Hoe merk ik het?
- Pijn, vooral 's ochtends bij het opstaan
- Het gewricht kraakt bij bewegen
- Door pijn en beschadiging gaat het gewricht steeds slechter functioneren
- Het gewricht wordt in de loop der jaren steeds breder
- De stand van het gewricht kan in de loop der jaren veranderen
Hoe werkt het?
Artrose komt in alle gewrichten voor, maar het meest in de heupen, de gewrichtjes van de halswervelkolom, de knieën en de vingers. In een gewricht kunnen twee botten ten opzichte van elkaar bewegen. De delen van de botten die elkaar raken zijn bedekt met kraakbeen. Kraakbeen is een heel glad, enigszins verend weefsel. Samen met het gewrichtsvocht, dat onder andere een smerende functie heeft, zorgt het kraakbeen ervoor dat de beide beenderen vrijwel wrijvingloos ten opzichte van elkaar kunnen bewegen. Gewrichtsbanden, spieren en pezen die om het gewricht heen lopen houden de beide botten ten opzichte van elkaar op hun plaats. Artrose begint met een aantasting van het kraakbeen. Doordat de stofwisseling verslechtert wordt het kraakbeen wat minder glad en geleidelijk aan ook dunner. Het bot direct onder het kraakbeen verandert daardoor. Er vormt zich bindweefsel dat gaat uitgroeien, ook naar opzij. Naast het gewricht ontstaan harde knobbels en het gewricht als geheel wordt breder. Uiteindelijk verdwijnt het kraakbeen en beweegt het gewricht "bot op bot". Dat is erg pijnlijk en veroorzaakt een krakend geluid. De gewrichtsbanden passen niet meer goed waardoor het gewricht zijn stabiliteit verliest en een andere stand kan gaan aannemen. In het eindstadium is bewegen dan vrijwel niet meer mogelijk.
Hoe ontstaat het?
Er zijn bepaalde factoren die het ontstaan van artrose bevorderen: overgewicht, beschadiging van een gewricht (bijvoorbeeld na een botbreuk of door veelvuldige kleine beschadigingen zoals bij topsporters), een meniscusbeschadiging en aangeboren groeistoornissen bij gewrichten.
Hoe ga ik er zelf mee om?
De adviezen bij artrose lijken op het eerste gezicht wat tegenstrijdig. Enerzijds moet u het gewricht niet overbelasten want daardoor zou de slijtage kunnen verergeren. Anderzijds moet het gewricht in beweging blijven want zonder beweging gaat de kwaliteit van het kraakbeen nog harder achteruit en ontstaat verstijving. Sterke spieren rond het gewricht zorgen voor een ontlasting ervan. Rekoefeningen zorgen dat de spieren en banden rond het gewricht niet krimpen en helpen standafwijkingen te voorkomen. Een goed schema van gedoseerde oefeningen kan dus helpen het verder voortschrijden van de artrose te vertragen. Door deze oefeningen zal de pijn ook afnemen. Artrotische gewrichten zijn erg gevoelig voor kou. Doe dus handschoenen aan als het fris wordt en gebruik bij het schoonmaken en ramen zemen liefst warme sopjes. Kniebanden kunnen de kniegewrichten warm houden. Paracetamol is een effectieve pijnstiller, zeker als de pijnklachten niet al te hevig zijn.
Hoe gaat de arts er mee om?
Aan de hand van uw klachten en de uitkomsten van het lichamelijk onderzoek zal uw arts de diagnose artrose kunnen stellen. Een röntgenfoto geeft definitief uitsluitsel: het verdwenen kraakbeen, de botwoekeringen en de aangroei van bindweefsel op het bot zijn typisch zichtbare kenmerken van artrose. Uw arts kan u oefeningen adviseren. Het kan verstandig zijn dit (aanvankelijk) onder begeleiding van een fysiotherapeut te doen. Deze kan u ook helpen de spieren rond het aangedane gewricht soepel te houden. Als paracetamol onvoldoende helpt kan uw arts andere medicijnen voorschrijven die bij artrose effectiever kunnen zijn. Houdt u ondanks deze maatregelen toch erg veel last en bent u toenemend gehandicapt dan kan een verwijzing naar een orthopedisch chirurg zinvol zijn. De chirurg kan door middel van een kijkoperatie het gewricht van binnen '"schoonmaken", onregelmatig en ziek weefsel verwijderen en beschadigd kraakbeen bijwerken. Als dat onvoldoende soelaas biedt kan het hele gewricht door een metalen prothese worden vervangen.
Wetenschappelijk nieuws
In Nederland hebben 650.000 mensen artrose, oftewel gewrichtsslijtage. Het UMC Utrecht wil meer weten over deze aandoening, en gaat daarom een grootschalig onderzoek naar artrose uitvoeren. Bij patiënten met artrose wordt langzaam het gewrichtskraakbeen aangetast, waardoor de gewrichten pijn en stijf worden. Het is een degeneratieve aandoening, wat onder andere inhoudt dat de klachten vaak erger worden naarmate de leeftijd vordert. Het UMC heeft voor het onderzoek 2,27 miljoen euro gekregen van het reumafonds. Bij het onderzoek worden 1.000 patiënten met beginnende artrose tien jaar lang gevolgd. Zij moeten elk jaar een bloed-, urine- en röntgenonderzoek ondergaan en een vragenlijst invullen. Patiënten die in aanmerking komen voor het onderzoek, worden door hun huisarts doorverwezen naar een onderzoekscentrum.
