Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Buikpijn
- Diarree
- Gewichtsverlies
- Vermoeidheid
- Darmkrampen
- Koorts
Hoe werkt het?
Met colitis ulcerosa hoort de ziekte van Crohn tot de groep van de chronische darmontstekingen (in het Engels: IBD= Inflammatory Bowel Disease). De ziekte van Crohn is een chronische ontsteking van een of meer delen van de darm. De darmwand raakt ontstoken. Meestal is het laatste deel van de dunne darmen aangedaan, maar ook andere delen van de dikke en de dunne darmen kunnen meedoen. De verschijnselen die de ziekte oproept variëren nogal. Dat komt doordat de ziekte sterk kan wisselen in activiteit, zich op verschillende plaatsen in de darmen kan voordoen en omdat er nogal eens complicaties optreden. Meest voorkomende Symptomen zijn buikpijn, diarree, gewichtsverlies, vermoeidheid, darmkrampen, koorts. Door de ontsteking kan een darmafsluiting ontstaan, waardoor u heftig gaat braken. Ook kunnen fistels (dat zijn onnatuurlijke verbindingen) ontstaan tussen verschillende delen van het maagdarm kanaal, maar bijvoorbeeld ook tussen de darmen en de blaas of de vagina. Nogal eens ziet men fistels rond de anus. Bij ruim eenderde van de patiënten ziet men behalve afwijkingen aan de darmen ook ziekten aan andere organen: gewrichtsontstekingen, huidafwijkingen, oogafwijkingen. Het beloop is niet te voorspellen: na een actieve periode kan de kwaal ook weer geruime tijd rustig blijven.Hoe ontstaat het?
De ziekte van Crohn ontstaat veelal op jongvolwassen leeftijd. De oorzaak is niet precies bekend. Een aangeboren aanleg is van belang, maar omgevingsfactoren eveneens. De combinatie leidt tot een ontsporing van het immuunsysteem: het lichaam gaat afweerstoffen maken tegen stoffen in de darm. Door de ontstekingsreactie die daar het gevolg van is wordt de darmen beschadigd. Ook de bovengenoemde afwijkingen aan andere organen zijn gevolg van ontspoorde immuunreacties.Hoe ga ik er zelf mee om?
Niet zoveel. Ook het volgen van bepaalde diëten heeft geen invloed op het verloop van de ziekte.Hoe gaat de arts er mee om?
Het kan even duren voor de juiste diagnose gesteld is. Dat komt doordat de verschijnselen aanvankelijk niet erg typisch zijn en doordat er geen speciale test voor de ziekte bestaat. Uiteindelijk wordt de diagnose meestal gesteld door endoscopisch (het met een flexibele slang bekijken van het inwendige van de darm) of röntgenonderzoek (contrastonderzoek of CT scan). Zodra de diagnose is gesteld kan de behandeling beginnen. De basis daarvan is die met zogenaamde 5-ASA medicijnen. Hoe die precies werken is nog niet precies bekend, maar ze zijn vaak wel effectief. Lukt het daarmee niet, dan zoekt de arts zijn toevlucht tot medicijnen die het afweersysteem onderdrukken. Dat kunnen ontstekingsremmende hormonen zijn (corticosteroïden) of bepaalde cytostatica (medicijnen die de celdeling remmen) of een combinatie daarvan. Voor ernstige gevallen zijn een nieuwe medicijnen beschikbaar, infliximab. Dit medicijn moet per infuus worden toegediend. Met chirurgische behandeling is men nogal terughoudend omdat de ervaring leert dat na chirurgie vaak fistels ontstaan. Soms ontkomt men er echter niet aan.Wetenschappelijk nieuws
Op 16 januari gaat Crocokids van start. Het betreft een nieuw goed doel voor kinderen met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Op een ouderbijeenkomst wordt de website www.crocokids.nl officieel gelanceerd. Crocokids, het nieuwe goede doel voor kinderen met de ziekte van Crohn en colitis, wordt op 16 januari officieel gelanceerd. Het initiatief is van het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis en zet zich in voor een betere behandeling van deze kwetsbare doelgroep. Crocokids gaat fondsen werven voor de uitvoering van wetenschappelijk onderzoek, maar ook eigen evenementen en acties organiseren speciaal voor deze kinderen en hun ouders. De wetenschappelijke onderzoeken die door het Erasmus MC - Sophia Kinderziekenhuis worden gehouden zijn gericht op de oorzaak, behandeling, voorkoming, bestrijding en genezing van deze ziekten. Ook richt Crocokids zich op een betere voorlichting aan de directe omgeving van deze kinderen, bijvoorbeeld op scholen. In Nederland komen er ieder jaar ongeveer 250 kinderen met Crohn of colitis bij. Colitis ulcerosa betreft ontstekingen aan de dikke darm. Bij de ziekte van Crohn kan het gehele spijsverteringskanaal, aangetast zijn. Kenmerkend voor deze aandoeningen zijn de telkens terugkerende onvoorspelbare opvlammingen van de ziekte, die erg pijnlijk zijn. Patiënten ervaren een slechte kwaliteit van leven. De aandoening kan ook leiden tot diverse complicaties, zoals bloedingen met bloedarmoede tot gevolg, vernauwingen van de darm, een gat in de darm, het ontstaan van darmkanker of complicaties als gevolg van het levenslang moeten gebruiken van zware medicijnen. Initiatiefnemers zijn dr. Lissy de Ridder en dr. Hankje Escher, beiden kinderarts met als specialisatie maag-, darm- en leverziekten. In hun werk behandelen ze dagelijks kinderen die lijden aan de heftige gevolgen van de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. De Ridder: “Onderzoek naar oorzaak, behandeling en genezing zorgt voor een beter inzicht in de ziekten. Er is weinig geld beschikbaar voor dit soort onderzoek, reden waarom we op zoek zijn gegaan naar alternatieve bronnen. Crocokids gaat ons helpen, in de toekomst nog meer onderzoek te kunnen doen.” Op www.crocokids.nl is alle informatie over dit goede doel beschikbaar. Crocokids is tevens actief op Facebook, Twitter en Hyves.
Van chronische darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa (UC) zijn de oorzaken onbekend. Veel factoren spelen een rol, waaronder bacteriën in de darm, het immuunsysteem, het zenuwstelsel en genetische aanleg. Belangrijk is ook geprogrammeerde celdood (apoptose). Bij de ziekte van Crohn lijkt apoptose geremd, bij UC is er sprake van excessieve celdood. Verstege onderzocht een nieuw middel dat de celdood moet remmen, maar dat heeft geen effect op het ontstaan van UC bij muizen. Daarnaast bekeek Verstege dendritische cellen waarvan wordt aangenomen dat ze betrokken zijn bij de ziekte van Crohn. Tot slot beschrijft ze de rol van het enterische zenuwstelsel op de darm. Proefschrift: Marleen Verstege, titel: "Epithelial barrier and dendritic cell function in the intestinal mucosa".
Parasitaire wormen helpen om auto-immuunziekten te voorkomen. Dat komt waarschijnlijk omdat deze zogeheten helminthen het menselijk afweersysteem beïnvloeden. Uit onderzoek van Noortje Klaver blijkt dat niet alleen levende wormen, maar ook wormproducten een remmende werking hebben op de immuunreacties die de oorzaak zijn van ziekten als inflammatoire darmziekten (IBD, ziekte van Crohn) en multiple sclerose (MS). Klinische studies worden nu gedaan naar behandeling met wormen als mensen de ziekte al hebben. Noortje Klaver promoveert 9 januari bij VUmc. Parasitaire wormen hebben zich gedurende miljoenen jaren ontwikkeld om optimaal in hun gastheer te kunnen overleven. Daartoe moet de worm het afweersysteem van zijn gastheer onderdrukken. Het lijkt erop dat deze co-evolutie van worm en gastheer ervoor heeft gezorgd dat het immuunsysteem van de gastheer zich heeft aangepast aan de aanwezigheid van de parasitaire wormen. In de afgelopen eeuw heeft een verbeterde hygiëne ertoe geleid dat worminfecties in de Westerse wereld zeldzaam zijn geworden. Het ontbreken van parasitaire wormen in de gastheer kan mogelijk leiden tot een overactieve immuunreactie en een ontstekingsziekte. Deze 'hygiëne-hypothese' vormt de basis voor klinische studies, waarbij wordt onderzocht of toediening van eieren van de parasitaire varkensworm Trichuris suis aan IBD- en MS-patiënten een therapeutisch effect heeft. Behandeling met levende wormen is voor patiënten echter soms een grote stap. Daarom keek Klaver in haar onderzoek naar de effecten van wormproducten op het immuunsysteem. Eerst heeft zij in een muismodel aangetoond dat de producten van een aantal verschillende wormen het ziekteverloop van MS vertraagt en minder ernstig maakt. Door het werkingsmechanisme te ontrafelen van deze wormproducten heeft Klaver een belangrijke bijdrage geleverd aan ons inzicht in het immuunsysteem, en hoe we ontstekingsreacties, veroorzaakt door bijvoorbeeld de ziekte van Crohn en multiple sclerose, in de toekomst mogelijk beter kunnen remmen of voorkomen. Wormtherapie wordt in Nederland nog niet gebruikt in de bestrijding van immuunziekten, maar de eieren zijn wel toegestaan als voedingssupplement. Het is wel verstandig om deze supplementen alleen in overleg met een arts te nemen.
Manon Ziech: ‘Crohn’s disease, advances in MRI’. De beeldvormende techniek dynamische contrast-enhanced MRI blijkt de ziekte-activiteit bij de ziekte van Crohn, vooral de milde verschijnselen, goed te detecteren. Die zijn met de huidige onderzoekstechnieken niet goed vast te stellen. Manon Ziech onderzocht of MRI gebruikt kan worden om twee typen Crohn te analyseren, namelijk de luminale (in de darmwand gelegen) en de perianale (rondom de anus gelegen) vorm. De contrast-enhanced MRI blijkt ook bruikbaar bij het vaststellen van perianale ziekteactiviteit en kan mogelijk therapierespons voorspellen in patiënten met deze variant. Het juist beoordelen van de ernst van de ziekte van Crohn is van groot belang om de optimale behandeling vast te kunnen stellen. Het probleem is dat verschillende radiologen verschillende MRI-kenmerken gebruiken om ziekteactiviteit te vast te stellen; dezelfde patiënt kan dus verschillend worden beoordeeld. Ziech stelde met behulp van een enquête onder deskundige radiologen vast welke kenmerken zij belangrijk vinden om de ziekte te graderen. MRI en echo zijn niet bruikbaar als eerste diagnostisch instrument om chronische darmontsteking (IBD) bij kinderen vast te stellen. Voor die groep blijft endoscopie de gouden standaard.
Patiënten die vermoeden dat ze de ziekte van Crohn hebben, of een andere chronische darmontsteking, hoeven in de toekomst niet standaard een vervelende coloscopie te ondergaan. Met de nieuwe techniek IS-pro volstaat een poepmonster. Darmonderzoek is dan alleen nodig wanneer er echt sterke verdenkingen zijn. Bovendien is de supersnelle test in elk ziekenhuis en in elk laboratorium toe te passen, en dat is uniek. In het vandaag verschenen magazine VUmc de specialist vertelt arts en medisch microbioloog dr. Dries Budding over de techniek die de weg baant voor een compleet nieuwe tak van diagnostiek. 'De techniek IS-pro maakt de diagnose voor patiënten met vermoedelijk inflammatory bowel disease (IBD) en artsen simpeler. In plaats van een gang naar de MDL-arts, een coloscopie en een dagenlange bacteriekweek, kan de huisarts nu een poepmonster opsturen waarmee in bijna negen van de tien keer IBD is uit te sluiten. En alleen als een monster IBD aantoont, gaat een patiënt door naar de MDL-arts voor een coloscopisch onderzoek.' Dr. Dries Budding is zeer enthousiast over de mogelijkheden die de in VUmc ontwikkelde techniek IS-pro biedt voor patiënten met ernstige darmklachten en artsen. De poeptest is gebaseerd op de samenstelling van de bacteriën in de darm, die anders is bij patiënten met een chronische darmontsteking dan bij gezonde mensen. Door de techniek kunnen patiënten met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa tijdig starten met therapie. Bovendien is het verloop van de aandoeningen beter en eenvoudiger te monitoren, wat zeer belangrijk is bij chronische darmontstekingen. Voor een diagnostische test is het essentieel dat hij makkelijk en overal reproduceerbaar is. Echter, bij tests op basis van bacteriënanalyse is dat zeer lastig voor elkaar te krijgen. De poeptest is de eerste test van zijn soort waarbij aangetoond is dat hij in elk ziekenhuis en in elk laboratorium is toe te passen, en dat baant de weg voor een hele nieuwe tak van diagnostiek. Budding: 'Er moeten nog wel een aantal stappen tot certificering gezet worden om toestemming te krijgen voor algemene toepassing van de diagnostische test in Europese ziekenhuizen'.
bron: EUR
Inflammatory Bowel Diseases (IBD"s), waar de ziekte van Crohn toe behoort, en psoriasis zijn "broertjes" (of zusjes) van elkaar. Beide aandoeningen vallen onder de inflammatoire auto-immuunziekten. Ze worden ook allebei gekenmerkt door verstoringen in het zogeheten cytokinennetwerk, zegt MDL-arts D. de Jong van het UMC St. Radboud. Cytokinen zijn een type eiwitten die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem. Zowel de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa als psoriasis ontstaan door weeffoutjes in het DNA. Daarnaast gaan ze verhoudingsgewijs vaker dan gemiddeld samen. Uit Amerikaans onderzoek onder 12.000 IBD-patiënten bleek dat 1,7 procent van hen tevens psoriasis had, tegenover slechts een procent van een controlegroep van 50.000 gezonde personen.
Inflammatory Bowel Diseases (IBD"s), waar de ziekte van Crohn toe behoort, en psoriasis zijn "broertjes" (of zusjes) van elkaar. Beide aandoeningen vallen onder de inflammatoire auto-immuunziekten. Ze worden ook allebei gekenmerkt door verstoringen in het zogeheten cytokinennetwerk, zegt MDL-arts D. de Jong van het UMC St. Radboud. Cytokinen zijn een type eiwitten die een belangrijke rol spelen in het afweersysteem. Zowel de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa als psoriasis ontstaan door weeffoutjes in het DNA. Daarnaast gaan ze verhoudingsgewijs vaker dan gemiddeld samen. Uit Amerikaans onderzoek onder 12.000 IBD-patiënten bleek dat 1,7 procent van hen tevens psoriasis had, tegenover slechts een procent van een controlegroep van 50.000 gezonde personen.
Jeroen Tielbeek: ‘MRI for grading Crohn's disease’. MRI is een adequate techniek om de ziekte van Crohn op een niet belastende manier te volgen en vast te stellen in welk stadium de aandoening is. MRI kan in de plaats komen van het meer belastende endoscopisch onderzoek, maar kan een endoscopie nog niet geheel vervangen. Dit blijkt uit het onderzoek van Tielbeek naar het gebruik van MRI bij de ziekte van Crohn, een chronische ontsteking van de darm. Patiënten met deze aandoening moeten regelmatig onderzocht worden om de activiteit en ernst van de ziekte te bepalen, zodat de meest geschikte behandeling kan worden gekozen. Daarvoor heeft de arts de keuze uit verschillende technieken. Tielbeek laat zien dat MRI zeer waardevol is vanwege de mogelijkheid om de ziekte in de gehele darmwand en daarbuiten te beoordelen, de verscheidenheid van de techniek, de verschillende metingen die kunnen worden verricht en de mogelijkheid om op een reproduceerbare wijze het stadium van de ziekte vast te stellen. Volgens Tielbeek zijn nieuwe MRI-technieken veelbelovend en geven ze aanvullende informatie. Ze zijn echter nog niet beter dan de huidige techniek. Wanneer metingen van darmwanddikte en contrastaankleuring met een aantal andere worden gecombineerd in een formule, kan het effect van een behandeling nauwkeurig worden gevolgd. MRI zou daarmee ook een belangrijke rol kunnen spelen in de ontwikkeling van nieuwe therapieën tegen Crohn.
drs. Dennis R. Wong, "Thiopurines in inflammatory Bowel Diseases". Aan patiënten met de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa worden vaak thiopurines als onderhoudsbehandeling (azathioprine en 6-mercaptopurine) voorgeschreven. Bij de afbraak van thiopurines ontstaan 6-TGN, die van belang zijn voor het therapeutisch effect, maar ook schadelijk kunnen zijn voor de witte bloedcellen, en de 6-MMPR metabolieten die veelal leiden tot het vroegtijdig staken van de behandeling door het optreden van leverschade en vervelende bijwerkingen, zoals misselijkheid en braken. Dit proefschrift beschrijft een onderzoek naar het nut van het meten van deze afbraakproducten. Het meten van deze afbraakproducten na één week van de behandeling voorspelt het optreden van deze bijwerkingen. Er blijkt dat er vaak sprake is van een te lage dosering en verder is één op de zes patiënten therapie-ontrouw. De meting van afbraakproducten biedt belangrijke mogelijkheden ter verbetering van de effectiviteit en veiligheid van thiopurines.
Franse onderzoekers hebben een bacterie geïdentificeerd die normaal in de darmen leeft, maar bij mensen met die ziekte van Crohn in slechts geringe aantallen aanwezig is. De bacterie faecalibacterium prausnitzii heeft ontstekingsremmende eigenschappen. De eerste tests laten zien dat de bacterie mogelijk mogelijkheden biedt voor probiotische behandeling van Crohn. Laboratoriumonderzoek laat zien dat faecalibacterium prausnitzii de aanmaak van ontstekingveroorzakende stoffen in bloed- en darmcellen blokkeert. Bij muizen met een aandoening die de ziekteverschijnselen zoals die bij Crohn nabootst, was sprake van een beschermend effect. De sterfte onder deze dieren nam dramatisch af. Bron: Proceedings of the National Academy of Sciences Early Edition.
