectie met deze kinderziekten bij niet-immune personen kan soms namelijk tot complicaties leiden, bijvoorbeeld tijdens een zwangerschap. Tevens onderzocht de promovenda het risico op deze kinderziekten en op een infectie met het cytomegalovirus bij leidsters van kinderdagverblijven. Twee andere studies in het proefschrift betreffen reisgerelateerde onderzoeksvragen over import van malaria en het risico op een acute hepatitis B-infectie bij reizigers. De afsluitende twee studies beschrijven en evalueren het verhoogde risico op seksueel overdraagbare infectieziekten (STI) bij mannen die seks hebben met mannen (MSM) in Amsterdam. Trends in het voorkomen van verschillende STI worden onderling met elkaar vergeleken. Ook evalueert ze de impact van het in 1998 gestarte hepatitis B-vaccinatieprogramma voor MSM in Amsterdam. Het proefschrift behandelt het verkrijgen van wetenschappelijk bewijs: ‘bewijs voor actie’. De antwoorden op de behandelde onderzoeksvragen moeten een bijdrage leveren aan een betere onderbouwing van de bestaande Nederlandse richtlijnen voor infectieziektebestrijding.
Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland : Verslagjaar 2014 Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2014 de deelname aan de verschillende vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, waaraan de deelname ten opzichte van het voorgaande verslagjaar wel verder is gestegen tot 59 procent. Sinds augustus 2011 is het RVP uitgebreid met de vaccinatie tegen hepatitis B; tot die tijd werden alleen kinderen met een verhoogd risico hiertegen ingeënt. Van de groep zuigelingen zonder verhoogd risico heeft 95 procent deze vaccinatie gekregen. Ook de deelname onder zuigelingen in Caribisch Nederland aan de DKTP-, BMR- en pneumokokkenvaccinatie is hoog (90-100 procent). Punt van aandacht blijft dat de deelname aan het RVP daalt naarmate kinderen ouder worden. Met de tweede BMR-vaccinatie voor 9-jarigen (92 procent) wordt nog steeds niet de gewenste 95 procent deelname bereikt. Een deelname van minimaal 95 procent is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) mazelen wereldwijd uit te roeien. Tevens blijft het belangrijk dat alle kinderen van moeders die drager zijn van hepatitis B de eerste extra vaccinatie hiertegen tijdig krijgen. Kinderen die op jonge leeftijd worden besmet met dit virus hebben namelijk een groter risico er drager van te worden. Op de lange termijn kan dit virus ernstige leveraandoeningen veroorzaken. Om zuigelingen effectief te kunnen beschermen tegen ziekten uit het RVP is het van belang de vaccinaties tijdig te geven. Het deel van de zuigelingen dat de eerste DKTP-vaccinatie op tijd krijgt, is verder gestegen naar 88 procent. Doorgaans worden kinderen die minimaal één inenting via een antroposofisch consultatiebureau krijgen minder vaak en minder tijdig gevaccineerd. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt. Hierdoor ontstaat groepsimmuniteit, die voor de meeste ziekten nodig is om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken. Momenteel wordt een monitoringsysteem ontwikkeld om in de toekomst de acceptatie van het RVP onder ouders en RVP-professionals te volgen.
Breaking the chain of transmission. Immunisation and outbreak investigation’. Sommige groepen migranten en mannen die seks hebben met mannen (MSM) kunnen baat hebben bij gerichte screening en/of vaccinatie tegen hepatitis A en hepatitis B. Dit blijkt uit het proefschrift van Whelan naar de epidemiologische achtergronden van een aantal infectieziekten. Ze keek naar zowel primaire preventie (gericht op het voorkomen van besmetting voordat blootstelling heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld door vaccinatie) als naar secundaire preventie (na blootstelling, bijvoorbeeld via vroegopsporing of profylaxe). De verspreiding van infectieziekten is een dynamisch proces. Risicofactoren voor blootstelling aan een ziekteverwekker kunnen veranderen, maar ook vaccinatieprogramma’s en de samenstelling van de bevolking (door migratie) zijn van invloed. Hepatitis B blijkt veel vaker voor te komen onder migranten dan in de van oorsprong Nederlandse populatie: bij eerste generatie drie keer en bij de tweede generatie tweemaal zo vaak. Whelan adviseert gerichte screening en vaccinatie. Dat gebeurt al bij een andere risicogroep: MSM, en die aanpak heeft vruchten afgeworpen. Wat hepatitis A betreft: het aantal besmettingen in Amsterdam vertoont elk jaar een piek na de zomervakantie. Dit komt doordat veel migrantenkinderen in de zomer op bezoek gaan in het land van oorsprong van hun ouders; daar is hepatitis A vaak endemisch. Sinds vijftien jaar organiseert de GGD Amsterdam daarom elk jaar voor de zomervakantie een vaccinatiecampagne onder de betreffende kinderen. Dit lijkt succesvol: het aantal meldingen van acute infecties daalt. Whelan adviseert door te gaan zolang de ziekte endemisch blijft in bijvoorbeeld Marokko en Turkije. Wel constateert ze dat het gebruikte vaccin beter lijkt te werken bij jongeren dan bij mensen ouder dan 40.
Net als in voorgaande jaren lag in 2011 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (HPV uitgezonderd) ruim boven de Nederlandse ondergrens van 90 procent. De WHO-ondergrens van 95 procent voor de BMR-vaccinatie wordt voor schoolkinderen echter nog niet gehaald. Dit blijkt uit een rapport van het RIVM over de vaccinatiegraad in Nederland in 2011. Het betreft gegevens over zuigelingen die zijn geboren in 2008, kleuters geboren in 2005, schoolkinderen geboren in 2000 en adolescente meisjes geboren in 1993-1997. Voor zuigelingen lag de deelname aan de BMR-, Hib- en meningokokken C-vaccinatie op 96 procent, en aan de DKTP- en pneumokokkenvaccinatie op 95 procent. De vaccinatiegraad voor de eerste hepatitis B-vaccinatie voor zuigelingen van moeders die drager zijn van hepatitis B nam verder toe tot 99procent. Verder was de deelname onder schoolkinderen voor DTP en BMR met 92 procent iets lager dan voorgaand verslagjaar. De voorlopige vaccinatiegraad voor adolescente meisjes geboren in 1997, die voor het eerst de HPV-vaccinatie binnen het RVP kregen aangeboden, bedroeg 52,5 procent. Binnen de HPV-inhaalcampagne (adolescente meisjes geboren in 1993-1996) werd een deelname van 52,3 procent gehaald. Vrijwillige vaccinatie in Nederland leidt tot een hoge vaccinatiegraad. Dat is nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen en voor de meeste doelziekten in het RVP ook om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken (groepsimmuniteit). Continue aandacht en gezamenlijke inspanning van alle partijen die bij het Rijksvaccinatieprogramma zijn betrokken, blijven nodig om de Nederlandse kinderen tijdig en volledig te vaccineren.