Onderzoekers van de Universiteit Utrecht en het UMC Utrecht hebben 600.000 euro subsidie ontvangen van het Reumafonds. Met dit geld gaan ze onderzoek doen naar nieuwe behandelmethoden voor osteoartritis, oftewel slijtage van gewrichten en reuma. De huidige behandelmethoden zijn belastend, kostbaar en ingrijpend en de resultaten zijn niet altijd goed. Daarom gaan de onderzoekers op zoek naar behandelingen om de slijtage te stoppen of zelfs terug te draaien. Bijzonder is dat de afdelingen Orthopedie en Reumatologie van het UMC Utrecht gaan samenwerken met de universitaire faculteit Diergeneeskunde. Voordeel is dat daardoor diermodellen beschikbaar zijn, maar ook dat er mogelijk nieuwe behandelmogelijkheden voor gezelschapsdieren en paarden komen.
Vetweefsel verandert de hoeveelheden adipokinen in het lichaam en die hebben weer effect op artrose. Dat zegt onderzoeker E. Yusuf van het LUMC. Mensen met overgewicht lopen meer kans op artrose, ook wel gewrichtsslijtage genoemd. Gedacht werd dat de extra kilo’s voor mechanische schade zorgen. Maar mensen met overgewicht hebben niet alleen vaker artrose in hun knie- en heupgewrichten, maar ook in hun handen. Volgens Yusuf produceert vetweefsel adipokinen. Ook bestudeerde hij drie van de vijftig soorten adipokinen bij mensen met artrose. Zo ontdekte hij bij een van de drie bestudeerde adipokinen, adiponectine, een interessant effect. Mensen met overgewicht hebben daar juist minder van. En hoe minder adiponectine, hoe ernstiger de artrose na zes jaar, zo blijkt.
Pas de laatste jaren wordt er echt werk gemaakt van onderzoek naar artrose. Dat zegt hoogleraar reumatologie M. Kloppenburg van het LUMC. In de volksmond wordt ook wel ‘gewrichtsslijtage’ gesproken. Bij artrose gaat het gewricht kapot, waarbij kraakbeen verdwijnt en bot vervormt. Dat kan tot ernstige pijnklachten en bewegingsbeperkingen leiden. Toch richt het leeuwendeel van het onderzoek zich op reumatoïde artritis, zegt Kloppenburg. “Tot enkele jaren geleden werden patiënten na de diagnose artrose zelfs direct terugverwezen naar de huisarts onder de toevoeging: ‘Gelukkig heeft u geen reumatoïde artritis’.” Mensen met overgewicht hebben een verhoogd risico op artrose. Aangenomen wordt dat ontstekingsreacties door stoffen uit vetweefsel een rol spelen.
Het Zuid-Hollandse samenwerkingsverband Medical Delta heeft een grote Europese subsidie gekregen van 2,8 miljoen euro voor een MRI- en beeldanalyse infrastructuur die bestemd is voor bevolkingsstudies. Met dit geld schaft het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) een nieuwe MRI-scanner aan. Het Erasmus MC besteedt het geld aan de exploitatie van twee reeds in gebruik zijnde MRI-scanners. Gezamenlijk wordt er een ICT-infrastructuur voor de analyse van de beelden opgezet. Samen met andere partijen gaan de twee UMC’s de scanners en data-analyse infrastructuur inzetten in bevolkingsstudies. Medical Delta heeft de ambitie om deze infrastructuur landelijk uit te bouwen en aan soortgelijke Europese databases te koppelen. In het Erasmus MC loopt al een bevolkingsstudie die met name gericht is op gezondheidsproblemen die op oudere leeftijd veel voorkomen, zoals hart- en vaatziekten, dementie en gewrichtsslijtage. In deze studie wordt al uitgebreid MRI onderzoek gedaan. In Leiden gaat soortgelijk onderzoek van start zodra de scanner is geïnstalleerd. Neuroradioloog prof. dr. Mark van Buchem (LUMC): “De bevolkingsstudie kan onderzoekers onder andere helpen vroege stadia van ziektes te bestuderen om daarmee enerzijds de inzichten te vergroten in de mechanismen die tot die ziektes leiden en anderzijds methodes te ontwikkelen voor de vroege opsporing van ziektes. Daarnaast ontstaat er een infrastructuur voor epidemiologisch onderzoek in deze regio. Deze infrastructuur bestaat uit een netwerk van drie MRI-scanners - twee in Rotterdam en een in Leiden - en een centrale IT-infrastructuur voor analyse van MRI-beelden. Daarmee kunnen we beelden van de verschillende MRI-scanners op een en dezelfde manier analyseren.” Prof.dr. Aad van der Lugt (Erasmus MC). “De data-analyse infrastructuur zorgt er voor dat veel meer informatie uit de radiologische beeldvorming wordt verkregen dan tot nu toe het geval is. Informatie die niet met het blote oog is vast te stellen. Omdat het om grote aantallen gaat, gebeurt dit grotendeels automatisch. De infrastructuur staat aan de basis van nieuwe ontwikkelingen.” De subsidie is goed nieuws voor de