Mensen met de ziekte van Crohn kampen met een chronische ontsteking van de slijmvliezen van het maag-darmkanaal. Onderzoekster F. Maccioni deed onderzoek onder 43 volwassenen en 43 kinderen met Crohn. Ze deed dat met MRI-scans, aangevuld door klinische en endoscopische onderzoeken. Maccioni zegt dat met MRI kan worden vastgesteld op welke plek in de darmen de ontstekingen zich bevinden. Ook kan onderscheid worden gemaakt tussen oedeem (vochtophoping), fibrose (toename van bindweefsel) en hypervascularisatie (toename van het aantal bloedvaatjes). Verder blijkt dat de ontstekingen bij kinderen vooral in het laatste deel van de dikke darm voorkomen en bij volwassenen in het laatste deel van de dunne darm. Mogelijk bestaan er verschillende varianten van de ziekte.
Osteoporose, in de volksmond 'botontkalking', is een veelvoorkomende ziekte bij ouderen. De ziekte komt echter ook vaak voor bij patiënten met een chronische ontstekingsziekte, zoals reuma. Ook patiënten met de ziekte van Crohn, een ontstekingsziekte van het maag- en darmstelsel, hebben een verhoogd risico op osteoporose en daardoor meer kans op fracturen. Angela Oostlander promoveert op 8 september op osteoporoseproblematiek bij patiënten met de ziekte van Crohn. Metingen in het botweefsel van Crohn-patiënten toonden aan dat patiënten inderdaad een lagere botmassa hebben dan gezonde controles. Het gevonden botverlies bleek het gevolg te zijn van afwijkingen in zowel cellen die bot kunnen afbreken (osteoclasten) als cellen die bot kunnen aanmaken (osteoblasten). Een belangrijke bevinding was dat diverse ontstekingsfactoren, die onder andere aanwezig zijn in het bloed van Crohn-patiënten, de gevonden afwijkingen lijken te veroorzaken. Vervolgonderzoek is nodig om de rol van de bestudeerde ontstekingsfactoren in het botverlies bij patiënten met de ziekte van Crohn verder uit te diepen. Hopelijk zal dit leiden tot de ontwikkeling van nieuwe therapieën, waardoor in de toekomst de osteoporoseproblematiek bij patiënten met de ziekte van Crohn, en in het algemeen in patiënten met een chronische ontstekingsziekte, wordt beperkt of zelfs voorkomen.
De kosten van de behandeling van chronische darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa dalen tot 2019 in Nederland met meer dan 25 procent (bijna € 500 miljoen). Deze conclusie trekt Mirjam Severs van het UMC Utrecht die vandaag, 8 juni, promoveert op een onderzoek naar de economische aspecten van chronische darmontstekingen. Dit komt vooral doordat in 2015 van dure biologische geneesmiddelen het patent is verlopen. Daardoor zijn er sinds die tijd goedkopere versies (zogenoemde biosimilars) beschikbaar voor de patiënten. De zorgkosten bij chronische darmontstekingen bestaan voor een steeds groter deel uit kosten van - dure - biologische geneesmiddelen, waarvan is gebleken dat ze erg effectief zijn. Enkele ervan (zoals infliximab) hebben hun patentbescherming verloren, waardoor ook andere fabrikanten het middel als biosimilar op de markt mogen brengen. Ondertussen neemt het gebruik van biologicals nog steeds toe omdat het aantal patiënten met chronische darmontstekingen blijft groeien. Bovendien laten studies zien dat als patiënten zo snel mogelijk na een heftige opvlamming beginnen met deze biologicals, het effect ervan het grootst is. Arts–onderzoeker Mirjam Severs onderzocht twee jaar lang de maatschappelijke kosten van chronische darmontstekingen in ongeveer 3.000 patiënten uit 14 Nederlandse ziekenhuizen. De jaarlijkse zorgkosten per patiënt waren bij de ziekte van Crohn € 7.800 en bij colitis ulcerosa €3.600. De kosten bleven in deze periode stabiel, ondanks een toename van het gebruik van dure geneesmiddelen. Mirjam Severs legt uit: “Behandeling met biologische geneesmiddelen leidt tot minder ziekenhuisopnames; daardoor blijven de totale zorgkosten gelijk.” Door de kosten en verwachte behandeltrends in een economisch analysemodel te stoppen, berekende Severs hoe de zorgkosten zich zullen ontwikkelen. “Onze simulatie laat zien dat de cumulatieve zorgkosten in Nederland van chronische darmontstekingen in de eerste 5 jaar (vanaf 2015 dus) na introductie van biosimilars naar verwachting met € 493 miljoen (van 1.732 naar 1.239 miljard euro) dalen. De belangrijkste drijvers hierbij zijn een verdere kostendaling van geneesmiddelen door toenemende marktcompetitie én een grotere bereidheid van artsen om over te stappen naar biosimilars vanwege hetzelfde positieve effect,” aldus Severs. Tineke Markus, directeur van de Crohn en Colitis Ulcerosa Vereniging Nederland: “Patiënten met chronische darmontstekingen komen door de komst van biologische geneesmiddelen minder vaak in het ziekenhuis terecht. Zij hebben een betere kwaliteit van leven gekregen. Belangrijk is dat patiënten samen met hun behandelaar beslissen over wat de beste medicatie is voor hun persoonlijke leven.” In Nederland lijden ongeveer 80 duizend mensen aan de ziekte van Crohn of aan colitis ulcerosa. Het aantal patiënten stijgt met ongeveer 1.000 per jaar en treft vooral jongvolwassenen. Chronische darmontstekingen hebben een grote impact op het leven van de patiënt (pijn, vermoeidheid, lagere levenskwaliteit) en zijn verantwoordelijk voor hoge zorgkosten (ziekenhuisopnames, dure geneesmiddelen) en hoge maatschappelijke kosten (lagere arbeidsparticipatie). Mirjam Severs (Eindhoven, 1988) promoveert op 8 juni 2017 aan de Universiteit Utrecht op het proefschrift “Societal and economic aspects of inflammatory bowel diseases”. Promotor is prof. dr. P.D. Siersema (Radboudumc, Nijmegen)). Copromotoren zijn dr. B. Oldenburg (UMC Utrecht) en dr. M-J.J. Mangen (RIVM, Bilthoven). Mirjam is in mei 2016 gestart met haar opleiding tot Maag- Darm en Leverarts in het UMC Utrecht.
Bron: UMC
De ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en coeliakie zijn chronische ontstekingsziekten van de darm. Ze komen veel voor in de westerse wereld. Nagenoeg iedere Nederlander kent wel iemand met een van deze ziekten. Niettemin zijn de ziekten slecht behandelbaar. Patiënten zijn vaak aangewezen op een streng dieet of zware ontstekingsremmers, die veel bijwerkingen met zich meebrengen. Noortje Festen onderzocht de genetische risicofactoren die de kans op genoemde ziekten vergroten. Ze identificeerde meerdere nieuwe risicogenen voor de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, en ontdekte dat er overlap bestaat tussen de risicogenen voor de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en coeliakie. Deze ontdekkingen vergroten het inzicht in het ontstaan van de ziekten en brengen daarmee een effectieve behandeling dichterbij. Om de behandelingen effectiever te maken en beter op de individuele patiënt af te kunnen stemmen, is echter nog wel verder onderzoek nodig naar het exacte effect van de gevonden risicogenen. Noortje Festen (Schiedam, 1983) studeerde geneeskunde in Groningen. Ze verrichtte haar onderzoek aan de afdelingen Genetica en Maag-, Darm- en Leverziekten van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en binnen onderzoeksschool GUIDE. Het onderzoek werd mede gefinancierd door NWO; kleine bijdragen kwamen van Ferring BV, Tramedico BV en MSD BV. Festen is in opleiding tot Maag-, Darm-, Leverarts in het UMCG.
Voorlichting aan patiënten met chronische darmontstekingen moet veel beter worden
De ruim 55.000 patiënten in Nederland met een chronische darmontsteking hebben hun aandoening beter onder controle als zij meebeslissen over hun behandeling. Om tot een weloverwogen besluit te komen, is het noodzakelijk dat zij voldoende kennis hebben over de ziekte, de behandeling en de risico"s ervan. Deze groep patiënten blijkt echter onvoldoende geïnformeerd te zijn. Judith Baars, onderzoeker van het Erasmus MC, concludeert dit in haar onderzoek waarop zij aanstaande vrijdag promoveert. Zij roept op tot een verbeterde voorlichting aan deze patiënten. De chronische darmontstekingen waarop Baars zich in haar onderzoek heeft gericht betreffen de ziekte van Crohn en "colitis ulcerosa". Bij de laatste aandoening bevindt de ontsteking zich alleen in de dikke darm, terwijl bij de ziekte van Crohn het gehele spijsverteringskanaal, van mond tot anus, aangetast kan zijn. Kenmerkend voor deze aandoeningen zijn de telkens terugkerende onvoorspelbare opvlammingen van de ziekte, die erg pijnlijk zijn. In het onderzoek van Baars geven de patiënten aan dat dit leidt tot een slechte kwaliteit van leven. De aandoening kan ook leiden tot diverse complicaties, zoals het ontstaan van darmkanker, bloedingen met bloedarmoede tot gevolg, vernauwingen van de darm, een gat in de darm, of complicaties als gevolg van het levenslang moeten gebruiken van zware medicijnen. Om de terugkerende opvlammingen en het ontwikkelen van complicaties te voorkomen, is het van groot belang dat patiënten trouw hun medicijnen innemen. Deze zogenoemde therapietrouw wordt veel groter op het moment dat patiënten actief worden betrokken in de besluitvorming over de ziekte en de behandeling ervan. Om een goede beslissing te kunnen nemen moeten ze echter wel voldoende kennis hebben over de ziekte, over de behandeling en de bijwerkingen daarvan en over de complicaties die kunnen ontstaan. Baars: "Uit mijn onderzoek blijkt nu dat deze patiënten onvoldoende op de hoogte zijn van hun ziekte, de behandeling en de daarbij horende risico"s. De meerderheid van de patiënten wist bijvoorbeeld niet waar de ontsteking zich in hun lichaam bevond. Verder had men een verkeerd beeld van de levensverwachting, van het risico op darmkanker en van de voordelen van bepaalde vormen van darmonderzoek. Daarnaast bleken patiënten de voordelen en risico"s van bepaalde medicijnen geheel verkeerd in te schatten." In het onderzoek van Baars geven patiënten met chronische darmontstekingen zelf ook aan een actieve rol te willen hebben in de besluitvorming rond hun behandelingsmogelijkheden. "Het is dan ook de uitdaging om in de toekomst de gezamenlijke besluitvorming van arts en patiënt in te voeren in de zorg aan patiënten met chronische darmontstekingen", aldus Baars. "Om dat goed te realiseren kom ik op basis van mijn onderzoek tot de conclusie dat deze patiënten beter moeten worden voorgelicht. Dat is noodzakelijk om hen op de juiste manier te kunnen betrekken in de besluitvorming rondom hun ziekte en de behandeling ervan." Een opvallende aanvullende uitkomst uit het onderzoek van Baars was overigens dat patiënten die lid zijn van de vereniging voor patiënten met de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa heel trouw zijn in het innemen van hun medicijnen. Baars: "We lijken hieruit te mogen concluderen dat lidmaatschap van een patiëntenvereniging de therapietrouw kan bevorderen."
Vergelijkend onderzoek: MRI onderzoek het meest geschikt bij vermoeden ziekte van Crohn. De kans dat patiënten met (mogelijke) afwijkingen in de dunne darm een overbodig inwendig onderzoek moeten ondergaan, is klein geworden dankzij uitgebreid wetenschappelijk onderzoek van radioloog dr. Bart Wiarda. Wiarda vergeleek drie methoden om de dunne darm in beeld te brengen en stelde vast welke methode het beste kan worden toegepast bij welke (vermoedelijke) aandoeningen en symptomen. Op 11 december verdedigt hij zijn proefschrift in Rotterdam. De meterslange dunne darm was tot enkele jaren geleden nauwelijks in beeld te brengen omdat hij diep in het lichaam ligt opgerold tussen de maag en de dikke darm. Sinds enkele jaren zijn er, betrekkelijk kort achter elkaar, drie methoden in gebruik die afwijkingen in de dunne darm goed in beeld brengen. Maar deze methoden blijken niet allemaal even geschikt voor patiënten met of verdacht van de ziekte van Crohn en patiënten met bloedverlies uit de darm, ontdekte Wiarda. Wiarda concludeerde dat een MRI-onderzoek, waarbij de dunne darm via een maagsonde wordt gevuld met vloeistof, het meest geschikt is voor mensen die mogelijk lijden aan de ziekte van Crohn (1000 nieuwe patiënten per jaar), een aandoening waarbij chronische ontstekingen ontstaan in de darmen. De MRI-methode zou ook geschikt kunnen zijn om het verloop van de ziekte te volgen. Een andere methode, waarbij de patiënt een videocapsule inslikt die onderweg naar buiten opnames maakt van het darmkanaal, is minder geschikt voor deze patiëntencategorie. Crohn-patiënten hebben geregeld vernauwingen in hun dunne darm, waardoor de capsule kan blijven steken. De capsule is weer wel geschikt voor onderzoek bij patiënten die bloedverlies hebben in hun darm, zonder dat daarvoor een oorzaak is gevonden met een endoscopisch onderzoek in de maag of de dikke darm. MRI blijkt minder geschikt de kleine oorzaken van bloedverlies in de dunne darm te zien. De laatste methode, waarbij via de maag een endoscoop wordt ingebracht en die de dunne darm als het ware opstroopt langs de camera, is geschikt wanneer het vermoeden bestaat dat er tijdens het onderzoek poliepen of andere weefsels moeten worden verwijderd. Deze methode is tevens het meest belastend voor patiënten, stelde Wiarda vast. Als minst belastend wordt de videocapsule ervaren.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft vanmiddag besloten een voorwaardelijke handelsvergunning te verlenen voor het geneesmiddel Thiosix (tioguanine). Dit geneesmiddel kan worden gebruikt voor de behandeling van de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa bij volwassenen. Het geneesmiddel kan gebruikt worden door patiënten die onvoldoende reageren op de reguliere medicatie bij ontstekingen aan de darmen (de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa). Tioguanine is al decennia in gebruik als werkzame stof in een geneesmiddel bij de behandeling van leukemie. Voor die toepassing wordt het op dit moment nog weinig gebruikt. Een aantal jaren geleden bleek dat deze werkzame stof ook geschikt was voor behandeling van bepaalde groepen patiënten met darmziekten. Bert Leufkens, voorzitter van het CBG: “Met registratie voor deze nieuwe indicatie geeft het CBG een impuls aan drug rediscovery. Het blijft bijzonder als we een bestaand middel kunnen registreren voor een andere indicatie. Ik ben blij dat het CBG dit geneesmiddel nu kan toelaten voor de behandeling van een groep darmpatiënten die onvoldoende baat hebben bij de bestaande geneesmiddelen. Met dit besluit kunnen we dit geneesmiddel blijven bewaken op kwaliteit, werkzaamheid en risico’s.’’ Achtergrond Na een uitvoerige afweging van de werkzaamheid tegen de risico’s heeft het CBG op 30 oktober 2014 vastgesteld dat er meer aanvullend onderzoek nodig is naar de werkzaamheid en effecten op de lange termijn. De voorwaarden waaraan dat aanvullend onderzoek moet voldoen zijn nu vastgesteld. Het CBG vertrouwt erop dat de gegevens voldoende antwoord zullen geven op de gestelde vragen. Na 1 jaar beoordeelt het CBG de tussentijdse resultaten.
Een bloedtest kan voorspellen of mensen chronische darmontsteking krijgen. Dat concluderen onderzoekers van het UMC Utrecht in het tijdschrift Gut. Hiermee zijn mensen met een hoog risico op deze ziekte op te sporen, bijvoorbeeld in families van patiënten met een chronische darmontsteking. In het onderzoek haalden Utrechtse wetenschappers uit het grote Europese EPIC-onderzoek gegevens van 350.000 deelnemers. Van deze mensen hebben EPIC-onderzoekers leefgewoonten en gezondheid in kaart gebracht. Omdat darmontstekingen niet vanaf het begin bijgehouden zijn in EPIC, vergde het veel terugzoekwerk om patiënten met darmontstekingen te vinden. MDL-arts in opleiding en promovenda Fiona van Schaik zocht in het Nederlandse deel van EPIC naar patiënten met chronische darmontstekingen. In totaal spoorden de onderzoekers 244 patiënten op met de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Vervolgens brachten Van Schaik en collega’s de concentraties van vier antistoffen in het bloed in verband met de chronische darmontsteking. Het blijkt mogelijk met deze bloedwaarden te voorspellen hoe groot de kans is dat een gezond iemand chronische darmontsteking krijgt. Een positieve uitslag betekent dat mensen hierop ruim vijf keer zoveel kans hebben als gemiddeld. De resultaten zijn 27 juli online verschenen in het tijdschrift Gut. De test lijkt niet bruikbaar om de hele bevolking te onderzoeken. Van Schaik en collega’s hebben de test zo ingericht dat hij niet vaak vals alarm slaat, maar wel iets vaker toekomstige patiënten mist. De test is daarom vooral bruikbaar om mensen te onderzoeken die een grote kans hebben op chronische darmontstekingen. Dat zijn voornamelijk eerstegraads familieleden van patiënten. “In het UMC Utrecht willen we familieleden van patiënten testen zodat we kunnen onderzoeken hoe chronische darmontstekingen ontstaan”, vertelt Van Schaik. “We weten dat erfelijkheid en voeding eraan bijdragen, maar eigenlijk snappen we helemaal niet goed hoe de ziekten precies ontstaan. Hiermee kunnen we ook preventieve behandelingen testen die de ziekte mogelijk voorkomen of minder erg maken.” Van Schaik is eerste auteur van het artikel en promoveert in november op chronische darmziekten. MDL-arts dr. Bas Oldenburg begeleidt haar promotie. In Nederland lijden zo’n 55.000 mensen aan de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. De ernst van de ziekten varieert sterk per persoon, maar het kan betekenen dat patiënten stukken darm kwijtraken. Patiënten lopen bovendien een verhoogd risico op darmkanker. De behandeling bestaat uit ontstekingsremmers.