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2015 de deelname aan de verschillende vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, waaraan de deelname overigens wel verder blijft stijgen ten opzichte van het verslagjaar 2014 (tot 61 procent). De hepatitis B-vaccinatiegraad voor kinderen geboren in 2012, het eerste jaar waarin alle zuigelingen in aanmerking kwamen voor hepatitis B-vaccinatie, ligt op 94 procent. Ook de deelname onder zuigelingen in Caribisch Nederland aan de DKTP-, BMR- en pneumokokkenvaccinatie is hoog. De BMR-vaccinatiegraad voor schoolkinderen (93 procent) is dit keer identiek aan de DTP-vaccinatiegraad; meestal ligt de BMRvaccinatiegraad iets lager. Dit is een verbetering maar de gewenste deelname wordt er niet mee bereikt. Een deelname van minimaal 95 procent is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) om mazelen wereldwijd uit te roeien. Zo'n hoge vaccinatiegraad is nodig om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken (groepsimmuniteit). Om zuigelingen effectief te kunnen beschermen tegen ziekten uit het RVP is het ook van belang de vaccinaties tijdig te geven. Het deel van de zuigelingen dat de eerste DKTP-vaccinatie op tijd krijgt, dat wil zeggen voordat ze 10 weken oud zijn, is verder gestegen naar 89 procent. Daarnaast is de tijdige en volledige deelname aan de volledige primaire DKTP-serie (de eerste drie vaccinaties) verbeterd van 60 procent voor kinderen geboren in 2007 naar 69 procent voor kinderen geboren in 2012. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt.
Wouter Tonnis onderzocht verscheidene aspecten van vaccinatie door inhalatie via de longen. Vaccins hebben in de laatste decennia wereldwijd vele infecties en doden voorkomen. Nadelen van veel huidige vaccins is de relatief korte houdbaarheid en de toediening met een naald. De korte houdbaarheid bemoeilijkt transport naar afgelegen gebieden in ontwikkelingsland of maakt dit zelfs onmogelijk. Toediening met een naald geeft risico op het overdragen van ziektes als HIV en hepatitis B - door hergebruik van naalden of prikincidenten – en vereist de hulp van geschoold personeel . Bovendien kunnen mensen met naaldangst mogelijk weigeren zich te laten vaccineren. Al deze nadelen gelden niet voor vaccins in de vorm van droge en stabiele poeders die geïnhaleerd kunnen worden. Als eerste heeft Tonnis onderzocht welke hulpstoffen tijdens het drogen nodig zijn om een poeder te verkrijgen met optimale stabiliteit. Deze hulpstoffen heeft hij vervolgens gebruikt om poeders te maken van het hepatitis-B vaccin. Deze poeders bleken opgeslagen te kunnen worden bij 60 °C voor drie maanden zonder dat de activiteit van het vaccin werd aangetast. Dit terwijl de nu nog gangbare, vloeibare formulering binnen een week opslag bij 60 °C compleet kapot was. Verder vond Tonnis dat het hepatitis-B vaccin diep in de longen terecht moet komen voor een goede immuunrespons. In dit onderzoek is ook een nieuw apparaat ontwikkeld waarmee poeder goed in de longen van muizen kan worden toegediend. Het apparaat biedt bovendien de mogelijkheid om vaccinatie via de longen bij muizen beter te kunnen bestuderen. Tot slot is door Tonnis vaccinatie via de longen succesvol toegepast bij kippen om hen te beschermen tegen de vogelgriep. Deze strategie kan toegepast worden als alternatief voor preventief ruimen tijden een uitbraak van de vogelgriep. Wouter Tonnis studeerde farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen waar hij zijn promotieonderzoek uitvoerde bij het onderzoeksinstituut Groningen Research Institute of Pharmacy (GRIP), basiseenheid Farmaceutische Technologie en Biofarmacie. Inmiddels werkt hij als formulation scientist bij Janssen, Pharmaceutical Companies of Johnson and Johnson.
Dagelijkse inname van voldoende voedingsvezels kan bescherming bieden tegen het ontwikkelen van verschillende ziekten die samenhangen met de Westerse leefstijl. Hierbij lijken effecten op het immuunsysteem een rol te spelen. In haar proefschrift bestudeert Leonie Vogt de invloed van verschillende typen voedingsvezels uit cichoreiwortel op het immuunsysteem. Van alle immuuncellen in het lichaam bevindt circa 70% zich in de darmen. De darmen beschikken over een sterke, ononderbroken laag van cellen die voorkomt dat darminhoud naar het omliggende weefsel kan lekken. Wanneer deze darmbarrière doorbroken wordt, kan dit leiden tot diverse ziekten. Vogt onderzocht het effect van verschillende cichoreivezels op het immuunsysteem en de darmbarrière. Met behulp van door haar ontwikkelde labtechnieken stelde zij vast dat extra inname van inuline-vezels met korte ketens leidde tot afremming van de gewenste immuunreactie op een hepatitis B-vaccinatie, terwijl extra inname van vezels met lange ketens juist leidde tot stimulering van deze reactie. Voor de stimulering van het afweersysteem met de lange inuline-ketens is inmiddels een patent aangevraagd. De vezels worden door de immuuncellen herkend met receptoren. Deze receptoren komen ook voor op de darmwand, waar zij de darmbarrière reguleren. Stimulering van de receptoren met inuline-vezels met korte ketens bleek de barrièrefunctie van darmwandcellen te beschermen tegen een schadelijke chemische stof. Bij vezels met lange ketens was dit effect afwezig. Vogt bestudeerde tot slot cellulose en pectine uit het restproduct cichoreiwortelpulp en stelde vast dat ook deze vezels veelbelovende ingrediënten zijn voor gebruik in gezondheidsbevorderende voedingsproducten. Leonie Vogt (1983) studeerde Biomedische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen met een sterke focus op immunologie. Haar promotieonderzoek voerde zij uit in het kader van het Groningen Institute for Gastro Intestinal Genetics and Immunology van onderzoeksinstituut GUIDE. Financiering kwam onder andere van het Carbohydrate Competence Center (CCC).