Gemeentes Leiden en Rotterdam. Het is een mooi resultaat van het samenwerkingsverband Medical Delta waarmee zorginnovaties in Zuid Holland worden gestimuleerd en gerealiseerd. Wethouder Robert Strijk van de gemeente Leiden en wethouder Korrie Louwes (gemeente Rotterdam) onderstrepen het belang van dit resultaat: “De impact van deze honorering op het wetenschappelijk klimaat en de regionale economie is groot. Leiden wordt interessanter als vestigingsplaats voor bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven met veel R&D activiteiten. De Rotterdamse zorgsector krijgt een enorme impuls, niet alleen voor Erasmus MC, ook voor de innovatieve bedrijven die zich bezig houden met domotica en e-health ontstaan nieuwe mogelijkheden. Ook zij kunnen gebruik maken van de scanner.” De bevolkingsstudie (population imaging) is het systematisch verzamelen en analyseren van medische beelden van grote bevolkingscohorten. Nederland bevindt zich in de voorhoede van dit type onderzoek. Met de nieuwe MRI-infrastructuur kan de voorsprong verder worden uitgebouwd. Het medical imaging programma van Medical Delta, met name de expertise en infrastructuur op het gebied van MRI en beeldverwerkingstechnieken, zijn toonaangevend in Nederland en daarbuiten. Het bedrijfsleven profiteert van de scanner en de bijbehorende infrastructuur, omdat deze voor 30 procent opengesteld wordt voor onderzoek in opdracht van een betalende externe partij. De infrastructuur leidt mogelijk tot de vestiging van allerlei bedrijven, onder andere op het gebied van dataverwerking en data-analyse, en de farmaceutische industrie. De scanners vormen daarmee een mooie aanvulling op de excellente faciliteiten die Medical Delta al biedt aan spin-off bedrijven. Medical Delta is het samenwerkingsverband tussen de twee umc’s, drie universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam, opleidingsinstituten, business parken, incubators, bedrijven en plaatselijke overheden en de provincie Zuid-Holland. De subsidie voor de scanner werd aangevraagd bij het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO) (Kansen voor West). Het project is mede mogelijk gemaakt door de provincie Zuid-Holland.
Ontstekingen in de binnenbekleding van gewrichten spelen een belangrijke rol bij schade en pijn door artrose. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Badelog de Lange-Brokaar. Dit inzicht helpt mogelijk bij het behandelen van deze veelvoorkomende aandoening waar nog geen goede remedie tegen is. In de volksmond wordt artrose ook wel gewrichtsslijtagegenoemd, maar die term dekt niet de hele lading. Promovenda Badelog de Lange-Brokaar ontdekte dat bij een groot deel van de artrosepatiënten ontstekingen voorkomen in het synovium, de binnenbekleding van de gewrichten. De Lange-Brokaar toont in haar proefschrift aan dat ontsteking van het synovium (synovitis) niet alleen veel voorkomt bij artrosepatiënten, maar mogelijk ook een rol speelt in het ziekteproces. “We zagen dat veel afweercellen in het ontstoken synovium actief waren. Ook was het opvallend dat de aanwezigheid van een bepaald type afweercel, de T-cel, samenhing met pijn. Een ander type afweercel, de mestcel, kwam juist vaker voor bij kraakbeenschade. Mogelijk spelen ze dus een rol bij het ontstaan van schade.” Waar de ontsteking in het gewricht voorkwam, bleek ook van belang. In de knie was ontsteking rond de knieschijf namelijk geassocieerd met pijn. Net als bij reuma treden er dus ontstekingen op in de gewrichten bij artrose, maar er zijn ook verschillen. “Reuma is een auto-immuunziekte, waarbij je meestal reumafactoren in het bloed kunt aantonen. Hoe artrose precies ontstaat is nog niet bekend. Vermoed wordt dat door een kwetsuur aan het gewricht een ontstekingsreactie ontstaat die blijft voortduren. Wanneer die ontsteking zich uitbreidt ontstaat er uiteindelijk schade aan het kraakbeen”, aldus de promovenda. “Dit onderzoek laat zien dat ontsteking een belangrijke component van artrose is en het bestrijden ervan een belangrijke behandeldoel moet zijn.” De Lange-Brokaar paste ook een patiëntvriendelijke manier toe voor het vaststellen van synovitis bij artrose. De gouden standaard daarvoor was altijd het bekijken van een stukje afgenomen weefsel onder de microscoop. De promovenda laat zien dat het ook met MRI kan. Badelog de Lange-Brokaar promoveerde op 27 oktober op het proefschrift Synovial inflammation in knee osteoarthritis, histological and imaging studies.
