Hoe merk ik het?
- Pijn of andere vervelende gevoelens in bil of benen, vooral in de kuiten
- De pijn ontstaat meestal tijdens lopen en verdwijnt weer na een tot enkele minuten rust
- Soms bestaat er ook al pijn in rust
Hoe werkt het?
Een persoon met etalagebenen krijgt na enige tijd lopen pijn in de spieren van zijn been of bil. Door even stil te staan neemt de pijn weer af. Soms doet hij dat voor de etalage van een winkel, het valt dan niet zo op. Etalagebenen ontstaan wanneer de beenspieren te weinig zuurstof krijgen. Zuurstof wordt aangevoerd via het bloed in de slagaders. Bij etalagebenen zijn deze slagaders vernauwd door aderverkalking. Tijdens inspanning hebben de spieren meer zuurstof nodig, vooral tijdens sneller of tegen een helling lopen. Na enige tijd lopen ontstaan door een tekort aan doorbloeding en zuurstof pijn, krampen of een vermoeid gevoel in been of bil, meestal in de kuit, soms in beide benen tegelijk. Na een tot enkele minuten rusten verdwijnen de klachten weer. Doorlopen is weer mogelijk totdat de pijn opnieuw optreedt en weer even gerust moet worden.
Hoe ontstaat het?
Etalagebenen ontstaan door een verminderde doorbloeding van de benen ten gevolge van aderverkalking. Het proces van aderverkalking begint al op jonge leeftijd, vanaf het 20ste levensjaar. De belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van etalagebenen is roken. Andere belangrijke risicofactoren zijn hoge bloeddruk en suikerziekte. Ook erfelijkheid speelt een rol. Sommige medicijnen kunnen de klachten van etalagebenen versterken.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Stop met roken en meet uzelf een gezonde leefstijl aan. Zorg voor een gezond eetpatroon. Als u daar vragen over heeft raadpleeg dan uw arts of de diëtiste. Daarnaast is vooral bij etalagebenen looptraining zeer belangrijk. Door vaak, liefst dagelijks en minimaal drie tot zes maanden achtereen, te wandelen kan de bloedtoevoer naar de benen verbeteren. Wandel door tot de klachten optreden, liefst nog tien stappen verder, rust daarna uit tot de klachten weer zijn verdwenen en wandel weer door, in totaal vijftien tot dertig minuten en dat driemaal per dag. Na enige weken tot maanden zal uw loopafstand gaan toenemen. Ook na deze trainingsperiode van zes maanden is het verstandig veel te blijven wandelen! Heeft u overgewicht, probeer dan af te vallen. Minder gewicht betekent dat uw spieren minder energie en zuurstof nodig hebben. Ook de aderverkalking wordt erdoor afgeremd. Matig alcoholgebruik lijkt gunstig te zijn tegen bloedvatvernauwing. Maar zodra u meer dan twee glazen wijn of sterke drank per dag gebruikt, werkt het weer averechts. Door de verminderde doorbloeding van uw benen en voeten kunt uw last krijgen van slecht genezende wondjes. Zorg daarom voor een goede verzorging van uw voeten, pas op voor knellende kousen en niet goed zittende schoenen.
Hoe gaat de arts er mee om?
Er bestaat een klein aantal medicijnen dat invloed heeft op de doorstroming van het bloed in de beschadigde bloedvaten. Indien andere maatregelen niet helpen of mogelijk zijn is met deze medicijnen een proefbehandeling te overwegen. Indien de klachten ernstig zijn, ondanks looptraining toch toenemen, er pijn in rust ontstaat of ernstige huidafwijkingen (zoals zweren of een zwarte verkleuring) dreigen te ontstaan zal de huisarts u verwijzen naar de (vaat)chirurg. Op grond van zijn onderzoek kan voor de beste behandeling worden gekozen. Steeds vaker wordt daarbij gebruik gemaakt van de dotterprocedure: via een katheter in de lies wordt een ballonnetje naar de vernauwing opgevoerd en vervolgens opgeblazen. Een tweede mogelijkheid is een chirurgische ingreep: de bypassoperatie, waarbij met een eigen ader of een kunststof bloedvat een omleiding wordt gemaakt langs de vernauwing. Indien dat allemaal niet meer mogelijk is en tenen, voet of benen bedreigd worden met afsterven is de enige nog resterende mogelijkheid een amputatie van het bedreigde deel van het been.