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cometriq (cabozantinib) , weesgeneesmiddel voor de behandeling van progressief medullair schildkliercarcinoom. Het betreft een handelsvergunning onder voorwaarde dat er aanvullende data worden verzameld over een lagere dosering, die mogelijk minder bijwerkingen veroorzaakt
- Izba (travoprost) , een lagere sterkte van een bekende werkzame stof, voor de behandeling van oculaire hypertensie en open kamerhoekglaucoom.
- Mirvaso (brimonidine) , een bekende werkzame stof in oogproducten die nu is goedgekeurd voor de lokale behandeling van een rode huid bij rosacea bij volwassenen.
- Neuraceq (florbetaben 18f) wordt gebruikt bij PET-scans, voor het aantonen van β-amyloïde plaques in de hersenen van patiënten bij de diagnosestelling van Alzheimer en andere vormen van cognitieve achteruitgang. Als er geen of nauwelijks plaques worden gezien, kan Alzheimer worden uitgesloten.
- Sirturo (bedaquiline) voor de behandeling van multiresistente pulmonaire tuberculose (tbc) in combinatie met andere geneesmiddelen, als een andere behandeling onvoldoende effectief is of onvoldoende wordt getolereerd. Het betreft een handelsvergunning onder voorwaarde dat er meer gegevens over de werkzaamheid en de risico’s op lange termijn moeten worden verzameld.
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor het volgende nieuwe geneesmiddel:
- Winfuran (nalfurafine) , bedoeld als weesgeneesmiddel voor de behandeling van uremische pruritus. Omdat de werking onvoldoende kon worden aangetoond, kon de CHMP niet tot een positieve baten/risicobalans komen.
Advies Tritanrix HB World Health Organization
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Tritanrix HB, een vaccin voor de preventie van difterie, tetanus, kinkhoest en hepatitis B. Het advies is uitgebracht volgens een artikel 58 procedure, die de EMA in staat stelt in samenwerking met de WHO te adviseren over geneesmiddelen voor buiten de EU.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassing:
- Jentadueto (linagliptine/metformine) , een combinatiepreparaat bij diabetes type 2, mag nu ook gebruikt worden in combinatie met insuline (i.e. triple therapie) als behandeling met insuline en metformine onvoldoende effectief is.
Herbeoordelingen
- De Estradiol bevattende crèmes Linoladiol N en Linoladiol HN, zijn niet in Nederland geregistreerd. De CHMP adviseert dat Linoladiol N alleen gebruikt mag worden voor kortdurend gebruik bij patiënten als ten minste één lokaal oestrogeen preparaat met een lagere dosering onvoldoende effectief is. Voor Linoladiol HN, dat tevens een zwak corticosteroïd bevat, nl. prednisolon, wordt de toepassing beperkt tot kortdurend en uitwendig gebruik.
- Kogenate / Helixate NexGen (2e generatie factor VIII producten) , de CHMP neemt de aanbevelingen van de PRACover en concludeert dat voor beide middelen de voordelen bij gebruik bij vooraf onbehandelde patiënten blijven opwegen tegen de risico’s.
- Acipimox - De CMDh onderschrijft bij meerderheid de aanbeveling van de PRAC om het aan nicotinezuur gerelateerde acipimox uitsluitend nog te gebruiken als aanvullende of alternatieve behandeling van te hoge triglyceridewaarden te verlagen bij type IIb en type IV hyperlipoproteïnemie.
Uitkomst van arbitrage procedures in vervolg op verschil van mening tussen de lidstaten van de Europese Unie
- Tibolona Aristo / Tibocina (tibolon) , generieke geneesmiddelen van Livial bij een hormoon vervangende therapie voor de behandeling van symptomen geassocieerd met de menopauze (zoals ‘hot flushes’). De CHMP heeft besloten dat de firma voldoende heeft aangetoond dat de onderbouwende studie betrouwbare resultaten heeft opgeleverd en dat daarmee de balans werkzaamheid/risico’s van deze geneesmiddelen positief is.
- Valebo (alendroninezuur/alfacalcidol) , een combinatiepreparaat voor de behandeling van osteoporose bij vrouwen na de menopauze. De CHMP heeft besloten dat de balans werkzaamheid/risico’s van dit geneesmiddel positief is op voorwaarde dat de indicatie werd aangepast.
Intrekking indicatie-aanpassing
- Exelon / Prometax , de uitbreiding van de indicatie naar patiënten met ernstige vormen van Alzheimer dementie is ingetrokken, nadat de CHMP eerder de werkzaamheid als onvoldoende had beoordeeld.
Behandeling met het kankermedicijn bendamustine (Levact) kan leiden tot ernstige infecties. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) adviseert zorgverleners hier alert op te zijn. De vergrote kans op ernstige infecties, soms met dodelijke afloop, blijkt uit studies en uit een recente analyse van de risico’s bij gebruik van bendamustine. De nieuwe informatie wordt opgenomen in de productinformatie en in de bijsluiter. Bendamustine (Levact) is, alleen in specifieke gevallen, goedgekeurd voor de behandeling van patiënten met chronische lymfatische leukemie, non-hodgkinlymfoom of multipel myeloom. Het medicijn wordt via een infuus gegeven. Advies aan artsen: Gebruik bendamustine alleen binnen de bestaande indicaties en alleen in combinatie met daarvoor geregistreerde middelen; Wees, ook bij behandeling binnen de huidige indicaties, alert op (opportunistische) infecties en cardiale, neurologische en respiratoire toxiciteit; Bendamustine kan leiden tot een tekort aan witte bloedcellen (lymfocytopenie), waardoor patiënten extra vatbaar zijn voor infecties; Wees ook alert bij behandeling van patiënten die eerder zijn geïnfecteerd met hepatitis B op reactivering van het virus; Infecties kunnen optreden tot ten minste 7-9 maanden na afloop van de behandeling met bendamustine, vooral in combinatie met rituximab; Overweeg bij een optredende infectie tot het staken van de behandeling met bendamustine en/of het geven van aanvullende medicatie.