Het Zuid-Hollandse samenwerkingsverband Medical Delta heeft een grote Europese subsidie gekregen van 2,8 miljoen euro voor een MRI- en beeldanalyse infrastructuur die bestemd is voor bevolkingsstudies. Met dit geld schaft het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) een nieuwe MRI-scanner aan. Het Erasmus MC besteedt het geld aan de exploitatie van twee reeds in gebruik zijnde MRI-scanners. Gezamenlijk wordt er een ICT-infrastructuur voor de analyse van de beelden opgezet. Samen met andere partijen gaan de twee UMC’s de scanners en data-analyse infrastructuur inzetten in bevolkingsstudies. Medical Delta heeft de ambitie om deze infrastructuur landelijk uit te bouwen en aan soortgelijke Europese databases te koppelen. In het Erasmus MC loopt al een bevolkingsstudie die met name gericht is op gezondheidsproblemen die op oudere leeftijd veel voorkomen, zoals hart- en vaatziekten, dementie en gewrichtsslijtage. In deze studie wordt al uitgebreid MRI onderzoek gedaan. In Leiden gaat soortgelijk onderzoek van start zodra de scanner is geïnstalleerd. Neuroradioloog prof. dr. Mark van Buchem (LUMC): “De bevolkingsstudie kan onderzoekers onder andere helpen vroege stadia van ziektes te bestuderen om daarmee enerzijds de inzichten te vergroten in de mechanismen die tot die ziektes leiden en anderzijds methodes te ontwikkelen voor de vroege opsporing van ziektes. Daarnaast ontstaat er een infrastructuur voor epidemiologisch onderzoek in deze regio. Deze infrastructuur bestaat uit een netwerk van drie MRI-scanners - twee in Rotterdam en een in Leiden - en een centrale IT-infrastructuur voor analyse van MRI-beelden. Daarmee kunnen we beelden van de verschillende MRI-scanners op een en dezelfde manier analyseren.” Prof.dr. Aad van der Lugt (Erasmus MC). “De data-analyse infrastructuur zorgt er voor dat veel meer informatie uit de radiologische beeldvorming wordt verkregen dan tot nu toe het geval is. Informatie die niet met het blote oog is vast te stellen. Omdat het om grote aantallen gaat, gebeurt dit grotendeels automatisch. De infrastructuur staat aan de basis van nieuwe ontwikkelingen.” De subsidie is goed nieuws voor de Gemeentes Leiden en Rotterdam. Het is een mooi resultaat van het samenwerkingsverband Medical Delta waarmee zorginnovaties in Zuid Holland worden gestimuleerd en gerealiseerd. Wethouder Robert Strijk van de gemeente Leiden en wethouder Korrie Louwes (gemeente Rotterdam) onderstrepen het belang van dit resultaat: “De impact van deze honorering op het wetenschappelijk klimaat en de regionale economie is groot. Leiden wordt interessanter als vestigingsplaats voor bijvoorbeeld farmaceutische bedrijven met veel R&D activiteiten. De Rotterdamse zorgsector krijgt een enorme impuls, niet alleen voor Erasmus MC, ook voor de innovatieve bedrijven die zich bezig houden met domotica en e-health ontstaan nieuwe mogelijkheden. Ook zij kunnen gebruik maken van de scanner.” De bevolkingsstudie (population imaging) is het systematisch verzamelen en analyseren van medische beelden van grote bevolkingscohorten. Nederland bevindt zich in de voorhoede van dit type onderzoek. Met de nieuwe MRI-infrastructuur kan de voorsprong verder worden uitgebouwd. Het medical imaging programma van Medical Delta, met name de expertise en infrastructuur op het gebied van MRI en beeldverwerkingstechnieken, zijn toonaangevend in Nederland en daarbuiten. Het bedrijfsleven profiteert van de scanner en de bijbehorende infrastructuur, omdat deze voor 30 procent opengesteld wordt voor onderzoek in opdracht van een betalende externe partij. De infrastructuur leidt mogelijk tot de vestiging van allerlei bedrijven, onder andere op het gebied van dataverwerking en data-analyse, en de farmaceutische industrie. De scanners vormen daarmee een mooie aanvulling op de excellente faciliteiten die Medical Delta al biedt aan spin-off bedrijven. Medical Delta is het samenwerkingsverband tussen de twee umc’s, drie universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam, opleidingsinstituten, business parken, incubators, bedrijven en plaatselijke overheden en de provincie Zuid-Holland. De subsidie voor de scanner werd aangevraagd bij het Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO) (Kansen voor West). Het project is mede mogelijk gemaakt door de provincie Zuid-Holland.