Anouk Hamers: ‘The role of nuclear receptor Nur77 during inflammation’. Muizen met immuuncellen die een bepaald eiwit missen, krijgen vaker aderverkalking of een chronische darmontsteking. Dit blijkt uit het onderzoek van Hamers naar de rol van het eiwit Nur77 bij chronische ontstekingen. Ziekteprocessen zoals aderverkalking, de ziekte van Crohn en reuma hebben met elkaar gemeen dat de betrokken organen chronisch ontstoken zijn. Hierbij spelen immuuncellen een belangrijke rol, waaronder de zogenaamde macrofagen en het eiwit Nur77 dat aanwezig is in macrofagen. Voor haar onderzoek heeft Hamers muizen gebruikt die zo zijn veranderd dat ze het eiwit niet aanmaken. Die muizen kregen inderdaad vaker aderverkalking en chronische darmontstekingen, maar juist minder vaak acute buikvliesontsteking. Hamers stelt dat Nur77 een mogelijk doel is bij de behandeling van chronische ontstekingsziekten als aderverkalking en chronische darmontstekingen bij de ziekte van Crohn. Het ontstekingsremmende medicijn 6-mercaptopurine wordt aan patiënten voorgeschreven bij de behandeling van chronische darmontsteking. Het is bekend dat dit medicijn de activiteit van Nur77 verhoogt. Hamers heeft aangetoond dat het de productie van ontstekingseiwitten in macrofagen vermindert. Haar resultaat geeft aanleiding om nieuwe, specifieke medicijnen te ontwikkelen die Nur77 remmen.
Het dagelijks innemen van een pilletje vitamine B2 (riboflavine) draagt bij aan een verhoging van de hoeveelheid Faecalibacterium prausnitzii, een darmbacterie die ziekteverwekkers verdrijft en de groei van goede bacteriën stimuleert. Dat ontdekte Mehdi Sadaghian in zijn promotieonderzoek, dat erop gericht was om therapieën te vinden voor patiënten met chronische darmontsteking. Onze darmen bevatten een grote verscheidenheid aan micro-organismen (microbiota) die belangrijk zijn voor het verteren van voedsel en de ontwikkeling van een goed immuunsysteem. Bij mensen met een chronische darmontsteking, zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, is de microbiële samenstelling “uit balans”. Hun darmen bevatten in verhouding te veel ziekteverwekkers. Om te zien wat precies het verschil is in microbiota van mensen met en zonder chronische darmontsteking, vergeleek Sadaghian de verhouding tussen verschillende darmbacteriën in de ontlasting van beide groepen. De promovendus ontdekte dat er maar liefst drie subgroepen bestaan van de darmbacterie F. prausnitzii. Iedere subgroep komt op een andere plek in de ontlasting voor en verdrijft daar bepaalde ziekteverwekkers of helpt de groei van goede bacteriën te stimuleren. Sadaghian concludeert ook dat de hoeveelheid van deze darmbacterie kan worden verhoogd door dagelijks vitamine B2 te slikken. Bepaalde erfelijke factoren (variaties in het ATG16L1 gen), zo ontdekte Sadaghian verder, leiden tot een toename van ziekteverwekkers in de ontstoken darm van patiënten met de ziekte van Crohn. Deze en andere resultaten van het onderzoek kunnen helpen om de microbiota van patiënten met chronische darmontsteking weer in balans te brengen, met voedingssupplementen of medicijnen. Mehdi Sadaghian (1980) studeerde diergeneeskunde aan de Azad universiteit van Tabriz, Iran. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen de afdelingen Medische Microbiologie en Maag, Darm en leverziekten van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door UMCG-onderzoeksinstituut GUIDE. Sadaghian werkt na zijn promotie als postdoctoraal onderzoeker in het UMCG.
Patiënten met afwijkingen in de dunne darm lopen minder kans om overbodig inwendig onderzoek te moeten ondergaan, dankzij onderzoek van radioloog dr. B. Wiarda van het Erasmus MC. Er zijn nu drie methoden om afwijkingen in de dunne darm goed in beeld te brengen, maar die blijken niet allemaal even geschikt voor patiënten die wellicht de ziekte van Crohn hebben en of kampen met bloedverlies uit de darm. MRI-onderzoek, waarbij de dunne darm via een maagsonde wordt gevuld met vloeistof, is het meest geschikt voor mensen die mogelijk lijden aan de ziekte van Crohn. Voor onderzoek naar bloedverlies in de darmen is onderzoek met een videocapsule de beste methode. Voor onderzoek naar darmpoliepen of andere weefsels is endoscopie nog steeds de beste methode.
De kans dat patiënten met (mogelijke) afwijkingen in de dunne darm een overbodig inwendig onderzoek moeten ondergaan, is klein geworden dankzij uitgebreid wetenschappelijk onderzoek van radioloog dr. Bart Wiarda. Wiarda vergeleek drie methoden om de dunne darm in beeld te brengen en stelde vast welke methode het beste kan worden toegepast bij welke (vermoedelijke) aandoeningen en symptomen. Op 11 december verdedigt hij zijn proefschrift in Rotterdam. De meterslange dunne darm was tot enkele jaren geleden nauwelijks in beeld te brengen omdat hij diep in het lichaam ligt opgerold tussen de maag en de dikke darm. Sinds enkele jaren zijn er, betrekkelijk kort achter elkaar, drie methoden in gebruik die afwijkingen in de dunne darm goed in beeld brengen. Maar deze methoden blijken niet allemaal even geschikt voor patiënten met of verdacht van de ziekte van Crohn en patiënten met bloedverlies uit de darm, ontdekte Wiarda. Wiarda concludeerde dat een MRI-onderzoek, waarbij de dunne darm via een maagsonde wordt gevuld met vloeistof, het meest geschikt is voor mensen die mogelijk lijden aan de ziekte van Crohn (1000 nieuwe patiënten per jaar), een aandoening waarbij chronische ontstekingen ontstaan in de darmen. De MRI-methode zou ook geschikt kunnen zijn om het verloop van de ziekte te volgen. Een andere methode, waarbij de patiënt een videocapsule inslikt die onderweg naar buiten opnames maakt van het darmkanaal, is minder geschikt voor deze patiëntencategorie. Crohn-patiënten hebben geregeld vernauwingen in hun dunne darm, waardoor de capsule kan blijven steken. De capsule is weer wel geschikt voor onderzoek bij patiënten die bloedverlies hebben in hun darm, zonder dat daarvoor een oorzaak is gevonden met een endoscopisch onderzoek in de maag of de dikke darm. MRI blijkt minder geschikt de kleine oorzaken van bloedverlies in de dunne darm te zien. De laatste methode, waarbij via de maag een endoscoop wordt ingebracht en die de dunne darm als het ware opstroopt langs de camera, is geschikt wanneer het vermoeden bestaat dat er tijdens het onderzoek poliepen of andere weefsels moeten worden verwijderd. Deze methode is tevens het meest belastend voor patiënten, stelde Wiarda vast. Als minst belastend wordt de videocapsule ervaren. Nu bekend is welke onderzoeksmethode voor welke aandoeningen het meest geschikt is, kunnen Maag- Darm- en Leverartsen hun diagnosticerende onderzoeken beter op maat van de patiënt snijden. Deze zal daardoor het minst belastende onderzoek selecteren dat voor die vraagstelling de beste is. Uiteindelijk, is het vermoeden, zal een betere indicatie ook leiden tot een kostenbesparing omdat er minder overbodige onderzoeken zullen worden uitgevoerd.
Patiënten met Colitis Ulcerosa (CU – chronische ontsteking van het darmslijmvlies) hebben baat bij het roken van sigaretten omdat bepaalde componenten uit sigarettenrook in het darmslijmvlies terechtkomen en daar beschermen tegen celdood door ontstekingsprocessen. Tot die conclusie komt Anouk Regeling in haar promotieonderzoek. Ook bestudeerde zij hoe sigarettenrook in een andere chronische darmziekte, de ziekte van Crohn (ZvC), het aangeboren afweersysteem en de darmflora beïnvloedt. Regeling deed onderzoek naar twee typen ontstekingsziekten in de darm: Colitis Ulcerosa en de Ziekte van Crohn. Het is nog onbekend waardoor deze ziekten ontstaan. Wel is inmiddels duidelijk dat een genetische gevoeligheid (aangeboren variaties in bepaalde genen) ten grondslag ligt aan de ziekten, maar dat juist omgevingsfactoren deze gevoeligheid en het beloop van de ziekte beïnvloeden. Een van die omgevingsfactoren is roken. Wetenschappers weten al langer dat roken de mate van ontstekingen bij patiënten met de ZvC verergert, maar bij CU opvallend genoeg een gunstig effect heeft op de darmontstekingen en zweren. Om dit tegengestelde effect te kunnen verklaren onderzocht Regeling wat er precies gebeurt op moleculair en cellulair niveau wanneer cellen van het darmslijmvlies en specifieke witte bloedcellen worden blootgesteld aan verschillende concentraties sigarettenrook. Regeling stelde vast dat sigarettenrook bepaalde eiwitten, die veelal betrokken zijn bij overleving van de cel, blijkt te veranderen. Deze eiwitten hebben een rol in het tegengaan van gereguleerde celdood. Met name heat shock eiwitten lijken hierin een belangrijke functie te hebben. Omdat CU wordt gekenmerkt door toegenomen celdood in de laag cellen dat de binnenkant van de darmen bekleedt, is de remmende werking op deze celdood door sigarettenrook gunstig. Ook treedt herstel van het darmslijmvlies op. Regeling wijst erop dat deze gunstige effecten niet beletten dat roken ook schadelijke effecten heeft elders in het lichaam. Anouk Regeling (1981) studeerde Moleculaire Biologie (MSc) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Gastroenterologie en Hepatologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Regeling werkt als docent Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek aan de Hanzehogeschool Groningen.
Gronings onderzoek heeft een techniek opgeleverd die het mogelijk maakt medicijnen gericht in de dikke darm af te geven. Darmziekten zoals collitis ulcerosa en de ziekte van Crohn kunnen hierdoor wellicht effectiever behandeld worden. Ook kan de techniek overgewicht helpen bestrijden en bovendien kunnen medicijnen die nu nog geïnjecteerd moeten worden, in pilvorm worden toegediend. Apotheker Reinout Schellekens promoveert 23 september op dit onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen. Medicijnen zijn er in allerlei verschillende vormen: als pil, zalf, injectie, spray, enzovoort. Geavanceerde toedieningsvormen zijn ontwikkeld om de werkzame stof zo gericht mogelijk af te geven. Sommige delen van het lichaam, waaronder de dikke darm, zijn met medicijnen echter moeilijk te bereiken. Medicijnen die als tablet of capsule worden toegediend, komen meestal al in de maag vrij en worden vervolgens in de dunne darm opgenomen in het bloed. Zij bereiken de dikke darm daardoor nauwelijks. Door een capsule of tablet van een beschermende laag (coating) te voorzien, kan het uiteenvallen worden uitgesteld tot in het laatste stukje van de dunne darm en het begin van de dikke darm. Deze methode wordt al veel toegepast, maar werkt nog lang niet optimaal. Promovendus Reinout Schellekens: ‘Medicijnen afgeven in de dikke darm is de heilige graal voor farmaceuten, zou je kunnen zeggen. Wij zijn die heilige graal inmiddels heel dicht genaderd.’ Er bestaan verschillende technieken om medicijnen onaangetast het transport door de maag en dunne darm te laten doorstaan. Sommige capsules geven hun werkzame stof pas af na een bepaalde periode na inname. Andere capsules doen dit bij een bepaalde druk of zuurgraad. De kenmerken van de coating bepalen het afgifteprofiel. Schellekens ontwikkelde ColoPulse, een coating die gevoelig is voor variaties in zuurgraad en die niet geleidelijk oplost, maar in één keer openbreekt. Hij deed dit door aan een bestaande coating (Eudragit S) een middel toe te voegen dat in korte tijd enorm opzwelt en daarmee de coating uiteen laat vallen. Dit gebeurt in een milieu met een lage zuurgraad, zoals voorkomt in de dunne darm, in tegenstelling tot de zeer zure maaginhoud. Het zuurgevoelige desintegratieproces van de coating zorgt ervoor dat de werkzame stof heel gericht in de dikke darm, in één plotselinge dosis wordt afgegeven. Schellekens: ‘Bestaande pillen hebben het risico helemáál niet op te lossen. Onze techniek is betrouwbaarder; de kans dat onze pil níet oplost is verwaarloosbaar klein.’ Met de ColoPulse-techniek kunnen ontstekingen in de dikke darm, zoals de ziekte van Crohn en collitis ulcerosa, gericht bestreden worden. Maar de techniek kan ook helpen overgewicht te bestrijden; want zij maakt het mogelijk kleine hoeveelheden vet rechtstreeks naar het laatste segment van de dunne darm te transporteren. Zodra het onverteerde vet daar vrijkomt, geven de darmen het signaal af dat de spijsvertering overbelast is, waardoor het hongergevoel afneemt. In combinatie met dieet kan dit een succesvolle behandeling van overgewicht zijn. Tot slot biedt de techniek mogelijkheden in de strijd tegen onder meer reuma, kanker en suikerziekte. Schellekens: ‘Medicijnen tegen deze ziekten zijn gebaseerd op eiwitten. Nu moeten deze middelen nog als injectie worden toegediend, omdat ze anders in de maag worden verteerd. Straks kunnen patiënten ze wellicht als capsule innemen, zodat ze via de dikke darm in de bloedbaan worden opgenomen.’ Veel van de bestaande middelen die hun werkzame stof in de dikke darm moeten afgeven, zijn niet op mensen getest. Schellekens testte zijn vinding zeer uitgebreid. Niet alleen werd de werking getest in een gesimuleerd maag-darmsysteem in een laboratorium, maar ook op negentien mensen. Diverse studies met gelabelde stoffen (niet-radioactieve stabiele isotopen) toonden aan dat de capsules hun werkzame stof zeer nauwkeurig afgaven en dat de werkzame stoffen zeer effectief werden opgenomen.
Van 163 plekken in het menselijk DNA was al bekend dat ze verband houden met twee ernstige ontstekingsziekten in de darm, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Samen verklaren die 163 gebieden ongeveer 15-25% van de totale erfelijkheid van deze ziekten. Karin Fransen identificeerde in haar promotieonderzoek twee nieuwe risicogebieden. Haar onderzoek helpt om de erfelijkheid van deze darmziekten beter te begrijpen. De ziekte van Crohn (CD) en colitis ulcerosa (CU) worden gekenmerkt door een chronisch terugkerende ontsteking van de darm. Waarschijnlijk reageert het lichaam bij patiënten met deze ziekte te agressief op normale darmflora. De ziekten zijn deels te verklaren door genetische factoren en deels door omgevingsfactoren. Dat betekent dat niet iedereen met een genetische variant ook daadwerkelijk ziek wordt. Onderzoekers willen daarom graag meer inzicht krijgen in welke erfelijkheidsfactoren een rol spelen en welke rol deze factoren spelen. In haar onderzoek naar ontbrekende erfelijkheidsfactoren ging Fransen uit van een aantal strategisch gekozen gebieden in het DNA. Zo ontdekte ze twee nieuwe plekken die geassocieerd zijn met een verhoogde kans op het ontwikkelen van CD of CU. Ze ontdekte eveneens dat varianten in het gen PTPN22 een verschillend effect hebben op het ziekterisico voor CD en CU. Fransen testte tot slot van een aantal risicogebieden of het risico anders is wanneer de genetische variant van de vader of van de moeder wordt geërfd. In de geteste gebieden vond ze daarvoor evenwel weinig aanknopingspunten. Karin Fransen (1984) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Genetica en de afdeling Maag-darm-leverziekten van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Fransen werkt als MDL-arts in opleiding in het Scheper Ziekenhuis in Emmen.
Patiënten met de ziekte van Crohn, een ontstekingsziekte van het maag- en darmstelsel, hebben een verhoogd risico op osteoporose en daardoor meer kans op fracturen. Aldus Angela Oostlander die op 8 september bij VUmc promoveert op osteoporoseproblematiek bij Crohn-patiënten. Osteoporose is een veelvoorkomende ziekte bij ouderen. De ziekte komt echter ook vaak voor bij patiënten met een chronische ontstekingsziekte, zoals reuma. Ook patiënten met de ziekte van Crohn, een ontstekingsziekte van het maag- en darmstelsel, hebben een verhoogd risico op osteoporose en daardoor meer kans op fracturen. Metingen in het botweefsel van Crohn-patiënten toonden aan dat patiënten inderdaad een lagere botmassa hebben dan gezonde controles. Het gevonden botverlies bleek niet alleen het gevolg te zijn van afwijkingen in cellen die bot kunnen afbreken (osteoclasten) - zoals voorheen aangenomen werd, maar ook van afwijkingen in cellen die bot kunnen aanmaken (osteoblasten). Deze bevinding duidt erop dat een directe stimulering van de botaanmaak mogelijk een efficiëntere behandeling is voor het beperken of zelfs voorkomen van osteoporose bij Crohn-patiënten dan de huidige therapieën die zijn gericht op remming van de botafbraak. Een andere belangrijke bevinding van Oostlander was dat diverse ontstekingsfactoren, die onder andere aanwezig zijn in het bloed van Crohn-patiënten, de gevonden afwijkingen lijken te veroorzaken. Daarom zouden ook therapieën gericht tegen bepaalde ontstekingsfactoren geschikt kunnen zijn voor het beperken en voorkomen van osteoporoseproblematiek bij Crohn-patiënten.