Bij studies met bendamustine buiten de huidige indicaties en met ongeregistreerde middelen is een verhoogde mortaliteit waargenomen als gevolg van toxiciteit. De firma Astellas heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar hematologen (+ in opleiding), oncologen (+ in opleiding), ziekenhuisapothekers (+ in opleiding), de Nederlandse Verenigingen voor Hematologie, Oncologie en Neurologie, de KNMP en de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO). Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Bron: CBG
Het aantal mensen dat leverkanker krijgt is in 20 jaar meer dan verdubbeld. Ging het in 1992 om 171 gevallen, in 2009 lag het al op 364.Dat zegt arts-onderzoeker C. Witjes van het Erasmus MC. Mensen met een hepatitis B of C-besmetting en mensen met een beschadigde lever door alcoholgebruik lopen een verhoogd risico op leverkanker. Patiënten met hepatitis worden, mits zij onder behandeling zijn voor hun besmetting, met een echografie van de lever regelmatig gescreend op leverkanker. Hoe eerder leverkanker wordt ontdekt, hoe beter de vooruitzichten. Bij veel patiënten wordt de ziekte echter pas in een laat stadium ontdekt. Slechts 15 procent van de gehele patiëntengroep leeft nog na vijf jaar. Goede voorlichting en gerichte screening kan helpen.
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2013 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, die met 58 procent twee procent gestegen is ten opzichte van vorig jaar. De deelname aan de pneumokokkenvaccinatie (95 procent) en de tweede BMRvaccinatie voor 9-jarigen (93 procent) is ook licht toegenomen ten opzichte van vorig jaar (beide met 0,3 procent). Deze laatste bevinding is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) mazelen wereldwijd uit te roeien. Verder zijn er minder gemeenten waarin een of meerdere vaccinatiepercentages (HPV en hepatitis B uitgezonderd) onder de ondergrens van 90 procent liggen (80 gemeenten in verslagjaar 2013 versus 90 gemeenten in verslagjaar 2012 en 107 gemeenten in verslagjaar 2011). Daarnaast verdient vaccinatie van te vroeg geboren kinderen bijzondere aandacht. Het blijkt dat zij minder vaak op tijd worden gevaccineerd, waardoor zij een groter risico lopen op ziekten waartegen het RVP bescherming biedt. In 2013 zullen deskundigen van Caribisch Nederland en het RIVM samenwerken om het vaccinatieprogramma op deze eilanden zo veel mogelijk te harmoniseren met het RVP van Nederland. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt. Dat is nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen. Voor de meeste ziekten in het RVP is het ook van belang om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken. Deze bescherming ontstaat door groepsimmuniteit.
De CHMP heeft in de vergadering van januari 2011 positief geadviseerd over vijf nieuwe geneesmiddelen waarvoor een Europese handelsvergunning wordt afgegeven. Gilenya (fingolimod) is geregistreerd voor de behandeling van ernstige multiple sclerose, Jevtana (cazitaxel) voor prostaatkanker, Pravenix (fenofibraat / pravastatine) voor verlaging van het lipidengehalte, Trobalt (retaginine) voor epilepsie en Halaven (eribuline) voor borstkanker. Het Comité adviseerde negatief over een handelsvergunning voor Fampyra (fampridine) bij multiple sclerose.
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen: Gilenya (fingolimod) is geregistreerd voor de behandeling van ernstige multiple sclerose met een hoge ziekte activiteit. Halaven (eribuline), voor de behandeling van patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker, die na minimaal twee chemotherapeutische behandelingen voor gevorderde borstkanker progressie vertoont. Jevtana (cabazitaxel), voor de combinatiebehandeling met prednison of prednisolon van patiënten met hormoonrefractaire, gemetastaseerde prostaatkanker die eerder behandeld zijn met docetaxel.
Pravafenix (fenofibraat/pravastatine), voor de behandeling van volwassen patiënten met gemengde dyslipidemie en een hoog risico van coronaire hartziekte. Trobalt (retigabine) als aanvullende behandeling van partieel beginnende aanvallen bij volwassen epilepsiepatiënten.
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor Fampyra (fampridine). Fampyra was ontwikkeld voor verbetering van het loopvermogen van volwassen patiënten met multiple sclerose.
Het Comité bevestigde het eerdere negatieve advies voor Movectro (cladribine) vanwege een verhoogd risico op maligniteiten. De gevraagde indicatie was "relapsing remitting" multiple sclerose.
Nieuwe therapeutische indicaties: Baraclude (entecavir): de indicatie is uitgebreid met de behandeling van volwassen patiënten met chronische hepatitis B-virusinfectie en nu ook gedecompenseerde leverziekte. Voor INOmax (stikstofmonoxide) is de indicatie uitgebreid met de behandeling van pulmonale hypertensie voor, tijdens en na hartchirurgie bij kinderen én volwassenen. Prezista (darunavir); de indicatie is voor de 400 mg sterkte uitgebreid met hiv-infectie bij volwassenen die eerder behandeld zijn met antiretrovirale geneesmiddelen en nog geen mutaties hebben.
Nieuwe aanbevelingen voor het gebruik van Multaq: naar aanleiding van de rapportage van twee gevallen van ernstige leverbeschadiging bij patiënten die het anti-aritmicum Multaq (drodenarone) gebruikten, heeft de CHMP geadviseerd om uit voorzorg de productinformatie aan te passen, om het mogelijke risico van ernstige levercomplicaties te helpen beheersen. Meer informatie vindt u in het bericht van 21 januari 2011.