Kraakbeenschade, ontstekingen en pijn verminderen na injecties met stamcellen uit beenmerg Artrose, in de volksmond ook wel gewrichtsslijtage genoemd, kan in de toekomst wellicht worden behandeld met stamceltherapie. Het injecteren van lichaamseigen stamcellen uit het beenmerg in beschadigde gewrichten laat bemoedigende resultaten zien. Dat heeft orthopedisch chirurg in opleiding Gerben van Buul ontdekt na jaren onderzoek. Van Buul promoveert op 28 november op zijn studie. Artrose komt in Nederland dikwijls voor, bij ouderen, maar ook steeds vaker bij relatief jonge mensen. Artrose is een aandoening waarbij het kraakbeen in de gewrichten kwetsbaar en dun wordt en het gewricht ontstoken raakt. Daardoor treedt schade op in het gewricht. De aandoening geeft pijnklachten waardoor de patiënt zich steeds moeilijker kan (voort)bewegen. Behandeling is op dit moment vooral gericht op pijnbestrijding. Als dat niet meer helpt, rest een operatie waarbij de patiënt een gewrichtsprothese krijgt. Deze gewrichtsprothese heeft echter een beperkte houdbaarheid. Promovendus Van Buul vond een veelbelovende, maar nog niet uitontwikkelde nieuwe methode. Stamcellen zijn cellen die nog niet zijn uitgerijpt tot een volwassen cel. Ze worden onder andere gevonden in het beenmerg, een rode substantie die zich in de platte beenderen van het menselijk lichaam bevindt. Stamcellen kunnen zich nog ontwikkelen tot allerlei soorten cellen: botcellen, vetcellen, en dus ook tot kraakbeencellen. De gedachte was, dat als deze niet uitgerijpte cellen in een gewricht en dus in de buurt van het kraakbeen werden geïnjecteerd, zij zouden uitgroeien tot nieuw kraakbeen. Nieuw kraakbeen kwam er nauwelijks, maar de stamcellen hadden wel een positief effect op processen die gepaard gaan met artrose. De stamcellen werkten als een soort eiwitfabriekjes die ontstekingsremmende factoren en groeifactoren maakten. De cellen hadden positieve effecten op de ontstekingen en de kraakbeenafbraak. In samenwerking met de afdeling radiologie werd ontdekt dat de cellen na injectie betrekkelijk lang aanwezig bleven in de gewrichten. Tevens werd de pijn iets minder. De vakgroep orthopedie heeft inmiddels een subsidieaanvraag ingediend voor vervolgonderzoek bij patiënten, om te zien of de gevonden effecten zich ook bij mensen voordoen. Ook zal worden onderzocht welke processen zich in de stamcellen en het kraakbeen afspelen. Stamceltherapie is nu nog een bijzonder kostbare behandeling. Maar als de werking van de stamcellen kan worden doorgrond, kan die werking wellicht worden gereproduceerd in medicatie. Dan wordt de therapie waarschijnlijk goedkoper en kan die worden ingezet voordat aanzienlijke schade ontstaat aan het gewricht.
Er zijn veelbelovende aanwijzingen dat cholesterolverlagende middelen als statines en fibraten kunnen worden toegepast om artrose te voorkomen of tot stilstand te brengen. Dat blijkt uit onderzoek van de Vlaamse orthopeed Stefan Clockaerts, die drie jaar onderzoek deed in het Rotterdamse Erasmus MC. Clockaerts maakte onder meer gebruik van medische informatie afkomstig uit het Ergo-onderzoek, dat al sinds 1990 loopt in de Rotterdamse wijk Ommoord. Zijn onderzoek vond plaats onder auspiciën van de afdelingen Orthopedie, Epidemiologie en Huisartsgeneeskunde. Artrose is een veel voorkomende gewrichtsaandoening die wordt gekenmerkt door aantasting van het kraakbeen. In de volksmond wordt ook wel van gewrichtsslijtage gesproken. Bij artrose ontstaat schade aan het kraakbeen inderdaad door slijtage, maar de schade kan ook ontstaan door ontstekingen in het gewricht, die het kraakbeen verder aantasten. De ontdekking van Clockaerts begon met het bewijs dat vetweefsel in het kniegewricht bijdraagt aan deze ontstekingsprocessen. Zogeheten knievet scheidt ontstekingsstoffen uit, die het kraakbeen beïnvloeden. Komt knievetweefsel bovendien in de buurt van een bestaande ontsteking, dan produceert het knievet nog meer van deze stoffen. Vervolgens testte Clockaerts door middel van weefselonderzoek of lipide- ofwel vetverlagende middelen als statines en fibraten ervoor zorgden dat het knievet zou stoppen met de productie van deze ontstekingsstoffen. Dat bleek het geval. Bovendien werd getest wat het effect van fibraten was op kraakbeenweefsel en het weefsel van het slijmvlies dat de gewrichten omkapselt. Dat effect bleek gunstig te zijn. In het Rotterdamse Ergo-onderzoek keek hij vervolgens of artrose significant veel minder vaak voorkomt bij mensen die statines slikten, bijvoorbeeld vanwege een te hoog cholesterol-gehalte. Ook dat bleek het geval. Dit betekent volgens Clockaerts dat mag worden aangenomen dat statines en fibraten mogelijk een positieve bijwerking hebben, namelijk dat zij artrose kunnen voorkomen of tot stilstand brengen. ,,Voordat deze middelen echter in de praktijk kunnen worden toegepast op –potentiële- patiënten met artrose, is een gedegen dubbelblind klinisch onderzoek nodig, waarbij de ene helft van de patiëntengroep een placebo krijgt en de andere helft statines,’’ verklaart Clockaerts. ,,Vervolgens zullen we kijken of de huidige vermoedens echt worden bevestigd.’’ Op 22 februari 2013 promoveert Clockaerts aan de Universiteit Antwerpen, waar hij op de departementen Orthopedie en Reumatologie aan het eerste deel van zijn onderzoek werkte.