Met behulp van de calprotectinetest in de ontlasting en vragenlijsten via internet kan de behandeling van ontstekingen in de darmen bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa op afstand gemonitord worden. Dat toont Anke Heida aan in haar proefschrift. Door deze tests periodiek uit te voeren kunnen onnodige darmkijkonderzoeken en ziekenhuisbezoeken van kinderen en tieners voorkomen worden. De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn aandoeningen die zich kenmerken door het komen en gaan van darmontstekingen. Als de ontstekingen opvlammen, moet de behandeling daarop aangepast worden om darmschade te voorkomen. Heida toont aan dat met behulp van ontlastingstesten (calprotectine en calgranuline C) snel kan worden herkend of een kind met chronische buikpijn en diarree een hoog of laag risico op een chronische darmontsteking heeft. Een arts kan zo eenvoudig bepalen welke kinderen een invasief kijkonderzoek van de darm (endoscopie) nodig hebben om het vermoeden op een chronische ontsteking te bevestigen. Daarnaast beschrijft Heida hoe kinderen met een chronische darmontsteking op afstand gemonitord kunnen worden. Het ontstekingseiwit calprotectine in de ontlasting begint al twee maanden voordat een kind klachten krijgt te stijgen. Als kinderen de ontlasting periodiek insturen naar het ziekenhuislaboratorium, en de vragenlijsten over hun symptomen invullen via internet, dan kunnen ze thuis in de gaten gehouden worden. Heida toont aan dat deze methode veilig is en goedkoper dan de gebruikelijke driemaandelijkse controle in het ziekenhuis. Patiënten zijn over deze methode erg tevreden. Ook heeft Heida beschreven dat patiënten zelf thuis het calprotectine in de ontlasting kunnen meten met een app op hun eigen telefoon. In de toekomst zou het combineren van de thuistest met de vragenlijst in een app de zorg mogelijk nog eenvoudiger en goedkoper kunnen maken. Anke Heida (1988) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Haar onderzoek valt binnen de onderzoekslijn Clinical epidemiology in paediatric gastroenterology bij het Center for liver, digestive and metabolic diseases binnen onderzoeksinstituut GUIDE. De titel van haar proefschrift luidt Patient-relevant outcomes of stool testing in pediatric inflammatory bowel disease.
Bron: RUG
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 6 geneesmiddelen, waaronder 2 geneesmiddelen voor een chronische infectie met het hepatitis C-virus.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Fotivda (tivozanib) is een vasculair endotheel groeifactor receptor (VEGFR) kinase remmer en bestemd voor de eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderde niercelkanker. Ook is het middel bestemd voor volwassen patiënten met ziekteprogressie na één eerdere behandeling met cytokine therapie voor gevorderde niercelkanker en die niet eerder behandeld zijn met een VEGF en mTOR remmer.
- Kisqali (ribociclib) is een cycline-afhankelijk kinase 4 en 6 (CDK4/6) remmer en in combinatie met een aromatase remmer bestemd voor de behandeling van postmenopauzale vrouwen met hormoonreceptor (HR) positieve, humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2) negatieve lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker als initiële endocrien-gebaseerde therapie.
- Mavenclad (cladribine) is een purine-analoog en bestemd voor de behandeling van zeer actieve relapsing multiple sclerose vastgesteld door klinische testen of beeldvormende technieken.
- Maviret (glecaprevir / pibrentasvir) en Vosevi (sofosbuvir / velpatasvir / voxilaprevir) zijn nieuwe combinatiebehandelingen bestemd voor de behandeling van chronische hepatitis C (CHC). Beide geneesmiddelen zijn beoordeeld volgens de versnelde beoordelingsprocedure van de EU.
- Imraldi ((biosimilar van Humera, adalimumab) is bestemd voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, axiale spondyloartritis, artritis psoriatica, psoriasis, plaque psoriasis bij kinderen, hidradenitis suppurativa, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en uveïtis.
Aanpassing therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Faslodex (fulvestrant) is een oestrogeenreceptorantagonist en nu ook bestemd voor de behandeling van postmenopauzale vrouwen met oestrogeenreceptor positieve, lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker die eerder niet behandeld zijn met endocriene therapie.
- Harvoni (sofosbuvir / ledipasvir acetonsolvaat) is een combinatie van een NS5A remmer en een NS5B polymerase remmer en nu ook bestemd voor de behandeling van chronische hepatitis C (CHC) bij adolescenten (12 tot 18 jaar).
- Kaletra (lopinavir en ritonavir) is een combinatie van twee proteaseremmers en bestemd voor de behandeling van met het humaan immunodeficiëntievirus (hiv-1) en nu ook bestemd voor de behandeling van kinderen ouder dan 14 dagen.
- Mimpara (cinacalcethydrochloride) is een calcium regulator en nu ook bestemd voor de behandeling van secundaire hyperparathyreoïdie (HPT) bij kinderen vanaf 3 jaar met ernstig nierfalen (End-Stage Renal Disease; ESRD) die gedialyseerd worden.
- Orencia (abatacept) is een immunosupressivum en nu ook bestemd voor, alleen of in combinatie met MTX , de behandeling van actieve psoriatische artritis onvoldoende reagerend op DMARD-therapie, waaronder MTX, en voor wie extra systemische therapie voor psoriatische huidletsels niet noodzakelijk is.
- Soliris (eculizumab) is een gehumaniseerd monoklonaal IgG2/4k antichaam en nu ook bestemd voor refractaire gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG) bij patiënten die anti-acetylcholine receptor (AChR) antilichaam positief zijn.
- SonoVue (zwavelhexafluoride) is een echocardiografisch contrastmiddel en nu ook bestemd voor gebruik in ultrasonografie bij pediatrische patiënten tot 18 jaar om een vesicoureterale reflux te detecteren.
- Stivarga (regorafenib) is een brede kinase remmer en nu ook bestemd als monotherapie voor de behandeling van patiënten met hepatocellulair carcinoom die eerder zijn behandeld met sorafenib.
- Victoza (liraglutide) is een GLP-1 analoog bestemd voor de behandeling van diabetes mellitus type 2. Op basis van de resultaten van de LEADER-studie is de indicatie enigszins gewijzigd. De resultaten van de studie staan beschreven in sectie 5.1 van de productinformatie.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor een handelsvergunning voor Elmisol (levamisol) en Zafiride (NGR-menselijke tumornecrosefactor alfa) zijn ingetrokken.
Elmisol zou bestemd zijn voor de behandeling van een steroïd gevoelig nefrotisch syndroom (SSNS) bij kinderen en adolescenten van 2 jaar tot 18 jaar.
Zafiride zou bestemd zijn voor de behandeling van gevorderde maligne pleuramesothelioom, een kanker van het longvlies die meestal wordt veroorzaakt door blootstelling aan asbest.
Uitkomst herbeoordeling Symbioflor 2
De CHMP concludeerde dat Symbioflor 2 gebruikt kan blijven worden voor de behandeling van prikkelbare darm syndroom bij volwassenen. Het geneesmiddel dient echter niet breder te worden gebruikt voor de behandeling van functionele gastro-intestinale aandoeningen. Deze groep aandoeningen met verschillende oorzaken vergen een andere behandelingsaanpak.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 19-22 juni 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
De darm is een kunstig orgaan: door allerlei vouwen en darmvlokken is de oppervlakte van de darm enorm groot, zo ongeveer ter grootte van een tennisveld. Dit zorgt ervoor dat er voldoende oppervlakte is om voedsel en vocht op te nemen, maar ondertussen moet de darmwand er ook voor zorgen dat de bacteriën die zich in de darm bevinden niet het lichaam indringen. De scheiding tussen de buitenwereld (dus eigenlijk de binnenkant van de darm met alle bacteriën) en ons lichaam en ons eigen immuunsysteem is precies 1 cellaag dik. En daar bestaat er in het maagdarmstelsel een fascinerend evenwicht tussen ons afweersysteem enerzijds en de enorme hoeveelheid bacteriën anderzijds. Bij chronische darmziekten zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa ontstaat door een combinatie van erfelijke aanleg en omgevingsfactoren een verstoorde afweerreactie waarschijnlijk in reactie op de bacteriën in de darm. Het onderzoek naar de erfelijke component en de bacteriele flora in de darm leidt tot betere inzichten in het ontstaan van deze ziekten en in de toekomst tot aangrijpingspunten voor de behandeling of meer zorg op maat voor specifieke uitingen van de ziektes. Het vak van de maag-, darm- leverarts is hard gegroeid en er is nog steeds een groot tekort in Nederland met name ook in het noorden. Daarnaast zijn er bewegingen waarbij de druk alleen maar toeneemt; zoals het bevolkingsonderzoek naar darmkanker, steeds meer langdurige moeilijke endoscopische verrichtingen en bv. steeds complexere zorg voor Crohn en colitis ulcerosa patiënten. In het UMCG werken we binnen vijf speerpunten: i) de inflammatoire darmziekten en dunne darm transplantatie, ii) de (preventie en behandeling) van kwaadaardige ziekten, iii) de leverziekten en levertransplantatie, iv) de gecompliceerde ziekten van de alvleesklier en v) de geavanceerde endoscopieën. Voor al deze speerpunten zijn we een verwijscentrum voor alle noordelijke provincies en in sommige gevallen voor heel Nederland. We zullen hard moeten werken om de komende jaren zowel de complexe zorg in het UMCG te verzorgen, een excellent opleidings- en onderzoeks-klimaat te handhaven en de reguliere MDL zorg in de noordelijke provincies te waarborgen. Rinse Weersma (Delfzijl, 1972) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en volgde zijn opleiding tot maag-, darm- leverarts in het Martini Ziekenhuis Groningen, het Medisch Spectrum Twente in Enschede en het Universitair Medisch Centrum in Groningen. In 2007 promoveerde op het proefschrift Genetic Susceptibility for inflammatory bowel disease bij prof dr. J.H.Kleibeuker en prof dr. C. Wijmenga. Hij verwierf prestigieuze ZonMw klinische fellow en VIDI beurzen voor zijn onderzoek naar de erfelijke achtergrond van chronische darmontstekingen. In 2011 kreeg hij de “Rising Star in Gastroenterology” award van de Europese Gastroenterologie Federatie als meest veelbelovende onderzoeker onder de 40 jaar. In 2011 werd hij benoemd tot Universitair Hoofddocent en in 2013 tot hoogleraar in de Faculteit Medische Wetenschappen met de leeropdracht Maag-, Darm- en Leverziekten, i.h.b. complexe immuun-gemedieerde Maag-, Darm- en Leverziekten.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft op 30 oktober 2014 gesproken over het geneesmiddel Thiosix (tioguanine) voor de behandeling van de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa. Na een uitvoerige afweging van de werkzaamheid versus de risico’s heeft het CBG vastgesteld dat er onder meer aanvullend onderzoek nodig is naar de werkzaamheid en effecten op de lange termijn. Het CBG heeft besloten dat dit onderzoek na het verlenen van een voorwaardelijke handelsvergunning kan worden uitgevoerd. Om tot een voorwaardelijke handelsvergunning te komen moet de aanvrager eerst tegemoet komen aan specifieke voorwaarden. Zodra de firma met het CBG overeenstemming heeft bereikt en zich committeert aan deze voorwaarden, zal het CBG de voorwaardelijke handelsvergunning verstrekken. Op dit moment is de voorwaardelijke handelsvergunning nog niet verleend en wordt de firma geïnformeerd aan welke voorwaarden zij specifiek moet voldoen om tot een voorwaardelijke handelsvergunning te komen. In sommige media is de indruk ontstaan dat de handelsvergunning reeds zou zijn afgegeven voor het geneesmiddel tioguanine voor de behandeling van inflammatoire darmziekte.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 10 geneesmiddelen, waaronder 1 weesgeneesmiddel.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Cyltezo is een biosimilar van Humira (adalimumab) bestemd voor de behandeling van reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, axiale spondyloartritis, artritis psoriasis, psoriasis, plaque psoriasis bij pediatrische patiënten, hidradenitis suppurativa, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en uveïtis.
- Elebrato Ellipta en Trelegy Ellipta zijn vaste dosis combinaties van fluticasonfuroaat, umeclidinium en vilanterol bestemd voor de onderhoudsbehandeling van matige tot ernstige chronische obstructieve pulmonaire ziekte (COPD) in patiënten die niet adequaat worden behandeld door een combinatie van een inhalatiecorticosteroïde en een langwerkende beta2-agonist.
- Nyxoid (naloxon) is een opioïde antagonist bestemd voor de behandeling van een bekende of vermoede overdosering van opioïden, zich manifesterend door ademhaling en/of depressie van het centraal zenuwstelsel. Zubsolv (buprenorfine / naloxon) is een combinatie van een opioïdagonist en een opioïdantagonist bestemd voor de behandeling van afhankelijkheid van opioïden, binnen een kader van medische, sociale en psychologische behandeling.
Nyxoid en Zubsolv zijn hybride aanvragen. Dit betekent dat de handelsvergunning voor een deel gebaseerd was op de resultaten van preklinische testen en klinische onderzoeken met een referentiegeneesmiddel en voor een deel op nieuwe gegevens. - Ontruzant (trastuzumab) is een biosimilar bestemd voor de behandeling van borstkanker in een vroeg stadium of gemetastaseerde borstkanker en gemetastaseerde maagkanker. Ontruzant is de eerste biosimilar met trastuzumab dat van de CHMP een positief advies krijgt.
- Tookad (padeliporfine) is bestemd als monotherapie voor de fotodynamische behandeling van niet eerder behandeld, unilateraal, laag risico adenocarcinoom van de prostaat met specifieke kenmerken van de patiënt en de tumor die beschreven staan in de IB tekst.
- Tremfya (guselkumab) is een gehumaniseerd IgG1-monoklonaal-antilichaam dat de werking van interleukine-23 (IL-23) blokkeert bestemd voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische therapie.
- VeraSeal (humaan fibrinogeen / humaan trombine) is een weefsellijm bestemd als chirurgie-ondersteunende behandeling in volwassenen in het geval dat standaard chirurgische technieken niet volstaan. Het wordt gebruikt bij de verbetering van de bloedstolling en als ondersteuning van de hechtingen bij vasculaire chirurgie.
- Zejula (niraparib) is een antineoplastisch weesgeneesmiddel en als monotherapie bestemd voor de onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met platina-gevoelig recidief hooggradig sereus epitheel ovariumkanker, eileiderkanker of primaire peritoneaal kanker in response (compleet of partieel) na platina-gebaseerde chemotherapie.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Benlysta (belimumab) is een humaan IgG1λ monoklonaal antilichaam en is nu ook beschikbaar als een oplossing voor injectie voor subcutaan gebruik.
- Firazyr (icatibant) is een selectieve bradykinine B2 receptor antagonist en is nu ook beschikbaar voor kinderen vanaf 2 jaar.
- Stribild (elvitegravir / cobicistat / emtricitabine / tenofovir disoproxil) is een antiretroviraal middel en is nu ook beschikbaar voor adolescenten van 12 tot en met 18 jaar met een gewicht vanaf 35 kg.
- Tasigna (nilotinib) is nu ook bestemd voor de behandeling van pediatrische patiënten met nieuw gediagnostiseerde Philadelphia-chromosoom positieve chronische myeloide leukemie (CML) in de chronische fase. Het middel is ook bestemd voor pediatrische patiënten met chronische fase Philadelphia-chromosoom positieve CML met resistentie of intolerantie voor eerdere therapie, inclusief imatinib.
Uitkomst herbeoordeling negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De aanvragers voor Adlumiz (anamorelinehydrochloride), Humane IgG1 monoklonale antistof specifiek voor humane interleukine-1 alfa XBiotech (humane IgG1 monoklonale antistof specifiek voor humane interleukine-1 alfa) en Masipro (masitinib) hebben herbeoordelingen aangevraagd van de negatieve adviezen voor deze geneesmiddelen tijdens de vergadering van mei 2017. Het comité heeft de eerste adviezen opnieuw beoordeeld en bevestigt de adviezen, die eerder zijn uitgebracht, om geen handelsvergunning voor deze geneesmiddelen te verlenen.
Het comité geeft verder een negatief advies voor een aanpassing van de therapeutische indicatie van Raxone.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor de handelsvergunning voor Fulphila (pegfilgrastim), Ogivri (trastuzumab) en Tigecycline Accord (tigecycline) zijn ingetrokken.
Fulphila zou bestemd zijn voor de vermindering van neutropenie bij patiënten die kankerbehandelingen krijgen.
Ogivri zou bestemd zijn voor de behandeling van borstkanker en maagkanker.
Tigecycline Accord zou bestemd zijn voor de behandeling van gecompliceerde infecties van huid en weke delen (cSSTI), uitgezonderd diabetische voetinfecties en gecompliceerde intra-abdominale infecties (cIAI).
Een aanvraag om de indicatie van Opdivo (nivolumab) uit te breiden naar de behandeling van leverkanker is eveneens ingetrokken.