Nieuwe informatie over mogelijke aanwezigheid van endotoxinen in oplossingen voor peritoneaaldialyse van Baxter: de CHMP werd door Baxter geïnformeerd dat het probleem van endotoxinen in de oplossingen voor peritoneaaldialyse niet was opgelost; de firma kan op korte termijn geen garantie geven voor de productie van endotoxinevrije oplossingen in een productielijn van de fabriek in Castlebar, Ierland. Als gevolg daarvan is de CHMP, op verzoek van de Europese Commissie, een volledige herbeoordeling gestart van de productie van oplossingen voor peritoneaaldialyse in de betreffende fabriek. Het Comité heeft ook zijn adviezen aan artsen en patiënten bijgesteld.
Herbeoordeling calcitonine-bevattende geneesmiddelen: het Comité is een onderzoek gestart naar de verhoogde kans op progressie van prostaatkanker en andere maligniteiten bij patiënten die calcitonine-bevattende geneesmiddelen gebruiken voor de preventie van acute botafbraak. De aanleiding was een herbeoordeling van twee gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, klinische onderzoeken waarin aanwijzingen werden gevonden voor een toegenomen frequentie van maligniteiten.
Het aantal registraties van infectieziekten die Nederlanders tijdens hun werk oplopen is in 2009 laag, een tot twee procent van het totale aantal geregistreerde infectieziekten. Dit aantal is echter niet volledig. Dat komt gedeeltelijk omdat de arbeidsrelatie vaak niet wordt geregistreerd, en deels omdat de locatie van de infectiebron vaak als "onbekend" wordt geregistreerd (in Osiris). Ten opzichte van voorgaande jaren is een lichte stijging waarneembaar. Dit blijkt uit onderzoek van het RIVM, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). SZW wil de kennis over arbeidsgerelateerde infectieziekten vergroten en doorgeven aan werkgevers, werknemers en arbodienstverleners, zodat zij maatregelen kunnen nemen. Voor het onderzoek zijn de twee belangrijkste Nederlandse registratiesystemen van infectieziekten/ziekten geanalyseerd: Osiris en de beroepsziektenregistratie van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). In 2009 zijn in Osiris en bij het NCvB een vergelijkbaar aantal arbeidsgerelateerde infectieziekten gemeld, namelijk 154 en 155. Voor beide systemen is dit een lichte toename ten opzichte van voorgaande jaren. Bij registratie in Osiris worden vragen gesteld aan de patiënt over de opgelopen infectieziekte. Sinds augustus 2009 is de Osiris-vragenlijst aangevuld met extra vragen over blootstelling van werknemers aan infectieziekten tijdens het werk. Dit levert informatie op over de relatie tussen branches/beroepen, werkzaamheden en soorten infectieziekten. In Osiris, dat wordt beheerd door het RIVM, melden GGD"en de meldingsplichtige infectieziekten. De meeste meldingen zijn van arbeidsgerelateerde infectieziekten opgelopen door mensen die voor hun werk in het buitenland verblijven. Q-koorts is echter de voornaamste veroorzaker van de toename van het aantal arbeidsgerelateerde meldingen in Osiris. Daarnaast hebben ook malaria en hepatitis B een belangrijk aandeel. Bij het NCvB melden bedrijfs- en verzekeringsartsen infectieziekten. Zij melden hoofdzakelijk werknemers die een infectieziekte hebben opgelopen tijdens het werk in de gezondheidszorg of na contact met dieren. Infectieziekten die het meest worden gemeld bij het NCvB zijn darminfecties, huidinfecties en Q-koorts.
De CHMP [1] heeft positief geadviseerd over de combinatie telmisartan en amlodipine (merknaam Twynsta) voor de behandeling van essentiële hypertensie. Voor vier geneesmiddelen (Arixtra, M-M-RVAXPRO, Viread en Xalatan) werd een nieuwe indicatie aanvaard. Daarnaast waren er positieve adviezen voor generieke clopidogrel-bevattende geneesmiddelen voor de preventie van aterotrombotische incidenten (bloedstolsels in aderen). Myclausen (mycofenolaatmofetil) is in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden geregistreerd voor preventie van acute afstoting van transplaten.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor Twynsta (telmisartan/amlodipine) voor de behandeling van essentiële hypertensie. Het Comité accepteerde de volgende uitbreidingen van de therapeutische indicaties: Voor Arixtra (natriumfondaparinux) werden de indicaties uitgebreid met behandeling van acute, symptomatische, oppervlakkige veneuze trombose van de benen, zonder aanwezigheid van diepe veneuze trombose. M-M-RVAXPRO (levend vaccin tegen mazelen, bof en rode hond) is nu ook aanvaard voor vaccinatie van gezonde kinderen van negen maanden als vroege bescherming noodzakelijk wordt geacht.
Viread (tenofovirdisoproxil) is eerder goedgekeurd voor behandeling van chronische hepatitis B bij volwassenen met een gecompenseerde leveraandoening. Viread kan nu ook worden ingezet bij patiënten met een gedecompenseerde leveraandoening. De CHMP heeft geadviseerd de therapeutische indicaties van Xalatan (latanoprost) oogdruppels ook toe te staan voor kinderen. Latanoprost kan nu dus worden gebruikt bij de behandeling van verhoogde intraoculaire druk bij volwassenen en kinderen en bij juveniel glaucoom. De aanbeveling van het Comité is gebaseerd op de gegevens uit het eerder goedgekeurde pediatrische onderzoeksplan ("paediatric investigation plan", PIP).
De CHMP adviseerde positief over de volgende generieke geneesmiddelen:
Clopidogrel (als hydrobromide en als hydrochloride ) bevattende geneesmiddelen voor de preventie van aterotrombotische incidenten. Het gaat om generieke vormen van Plavix.