Wetenschappelijk nieuws
Franceline Frans: ‘Functional status and quality of life after treatment of peripheral arterial disease’. Dotteren en looptraining onder toezicht helpen bij het behandelen van etalagebenen. Deze aandoening ontstaat door vernauwing of afsluiting van een slagader naar of in de benen en is erg pijnlijk. Uit de onderzoeksresultaten van Frans blijkt niet welke van de twee methodes het beste is. Frans heeft bij haar onderzoek gebruik gemaakt van uitkomsten die door de patiënten zijn gerapporteerd, de PROM’s. Meestal werd de effectiviteit van de behandeling van etalagebenen afgemeten aan het behoud van het been of de afstand die de patiënt kan lopen. In dit onderzoek is ook rekening gehouden met de door de patiënt aangegeven kwaliteit van leven. Volgens de promovendus zijn de PROM’s bruikbaar in de behandeling van patiënten met deze aandoening. Hiermee kun je de effectiviteit van de behandeling vaststellen. In een vervolgonderzoek wil Frans kijken welke van de twee behandelingen (dotteren of looptraining onder toezicht) wat kosten betreft er het beste uitkomt.
Gert-Jan Lauret, MSc: Promotores: prof.dr. J.A.W. Teijink; prof.dr. R.A. de Bie; Co-promotor: dr. B.L.W. Bendermacher, CWZ Nijmegen. Perifeer arterieel vaatlijden (PAV) is een veel voorkomend probleem. Het komt in Nederland voor bij 1 op de 5 personen van 55 jaar en ouder. Claudicatio intermittens (CI), in de volksmond ‘etalagebenen’, is de eerste symptomatische uiting van PAV. Behandeling bestaat uit gesuperviseerde looptherapie (GLT), waarbij pas een invasieve vasculaire interventie geïndiceerd is indien GLT niet het (voor de patiënt) gewenste resultaat oplevert. Niet alle patiënten in Nederland krijgen GLT aangeboden. De reden hiervoor is multifactorieel, maar centraal staat het niet vergoeden van GLT vanuit de basiszorg. Doordat GLT niet volledig vergoed wordt staan patiënten met CI onnodig bloot aan de risico’s op complicaties en sterfte die gepaard gaan met een veel duurdere, invasieve behandeling. Een andere belangrijke reden is de lastige vergelijking tussen beide therapieën door het ontbreken van een goede uitkomstmaat. In dit proefschrift wordt een aanzet gegeven tot een nieuwe uitkomstmaat voor de behandeling van CI.
Een vijfde van de patiënten met perifeer vaatlijden, ofwel Etalagebenen , heeft een belangrijke vernauwing ter hoogte van de belangrijkste kransslagader. Dat zegt onderzoeker S. de Vos van de UU.
Etalagebenen, pijnklachten bij het lopen door een tekort aan bloeddoorstroming, kunnen veroorzaakt worden door vernauwingen in de lichaams- of bekkenslagaders. Tot voor kort was een grote buikoperatie de standaardbehandeling. Deze operatie is niet zonder risico’s; bij 12% van de patiënten treden complicaties op en 4% overlijdt na de ingreep. Een nieuwe, minder ingrijpende operatie, de zogenoemde CERAB-techniek, is volgens Frederike Grimme een goed alternatief. Vernauwingen in de lichaamsslagaders of bekkenslagaders kunnen niet alleen pijn veroorzaken bij het lopen, maar in ernstiger gevallen zelfs leiden tot het verlies van een ledemaat. In de klassieke behandeling legt de chirurg in een grote operatie een ‘omleiding’ van de bloedcirculatie om de vernauwde of verstopte aders aan. Er zijn ook minder ingrijpende behandelingen, zoals dotteren of het plaatsen van stents, buisjes die door het vernauwde bloedvat worden geplaatst. Maar deze behandelingen geven minder goede resultaten op lange termijn, vooral door het optreden van nieuwe vernauwingen in de stents. Grimme onderzocht of nieuwe stents, die voorzien zijn van een kunststof omhulsel, het heroptreden van vernauwingen in de stents kunnen voorkomen. Zij concludeert dat de nieuwe stents inderdaad goede resultaten laten zien. Ook onderzocht ze de nieuw ontwikkelde