Uitkomst heronderzoek factor VIII geneesmiddelen
De CHMP concludeert dat er geen duidelijk en consistent bewijs is van een verschil in de ontwikkeling van remmers tussen de twee klassen factor VIII-geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen verkregen uit plasma en geneesmiddelen gemaakt met behulp van recombinant-DNA-technologie.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Committee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 11-14 september 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Help ons onderzoek naar een betere behandeling van chronische darmziektes. In Nederland hebben ongeveer 80.000 mensen een inflammatoire darmziektes, zoals de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa. Mensen met deze chronische darmziektes hebben gedurende hun hele leven in meer of mindere mate last van klachten zoals buikpijn, dunne ontlasting en vermoeidheid. Daarnaast kan de darm zo ziek worden dat ze in het ziekenhuis belanden of zelfs geopereerd moeten worden. "Maakt het uit wat ik eet", is de meest gestelde vraag op de polikliniek. Het eerlijke antwoord is dat we dat niet weten of mensen met chronische darmziektes met hun dieet het beloop van de ziekte kunnen beïnvloeden. Echter, circa 60% van de patienten prefereert een dieet boven behandeling van de ziekte met medicijnen. Samen met studenten van de diëtiek-opleiding van de hogeschool in Den Haag en diëtisten uit het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) hebben wij een dieet en bijbehorend kookboek ontwikkeld voor patiënten met deze darmziektes. Het LUMC-dieet heeft veel overeenkomsten met de Mediterrane keuken en ook de specerij Kurkuma neemt een belangrijke plaats in. Wij willen onderzoeken of patiënten met chronische darmziektes baat hebben bij het volgen van ons dieet. Binnen het wetenschappelijk onderzoek zullen 40 patiënten met chronische darmziektes het dieet volgen met behulp van een dietist in het LUMC en het kookboek, terwijl 40 andere patiënten met dezelfde darmziektes hun huidige eetpatroon voortzetten. We bestuderen bij deze twee groepen of de symptomen van de ziekte en de kwaliteit van leven veranderen. Ook willen we kijken of het dieet invloed heeft op de ontstekingscellen en signaalstofjes in het bloed en de ontlasting. Om dit te doen moeten we bloed van patiënten in het laboratorium analyseren. Op deze manier kunnen we kijken of voeding ook echt een rol kan spelen! Help patiënten met een chronische darmziekte en steun ons onderzoek! Namens de patiënten hartelijk dank!
Bron: LUMC
De darmwand (darmepitheel) laat de opname van voedingsstoffen toe en vormt een barrière van slechts één cellaag die het menselijk lichaam beschermt tegen de darmbacteriën. De wetenschappers N. Takahashi en P. Vandenabeele van de UGent hebben hier onderzoek naar gedaan. Het darmepitheel intact houden vraagt om een strikte controle die alleen mogelijk is door een subtiel evenwicht tussen celvernieuwing, celoverleving en celdood. Het lichaam kan niet goed functioneren als er teveel cellen afsterven, maar als er te weinig cellen afsterven kan weer kanker ontstaan. Het eiwit RIPK1vervult de een belangrijke rol bij de bescherming van het darmepitheel, zeggen de onderzoekers. Dit inzicht is belangrijk voor de behandeling van chronische darmontstekingen, zoals de ziekte van Crohn.
Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de Technische Universiteit Delft (TU Delft) presenteren in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications een interactieve techniek waarmee zeldzame celtypen op te sporen zijn te midden van honderden andere typen. “Je kunt er een speld in een hooiberg mee vinden”, aldus LUMC-hoogleraar prof. Frits Koning. Om iets te leren over bijvoorbeeld het ontstaan van bepaalde ziektes is het de kunst om uit een enorme hoeveelheid gegevens precies de informatie te halen die je nodig hebt. Het LUMC beschikt sinds 2013 over CyTOF, een apparaat dat miljoenen cellen uit bijvoorbeeld darmslijmvlies of bloed tegelijk karakteriseert. Dat gebeurt door per cel de aanwezigheid van zo’n veertig eiwitten aan het oppervlak van de cel te meten. Met de nieuwe methode van het LUMC en TU Delft kunnen onderzoekers deze gegevens nu uiterst gedetailleerd bestuderen. “Er zitten honderden verschillende celtypen in zo’n monster”, vertelt LUMC-onderzoeker van de afdeling Immunohematologie en Bloedtransfusie Vincent van Unen. “Er bestonden methoden om de CyTOF-gegevens te analyseren, maar die geven ofwel een globaal beeld van alle cellen, ofwel een gedetailleerd beeld van een willekeurig deel, zeg zo’n 20 procent. Maar de meest interessante celtypen in een weefselmonster, celtypen die te maken hebben met ziek of gezond zijn, zijn vaak zeldzaam en je mist ze als je slechts een deel van de cellen gedetailleerd bestudeert.” De nieuwe analysetechniek lost dat probleem op. De gebruiker krijgt eerst een tweedimensionaal plaatje op zijn scherm waarin de cellen uit het weefselmonster op basis van onderlinge gelijkenissen zijn gegroepeerd. De cellen staan er niet individueel in weergegeven: dat zou resulteren in een onoverzichtelijke massa punten. In plaats daarvan zijn er ‘landmarks’, gebiedjes die op elkaar lijkende cellen vertegenwoordigen. “Dit overzicht laat details weg, maar alle informatie is gebruikt om de landmarks te berekenen”, zegt Nicola Pezzotti, TU Delft-promovendus in de Computer Graphics and Visualization-groep van dr. Anna Vilanova. Vervolgens kan de gebruiker in stappen inzoomen op een groep cellen naar keuze tot hij individuele cellen met bijbehorende markers in beeld heeft. Pezzotti: “Het is te vergelijken met Google Earth, waar je begint met de hele aarde en kunt inzoomen tot de straat waar je woont.” Deze visuele hiërarchische methodiek, Cytosplore+HSNE, werkt makkelijk, snel en goed. “De landmarks vertegenwoordigen bekende celgroepen, zoals bepaalde T-cellen en B-cellen uit het afweersysteem”, vertelt LUMC- en TU Delft-onderzoeker Thomas Höllt , die de methodiek mede ontwikkelde. “Door in te zoomen kun je zeldzame celtypen ontdekken die ontbreken of juist aanwezig zijn bij een bepaalde ziekte, bijvoorbeeld de chronische darmaandoening de ziekte van Crohn. Dat levert aanknopingspunten op voor het begrijpen van die ziekte, diagnostiek en doelgerichte behandeling.” Het wetenschappelijke artikel ‘Visual analysis of mass cytometry data by hierarchical stochastic neighbor embedding reveals rare cell types’ verscheen op 23 november in Nature Communications.
Bron: LUMC
Tjibbe Gardenbroek: ‘Surgery for inflammatory bowel disease, crossing borders’. Minimaal invasieve chirurgie (kijkoperaties) kent voordelen ten opzichte van open operaties bij patiënten met ontstekingsziekten van de darm. Gardenbroek beveelt onder meer aan goed te kijken naar de timing van de operatie en het al dan niet aanleggen van een stoma na een ingreep. De promovendus keek naar nieuwe ontwikkelingen in de chirurgische behandeling van patiënten met de ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en familiaire adenomateuze polyposis (erfelijke aandoening waarbij honderden poliepen in de dikke darm voorkomen). Meestal worden deze patiënten met medicijnen behandeld, maar zo nu en dan is een operatie onvermijdelijk. Gardenbroek constateert dat de blinde darm mogelijk een rol speelt in colitis ulcerosa. Dit opent wegen naar onderzoek over nieuwe behandelmogelijkheden voor deze patiënten. Ten slotte heeft Gardenbroek gekeken naar het voorkomen van complicaties na chirurgie.
Onderzoek lijkt stap vooruit in behandeling patiënten met Prikkelbare Darmsyndroom. Onderzoekers van de afdeling Maag-, Lever- en Darmziekten van het Erasmus MC hebben ontdekt dat het afweersysteem in de darmen een stofje aanmaakt dat ervoor zorgt dat de miljarden bacteriën die in de darmen leven daar ‘liefdevol’ worden gekoesterd. Zij publiceren over dit biochemische proces in de nieuwste editie van het toonaangevende wetenschappelijk tijdschrift Immunity dat morgen, op Valentijnsdag, verschijnt. Maikel Peppelenbosch, hoofd van het MDL-laboratorium, beschrijft in het artikel dat bij de afbraak van het aminozuur tryptofaan een stof vrijkomt die het afweersysteem vertelt dat het verdraagzaam moet reageren op de darmbacteriën. ,,Een van de afbraakproducten van tryptofaan, kynurenine, blijkt als een liefdesdrankje te werken voor de dendritische cellen van het afweersysteem. Die geven onder invloed van kynurenine de boodschap af dat het afweersysteem de darmcellen met rust mag laten.’ Tryptofaan is een van de stoffen die het lichaam nodig heeft voor de aanmaak van de tienduizenden soorten eiwitten in het lichaam. Die zijn op hun beurt nodig voor de aanleg van de talloze typen lichaamscellen. Tryptofaan komt onder andere voor in vlees, bananen, brood en kaas. Hoge gehaltes tryptofaan zitten ook in bewerkte vleessoorten zoals gedroogde salami. In de hersenen zorgt de afbraak van tryptofaan voor de aanmaak van serotonine. Serotonine staat al lang bekend als ‘love hormone’. De ontdekking van het effect van het ‘liefdesstofje’ in de darmen kan een stap vooruit zijn voor de behandeling van mensen met darmaandoeningen zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Maar ook voor de talloze patiënten met het vaak onbegrepen Prikkelbare Darmsyndroom. Bij deze patiëntencategorieën reageert het afweersysteem juist veel te fanatiek op de darmflora. Het Prikkelbare Darmsyndroom is een omvangrijk probleem in Nederland. Schattingen lopen uiteen, maar gedacht wordt dat vijf tot twintig procent van de Nederlanders er in min of meerdere mate last van heeft. ,,Bij mensen met het Prikkelbare Darmsyndroom viel het al op dat ze relatief vaak producten als gedroogde worstjes eten,’’ vertelt Peppelenbosch. ,,Wellicht blijkt daaruit dat deze patiënten een soort natuurlijke behoefte hebben aan veel tryptofaan omdat bij de afbraak ervan kynurenine vrij komt.’ De oorzaak van het Prikkelbare Darmsyndroom blijft bij het merendeel van de patiënten onbegrepen. ,,Er werd wel eens gedacht dat het syndroom vooral tussen de oren zit. De darmen lijken nu eenmaal zeer gevoelig voor stress. Maar met deze ontdekking lijkt het bewijs geleverd dat het wel degelijk in de darmen zit.’’ Vervolgonderzoek zal meer duidelijkheid moeten geven over de behoefte aan tryptofaanrijk voedsel die patiënten met Prikkelbare Darmsyndroom vaak aan den dag leggen. Ook zal moeten worden onderzocht hoe de ontrafeling van dit biochemische proces kan helpen bij het vinden van nieuwe geneesmiddelen voor darmziekten. Peppelenbosch voerde de studie uit in nauwe samenwerking met zijn Italiaanse collega Ursula Grohmann van de Universiteit van Perugia. Het artikel is te vinden op de website van Immunity.
Bron: Erasmus MC
Het promotieonderzoek van Marina Maurer was erop gericht de behandeling van chronische darmontstekingen te verbeteren. Haar focus lag daarbij op ColoPulse tabletten, in het bijzonder ColoPulse infliximab-tabletten. Een aantal jaren geleden hebben de afdeling Klinische Farmacie en Farmacologie van het UMCG en de afdeling Farmaceutische Technologie en Biofarmacie van de RUG de gepatenteerde ColoPulse coating ontwikkeld. ColoPulse tabletten geven hun inhoud pas af in het onderste deel van het maagdarmkanaal en kunnen potentieel de effectiviteit van lokaal werkende geneesmiddelen verbeteren en bijwerkingen verminderen. Bovendien wordt orale toediening als patiëntvriendelijker beschouwd dan parenterale (via injectie of infuus) toediening. In de literatuur wordt colon-specifieke toediening als een alternatief genoemd voor parenterale toediening van macromoleculaire geneesmiddelen en eiwitten vanwege de relatief neutrale pH in combinatie met lage afbraak van eiwitten. Patiënten met chronische darmontstekingen vormen een groep waarvoor ColoPulse tabletten interessant kunnen zijn. Hun behandeling bestaat uit diverse geneesmiddelen, maar een deel krijgt een infuus met het antilichaam infliximab. Aan deze behandeling kunnen nadelen zitten. Zo kunnen er infusiereacties optreden en kan het lichaam antistoffen tegen infliximab maken, waardoor dit middel minder goed werkt. Daarnaast moet de patiënt voor deze behandeling steeds naar het ziekenhuis. Het zou dus een verbetering zijn als infliximab als tablet toegediend zou kunnen worden. Maurer heeft in haar proefschrift verschillende onderzoeken beschreven, met als uiteindelijk doel om de behandeling chronische darmontstekingen te verbeteren. Hierbij lag haar focus op farmaceutische aspecten die van belang zijn voor het ontwikkelen en het testen van ColoPulse tabletten, in het bijzonder ColoPulse infliximabtabletten. Daarnaast is de farmacokinetiek van infliximab in een poliklinische setting onderzocht. Ook is de kennis over het functioneren van ColoPulse tabletten in gezonde proefpersonen en in patiënten met de ziekte van Crohn uitgebreid. Marina Maurer promoveert aan de RUG op onderzoek dat zij uitvoerde bij Farmaceutische Technologie en Biofarmacie van GRIP, binnen het programma Biopharmaceuticals: Discovery, Design and Delivery. Zij blijft ziekenhuisapotheker bij het UMCG.
Bron: RUG
Lang niet alle reumapatiënten bewaren hun dure medicijnen op de juiste temperatuur. Slechts één op de veertien volgt de richtlijnen voor het koelen exact, blijkt uit onderzoek van het UMC Utrecht en de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. De resultaten zijn afgelopen zaterdag in Rome gepresenteerd op het grootste Europese reumacongres, van de European league against rheumatism (EULAR). Voor de productie, de opslag en het vervoer van medicijnen gelden strikte richtlijnen. Maar als de medicijnen de apotheek eenmaal uit zijn, is onbekend hoe patiënten er in de praktijk mee omgaan. De manier waarop zij hun geneesmiddelen bewaren kan van invloed zijn op de werking. Om zicht te krijgen op de bewaarcondities thuis, brachten onderzoekers onder leiding van apothekers Helga Gardarsdottir (UMC Utrecht) en Bart van den Bemt (Sint Maartenskliniek) een chip aan op de doosjes met geneesmiddelen, namelijk TNF-alfa-remmers, van 255 reumapatiënten. Die chip registreerde constant de temperatuur. Slechts 17 patiënten (7 procent) lukte het om de middelen thuis te bewaren volgens het advies van de fabrikant: tussen de 2 en 8 graden Celsius. Ruim een kwart van de verpakkingen had minstens 2 uur achter elkaar een temperatuur onder het vriespunt terwijl de fabrikant duidelijk aangeeft dat TNF-alfa-remmers niet ingevroren mogen worden. Het onderzoek van het UMC Utrecht, de Sint Maartenskliniek en de Universiteit Utrecht past in een grotere studie naar een beter gebruik van geneesmiddelen zoals deze ‘biologicals’. De kosten van dit type reuma-geneesmiddelen zijn namelijk hoog: jaarlijks kosten de TNF-alfa-remmers zo’n 14.000 euro per patiënt. TNF-alfa-remmers zijn eiwitten die de ontsteking afremmen. Ze worden voorgeschreven aan patiënten met ziekten als reumatoïde artritis, de ziekte van Crohn en psoriasis. Bij een te lage temperatuur kan de structuur van de eiwitten veranderen, met mogelijk ook gevolgen voor de werkzaamheid en veiligheid van het middel. Verder onderzoek moet uitwijzen of patiënten die het verkeerd bewaarde product gebruiken ook minder baat hebben bij het middel. De voorbereidingen voor een dergelijk onderzoek zijn in volle gang. “Patiënten vriezen hun medicijnen doorgaans niet met opzet in’, zegt Niels Vlieland, de promovendus die het onderzoek uitvoerde. “Vaak vertoont een koelkast thuis grote temperatuurschommelingen. Of het doosje ligt tegen een bevroren achterwand aan.” Gardarsdottir: “De apotheek geeft patiënten altijd een instructie mee voor het bewaren. Maar omdat de verpakking erg groot is, kan het lastig zijn deze op te bergen.” Samen met de Patiëntenfederatie NPCF en de brancheorganisaties gaan de onderzoekers nu in gesprek hoe de patiënt hierin het beste kan worden begeleid. Gardarsdottir: “Naar aanleiding van onze bevindingen ontraden wij het alvast om het medicijn te bewaren tegen de achterwand, of in de bovenste of onderste lade van de koelkast.”