Myclausen (mycofenolaatmofetil) voor de preventie van acute afstoting van transplantaten, in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden. Myclausen is een generieke vorm van Cellcept. De CHMP is van mening dat de balans werkzaamheid - risico"s van het orale vaccin Rotarix (levend rotavirusvaccin) nog steeds positief is. Eerder werd het porcien circovirus 1 (PCV1)-DNA in het vaccin aangetroffen, maar het Comité acht de aanwezigheid van zeer kleine hoeveelheden virusdeeltjes niet schadelijk voor de volksgezondheid. Met de firma is afgesproken dat het PCV1-DNA in toekomstige batches niet meer aanwezig is. De beoordeling van het rotavirusvaccin Rotateq, waarin eveneens porcien virus was gevonden, wordt in de vergadering van september afgerond. De CHMP wacht op nadere informatie van de fabrikant over de oorzaak van de bevindingen en van de genomen maatregelen om het vaccin vrij van porcien virus te fabriceren. In afwachting van de uitkomst van de beoordeling blijft het Comité bij zijn eerdere mening dat het niet nodig is het gebruik van Rotateq te beperken. Zie ook onze eerdere berichtgeving over beide vaccins ( www.cbg-meb.nl/CBG/nl/humane-geneesmiddelen/actueel/2010-Europese-registraties-in-mei-2010/default.htm). Ketoprofen-bevattende geneesmiddelen voor lokaal gebruik zijn opnieuw beoordeeld door de CHMP vanwege zorgen over de ernstige fotosensitiviteitsreacties van de huid. Het Comité adviseerde artsen om patiënten instructies te geven over het juiste gebruik van deze niet-steroïde ontstekingsremmer (NSAID). Ketoprofen-bevattende producten voor lokaal gebruik zijn in Nederland niet op de markt. De CHMP heeft de risico"s van sterk werkzame opiaten (hydromorfon, morfine en oxycodon) beoordeeld als deze samen met alcohol worden ingenomen. Het gaat over orale geneesmiddelen die het opiaat over een langere periode langzaam afgeven (gereguleerde afgifte). Alcohol zou de afgifte van het opiaat kunnen versnellen, waardoor de patiënt plotseling aan een grote hoeveelheid van het geneesmiddel zou worden blootgesteld. De CHMP heeft geconcludeerd dat alleen voor één type product (met polymetacrylaat-tri-ethylcitraat) de invloed van alcohol op de afgifte snelheid dusdanig is dat schorsing nodig is. Dit type geneesmiddel is echter niet in Nederland geregistreerd. De CHMP heeft verder bevestigd dat het gebruik van alcohol door patiënten die opiaten gebruiken vermeden moet worden omdat de versuffende werking van beide stoffen hierdoor wordt versterkt. De bestaande waarschuwingen in de productinformatie op dit punt worden binnenkort gelijkgetrokken.
Het Comité adviseerde tot harmonisatie van de productinformatie van Daivobet (calcipotriol / betamethason) dat is geregistreerd voor de behandeling van psoriasis.
De CHMP is een onderzoek gestart naar de mogelijke risico"s van acute myeloïde leukemie (AML), myelodysplastisch syndroom (MDS) en solide tumoren bij kinderen die geneesmiddelen met dexrazoxan gebruiken voor de preventie van cardiotoxiciteit door antracyclines. Dit onderzoek is een gevolg van de beoordeling van gepubliceerde literatuur waarin aanwijzingen zijn gevonden voor een verdrievoudiging van de kans op secundaire maligniteiten, vooral AML en MDS, bij gebruik van deze geneesmiddelen. De CHMP bestudeert alle beschikbare gegevens om de invloed van de toegenomen kans op secundaire maligniteiten, samen met de beperkte werkzaamheidgegevens, op de balans werkzaamheid - risico"s van deze geneesmiddelen te verduidelijken.
Steeds meer mensen maken een reis naar de (sub)tropen. Hierdoor constateert men een toename van hepatitis A en hepatitis B pathologie. In dit artikel worden de pathofysiologie en profylaxe van deze virale aandoeningen besproken. Conclusie:
Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE, België) onderzocht in samenwerking met een aantal specialisten van leverziekten de evolutie en de behandelingsmogelijkheden van chronische hepatitis B. De laatste jaren zijn nieuwe virusremmers op de markt gekomen die sinds kort ook worden terugbetaald. Deze dienen dikwijls levenslang te worden ingenomen. Het doel van de behandeling is het vermijden van ernstige verwikkelingen van de infectie op langere termijn, zoals levercirrose en leverkanker. De werkzaamheid en veiligheid van deze geneesmiddelen zijn gekend op korte termijn, maar nog niet bij langdurige inname. In afwachting van deze gegevens blijft het voorlopig moeilijk om in te schatten of de kostprijs opweegt tegen de nog te behalen gezondheidswinst.
Het aantal meldingen van infectieziekten die Nederlanders tijdens hun werk oplopen is laag, een tot twee procent van het totale aantal geregistreerde infectieziekten. In 2010 werden 278 meldingen geregistreerd. Dat meldt het RIVM in een analyse van arbeidsgerelateerde infectieziekten 2010. De onderzoekers zijn van mening dat lang niet alle arbeidsgerelateerde infectieziekten worden gemeld. Dat wordt onder andere veroorzaakt doordat het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) te maken heeft met een onderrapportage van alle gemelde beroepsziekten. In Osiris wordt de relatie met het werk niet altijd geregistreerd omdat bij de meldingen vaak niet bekend is wat de bron van de besmetting is. Werknemers kunnen tijdens hun werk in contact komen met ziekteverwekkers en daardoor een infectieziekte oplopen. De gezondheidszorg, het onderwijs en de agrarische sector zijn bedrijfstakken waar de kans op blootstelling aan ziekteverwekkers het grootst is. De twee belangrijkste Nederlandse registratiesystemen voor arbeidsgerelateerde infectieziekten zijn Osiris en de beroepsziektenregistratie van het NCvB. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), worden jaarlijks de gegevens van Osiris en het NCvB geanalyseerd. SZW wil de kennis over arbeidsgerelateerde infectieziekten vergroten en doorgeven aan werkgevers, werknemers en arbodienstverleners. Werkgevers moeten er voor zorgen dat werknemers kunnen werken in een veilige en gezonde werkomgeving. Blootstelling aan ziekteverwekkers moet zo veel mogelijk worden vermeden. Als blootstelling niet uit te sluiten is, moeten maatregelen worden getroffen. Om preventiemaatregelen te kunnen treffen is het belangrijk een goed inzicht te krijgen welke beroepsgroepen een infectieziekte kunnen oplopen door het werk dat zij doen. In Osiris werden in 2010 189 arbeidsgerelateerde infectieziekten gemeld. Kinkhoest, malaria, bof en hepatitis B hebben in Osiris het grootste aandeel. Bij het NCvB werden in 2010 89 infectieziekten gerelateerd aan het werk gemeld. Het betreft voornamelijk darminfecties, huidinfecties en zoönosen.
