Hoe merk ik het?
- Geïrriteerd, branderig gevoel in de ogen
- Regelmatig het gevoel hebben of er een vuiltje in het oog zit
- Overmatig tranen.
Hoe werkt het?
Traanvocht bestaat voor het grootste deel uit water, maar bevat ook vet en slijm. Deze samenstelling maakt dat het traanvocht niet te snel verdampt én dat het een optimale reinigende en beschermende werking heeft. Droge ogen kunnen ontstaan doordat de hoeveelheid traanvocht afneemt, maar ook doordat de samenstelling ervan verandert. Hierdoor ontstaat irritatie aan het oog. Het gaat branderig aanvoelen en het lijkt soms of er zand in zit. Als reactie hierop kan het oog juist meer gaan tranen. Maar omdat de tranen niet de juiste samenstelling hebben geeft dat geen verlichting.
Hoe ontstaat het?
- Er zijn verschillende mogelijke oorzaken voor droge ogen:
- Enkele aan reuma verwante, maar zeldzame aandoeningen die de traanklieren aantasten (onder andere de ziekte van Sjögren);
- bepaalde medicijnen hebben een remmende werking op de traanproductie;
- Veroudering van de weefsels.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Probeer irritatie en uitdroging van de ogen te voorkomen. Zorg voor voldoende luchtvochtigheid in huis. Vermijd irriterende stoffen in de lucht (zoals sigarettenrook). Draag een beschermende bril, zeker als het waait of als u fietst.
Hoe gaat de arts er mee om?
Als u last hebt van droge ogen kan uw arts u kunsttranen voorschrijven. U moet daarmee meerdere keren per dag druppelen, soms wel om de paar uur.
Wetenschappelijk nieuws
Echografisch onderzoek van de speekselklieren blijkt een betrouwbare methode om de diagnose ‘syndroom van Sjögren’ te stellen. Dat maakt deze techniek een goede aanvulling op onderzoek dat meer belastend is voor patiënten, zoals het chirurgisch wegnemen van een stukje speekselklier, al kan het zulk onderzoek niet helemaal vervangen. Tot die conclusie komt Konstantina Delli in een van de studies in haar tweede promotieonderzoek. Naar schatting ongeveer 1 op iedere 2000 mensen heeft het syndroom van Sjögren (SS). Vrouwen krijgen de ziekte vaker dan mannen. Bij patiënten met SS zijn de vocht afscheidende klieren, vooral de traan- en speekselklieren, chronisch ontstoken. Patiënten hebben daardoor last van droge ogen, een droge mond, vermoeidheid en spier- en gewrichtsklachten. SS is de meest voorkomende auto-immuunziekte na reumatoïde artritis. Delli stond in haar onderzoek stil bij nieuwe manieren om de ziekte vast te stellen en te behandelen, en ze onderzocht de betrouwbaarheid van informatie over SS op internet. De promovenda stelde vast dat echografisch onderzoek van de speekselklieren een betrouwbare techniek is om Sjögren te diagnosticeren. Mogelijk kan echografie een aanvulling zijn op de andere testen die worden gebruikt om Sjögren te diagnosticeren of kan deze techniek zelfs een meer invasieve techniek vervangen. Wel is het volgens Delli dan belangrijk dat dezelfde echografist een patiënt blijft volgen, omdat hij beter dan een collega in staat is om nieuwe echobeelden te duiden. Verder stelde Delli vast dat rituximab het beste werkt bij patiënten bij wie een groot aantal B-cellen (een soort afweercellen) in het speekselklierweefsel aanwezig is. Deze kennis kan worden gebruikt om een behandeling met rituximab beter op de patiënt af te stemmen. Ten slotte bleek dat patiënteninformatie op internet (zoals filmpjes op YouTube) dikwijls onjuiste of misleidende informatie bevatten, wat patiënten op het verkeerde been kan zetten. De kennis uit deze verschillende studies kan helpen om de diagnose, behandeling van en patiëntenvoorlichting aan patiënten met het syndroom van Sjögren te verbeteren. Konstantina Delli (1980) studeerde tandheelkunde aan de universiteiten van Thessaloniki en Athene (Griekenland), en verwierf in 2012 een eerste doctoraat in de tandheelkunde aan de universiteit van Bern (Zwitersland). Zij verrichtte haar tweede promotieonderzoek binnen de afdeling Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA) en onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Delli blijft als onderzoeker en tandarts Oral Medicine werkten bij de afdeling MKA van het UMCG.