Een medicijn uit de jaren vijftig is een goede behandeling voor patiënten met een chronische ontsteking van de dikke darm. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Dirk van Asseldonk, maag-, darm-, leverarts in opleiding. Van Asseldonk promoveert op 4 december bij VUmc. Het medicijn (tioguanine) werd al lange tijd gebruikt om de deling van cellen te remmen in allerlei andere ziektes, waaronder leukemie. Van Asseldonk en zijn collega's zijn een van de eersten die het gebruik van het medicijn hebben onderzocht bij colitis ulcerosa (een chronische ontsteking van de dikke darm). Hoewel andere medicijnen vooralsnog de voorkeur genieten, kan het gebruik van tioguanine als alternatief worden overwogen. De afgelopen jaren werd het gebruik van tioguanine afgeraden vanwege ernstige bijwerkingen. "Wij hebben gekeken of een lage dosis tioguanine toch een goede behandeling kon zijn voor patiënten met colitis ulcerosa", vertelt Van Asseldonk. "Bij deze lagere dosering bleken bijwerkingen van tioguanine weinig voor te komen. 80% van de patiënten was na 2 jaar nog steeds tevreden over het medicijn. Het is natuurlijk fantastisch dat we deze patiënten kunnen behandelen met een medicijn dat meer dan 50 jaar oud is. Ik hoop dat we door verder onderzoek ook andere bestaande medicijnen effectiever kunnen inzetten. Hiermee kunnen we ten eerste patiënten beter behandelen en ten tweede de kosten van de zorg drukken. Gebruik van nieuwe gepatenteerde medicatie is namelijk vaak zeer kostbaar." In hoge doseringen kan tioguanine leverschade veroorzaken. Om die reden hebben Van Asseldonk en zijn collega's de veiligheid van het medicijn onderzocht bij zowel patiënten met colitis ulcerosa als patiënten met de ziekte van Crohn. "Leverschade was te voorkomen door tioguanine in lagere doseringen voor te schrijven, zonder aanwijzingen voor verlies van effectiviteit", zegt Van Asseldonk. "Wij hopen door dit onderzoek patiënten en artsen meer vertrouwen te geven in het gebruik van tioguanine als alternatief medicijn tegen vervelende chronische darmziekten."
Het aantal vastgestelde nieuwe gevallen van lepra per jaar blijft stabiel rond de 220.000. Dit toont aan dat de overdracht van de leprabacterie nog ongehinderd doorgaat. Dat stelt LUMC-hoogleraar Immunodiagnostiek prof. Annemieke Geluk in haar oratie op 23 oktober. Geluk streeft naar het identificeren en behandelen van mensen die de leprabacterie bij zich dragen maar (nog) geen ziekteverschijnselen vertonen, zodat de overdracht stopt. Ondanks pogingen tot eliminatie vormt lepra nog steeds een gezondheidsprobleem in 32 landen, met als koplopers Brazilië en India. Wereldwijd leven twee tot drie miljoen mensen met door lepra veroorzaakte handicaps en bijbehorende sociale stigma’s. Ook Nederland telt 400 patiënten. De diagnose wordt louter gesteld op basis van klinische symptomen, zoals gevoelloze (delen van) ledematen. Er bestaat geen laboratoriumtest voor diagnostiek van lepra in een vroeg stadium of voor een latente infectie. Ook is niet te voorspellen wie na infectie met de bacterie lepra of zogenoemde lepra-reacties (ongeremde afweerreacties met ernstige zenuwschade tot gevolg) zal ontwikkelen. Om hier verandering in te brengen werkt prof. Annemieke Geluk met onderzoekers van binnen en buiten het LUMC aan de ontwikkeling van diagnostische testen die gemakkelijk ter plaatse uitvoerbaar zijn. “Zulke testen zijn gebaseerd op signaalstoffen – zogeheten cytokines – die cellen aanmaken na infectie of bij ziekte en die aan te tonen zijn in bloed of urine”, vertelt Geluk. Deze analyse wordt immunomics genoemd en vraagt om veel basaal immunologisch onderzoek. “Er is niet slechts één stofje dat lepra kan aantonen”, verklaart Geluk. “Het gaat om de verhouding tussen verschillende signaalstoffen. Daarnaast bepalen we genetische en metabole biomarkers.” De test lijkt op een zwangerschapstest: door een stripje in een buisje bloed te plaatsen worden de biomarkers aangetoond. Om biomarkers te identificeren doet Geluk onderzoek in gebieden waar lepra veel voorkomt, zoals Bangladesh, Brazilië, Ethiopië en Nepal. “In Bangladesh volgen we 6000 mensen die risico lopen. Welke veranderingen in hun biomarkerprofiel duiden op infectie met de leprabacterie of ziekte?” In Nepal bestuderen de onderzoekers de relatie met worminfecties. “Een worminfectie dempt het immuunsysteem, waardoor leprareacties onderdrukt worden”, licht Geluk toe. “Als patiënten een antiwormkuur slikken, treden de pijnlijke en invaliderende leprareacties vaker op. Voor diagnostiek van deze reacties hebben we diverse biomarkers geïdentificeerd. Wij willen leprareacties voorspellen, zodat we op tijd kunnen ingrijpen met immunosuppressiva om zenuwschade te voorkomen.” Naast eliminatie van lepra verwacht de hoogleraar ook veel indirecte winst. “De leprabacterie lijkt veel op de bacterie die tuberculose veroorzaakt. Bovendien blijkt de genetische gevoeligheid voor lepra samen te hangen met de gevoeligheid voor ziekten als psoriasis, de ziekte van Crohn en Parkinson. Ik verwacht dat het onderzoek naar lepra uiteindelijk ook nieuwe inzichten zal opleveren over deze ziekten.” Lepra wordt veroorzaakt door besmetting met de bacterie Mycobacterium leprae, verwant aan de tuberculose-bacterie. De bacterie veroorzaakt schade aan huid en zenuwen die vaak leidt tot verminkende handicaps en sociale uitsluiting. Na infectie duurt het 2 tot 5, soms zelfs 20 jaar voordat iemand lepra krijgt. Gedurende die tijd kan de bacterie wel worden overgedragen via de respiratoire route, oftewel via ademhaling, niezen en hoesten. Lepra wordt behandeld met een mix van antibiotica (multidrug therapy, MDT) gedurende 6 tot 12 maanden. Er treden tijdens de behandeling echter frequent leprareacties op.
Dhr. Ismail Sinan Guloksuz, MSc: "Biological mechanisms of environmental stressors in psychiatry" In dit proefschrift wordt beoogd het inzicht in de relatie tussen ontstekingen en stemmingsstoornissen te vergroten. Door gebruik te maken van moleculaire benaderingen van klinische patiëntengroepen levert dit proefschrift verdere aanwijzingen voor de rol van immuungerelateerde routes in het werkingsmechanisme van lithium als stemmingsstabilisator bij bipolaire stoornissen en elektroconvulsieve therapie voor therapieresistente depressies. Daarnaast heeft dit proefschrift de huidige kennis over de antidepressieve effecten van infliximab (een anti-inflammatoir middel) bij de ziekte van Crohn vergroot. Aan de hand van deze nieuwe inzichten wordt aangetoond dat immuungerelateerde routes relevant zijn voor het begin en de behandeling van stemmingsstoornissen en belangrijke prognostische informatie kunnen verschaffen, zodat de behandeling kan worden gepersonaliseerd en geoptimaliseerd.
Bij de complexe infrastructuur en stringente regelgeving rond het bewaren, registreren, beheren en beschikbaar stellen van biomateriaal komt heel wat kijken. Hein Verspaget (62), sinds vorig jaar december de eerste hoogleraar ‘biobankieren’ van Nederland, hield op 13 maart zijn oratie. Waar fundamenteel medisch onderzoek zich richt op het begrijpen van normale en afwijkende biologische processen, is het doel van translationeel onderzoek het ‘vertalen’ van die kennis naar daadwerkelijke verbeteringen in de patiëntenzorg. Verspaget noemt voor dit type onderzoek biomaterialen de ‘harde en unieke valuta’. Een ‘biobank’ is een verzameling van door patiënten en gezonde vrijwilligers gedoneerde biomaterialen, als bloedplasma, stukjes weefsel, losse cellen, geïsoleerd DNA, urine en ontlasting, mét daarbij behorende gegevens als leeftijd, geslacht, leef-, werk- en omgevingsomstandigheden, klachten en symptomen, ziektekenmerken en laboratoriumuitslagen. Verspaget vergelijkt de biobank met een geldbank: de biobankier als beheerder van het door donoren ingelegde biomateriaal, die toeziet op een juiste procedure van verzamelen, registratie en opslag van dit materiaal en die het na toetsing en toestemming uitlevert aan de onderzoeker. Eerste biobank Na een studie celbiologie in Wageningen kwam Verspaget begin jaren tachtig naar Leiden om bij de afdeling Maag-Darm-Leverziekten te gaan werken aan aandoeningen als de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Daartoe werd restmateriaal van darmoperaties voor aanvullend biochemisch onderzoek ingevroren bewaard. Samen met een kaartenbak met patiëntengegevens vormde dit in feite zijn eerste biobank. Met de komst van personal computers werden kaartenbakken verruild voor Excel-bestanden. Toen ook bloedmonsters in beeld kwamen rees het idee om daaruit geïsoleerd DNA op te slaan voor toekomstig gebruik. Vanaf begin jaren negentig verzamelde de afdeling ook materiaal met betrekking tot leverziekten, met speciale aandacht voor levertransplantaties. CuraRata Met de benoeming van Daan Hommes als afdelingshoofd kreeg de biobank een centrale plaats in de integratie van wetenschappelijk onderzoek in de klinische zorg: het met oog op de toekomst (‘prospectief’’) verzamelen van biomateriaal, hiermee ontdekkingen doen of eerdere bevindingen bevestigen en deze waar mogelijk toepassen bij patiënten. Dit werd in 2009 uitgerold onder de noemer CuraRata. Verspaget was nauw betrokken bij inrichting van de centrale biobankfaciliteit (met een eigen verzameling vrieskasten in een aparte unit) waaraan hij nu leiding geeft: het formuleren van reglementen, registratie van patiëntentoestemming (informed consent), het aanleggen van een ICT-gestuurde infrastructuur (registratie van onderzoeksgegevens en informed consent in het elektronisch patiëntendossier), het aanleggen van een centraal gegevensbestand en centrale verwerking en opslag van biomaterialen via een Biobank Informatie en Management Systeem. Gedragscode Biomateriaal dat overblijft na het stellen van de diagnose is in principe direct anoniem beschikbaar voor ‘nader gebruik biobank’, maar wil men bijvoorbeeld de verkregen resultaten koppelen aan het beloop van de betreffende ziekte, en heeft men dus patiëntengegevens nodig, dan komen de Biobank Toetsingscommissie (BTC) en de Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) in beeld. De procedure voor verantwoord omgaan met lichaamsmateriaal ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek is in 2011 vastgelegd in de Code Goed Gebruik. In deze code is tevens opgenomen dat donoren hun biomaterialen en gegevens ook specifiek voor toekomstig gebruik kunnen afstaan, waarbij al vóór de afname van het biomateriaal toestemming kan worden gegeven. Het gebruik hiervan gaat dan ook weer via een onderzoeksvoorstel, dat moet zijn getoetst door de BTC met melding aan de METC. Zeggenschap en privacy Verspaget staat kritisch tegenover een door het Europese parlement aangenomen verordening dat individuele donoren meer zeggenschap moeten hebben over wat er met hun biomateriaal mag worden onderzocht en dat de donor zich hierbij zou moeten kunnen bedienen van moderne communicatiemedia: een ‘dynamische toestemming voor gebruik’. Het maakt het systeem nodeloos kwetsbaar voor inbreuk op privacy en persoonlijke integriteit en het handhaven van de regels van de Wet Bescherming Persoonsgegevens blijft een permanente uitdaging. Rolmodel Toen in 2011 de Parelsnoersubsidie afliep besloot de Raad van Bestuur om de totale centrale biobankorganisatie te continueren en voor alle onderzoekers binnen het LUMC beschikbaar te maken. Inmiddels wordt er voor 27 ziektebeelden verzameld en dat aantal zal naar verwachting snel toenemen. In de huidige vorm kan de biobankorganisatie als rolmodel dienen voor andere biobanken binnen en buiten het LUMC. Poepbank Als nieuwe technologisch ontwikkeling noemt hij de mogelijkheid om darmbacteriën (het microbioom) te analyseren. Onderzoek waarvoor in een biobank ontlasting is verzameld geeft steeds meer aanwijzingen dat de samenstelling van de darmflora een rol speelt bij talloze aandoeningen en dat ‘poeptransplantatie’ voor veel van die aandoeningen een interessante behandeloptie zou kunnen zijn. Een voorraad van gezonde ontlasting is daartoe onontbeerlijk en Verspaget ziet hiertoe een mooie taak voor de biobank. Tot slot onderstreept hij het belang van een uiterst gestandaardiseerde manier van bemonstering en opslag van biomaterialen. Omdat voor diverse biomaterialen de optimale manier nog niet vaststaat is de projectgroep ‘Monsterintegriteit’ in het leven geroepen om onderzoek hiernaar te coördineren.
Marc van der Schee: ‘The volatile metabolome and microbiome in pulmonary and gastro-intestinal disease’. De analyse van vluchtige afbraakstoffen in de uitgeademde lucht of de ontlasting van patiënten biedt mogelijkheden voor diagnose, monitoring en screening van een aantal ziekten. Maar de techniek is nog niet zo ver ontwikkeld om direct toegepast te worden in de kliniek. In zijn proefschrift zegt Van der Schee dat het belangrijk is de volgende stap te zetten om uit te zoeken welke stoffen verantwoordelijk zijn en hoe de techniek gevoeliger is te maken. De promovendus heeft zich bij zijn onderzoek gericht op long- en darmziekten. Hij heeft gekozen voor een scala aan aandoeningen om de volledige potentie van de techniek te kunnen evalueren. Voor de screening heeft hij gekeken naar longkanker, asbest gerelateerde longkanker en een longinfectie door de schimmel aspergillose. Bij de monitoring van ziekten ging zijn aandacht uit naar taaislijmziekte, astma, de ziekte van Crohn/colitis ulcerosa en voor de prognose van het ziekteverloop naar astma bij jonge kinderen. Van der Schee stelt dat de analyse van vluchtige stoffen een grote impact kan hebben. Hij verwacht dat het ‘ruiken’ aan ontlasting op de korte termijn iets eerder bruikbaar is voor patiënten dan de analyse van uitgeademde lucht. Als vervolg werkt de promovendus aan meerdere studies om de techniek te verbeteren en inzicht te krijgen in de exacte origine van deze vluchtige stoffen. Met deze kennis tracht hij de vertaalslag naar de praktijk te maken.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor zes geneesmiddelen, waaronder twee biosimilars.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Amgevita en Solymbic (adalimumab) zijn beide biosimilars van Humira en bestemd voor de behandeling van patiënten met reumatoïde artritis, juveniele idiopathische artritis, axiale spondyloartritis, artritis psoriatica, psoriasis, plaque psoriasis bij kinderen, hidradenitis suppurativa, ziekte van Crohn, colitis ulcerosa en uveïtis.
- Jylamvo (methotrexaat), nu ook beschikbaar als orale oplossing, is bestemd voor de behandeling van actieve reumatoïde artritis bij volwassenen, polyartritische vormen van ernstige, actieve juveniele idiopathische artritis, wanneer de respons op NSAID’s (niet-steroïde anti-inflammatoire geneesmiddelen) onvoldoende is gebleken. Daarnaast is het middel bestemd voor ernstige, therapieresistente, invaliderende psoriasis die niet adequaat reageert op andere vormen van behandeling zoals fototherapie, PUVA en retinoïden; ernstige artritis psoriatica bij volwassenen en voor de onderhoudsbehandeling van acute lymfatische leukemie (ALL) bij volwassenen, adolescenten en kinderen van 3 jaar en ouder.
- Xeljanz (tofacitinib),een Janus kinase (JAK) remmer, is bestemd voor de behandeling van matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis bij volwassenen die onvoldoende reageren op, of die intolerant zijn voor één of meer disease-modifying anti-rheumatic drugs (DMARDs). Xeljanz moet gegeven worden in combinatie met methotrexaat, maar kan ook als monotherapie worden gegeven wanneer behandeling met methotrexaat ongeschikt is.
Aanpassing therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Revlimid (lenalidomide) is een immunomodulerend middel en nu ook bestemd als monotherapie voor de onderhoudsbehandeling van volwassenen met nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom die autologe stamceltransplantatie hebben ondergaan.
- Synjardy (metformine/empagliflozine) is een combinatie van metformine met een SGLT2-remmer. Op basis van de resultaten van de EMPA-REG-studie is de indicatie enigszins gewijzigd en de resultaten van de studie staan beschreven in sectie 5.1 van de productinformatie.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor de handelsvergunningen van de volgende producten zijn ingetrokken:
- Zioxtenzo (pegfilgrastim) is een biosimilar van Neulasta en zou bestemd zijn voor de behandeling van neutropenie bij kankerpatiënten.
Een aanvraag voor de uitbreiding van de indicatie van Xgeva (denosumab), voor de behandeling van hypercalciëmie ten gevolge van maligniteit (hoge calciumwaarden in het bloed veroorzaakt door kanker), is ingetrokken.