Analyse arbeidsgerelateerde infectieziekten in Nederland in 2010 Het aantal meldingen van infectieziekten die Nederlanders tijdens hun werk oplopen is laag, een tot twee procent van het totale aantal geregistreerde infectieziekten. In 2010 werden 278 meldingen geregistreerd. Dat meldt het RIVM in een analyse van arbeidsgerelateerde infectieziekten 2010. De onderzoekers zijn van mening dat lang niet alle arbeidsgerelateerde infectieziekten worden gemeld. Dat wordt onder andere veroorzaakt doordat het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB) te maken heeft met een onderrapportage van alle gemelde beroepsziekten. In Osiris wordt de relatie met het werk niet altijd geregistreerd omdat bij de meldingen vaak niet bekend is wat de bron van de besmetting is. Werknemers kunnen tijdens hun werk in contact komen met ziekteverwekkers en daardoor een infectieziekte oplopen. De gezondheidszorg, het onderwijs en de agrarische sector zijn bedrijfstakken waar de kans op blootstelling aan ziekteverwekkers het grootst is. De twee belangrijkste Nederlandse registratiesystemen voor arbeidsgerelateerde infectieziekten zijn Osiris en de beroepsziektenregistratie van het NCvB. In opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), worden jaarlijks de gegevens van Osiris en het NCvB geanalyseerd. SZW wil de kennis over arbeidsgerelateerde infectieziekten vergroten en doorgeven aan werkgevers, werknemers en arbodienstverleners. Werkgevers moeten er voor zorgen dat werknemers kunnen werken in een veilige en gezonde werkomgeving. Blootstelling aan ziekteverwekkers moet zo veel mogelijk worden vermeden. Als blootstelling niet uit te sluiten is, moeten maatregelen worden getroffen. Om preventiemaatregelen te kunnen treffen is het belangrijk een goed inzicht te krijgen welke beroepsgroepen een infectieziekte kunnen oplopen door het werk dat zij doen. In Osiris werden in 2010 189 arbeidsgerelateerde infectieziekten gemeld. Kinkhoest, malaria, bof en hepatitis B hebben in Osiris het grootste aandeel. Bij het NCvB werden in 2010 89 infectieziekten gerelateerd aan het werk gemeld. Het betreft voornamelijk darminfecties, huidinfecties en zoönosen.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over uitbreiding van de therapeutische indicatie van 6 geneesmiddelen.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Alecensa (alectinib) is nu ook als monotherapie bestemd voor de eerstelijns behandeling van volwassen patiënten met anaplastisch lymfoom kinase (ALK)-positief gevorderd niet-kleincellig longkanker (NSCLC).
- Bydureon (exenatide) kan nu ook worden gegeven in combinatie met insuline.
- Cubicin (daptomycine) kan nu ook voor de indicatie S. aureus bacteriemie gegeven worden aan pediatrische patiënten van 1 tot 17 jaar oud.
- Faslodex (fulvestrant) is nu ook bestemd, in combinatie met palbociclib, voor de behandeling van hormoonreceptor (HR)-positief, humaan epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd borstkanker bij vrouwen die eerder behandeld zijn met hormoontherapie (zie rubriek 5.1). Bij pre- of perimenopauzale vrouwen moet de combinatiebehandeling met palbociclib worden gecombineerd met een luteïniserend hormoon releasing hormoon (LHRH) agonist.
- Pegasys (peginterferon alfa-2a) is nu ook bestemd voor de behandeling van chronische hepatitis B bij kinderen ouder dan 3 jaar en adolescenten met verhoogde transaminase.
- Zytiga (abirateron) is nu ook bestemd voor de behandeling van nieuw gediagnosticeerde hoog risico gemetastaseerd hormoon gevoelige prostaatkanker (mHSPC) bij volwassen mannen in combinatie met androgeen deprivatie therapie (ADT) (zie rubriek 5.1).
Heronderzoek negatief advies Raxone
De CHMP start, op verzoek van de aanvrager, een heronderzoek van het in september uitgebrachte negatieve advies voor Raxone (idebenon).
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 9-12 oktober 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Hexacima / Hexyon, goedgekeurd voor de vaccinatie van kinderen van zes weken tot 24 maanden oud tegen difterie, kinkhoest, tetanus, polio (DKTP), hepatitis B, en haemophilus influenza type B.
- Pheburane (sodium phenylbutyrate), een weesgeneesmiddel voor een aanvullende behandeling van aandoeningen van de ureum cyclus.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Qsiva (phentermine / topiramate), voor de behandeling van obesitas. De firma vroeg op basis van het negatieve CHMP-advies in oktober 2012 een herbeoordeling aan. De herbeoordeling heeft niet geleid tot andere inzichten, daarom blijft het advies voor registratie van dit middel negatief.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Cervarix (human papillomavirus vaccine), toegevoegd is dat dit vaccin ook de premaligne externe genitale laesies voorkomt bij de vrouw.
- Privigen (human normal immunoglobulin), mag nu ook worden gebruikt bij de behandeling van chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP).
Terugtrekkingen
- Ruvise (imatinib mesilate), bedoeld voor het gebruik bij pulmonaire arteriële hypertensie. De CHMP had om aanvullende data gevraagd om de baten/risico balans te onderbouwen. De firma gaf aan niet tijdig de gevraagde aanvullende data te kunnen aanleveren.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Constella (linaclotide), voor de behandeling bij volwassenen van matig-ernstige prikkelbare darmsyndroom waarbij sprake is van constipatie.
- Eylea (aflibercept), bedoeld voor de behandeling van neovascular (natte) leeftijdsgebonden macula degeneratie.
- NexoBrid voor het schoonmaken van diepe brandwonden. Het werkzaam bestanddeel is een gedeeltelijk gezuiverd enzymextract uit de ananasplant.
- Picato (ingenol mebutate) bedoeld voor de lokale behandeling van actinische keratose.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Eliquis (apixaban), uitbreiding indicatie ter preventie van beroerte en embolie bij volwassen met niet-hartklep gerelateerde atriumfibrilatie en één of meer risicofactoren, waaronder het niet geschikt zijn voor behandeling met vitamine K antagonisten.