CERAB-techniek (Covered Endovascular Reconstruction of Aortic Bifurcation) voor verstoppingen in de bekkenslagaderen. Deze techniek maakt gebruik van zulke ‘gecoverde’ stents, en legt geen omleiding aan, maar maakt de vernauwingen in buik en bekken opnieuw doorgankelijk. Grimme stelt vast dat de nieuwe techniek veilig is, goed uitvoerbaar, en leidt tot goede resultaten op de korte termijn. Er moet volgens haar nog meer onderzoek gedaan worden naar langetermijneffecten. Frederike Grimme (1984) studeerde Geneeskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen, in samenwerking met het Rijnstate Ziekenhuis Arnhem. Grimme is in opleiding tot chirurg in het Radboud UMC in Nijmegen. Proefschrift: http://hdl.handle.net/11370/4a1076bb-16e3-457a-9de5-d7db79764b2b
Wetenschappers van onder meer het UMC Utrecht hebben 21 nieuwe genen gevonden die cholesterolwaarden van het bloed bepalen. Zowel genetische als omgevingsfactoren bepalen cholesterolwaarden in het bloed. Er is een duidelijke relatie tussen cholesterol waarden en hart- en vaatziekten. Zo is een te hoog LDL-cholesterol een risicofactor voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Daarentegen is een hoog niveau van HDL-cholesterol juist beschermend. De onderzoekers gaan nu op zoek naar het verband tussen de nieuw gevonden genen en het optreden van hartinfarcten, etalagebenen en beroertes. Daarnaast vormen deze genen een waardevol aangrijpingspunt voor het ontwikkelen van nieuwe cholesterolverlagende geneesmiddelen.
Dr. Joris Rotmans van de afdeling Nierziekten gebruikt zijn onlangs toegekende Vidi-subsidie voor onderzoek naar het kweken van lichaamseigen bloedvaten. Zulke vaten zouden een uitkomst kunnen zijn voor dialysepatiënten bij wie de vaattoegang die nodig is voor dialyse vaak vernauwd raakt. Mogelijk kunnen later ook vaatpatiënten geholpen worden met zelfgekweekte bloedvaten. Dr. Joris Rotmans maakt op een bijzondere manier gebruik van littekenweefsel: hij probeert er bloedvaten mee te kweken. Of, beter gezegd: de patiënt kweekt zijn eigen bloedvat. Door het implanteren van een staafje onder de huid ontstaat er een reactie waarbij het vreemde object wordt ingekapseld. Wanneer je dit staafje vervolgens verwijdert, blijft er een stevige weefselcapsule achter die de basis vormt voor een bloedvat. “We hebben dit principe nu in proefdieren getest, en het werkt”, vertelt internist-nefroloog Rotmans. “Het is wel belangrijk om het staafje op het juiste moment te verwijderen. De reactie van het lichaam op het staafje is erg dynamisch. Het begint met een ontstekingsreactie en eindigt met dood bindweefsel. Ergens daartussen ontstaat weefsel dat sterk genoeg is om als bloedvat te dienen. Bij proefdieren is dat ongeveer vier weken. Bij mensen is de optimale duur mogelijk per persoon verschillend. We gaan kijken of we met beeldvormende technieken bij iedere patiënt het ideale moment van verwijdering van het staafje kunnen bepalen.” Het staafje is gemaakt van een samengesteld polymeer, die ook wordt gebruikt om heupprothesen stevig vast te zetten. “We weten dat het materiaal veilig is. Ook hebben we al ontdekt dat de ruwheid van het oppervlak belangrijk is voor de afweerreactie die ontstaat, en dus voor de samenstelling en sterkte van het weefsel dat gevormd wordt”, aldus Rotmans. De komende 5 jaar gaat hij dit verder onderzoeken met een Vidi-subsidie van 800.000 euro. Bloedvat groeit dicht De methode van Rotmans zou een alternatief kunnen zijn voor kunststof bloedvaten. Deze worden nu gebruikt om de bloedvaten in de arm van dialysepatiënten aan te sluiten op het dialyseapparaat. Op de lange termijn functioneren deze kunststofvaten slecht: 50 procent is na een jaar al dichtgegroeid. Ook moeten de bloedvaten van de arm zich verwijden om