Bron: RUG
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positief geadviseerd over het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Saxenda (liraglutide) is een GLP-1 analoog bestemd als aanvulling op een verminderd calorie bevattend dieet en toegenomen lichamelijke activiteit voor patiënten met een Body Mass Index (BMI) van 30 kg/m² of meer (obesitas) of 27 kg/m² of meer (overgewicht) bij ten minste één gewicht gerelateerde aandoening zoals dysglycemie (pre-diabetes en type 2 diabetes mellitus), hypertensie, dyslipidemie, of obstructieve slaap apneu.
- Orbactiv (oritavancine) is een nieuw semi-synthetisch, lipoglycopeptide antibioticum bestemd voor de behandeling van acute, bacteriële huidinfecties en infecties aan de huidstructuur (ABSSSI's).
- Sivextro (redizolide) is een oxazolidinone antibioticum bestemd voor de behandeling van acute, bacteriële huidinfecties en infecties aan de huidstructuur (ABSSSI's).
- Dutrebis (lamivudine / raltegravir) is een nieuwe combinatie van twee bekende middelen bestemd voor de behandeling van HIV-1 infectie bij volwassenen, adolescenten en pediatrische patiënten vanaf de leeftijd van 6 jaar en met een gewicht van ten minste 30 kg.
- Ikervis (ciclosporine) is bestemd voor de behandeling van ernstige keratitis bij patiënten met het “droge ogen syndroom” dat niet verbeterd is met de standaardbehandeling.
- Kengrexal (cangrelor) is een intraveneuze P2Y12 trombocytenremmer bestemd voor de secundaire preventie van cardiovasculaire gebeurtenissen bij patiënten met coronaire hartziekte die percutane coronaire interventie (PCI) ondergaan en die nog geen orale P2Y12 remmer voorafgaand aan de procedure hebben gekregen en bij wie orale behandeling met dit middel niet uitvoerbaar of niet wenselijk is.
- Raplixa (humaan fibrogeen / humaan trombine) is bestemd voor de aanvullende lokale behandeling waar standaard chirurgische technieken onvoldoende zijn, ter verbetering van de hemostase.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Abraxane (paclitaxel) is, in combinatie met carboplatine, bestemd voor de eerstelijns behandeling van niet-kleincellig longkanker (NKCLK) bij patiënten die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgische behandeling en/of bestraling.
- Aloxi (palonosetron) is nu ook bestemd voor kinderen van 1 maand en ouder voor de preventie van acute misselijkheid en braken geassocieerd met hoog-emetogene chemotherapie (HEC) en matig-emetogene chemotherapie (MEC).
- Eylea (aflibercept) is bestemd voor visusstoornis t.g.v. macula oedeem door “Branch Retinal Vein Occlusion (BRVO)”.
- Jakavi (ruxolitinib) is bestemd voor de behandeling van patiënten met polycythemia vera (PV), die resistent zijn voor hydroxyurea of dit niet verdragen.
- Prevenar 13 (pneumokokkenpolysaccharidenconjugaatvaccin) is bestemd voor preventie van community acquired pneumonia (CAP) bij volwassenen ouder dan 18 jaar.
Herbeoordeling GVK Biosciences
De CHMP kwam tot de aanbeveling de handelsvergunning van een aantal geneesmiddelen te schorsen. De onderzoeken met proefpersonen die de basis vormen voor toelating van deze geneesmiddelen, zijn niet goed uitgevoerd door het bedrijf GVK Biosciences. In Europees verband is nu geconcludeerd dat voor deze geneesmiddelen geen andere onderzoeken beschikbaar zijn.