- Avastin (bevacizumab), uitbreiding van de indicatie naar patiënten met een terugkerend ovariumcarcinoom en aanverwante tumoren die gevoelig zijn voor platinum, in combinatie met carboplatine en gemcitabine.
- Cialis (tadalafil), het gaat om uitbreiding van de indicatie voor de behandeling van tekenen en symptomen van benigne prostaathyperplasie bij mannen, inclusief mannen met erectiele disfunctie.
- Komboglyze (saxagliptin / metformine hydrochloride) uitbreiding van de indicatie voor het gebruik samen met insuline (triple therapie). Deze indicatie is al goedgekeurd voor de losse combinatie van saxagliptin en metformine hydrochloride.
- Trajenta (linagliptin), het gaat om uitbreiding voor gebruik samen met insuline met of zonder andere orale antidiabetica.
- Viread (tenofovir disoproxil) uitbreiding van de indicatie van het gebruik bij kinderen > 2 jaar met HIV en > 12 jaar met hepatitis B. In samenhang met deze indicatie-uitbreidingen zijn ook nieuwe (lagere) sterktes van de tabletten geregistreerd en een nieuwe farmaceutische vorm (granules voor oraal gebruik).
- Votubia (everolimus), uitbreiding van de indicatie voor de behandeling van renale angiomyolipomen geassocieerd met tubereuze sclerose complex, bij patiënten die een verhoogd risico lopen op complicaties, maar bij wie een onmiddellijke operatie niet noodzakelijk is.
- Galvus / Jalra / Xiliarx (vildagliptin), uitbreiding van de indicatie voor de behandeling van diabetes II in combinatie met sulfonylureumderivaten of insuline. Verder uitbreiding van de indicatie t.a.v. het gebruik samen met insuline, als dan niet in combinatie met metformine. Hetzelfde geldt ook voor de vaste combinatie vildagliptin / metformin hydrochloride (Eucreas / Icandra / Zomarist).
Overig nieuws CHMP
Pandremix – De CHMP heeft de data uit de VAESCO studie, waarin werd gekeken naar een mogelijk verhoogd risico op bijwerkingen bij kinderen en adolescenten, gezien. In de komende periode zal de CHMP deze en andere data op een rijtje zetten en bekijken of dit consequenties heeft voor de baten/risicobalans van het product.
Een goede nachtrust blijkt van groot belang voor de juiste werking van vaccins. Dat hebben onderzoekers van University of California vastgesteld. Zij deden onderzoek onder 125 mannen en vrouwen die waren gevaccineerd tegen hepatitis B. De beschermende werking van het vaccin bleek vele malen sterker bij mensen die per nacht zeven uur of langer slapen, vergeleken met mensen die doorgaans minder dan zes uur slapen. Deze verschillen zijn zeer opmerkelijk, zeggen de onderzoekers. Vervolgonderzoek is nodig om duidelijker conclusies te kunnen trekken. Slaap beïnvloedt vermoedelijk de respons van het immuunsysteem.
In 2011 zijn in het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) twee veranderingen doorgevoerd, waardoor de bevolking beter tegen infectieziekten wordt beschermd. In de eerste plaats worden sindsdien alle kinderen tegen hepatitis B gevaccineerd; voorheen waren dat alleen bepaalde risicogroepen. Daarnaast wordt een nieuw vaccin tegen pneumokokkenziekte gebruikt dat tegen tien typen van de pneumokokbacterie beschermt in plaats van zeven. De vaccinatiegraad zoals die in 2011 is gerapporteerd, was net als voorgaande jaren hoog. Voor zuigelingen lag de deelname aan de DKTP-vaccinatie op 95,4 procent, aan de Hib-vaccinatie op 96,0 procent en aan de pneumokokkenvaccinatie op 94,8 procent. Van de peuters kreeg 95,9 procent de BMR-vaccinatie en eveneens 95,9 procent de meningokokken C-vaccinatie. Wel daalde de vaccinatiegraad bij schoolkinderen voor DTP en BMR iets ten opzichte van het vorige rapportagejaar (respectievelijk van 93,4 naar 92,2 procent, en van 93,1 naar 92,1 procent). Voortdurende surveillance en onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van het vaccinatieprogramma is onlosmakelijk verbonden met het RVP. Doet het RVP wat we verwachten, werkt het optimaal? Met de continue surveillance worden onder andere de bofepidemie die sinds september 2009 heerst, en kinkhoest nauwlettend gevolgd. Voor kinkhoest zijn de laatste jaren veel maatregelen genomen om baby's die nog te jong zijn voor een vaccinatie indirect te beschermen. Ook is het effect van pneumokokkenvaccinatie vanaf de invoering in 2006 gemonitord. Het aantal kinderen jonger dan twee jaar dat een pneumokokkenziekte kreeg van een type bacterie waartegen wordt gevaccineerd, is sindsdien sterk afgenomen (87 procent). Aangezien het nieuwe vaccin tegen meer typen pneumokokken beschermt, zal deze ziekte nog verder worden teruggedrongen. Bij de veiligheidsbewaking registreerde Lareb in 2011 een vergelijkbaar aantal bijwerkingen als in 2010 het RIVM, dat daarvoor toen nog verantwoordelijk was. Er zijn geen signalen voor bijzondere, nieuwe of verontrustende bijwerkingen gevonden. Verder belicht het rapport enkele organisatorische ontwikkelingen en resultaten van RIVM-onderzoek op het terrein van het RVP.
Een goede nachtrust blijkt van groot belang voor de juiste werking van vaccins. Dat hebben onderzoekers van University of California vastgesteld. Zij deden onderzoek onder 125 mannen en vrouwen die waren gevaccineerd tegen hepatitis B. De beschermende werking van het vaccin bleek vele malen sterker bij mensen die per nacht zeven uur of langer slapen, vergeleken met mensen die doorgaans minder dan zes uur slapen. Deze verschillen zijn zeer opmerkelijk, zeggen de onderzoekers. Vervolgonderzoek is nodig om duidelijker conclusies te kunnen trekken. Slaap beïnvloedt vermoedelijk de respons van het immuunsysteem.