de dialyse goed te laten verlopen, maar dat gebeurt bij veel dialysepatiënten niet. Hun vaten zijn vaak niet van heel goede kwaliteit. Er zijn ook al bloedvaten buiten het lichaam gekweekt op een soort mal. “Dat is een succesvol voorbeeld van tissue engineering, maar die methode is duur en kost veel tijd”, aldus Rotmans. Nog een voordeel van de methode van Rotmans is dat de door de patiënt zelf gemaakte bloedvaten meteen de goede lengte hebben en op de juiste plek zitten. Als het bij dialysepatiënten werkt zou het ook voor andere toepassingen getest kunnen worden, bijvoorbeeld bij mensen met vaatproblemen in het been, de zogenoemde etalagebenen. “Ook vaten in het been kun je laten groeien op de plek waar ze nodig zijn. Voor bypassoperaties van dieper liggende vaten moet je ze op een andere plaats laten groeien en daarna transplanteren. Zover is het nog lang niet. Eerst moet de techniek verbeterd worden, en getest bij de eerste patiënten.” Joris Rotmans (1974) studeerde geneeskunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 2004 promoveerde hij aan het AMC op onderzoek naar de vaattoegang voor dialysepatiënten. Na een jaar in Australië als postdoc rondde hij in 2010 zijn opleiding tot internist-nefroloog af in het LUMC. In 2009 ontving hij een Junior Kolff Beurs, in 2010 gevolgd door een BMM-subsidie van 1,3 miljoen euro.
Wetenschappers hebben 21 nieuwe genen gevonden die cholesterolwaarden van het bloed bepalen. Het UMC Utrecht leidde de grote internationale zoektocht samen met het AMC, Children's Hospital van Philadelphia en University College London. De resultaten verschenen gisteren in het American Journal of Human Genetics. Een team van internationale onderzoekers analyseerde ongeveer 50.000 genetische varianten in zo’n 2.100 genen met een rol in hart- en vaatziekten. Ze bekeken deze genen in meer dan 65.000 mensen en herhaalden de resultaten in een onafhankelijke onderzoek van 25.000 mensen, ze vergeleken het bovendien met eerder onderzoek van nog eens 100.000 personen. Op deze manier spoorden de onderzoekers 21 nieuwe genen op die invloed hebben op de cholesterolwaarden in ons bloed. Daarnaast bevestigt het onderzoek de relatie tussen veranderingen in 49 recent gevonden genen met cholesterolwaarden. Zowel genetische als omgevingsfactoren bepalen cholesterolwaarden in het bloed. Er is een duidelijke relatie tussen cholesterol waarden en hart- en vaatziekten. Zo is een te hoog LDL-cholesterol een risicofactor voor het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Daarentegen is een hoog niveau van HDL-cholesterol juist beschermend. “We gaan nu op zoek naar het verband tussen de nieuw gevonden genen en het optreden van hartinfarcten, etalagebenen en beroertes. Daarnaast vormen deze genen een waardevol aangrijpingspunt voor het ontwikkelen van nieuwe cholesterolverlagende geneesmiddelen.” Dat zegt cardioloog dr. Folkert Asselbergs van het UMC Utrecht, hij is een van de onderzoeksleiders. Het AMC in Amsterdam leverde het andere Nederlandse aandeel. “Dit is een van de grootste studies ooit uitgevoerd op het gebied van de erfelijkheid van cholesterolwaarden”, stellen dr. Suthesh Sivapalaratnam en drs. Erik van Iperen van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam. “Dankzij de internationale opzet en de uitwisseling van kennis en patiëntenmateriaal hebben we al deze genen kunnen ontdekken.” Vier ziekenhuizen coördineerden het groot internationaal onderzoek, het zogenaamde International IBC Lipid Genetics Consortium. Dit consortium bestaat uit 180 onderzoekers wereldwijd., waarvan twee uit Nederland, het UMC Utrecht en het AMC in Amsterdam. Daarnaast waren dat het Children's Hospital van Philadelphia en het Institute of Cardiovascular Sciences in University College London.