De levensverwachting van 65-jarigen is de afgelopen 30 jaar flink gestegen. Ouderen leven niet alleen langer, maar brengen ook meer jaren in als goed ervaren gezondheid door na hun 65ste levensjaar, blijkt uit cijfers van het CBS. In 2011 was de gemiddelde levensverwachting van een 65-jarige man nog 18,3 jaar en voor vrouwen van die leeftijd is het zelfs 21,3 jaar. Mannen brengen leven na hun 65ste nog bijna 11 jaar in goede gezondheid en 14 jaar zonder lichamelijke beperkingen. Vrouwen leven nog gemiddeld 13,4 jaar zonder beperkingen. Wel krijgen beide geslachten langere tijd te kampen met chronische ziekten, zoals gewrichtsslijtage, suikerziekte, migraine en hart- en vaatziekten.
Onderzoekers van het Erasmus MC hebben een erfelijke afwijking gevonden die verantwoordelijk is voor het ontstaan van verwijdingen in de grote lichaamsslagader die plotseling kunnen scheuren. Patiënten met deze afwijking kunnen al op jonge leeftijd plotseling komen te overlijden. De onderzoekers bestudeerden een grote Nederlandse familie waarin deze aandoening veel voorkomt. De vondst heeft al geleid tot het sparen van levens van sommige van deze familieleden. De wetenschappers publiceren hun resultaten in het vooraanstaande tijdschrift Nature Genetics. De onderzoekers ontdekten de erfelijke afwijking in een grote Nederlandse familie waarin verschillende personen al op relatief jonge leeftijd overleden aan het plotseling scheuren van de lichaamsslagader, ofwel de aorta. Het gaat om een verandering in een nieuw gen. Aida Bertoli-Avella, onderzoeker van de afdeling Klinische Genetica van het Erasmus MC: "Via bloedonderzoek (DNA test) kan nu worden vastgesteld wie deze erfelijke afwijking heeft en wie niet. De familieleden met de erfelijke afwijking worden vervolgens intensief gecontroleerd op het ontstaan van verwijdingen in hun aorta. Inmiddels zijn er bij diverse familieleden ernstige verwijdingen ontdekt. Zij konden op tijd worden geopereerd, zodat de verwijding in de aorta niet kon scheuren. De jongste patiënt was zelfs twintig jaar. Deze controles bij het vinden van verwijdingen en de operaties zijn van levensbelang. Ander voordeel is dat de familieleden bij wie de erfelijke afwijking niet wordt gevonden, voortaan niet meer gecontroleerd hoeven te worden." De onderzoekers werkten samen met collega"s van het Amsterdamse VUmc, het UMC St. Radboud in Nijmegen en het LUMC in Leiden. Een verwijding van de lichaamsslagader wordt ook wel een aneurysma van de aorta genoemd. Aneurysma"s kunnen leiden tot een scheur in de vaatwand, waardoor iemand plotseling kan overlijden. In de meeste gevallen hebben patiënten tot op dat moment geen klachten. In Nederland overlijden jaarlijks ongeveer 800 personen plotseling als gevolg van het scheuren van een aneurysma. Een bekend recent internationaal voorbeeld is de Amerikaanse speciale gezant Richard Holbrooke. Hij overleed in december 2010 als gevolg van het scheuren van zijn aorta. Bij een deel van de aneurysma patiënten is een erfelijke afwijking de oorzaak voor het ontstaan van de aandoening. Over het algemeen ontwikkelen deze personen op jongere leeftijd aneurysma"s en kan de aandoening gepaard gaan met andere bindweefselklachten, zoals skelet-, huid-, en hartafwijkingen. Zo kwam uit dit onderzoek naar voren dat de patienten naast aneurysma"s ook veel gewrichtsslijtage (artrose) en gewrichtsklachten hadden. Het verloop van de aandoening is meestal agressiever en zij overlijden vaak op jongere leeftijd. De vondst van de onderzoekers leidt ertoe dat deze patiënten al in een vroeg stadium kunnen worden geïdentificeerd. Vervolgens kunnen ze intensief worden gecontroleerd, zodat het ontstaan van een aneurysma tijdig kan worden ontdekt en de patiënt op tijd kan worden behandeld. Het belang van de gevonden genetische verandering is dat nu ook andere aneurysma patiënten kunnen worden getest op veranderingen in hetzelfde gen, zodat zij en hun familieleden eventueel preventief kunnen worden behandeld. De onderzoekers hebben inmiddels ook soortgelijke erfelijke afwijkingen gevonden bij andere aneurysma patienten. De gevonden erfelijke afwijkingen helpen bij het verder ontrafelen van het mechanisme achter het ontstaan van verschillende vormen van aneurysma"s en kunnen een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.