Herbeoordeling dienogest/ethinylestradiol afgerond
De CHMP adviseert dat geneesmiddelen met een combinatie van dienogest 2 mg en ethinylestradiol 0,03 mg gebruikt kunnen blijven worden voor de behandeling van matig ernstige acne, wanneer passende behandelingen op de huid of orale antibiotica niet werkten. Deze geneesmiddelen, die ook zijn goedgekeurd als hormonale anticonceptiva, mogen alleen worden gebruikt bij vrouwen die kiezen voor orale anticonceptie.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 23 - 26 januari 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn chronische ontstekingsziekten van de darm (IBD). IBD-patiënten hebben vaak klachten zoals buikpijn en diarree. De eerste keus in behandeling van IBD-patiënten bestaat uit een therapie met medicijnen uit de groep 'thiopurines'. Echter, de helft van de IBD-patiënten stopt met deze thiopurine-therapie in verband met bijwerkingen of omdat het medicijn niet werkt. Margien Seinen deed onderzoek naar het optimaliseren van thiopurine-therapie voor IBD-patiënten. Ze promoveert 21 december bij VUmc. Thiopurines moeten in het lichaam worden omgezet tot een effectieve stof, daarbij wordt ook bijstof gevormd. Een groep patiënten met een afwijkend metabolisme zet het medicijn met name om in schadelijke niet-effectieve bijstof. Hierdoor heeft deze groep patiënten een hoger risico op bijwerkingen en een grotere kans dat het medicijn niet werkt. Om de thiopurine-therapie in deze groep patiënten te optimaliseren bestudeerde Seinen een aantal strategieën. Zo blijkt het toevoegen van het medicijn allopurinol, naast de thiopurine, effectief en goed te worden verdragen. Een tweede strategie om thiopurine-therapie te optimaliseren, is switchen naar het medicijn tioguanine, een ander medicijn uit de groep 'thiopurines'. In een groep IBD-patiënten met een afwijkend thiopurine-metabolisme die daarbij bijwerkingen in de lever ontwikkelden is overgestapt op een tioguanine-therapie. Tioguanine-therapie werd over het algemeen goed getolereerd door de patiënten en de bijwerkingen in de lever verdwenen in het merendeel van de patiënten. Om te kunnen voorspellen bij welke patiënten thiopurine-therapie effectief zal zijn, zochten Seinen en haar collega's naar een nieuwe biomarker in het bloed. Het eiwit Rac1 is hier mogelijk een goede biomarker voor.
Bron: VUmc
Een nieuwe techniek is in staat om razendsnel vast te stellen van welke bacterie een patiënt last heeft. Waar een diagnose met behulp van een bacteriekweek dagen op zich laat wachten, kan dat nu worden teruggebracht tot vijf uur. Vrijdag 4 november promoveerde medisch microbioloog Dries Budding op deze vinding bij VUmc. Jarenlang werkte medisch microbioloog Dries Budding met zijn collega Paul Savelkoul aan een nieuwe methode om bacteriën te detecteren, waardoor kweek niet meer nodig is: de IS-pro techniek. Deze techniek zoekt naar een specifiek stukje DNA van bacteriën dat in alle bacteriën aanwezig is en waarvan de lengte specifiek is voor de bacteriesoort. Om het onderscheid tussen verschillende bacteriën nog makkelijker te maken, voegden de onderzoekers fluorescente kleurstoffen toe die het DNA van verschillende bacteriefamilies ieder een eigen kleur geven. Deze techniek kan bijna alle bekende bacteriën binnen vijf uur aantonen en identificeren. Er leven zo’n duizend tot 1.500 verschillende soorten op het menselijk lichaam. Budding: “Bacteriële kweek heeft het vakgebied medische microbiologie ontzettend ver gebracht, maar kent ook z´n beperkingen: het duurt lang om bacteriën op te kweken, zodat een diagnose vaak dagen duurt. Verder laten veel bacteriesoorten zich niet makkelijk kweken en worden zij dus systematisch over het hoofd gezien door kweektechnieken. Deze lastig kweekbare bacteriën blijken uit recent onderzoek zelfs de meerderheid te vormen in- en op ons lichaam.” De IS-pro techniek is niet alleen handig om snel ziekmakende bacteriën op te sporen, maar kan ook afwezigheid of disbalans in normale lichaamseigen bacteriën aantonen. Dit helpt bij de diagnoses van ziekten die niet zozeer een infectieziekte zijn, maar wel te maken hebben met de balans in lichaamseigen bacteriën. Voorbeeld daarvan is de ziekte van Crohn. IS-pro kan ook nieuwe, tot nu toe onbekende bacteriën identificeren. Bovendien blijkt de techniek op basis van DNA ook te gebruiken voor niet-klinische doeleinden zoals bij de monitoring van waterzuivering. Welke bacteriën bevat het gezuiverde water? Budding en zijn collega’s hebben een gecertificeerde testkit ontwikkeld. Momenteel zijn er proeven gaande in andere laboratoria dan die van VUmc om eventuele kinderziekten eruit te halen. ‘Daarna ligt de weg vrij voor een kweekloze diagnose’, aldus Budding. Gaat het kweekje dan helemaal verdwijnen? ‘Vooralsnog is het niet mogelijk om zonder kweek te zien hoe nieuwe bacteriën reageren op antibiotica. Van de meeste bacteriën weten we dat al, en dan is identificatie met IS-pro techniek voldoende.’
Bron: LUMC
‘Continuously tagged mri of non-periodic motion’. Met een op MRI gebaseerde techniek is het mogelijk om de natuurlijke en grillige bewegingen van de darm (peristaltiek) vast te leggen zonder de patiënt te belasten. De patiënt hoeft niet op de nieuwe techniek te worden voorbereid en het is niet nodig om de adem in te houden tijdens het meten, stelt Sprengers in zijn proefschrift. Voor het meten van darmperistaltiek moet de patiënt veelal contrastvloeistof drinken om de darm beter zichtbaar te maken. De zogenoemde continously tagged MRIsequentie creëert zelf het contrast. Dit maakt het mogelijk om de beweging van de darmen te meten tijdens alle fases van de vertering. Omdat het met de nieuwe methode ook niet meer nodig is de adem in te houden kan er bovendien over een langere periode worden gemeten. Sprengers testte de methode door vervorming van zacht menselijk weefsel te meten, zoals spieren van een gezonde vrijwilligers. Om een goed beeld te krijgen bleek slechts een beperkt aantal metingen toereikend. De promovendus verwacht zelfs dat door nieuwe ontwikkelingen in MRI –acceleratietechnieken in de toekomst wellicht met één meting kan worden volstaan. Beweging in de dunne en dikke darm is een relatief onbegrepen verschijnsel. Een beter begrip hiervan kan bijdragen aan vroegere en specifiekere diagnoses en betere behandeling van aandoeningen als de ziekte van Crohn en IBS (Irritable Bowel Syndrome). Ook kan meer kennis over peristaltiek bijdragen diagnostiek en behandeling van darmkanker.
De hoogste bieder op het online veilingsitem 'Analyse van je scheet' van inzamelingsactie Serious Request 2013 is woensdag 23 april haar prijs komen innen. Onderzoekers van VU medisch centrum analyseerden met een elektronische neus de geur van de ontlasting van haar man. Ook kreeg de winnares een rondleiding langs onderzoeksfaciliteiten van VUmc. Met een plastic buisje poep in haar tas arriveerde Ada de Kamper woensdag 23 april bij VU medisch centrum. Zij was te gast bij arts Nanne de Boer van de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten (MDL), één van de VUmc-ers die werken aan de eNose, een elektronisch apparaat (zie foto) dat op termijn darmziektes moet kunnen herkennen aan de geur van ontlasting. De Kamper bood tijdens de online veiling van inzamelingsactie Serious Request eind 2013 op het veilingitem 'Wetenschappelijke analyse van je scheet met een elektronische neus' van De Boer en collega's. De Kamper: "Mijn man laat scheten en na meer dan twintig jaar ben ik nog altijd niet aan de geur gewend. Dat fascineert me." De Kamper bleek de hoogste bieder met haar bod van 250 euro, geld dat ten goede kwam aan het Rode Kruis. e Boer vertelde de winnaar eerst iets over de geschiedenis van het ruiken aan adem of ontlasting om ziektes te herkennen. "De oude Grieken roken al aan iemands adem of die tuberculose had. Wij proberen nu een apparaatje geschikt te maken om darmkanker in een vroeg stadium in ontlasting te kunnen ruiken. Maar ook voor de ziekte van Crohn en andere darmziekten biedt dit perspectief." Vervolgens was De Kamper getuige (zie foto onderaan) van een live-analyse van darmgas. Een reageerbuis met ontlasting (van haar man) werd aangesloten op het apparaat. Dat vergelijkt in een meting het geurprofiel van schone lucht met een stroom lucht die langs de ontlasting wordt geleid. Uit een reeks getallen volgt dan een uniek geurprofiel. De MDL-onderzoekers gaan de gemeten waarden omzetten in een grafiek - een zogeheten flatogram - die De Kamper op groot formaat thuisgestuurd krijgt als herinnering aan haar symbolische prijs. "Ik waardeer de scheten van mijn man vast meer als dat kunstwerk straks aan de muur hangt." Een direct ziektebeeld is nog niet uit de getallen af te leiden, maar daar werken De Boer en collega's van de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten van VUmc wel hard aan, voor verschillende ziektes. Zo bekijken onderzoekers momenteel of ze uit de ontlasting van veel te vroeg geborenen kunnen afleiden of die bevattelijk zijn voor ernstige ontstekingen in de darmen die soms levensbedreigend zijn.
Vrouwen hebben een verhoogde kans op ziekten als reuma, de ziekte van Crohn, astma, allergieën als ze als kind niet voldoende zijn blootgesteld aan verontreinigingen. Dat zeggen onderzoekers van de universiteit van Oregon (VS), in een artikel in de Telegraaf. Dat dit sterker speelt bij vrouwen dan bij mannen komt volgens de onderzoekers doordat meisjes over het algemeen gezien eerder schone kleding krijgen als die vuil is geworden en minder buiten spelen dan jongens. Ook worden ze door hun ouders meer in de gaten gehouden. Gevolg is dat ze schoner blijven dan jongens, maar ook minder blootgesteld worden aan ziekmakers, waardoor ze minder goed in staat zijn om een gezonde weerstand op te bouwen.
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa behoren tot de inflammatoire darmziekten. M. Schepens van de Universiteit Maastricht heeft onderzocht of bepaalde voedingsstoffen de darmontsteking bij deze aandoeningen kunnen beïnvloeden. Volgens haar kan toevoeging van calcium aan voeding de darmontsteking doen verminderen. Calcium remt bij ratten de diarree, verlaagt de darmdoorlaatbaarheid en verlicht een aantal ontstekingsprocessen in de darmwand. Mogelijk speelt beïnvloeding van de darmslijmlaag en darmbacteriën een rol bij het beschermende effect van calcium. Aangezien dezelfde mechanismen ook bij de mens kunnen werken, kunnen calciumsupplementen wel eens veelbelovend zijn als aanvullende therapie voor patiënten met een chronische darmontsteking.
Chronische darmontstekingen worden vaak behandeld met thiopurines. Deze medicijnen blijken niet alleen darmontsteking te remmen, maar verkleinen ook de kans op darmkanker. Dat zegt arts-onderzoeker F. van Schaik van het UMC Utrecht. Mensen met chronische darmontsteking, zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, hebben een verhoogde kans op darmkanker. De behandeling van deze ziektes gebeurt met ontstekingsremmers, zoals mesalazine. Als die niet goed aanslaan nemen artsen hun toevlucht tot andere middelen, zoals azathioprine en 6-mercaptopurine. Deze thiopurines zouden de kans op diverse vormen van kanker verhogen. Onderzoek door Van Schaik en haar collega"s onder ruim 2500 patiënten laat zien dat thiopurines de kans op darmkanker juist verkleinen.
Een nieuwe techniek maakt het mogelijk om medicijnen gericht in de dikke darm af te geven. Darmziekten zoals colitis ulcerosa en de ziekte van Crohn kunnen hierdoor wellicht effectiever behandeld worden. Dat zegt onderzoeker R. Schellekens van de RUG. Medicijnen, die nu als tablet of capsule worden toegediend, komen meestal al in de maag vrij en worden vervolgens in de dunne darm opgenomen in het bloed. De dikke darm bereiken ze daardoor nauwelijks. Schellekens ontwikkelde daarom ColoPulse, een beschermende coating die gevoelig is voor variaties in zuurgraad. Het zuurgevoelige desintegratieproces van de coating zorgt ervoor dat de werkzame stof heel gericht in de dikke darm, in één plotselinge dosis wordt afgegeven. Ook andere toepassingen komen in beeld.
Anouk van Berkel, vijfdejaars studente geneeskunde aan het UMC St Radboud, ontving onlangs de Professor Chris Gips Prijs. Dit is een jaarlijkse prijs voor de wetenschappelijk meest getalenteerde student Geneeskunde in Nederland. Van Berkel deed in San Diego (VS) onderzoek naar het ontstaan van inflammatoire darmziekten (IBD"s). Met haar medestudent Roos Visser onderzocht ze de barrièrefunctie van darmcellen. Normaal gesproken fungeren die cellen als barrière, zodat schadelijke stoffen van buitenaf niet in de bloedbaan komen. Bij ziekten als de ziekte van Crohn werkt die barrièrefunctie niet goed. Anouk bewerkte in het lab de darmcellen met diverse ontstekingsstofjes om het gedrag van barrière-eiwitten te bestuderen. Daarnaast bekeek ze de rol van het signaaleiwit PTPN2 in dit proces.
Geneesmiddelen Nieuwe geneesmiddelen en indicaties in maart 2011 De CHMP heeft een positief advies uitgebracht voor Eliquis (apixaban) voor de preventie van veneuze trombo-embolie, Yellox (bromfenac) voor de behandeling van ontstekingen na cataractextractie en Zoely/IOA (nomegstrol/estradiol) voor contraceptie. Tevens werd een positief advies uitgebracht voor Cinryze (C1-remmer) voor de preventie en behandeling van angio-oedeem. De "Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)" is het wetenschappelijke comitë van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd. De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen: Eliquis (apixaban), voor de preventie van veneuze trombose bij volwassen patiënten na een heup- of knievervangende operatie, Yellox (bromfenac), voor de behandeling van postoperatieve oculaire ontsteking na cataractextractie bij volwassenen en Zoely en IOA (nomegestrol/estradiol), voor orale contraceptie. Het Comité heeft ook een positief advies uitgebracht voor Cinryze (C1-remmer, humaan). Dit weesgeneesmiddel van ViroPharma dient ter preventie en behandeling van aanvallen van angio-oedeem bij patiënten met een C1-remmerdeficiëntie. De CHMP heeft echter opgemerkt dat ViroPharma dezelfde aanvrager is als Sanquin, die handelsvergunningen bezit in enkele lidstaten van de Europese Unie (EU) voor een geneesmiddel (Cetor) met gelijke samenstelling en farmaceutische formulering en overlappende indicaties als voor Cinryze. Dit kan toekenning van een handelsvergunning voor Cinryze in de weg staan. Het Comité heeft positieve adviezen uitgebracht voor uitbreiding van de therapeutische indicaties voor: Herceptin (trastuzumab); uitbreiding met de behandeling van patiënten met HER2-positieve vroege borstkanker in combinatie met adjuvante chemotherapie, Lucentis (ranibizumab); uitbreiding met de behandeling van slechtziendheid als gevolg van maculair oedeem, secundair aan retinale veneuze occlusie, Remicade (infliximab); uitbreiding van de goedgekeurde indicatie voor ernstige vormen van de ziekte van Crohn naar patiënten met matige tot ernstige activiteit van deze ziekte, Revatio (sildenafil), een weesgeneesmiddel; uitbreiding naar pediatrische patiënten in de leeftijd van 1 tot 17 jaar met pulmonale arteriële hypertensie. Het Comité heeft een negatief advies uitgebracht voor Vectibix (panitumumab), de huidige indicatie kan niet worden uitgebreid met het gebruik van panitumumab in combinatie met chemotherapie bij patiënten met wild type K-RAS met gemetastaseerd colorectaal carcinoom. Het Comité is door de houder van de handelsvergunning voor Thyrogen (thyrotropine alfa) op de hoogte gesteld dat er als gevolg van een fabricageprobleem met dit geneesmiddel tot juli 2011 onvoldoende voorraad zal zijn. Genzyme zal tot en met juli 2011 slechts aan ongeveer 45procent van de vraag naar Thyrogen in de EU kunnen voldoen. Binnenkort wordt een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) verzonden. Het Comité heeft een arbitrageprocedure afgerond die in gang werd gezet door een meningsverschil tussen EU-lidstaten over de registratie van het generieke geneesmiddel Canazole (clotrimazol crème 1procent ). Dit geneesmiddel is een antischimmelmiddel bestemd voor de behandeling van huidinfecties veroorzaakt door schimmels, zoals spruw, ringworm of voetschimmel. De procedure werd in gang gezet uit bezorgdheid over het feit dat therapeutische equivalentie van dit geneesmiddel in vergelijking met het referentieproduct Canesten niet was aangetoond. De CHMP concludeerde dat de data van het bedrijf noch voldoende robuust, noch voldoende uitgebreid waren om het ontbreken van een klinisch onderzoek of een ander gevalideerd model om therapeutische equivalentie aan te tonen te rechtvaardigen. Hierdoor was het onmogelijk om een positieve baten - risico balans vast te stellen. Het Comité adviseerde de betrokken lidstaat, het Vernigd Koninkrijk, geen handelsvergunning te verlenen en de handelsvergunning in Ierland op te schorten tot aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd. Het Comité heeft een aanbeveling gedaan voor harmonisatie van de wetenschappelijke productinformatie bij het voorschrijven van Arimidex (anastrozol). Dit geneesmiddel wordt toegepast bij de behandeling van borstkanker bij postmenopauzale vrouwen. Het Comité is begonnen met de herbeoordeling van de balans werkzaamheid - risico"s van antidiabetica die pioglitazon bevatten, om het signaal van een mogelijk verhoogd risico van blaaskanker bij pioglitazon verder te onderzoeken. Het risico van blaaskanker in relatie tot pioglitazon wordt door het Comité al sinds de toekenning van de eerste handelsvergunning in 2000 nauwlettend gevolgd. De houder van de handelsvergunning voert een aantal post-registratieonderzoeken uit, waaronder een tienjarig epidemiologisch onderzoek dat gericht is op de identificatie van bijkomstige maligniteiten die verband houden met pioglitazonbehandeling in een cohort van diabetespatiënten. Naar aanleiding van een toename van het aantal spontane meldingen van blaaskanker is het Comité echter van mening dat dit, mede door cumulatief bewijs uit preklinische onderzoeken, epidemiologische gegevens en de PROactive-studie (een placebogecontroleerd klinisch onderzoek), samen een klinisch relevant signaal is dat verdere beoordeling vereist. Het Comité is gestart met de herbeoordeling van de baten - risico balans van het weesgeneesmiddel Revlimid (lenalidomide). Dit naar aanleiding van rapporten waaruit blijkt dat lenalidomide mogelijk gepaard gaat met een verhoogd risico van tweede primaire maligniteiten. Revlimid is in de EU geregistreerd voor gebruik in combinatie met dexamethason voor de behandeling van multipel myeloom bij patiënten die ten minste eenmaal eerder zijn behandeld. Deze herbeoordeling volgt op de waarneming van een hogere incidentie van tweede primaire maligniteiten bij patiënten die behandeld werden met lenalidomide in klinische onderzoeken die buiten de geregistreerde indicatie vielen. Er is geen aanleiding om gedurende de herbeoordeling het gebruik van lenalidomide uit te stellen, te wijzigen of te beperken bij patiënten die behandeld worden volgens de geregistreerde indicatie. Lopende onderzoeken waarin lenalidomide wordt gebruikt als experimenteel geneesmiddel staan onder periodieke veiligheidscontrole en de huidige herbeoordeling heeft geen invloed op deelname van patiënten aan deze onderzoeken. Het Comité is gestart met de herbeoordeling van Vivaglobin (humaan normaal immunoglobuline voor subcutaan gebruik) naar aanleiding van rapporten die aangeven dat Vivaglobin mogelijk gepaard gaat met trombose. Vivaglobin is een oplossing voor subcutane injectie die het werkzame bestanddeel humaan normaal immunoglobuline bevat. Het wordt gebruikt om primaire immunodeficiëntiesyndromen te behandelen en als vervangende therapie voor patiënten met secundaire hypogammaglobulinemie en terugkerende infecties als gevolg van myeloom of chronische lymfatische leukemie. Hoewel er gevallen van trombo-embolie bekend zijn bij het gebruik van intraveneuze immunoglobuline als geneesmiddel, zijn ze niet eerder in verband gebracht met subcutane immunoglobulinen. De herbeoordeling omvat onder andere een onderzoek naar de oorzaak van de trombo-embolische potentie van het geneesmiddel. Ook wordt de eventuele overstap onderzocht naar een alternatief fabricageproces met geschikte controles om op effectieve wijze de hoeveelheid verontreinigende stoffen in het product die trombo-embolie veroorzaken te verlagen. Het Comité bestudeert de resultaten van een good clinical practice (GCP)-inspectie, die aangeeft dat de klinische onderzoeken die zijn uitgevoerd als onderdeel van de aanvragen van een handelsvergunning voor Novosis Goserelin, Goserelin cell pharm, Novimp en aanverwante namen (gosereline) niet conform GCP zijn. Gosereline wordt gebruikt bij de behandeling van patiënten met gevorderde prostaatkanker, waarbij een endocriene behandeling geïndiceerd is. In het licht van de GCP-resultaten zijn de handelsvergunningen van deze geneesmiddelen opgeschort in de betrokken lidstaten en zijn de geneesmiddelen teruggeroepen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In Nederland zijn deze geneesmiddelen niet geregistreerd.