Twee nieuwe geneesmiddelen, zogenaamde ‘biologicals’ die op celniveau ingrijpen in het immuunsysteem, blijken goed te werken in de klinische praktijk bij patiënten met het syndroom van Sjögren (SS). Dat concludeert Petra Meiners in haar promotieonderzoek. Om de effecten van de twee medicijnen (rituximab en abatacept) te meten, gebruikte ze nieuwe meetmethoden. Daarmee kan voor het eerst de respons van SS patiënten op deze medicijnen goed en reproduceerbaar worden gemeten. Mensen met SS kampen met chronische ontstekingen van de traan- en speekselklieren. Hierdoor ontstaan klachten zoals droge ogen en een droge mond. Ook vermoeidheid en spier- en gewrichtsklachten komen vaak voor. De ziekte komt voor bij ongeveer 1 op de 100 mensen, negen keer vaker bij vrouwen dan bij mannen. Dat maakt SS de meest voorkomende auto-immuunziekte na reumatoïde artritis, met als belangrijk verschil dat naar SS veel minder onderzoek is gedaan en dat er (dus ook) minder geneesmiddelen beschikbaar zijn. Meiners bestudeerde in haar onderzoek de effecten van de nieuwe medicijnen rituximab en abatacept. Eerder onderzoek liet al zien dat deze geneesmiddelen mogelijk effectief kunnen zijn door de witte bloedcellen die antilichamen produceren uit te schakelen. Meiners’ onderzoek bevestigt dat patiënten na de behandeling met een van beide geneesmiddelen aantoonbaar minder klachten hebben en dat de ziekteactiviteit afneemt. Met rituximab verbetert eveneens de speekselklierfunctie. Het onderzoek met deze medicijnen heeft ook meer inzicht opgeleverd over de ontstaanswijze en beloop van de ziekte. Verder onderzoek moet laten zien welk medicijn het beste kan worden gebruikt bij welke patiënt en op welk tijdstip in het ziekteproces. De nieuwe meetmethoden, die de ervaren symptomen van patiënten en de ziekteactiviteit goed, reproduceerbaar en betrouwbaar in kaart blijken te brengen, kunnen daarbij helpen. Petra Meiners (1979) studeerde Geneeskunde en Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie en de afdeling Reumatologie en Klinische Immunologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Die eerste afdeling financierde het onderzoek, samen met de firma’s Roche en Bristol-Myers Squibb. Het onderzoek is deel van een groot UMCG-onderzoek naar het syndroom van Sjögren. Meiners is in opleiding tot Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurg in het UMCG.
Ongeveer 0,5 tot 1 procent van de bevolking heeft het syndroom van Sjögren (SjS). Deze aandoening leidt tot een ernstige mate van droge ogen en mond, en is niet goed te behandelen. Met behulp van gentherapie werd in muizen met een SjS-achtige ziekte het effect onderzocht van drie immuun-modulerende eiwitten op de speekselklierwerking en op ontstekingen. Twee van de drie eiwitten die werden ingebracht in de speekselklier verminderden de ontsteking, maar verbeterden de speekselvloed niet. Het eiwit CD40 had onverwacht weinig effect. Een nieuw beschreven eiwit (het cytokine APRIL) bleek bij patiënten met SjS in een lagere hoeveelheid aanwezig dan bij gezonde mensen. Deze bevinding geeft een interessant aanknopingspunt voor nieuwe therapieën. Proefschrift: Nienke Roescher: ‘Local gene therapy and the identification of therapeutic targets in Sjögren's Syndrome’.
Kuppens e.a. hebben een onderzoek gedaan naar de werking van benzalkoniumchloride in Timoptol oogdruppels. Hun bevinding was dat bij het gebruik van Timoptol zonder benzalkoniumchloride (Timoptol Ocudose), de situatie verbeterde voor patiënten met droge ogen of met een verminderde traanproduktie. Bij 9 van de 10 patiënten verdween eveneens het branderig gevoel dat benzalkoniumchloride in oogdruppels veroorzaakt. Oogdruppels zonder benzalkoniumchloride kunnen de therapietrouw bevorderen, zodat een oogdrukverlagende operatie wellicht overbodig wordt, mits de patiënt bereid is therapietrouw te blijven. Bron: FUS 97-3-26.