Hoewel bij chronische pijn in spieren of gewrichten soms wordt gezegd dat die "tussen de oren zit", kan ook een overgevoelig centraal zenuwstelsel een rol spelen. Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel, KU Leuven en de St. Radboud Universiteit hebben onderzoek hiernaar gedaan. Vaak kost de vruchteloze zoektocht naar oorzaken bij chronische pijn veel tijd en geld. Pijn door een overgevoelig zenuwstelsel komt vaak voor bij mensen met een chronische whiplash, artrose, chronische lage rugpijn, reuma en chronische hoofdpijn. Zij reageren vaak slecht op gangbare behandelingen en zijn gevoeliger voor druk, geluid, licht, geuren, medicatie, pesticiden, koude en ook stress. Deze mensen gaan volgens de onderzoekers beter naar een zorgverlener die gespecialiseerd is in het bewegingsapparaat. Zo"n behandeling kan het centrale zenuwstelsel tot rust brengen.
Bij een minimaal invasieve heupoperatie plaatst de chirurg de kunstheup door een kleine snede in de huid en wordt schade aan de spieren en pezen rond het heupgewricht zoveel mogelijk voorkomen. Om de kunstheup zo precies mogelijk te plaatsen wordt hierbij gebruik gemaakt van computernavigatie. Bewegingswetenschapper Inge Reininga van het Universitair Medisch Centrum Groningen heeft aangetoond dat de plaatsing van kunstheupen net zo nauwkeurig plaatsvindt bij de computergenavigeerde minimaal invasieve heupoperatie als bij de gebruikelijke operatietechniek, terwijl de ligduur van patiënten korter is. Op 29 juni 2011 promoveert Reininga op de resultaten van haar onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Door de vergrijzing en het toenemend aantal mensen met overgewicht hebben steeds meer mensen last van gewrichtsslijtage van de heup en krijgen daarom steeds meer mensen een kunstheup. Deze operatie is belangrijk om deze mensen in beweging te houden en draagt daarmee bij aan het gezond en actief ouder worden. Minder belastende operaties kunnen een verbetering in de zorg opleveren. Reininga heeft de effectiviteit van de computer genavigeerde minimale invasieve heupoperatie vergeleken met die van de gebruikelijke operatietechniek. Een groep van 35 patiënten kreeg een nieuwe heup met de nieuwe operatiemethode. De uitkomsten werden vergeleken met die van 40 patiënten die met de gebruikelijke operatietechniek werden geopereerd. De gemiddelde ligduur in het ziekenhuis was korter na de computergenavigeerde minimaal invasieve operatiemethode (5,2 in plaats van 6,9 dagen), ondanks een iets langere operatieduur en meer bloedverlies. Door het gebruik van de minimaal invasieve operatiemethode met computernavigatie werden de kunstheupen net zo nauwkeurig geplaatst als bij de gebruikelijke operatietechniek. Er is echter geen bewijs gevonden voor een sneller herstel van de loopfunctie na deze operatiemethode. Om te onderzoeken of de patiënten met een kunstheup weer net zo goed kunnen lopen als mensen zonder heupslijtage, werd hun loopfunctie vergeleken met die van even oude gezonde proefpersonen. Hoewel de loopfunctie sterk verbeterde na de operatie bleven er, zes maanden na de operatie, kleine verschillen bestaan in bepaalde aspecten van het looppatroon van de patiënten en die van gezonde personen. Reininga adviseert de nieuwe techniek bij heupoperaties in te bedden in verkorte ziekenhuis-opnameprogramma "s in combinatie met gerichte postoperatieve fysiotherapie om een optimaal herstel na de operatie mogelijk te maken. Verder onderzoek is nodig naar de kosteneffectiviteit van de nieuwe operatiemethode in vergelijking met de gebruikelijke operatietechniek. Inge Reininga (Marrum, 1981) studeerde Bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij voerde haar promotieonderzoek uit bij de afdeling Orthopedie van het UMCG, in samenwerking met de afdelingen Gezondheidswetenschappen en het Centrum voor Bewegingswetenschappen, eveneens van het UMCG. Het project maakt deel van het onderzoeksprogramma van de Graduate School for Health Research SHARE van het UMCG. Het onderzoek werd gefinancierd door ZonMw. De titel van het proefschrift van Inge Reininga is "Computer-navigated minimally invasive total hip arthroplasty. Effectiveness, clinical outcome and gait performance. " Promotoren: S.K. Bulstra, J.W. Groothoff, copromotoren: M. Stevens, W. Zijlstra.
Voor revalidatie van patiënten met bewegingsstoornissen is het precies meten van beweging erg belangrijk. Een bewegingslaboratorium is echter niet altijd in de buurt. Onderzoek van Josien van den Noort naar ambulante systemen maakt de metingen voor iedere zorgverlener bereikbaar. Om patiënten met bewegingsstoornissen goed te kunnen behandelen is het belangrijk om hun bewegingen precies te kunnen meten. Tot nu toe werd een bewegingsmeting alleen in een speciaal bewegingslaboratorium uitgevoerd. Vaak is zo'n duur en complex bewegingslaboratorium, met camera's en in de grond gebouwde krachtmeters, echter niet voorhanden. Op 27 oktober promoveert Josien van den Noort van VUmc op onderzoek naar ambulante systemen voor bewegingsmeting. Met deze systemen kunnen de metingen door elke zorgverlener in ieder ziekenhuis, revalidatiecentrum of fysiotherapiepraktijk worden gedaan. Van den Noort heeft haar onderzoek uitgevoerd bij kinderen met cerebrale parese (spasticiteit) en volwassenen met knieartrose (gewrichtsslijtage). Bij ambulante bewegingsmetingen wordt gebruik gemaakt van kleine sensoren en speciale schoenen, zoals inertiaal-sensoren en krachtschoenen. Inertiaal-sensoren zijn kleine lichtgewicht doosjes (ter grootte van lucifersdoosjes) die op het lichaam worden aangebracht en de beweging (gewrichtshoeken) registreren. Krachtschoenen zijn orthopedische schoenen met aan de onderkant twee krachtsensoren die tijdens het lopen de kracht onder de voet opmeten. In haar proefschrift laat Van den Noort zien dat inertiaal-sensoren het meten van gewrichtshoeken tijdens spasticiteittesten bij kinderen met cerebrale parese verbeteren. De sensoren meten daarnaast nauwkeurig de gewrichtshoeken tijdens looptaken bij deze kinderen. Bovendien zijn inertiaal-sensoren en krachtschoenen nauwkeurige meetinstrumenten voor het meten van de kniebelasting bij patiënten met knieartrose. Een bewegingsmeting van patiënten is via deze ambulante systemen bereikbaar voor iedere zorgverlener, waardoor betere besluiten rondom revalidatie van patiënten kunnen worden genomen.
Om bewegingsstoornissen goed te kunnen behandelen, is het belangrijk om bewegingen precies te kunnen meten. J. van den Noort van het VUmc onderzocht systemen die bewegingsmeting in ieder ziekenhuis, revalidatiecentrum of fysiotherapiepraktijk mogelijk maken. Tot nu toe konden bewegingsmetingen alleen in een speciaal bewegingslaboratorium worden uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd bij kinderen met cerebrale parese (spasticiteit) en volwassenen met knieartrose (gewrichtsslijtage). Zogeheten inertiaal-sensoren kunnen het meten van gewrichtshoeken tijdens spasticiteittesten bij kinderen met cerebrale parese verbeteren, zegt Van den Noort. Met ambulante systemen kunnen deze metingen door elke zorgverlener overal worden gedaan, concludeert ze.
Om patiënten met bewegingsstoornissen goed te kunnen behandelen is het belangrijk om hun bewegingen precies te kunnen meten. Josien van den Noort onderzocht systemen die bewegingsmeting in ieder ziekenhuis, revalidatiecentrum of fysiotherapiepraktijk mogelijk maken. Van den Noort promoveert op 27 oktober bij VUmc. Tot nu toe konden bewegingsmetingen alleen in een speciaal bewegingslaboratorium worden uitgevoerd. Vaak is zo’n duur en complex bewegingslaboratorium, met camera’s en in de grond gebouwde krachtmeters, echter niet voorhanden. Met ambulante systemen kunnen de metingen door elke zorgverlener op iedere gewenste plek worden gedaan. Van den Noort heeft haar onderzoek uitgevoerd bij kinderen met cerebrale parese (spasticiteit) en volwassenen met knieartrose (gewrichtsslijtage). Bij ambulante bewegingsmetingen wordt gebruik gemaakt van kleine sensoren en speciale schoenen, zoals inertiaal-sensoren en krachtschoenen. Inertiaal-sensoren zijn kleine lichtgewicht doosjes (ter grootte van lucifersdoosjes) die op het lichaam worden aangebracht en de beweging (gewrichtshoeken) registreren. Krachtschoenen zijn orthopedische schoenen met aan de onderkant twee krachtsensoren die tijdens het lopen de kracht onder de voet opmeten. In haar proefschrift laat Van den Noort zien dat inertiaal-sensoren het meten van gewrichtshoeken tijdens spasticiteittesten bij kinderen met cerebrale parese verbeteren. De sensoren meten daarnaast nauwkeurig de gewrichtshoeken tijdens looptaken bij deze kinderen. Bovendien zijn inertiaal-sensoren en krachtschoenen nauwkeurige meetinstrumenten voor het meten van de kniebelasting bij patiënten met knieartrose. Een bewegingsmeting van patiënten is via deze ambulante systemen bereikbaar voor iedere zorgverlener, waardoor betere besluiten rondom revalidatie van patiënten kunnen worden genomen.