Miljoenen mensen wereldwijd lijden aan een chronische ontsteking van het maag-darmkanaal (inflammatoire darmziekte: ziekte van Crohn & colitis ulcerosa). In dit proefschrift is onderzocht of bepaalde voedingsstoffen de darmontsteking kunnen beïnvloeden. De belangrijkste bevinding is dat toevoeging van calcium aan voeding de darmontsteking in ratten kan verminderen. Calcium remt de diarree, verlaagt de darmdoorlaatbaarheid en verlicht een aantal ontstekingsprocessen in de darmwand van de ratten. Mogelijk speelt beïnvloeding van de darmslijmlaag en darmbacteriën een rol in dit beschermende effect van calcium. Aangezien dezelfde mechanismen ook bij de mens kunnen werken, zijn calciumsupplementen hiermee veelbelovend als aanvullende therapie voor patiënten met een chronische darmontsteking. Het promotieonderzoek is uitgevoerd onder de vlag van TI Food and Nutrition. Proefschrift: mw. Marloes A.A. Schepens, "Nutritional Modulation of Intestinal Inflammation"
Bij patiënten met de ziekte van Crohn is de combinatie infliximab + azathioprine effectiever in het behalen van een corticosteroïdevrije remissie, dan beide middelen afzonderlijk [N Engl J Med 2010;362(15):1383-95]. Na 26 weken bleek 57% van de patiënten die met de combinatie behandeld werden (n = 169) in steroïdevrije remissie te zijn in vergelijking met 44% van de patiënten die werden behandeld met infliximab (n = 169)en 30% van de patiënten die azathioprine kregen (n = 170). De resultaten in week 50 waren vergelijkbaar. Er was nauwelijks verschil in optreden van ernstige ontstekingen. Bron: PW 2010;145(19):27 + FUS.
Een ondertzoek uit 2009 (Guyonnet D, Schlumberger A, Mhamdi L, Jakob S, Chassany O.; Br J Nutr. 2009 Dec;102(11):1654-62. Epub 2009 Jul 22) heeft aangetoond dat probiotica kunnen worden gebruikt om de stoelgang te verbeteren of de transittijd te verminderen bij patienten met chronische darmontstekingen als collitis ulcerosa en de ziekte van Crohn. Extra data zijn echter nodig om het gebruik van specifieke probiotica ter verbetering van de darmgezondheid te ondersteunen.
Een internationaal onderzoeksteam heeft nieuwe genetische doelen vastgesteld voor de ontwikkeling van middelen tegen de ziekte van Crohn. Het team, onder leiding van onderzoekers van het kinderziekenhuis van Philadelphia, gebruikte een nieuwe genetische onderzoeksmethode. In de eerste plaats werd DNA van 1758 Crohn-patiëntenn met Europese voorouders en 1.480 mensen zonder de ziekte geanalyseerd. Dat werd herhaald met drie andere onderzoeksgroepen, deels mensen van Europese afkomst en deels Afro-Amerikaans. Naarmate meer duidelijk wordt over genetische processen, komen ook nieuwe middelen om deze processen te beïnvloeden binnen bereik, menen de onderzoekers.
Bij aanhoudende vetopslag in het lichaam ontstaat een vervette lever (fatty liver disease, FLD). Dit kan leiden tot ontstekingen in de lever, die vervolgens schade kunnen veroorzaken in de vorm van levercirrose en/of -tumoren. Bij 25% tot 40% van de volwassenen in Westerse landen is FLD aanwezig. In een groot bevolkingsonderzoek is aangetoond dat FLD sterk is geassocieerd met kenmerken van hart- en vaatziekten. Een vervette lever geeft een verhoogde productie van markers voor hart- en vaatziekten, zoals lipiden, glucose, ontstekingsbevorderende stoffen (cytokines), stollingsfactoren, en factoren die de bloeddruk verhogen. Door af te vallen verbeteren zowel de FLD als de markers voor hart- en vaatziekten. Op basis van de resultaten van het promotieonderzoek van Mireille Edens worden drie categorieën risicofactoren voorgesteld voor het ontstaan van FLD: 1) risico"s voor levervet (bijv. calorie-inname, beweging), 2) risico"s voor achteruitgang van het levermetabolisme (bijv. gebruik van alcohol of bepaalde geneesmiddelen), 3) risico"s voor leverontsteking (bijv. hepatitis of de ziekte van Crohn). Tenslotte zijn in dit promotieonderzoek beeldvormende technieken voor het meten van levervet bestudeerd. Voor het gebruik van echografie is een kwantitatieve methode ontwikkeld. Het wordt aanbevolen om deze in te zetten bij het screenen naar FLD. Mireille Edens (Beerta, 1980) studeerde bewegingswetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij heeft haar promotieonderzoek uitgevoerd bij de Afdeling Epidemiologie van het UMCG. Na haar promotie gaat ze werken als klinisch epidemioloog in de Isala Klinieken in Zwolle.
Chronische ontstekingsziektes, zoals reumatoïde artritis en de ziekte van Crohn, worden steeds vaker behandeld met medicijnen die gericht zijn tegen de biologische processen die ten grondslag liggen aan de ziekte. In tegenstelling tot de traditionele "systemische medicijnen", die overal in het lichaam effect hebben, werken deze biologische medicijnen, bijvoorbeeld antilichamen, alleen op het ziekteproces waardoor deze ontstekingsziekten ontstaan. Antilichamen binden aan bepaalde receptoren op de ontstekingscellen en kunnen zo hun genezende werk ter plekke doen. Het voordeel is dat de patiënt zo heel gericht behandeld kan worden. Maar deze behandeling is erg duur. Ter illustratie: voor een artritispatiënt kost een behandeling met systemische medicijnen ongeveer drieduizend euro per jaar. Behandeling met antilichamen is vijf tot zes maal duurder. Bovendien werkt niet ieder antilichaam goed bij iedere patiënt. Of het medicijn helpt, kan de arts nu pas zien als de antilichamen al een tijdje zijn toegediend. Om tijd en geld te sparen, ontwikkelde Gaurav Malviya tijdens zijn promotietraject diverse "radionucliden". Hij koppelde een lichtradioactief stofje aan de antilichamen, wat ze zichtbaar maakt onder een camera. Zo kan een arts zien of een antilichaam aan de zieke cellen van een patiënt bindt om daar zijn werk te doen. Zo niet, dan kan hij een andere variant van het medicijn testen. Malviya: "Met deze test van honderd euro is te voorkomen dat duizenden euro"s worden gespendeerd aan een medicijn dat niet werkt." Gaurav Malviya (India, 1981) studeerde aan de Bundelkhand University in Jhansi, India. Zijn promotieonderzoek deed hij op de afdeling NGMB van het UMCG en op de afdeling nucleaire geneeskunde van het Sapienza-universiteitsziekenhuis in Rome. Na zijn promotieonderzoek blijft hij als postdoc-onderzoeker werken in het UMCG, waar zijn onderzoek naar gelabelde antilichamen zich zal toespitsen op toepassingen bij kanker.
Het transporteiwit MRP1 heeft een belangrijke functie in de bescherming van verschillende celtypen in de lever en darm tijdens ontstekingsprocessen. Per celtype kan het effect echter gunstig of minder gunstig zijn. Dit concludeert Axel van Steenpaal op basis van zijn promotieonderzoek. Het transporteiwit Multidrug Resistance-associated Protein 1 (MRP1) is vooral bekend vanwege betrokkenheid bij de ontwikkeling van resistentie tegen geneesmiddelen, met name anti-kanker middelen. Daarnaast heeft het ook een fysiologische functie bij transport van lichaamseigen stoffen bij ontstekingsprocessen. Die mechanismen bestudeerde Van Steenpaal. MRP1 is verhoogd aanwezig in ontstoken darmweefsel van patiënten met de ziekte van Crohn of Colitis Ulcerosa, specifiek in gebieden met veel darmstamcellen en in cellen van het immuunsysteem. MRP1 heeft opmerkelijke verschillen in functie in deze twee celtypen. In de darmstamcellen beschermt MRP1 tegen ontsteking-geïnduceerde celdood, terwijl in de immuuncellen (T-lymfocyten) de gevoeligheid voor ontsteking-geïnduceerde celdood juist wordt verhoogd. Bij ernstige leverschade blijkt dat MRP1 belangrijk is voor het optimaal activeren van de leverstamcellen in een proefdiermodel. Echter, afwezigheid van MRP1 leidde niet tot een significante vertraging van het herstel van de lever na leverschade. Axel van Steenpaal (Emmen, 1979) studeerde farmacie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij voerde zijn promotieonderzoek uit bij de afdeling maag-, darm- en leverziekten van het UMCG. Na zijn promotieonderzoek is Van Steenpaal gaan werken bij Intervet/MSD.
Promotie, Christina Lavini: ‘Development and clinical applications of the time intensity curve shape analysis in dynamic contrast enhanced MRI: a pixel-by-pixel approach’. Lavini beschrijft een nieuwe methode om een MRI-beeld te interpreteren, waarbij pixel voor pixel wordt geanalyseerd volgens de time intensity curve shape analysis. Deze nieuwe methode is gebruikt om de beelden te beoordelen bij kanker, artritis en de ziekte van Crohn. De methode, waarbij gebruik is gemaakt van een Dynamic Contrast Enhanced MRI, blijkt effectief veranderingen vast te kunnen stellen na de behandeling van tumoren en ontstekingsziektes.
De ziekte van Crohn en colitis ulcerosa zijn chronische inflammatoire darmziekten (IBD). Deze aandoeningen hebben een complexe genetische en auto-immunologische basis waarover nog steeds weinig bekend is. De ELEPHANT-studie richtte zich op genetische aanleg in verschillende IBD-patiënten in combinatie met de immunologische reactie in hun bloed. Tevens werd gezocht naar nieuwe genetische risicovarianten voor inflammatoire darmziekten. Bij de studies naar de immunologische reacties koppelde de promovendus bekende genetische risicovarianten aan klinische en immunologische fenotypen van IBD-patiënten. Deze risicovarianten werden gevonden in twee belangrijke cellulaire routes. Promotie: Simone Wolfkamp: ‘Inflammatory Bowel Disease: Correlating the genotype to the clinical and immunological phenotype’.
Mensen met auto-immuunziekten, zoals reuma, ziekte van Crohn en psoriasis, lopen meer risico op een depressie. Volgens onderzoekster F. van Heesch van de UU lijkt het er sterk op dat een geactiveerd immuunsysteem en cytokinen een rol spelen bij het ontstaan van depressies. Afweercellen beschermen het lichaam tegen lichaamsvreemde stoffen die binnen dringen en schade aanrichten. Ze geven daartoe cytokinen af, die zich door het hele lichaam verspreiden en ook in de hersenen terecht komen. Activering van het immuunsysteem en toediening van de cytokine TNF-alfa blijkt de gevoeligheid van het beloningssysteem in het brein te verminderen. Ook verandert activering van het immuunsysteem de signaaloverdracht tussen zenuwcellen in hersengebieden die zijn aangedaan bij depressie.
Het Europees Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 5 geneesmiddelen, waaronder 2 weesgeneesmiddelen. 1 geneesmiddel daarvan is voor geavanceerde therapie.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde):
- Alofisel (darvadstrocel), is een weesgeneesmiddel en een Advanced Therapeutic Medicinal Product (ATMP) en is bestemd voor de behandeling van complexe peri-anale fistels bij patiënten met een niet-actieve/mild-actieve ziekte van Crohn, wanneer fistels een ontoereikende respons laten zien op ten minste één conventionele of biologische therapie.
- Alkindi (hydrocortison), is bestemd voor de behandeling van primaire bijnierinsufficiëntie bij zuigelingen, kinderen en adolescenten.
- Herzuma (trastuzumab), is een biosimilar en bestemd voor de behandeling van vroege of gemetastaseerde borstkanker en gemetastaseerde maagkanker in lijn met de goedgekeurde indicaties voor Herceptin.
- Ozempic (semaglutide), is bestemd voor de behandeling van volwassenen met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging. Het kan worden gebruikt als monotherapie als metformine niet geschikt geacht wordt vanwege intolerantie of als aanvulling op andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes.
Positief advies voorwaardelijke handelsvergunning
Crysvita (burosumab), is een weesgeneesmiddel, bestemd voor de behandeling van X-gebonden hypofosfatemie met radiografisch bewijs van botziekte bij kinderen van 1 jaar en ouder en adolescenten bij wie de botten nog groeien.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de aanpassing van de indicaties voor:
- Taltz (ixekizumab), is nu ook bestemd voor psoriasis vulgaris.
- Truvada (tenofovir, disoproxil, emtricitabine), is nu ook, in combinatie met andere maatregelen voor veiligere seks, bestemd als profylaxe voor blootstelling om het risico op seksueel verworven HIV-1-infectie bij adolescenten met een hoog risico te verminderen.
- Yervoy (ipilimumab), is nu ook bestemd voor de behandeling van een gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij adolescenten van 12 jaar en ouder (zie rubriek 4.4).
Negatief advies voor nieuw geneesmiddel
Aplidin (plitidepsine), was bedoeld voor de behandeling van multipel myeloom.
Uitkomst herbeoordeling van mycofenolaat
Mycofenolaat wordt gebruikt ter voorkoming van orgaanafstoting na transplantaties. De CHMP concludeert dat op basis van de huidige gegevens een risico op misvormingen of miskramen tijdens de zwangerschap niet kan worden aangetoond wanneer er door de vader een geneesmiddel met mycofenolaat is gebruikt. Echter, een risico op genotoxiciteit kan niet volledig worden uitgesloten. Het wordt om die reden aanbevolen dat ofwel de mannelijke patiënt dan wel zijn vrouwelijke partner betrouwbare anticonceptie gebruikt tijdens de behandeling met mycofenolaat en gedurende ten minste 90 dagen na het stoppen van de behandeling. De aanbeveling dat mannelijke patiënten naast hun vrouwelijke partners betrouwbare anticonceptie zouden moeten gebruiken is nu verwijderd. Voor vrouwelijke patiënten is het risico ongewijzigd. De van toepassing zijnde beroepsgroepen in de EU zullen schriftelijk geïnformeerd worden over het resultaat van de beoordeling en de aangepaste aanbevelingen.
Intrekking van aanvraag
De aanvraag voor een eerste handelsvergunning voor Qizenday (biotine) is ingetrokken. Dit geneesmiddel was bestemd voor de behandeling van progressieve multiple sclerose.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 11-14 december 2018. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Eind december sprak Ed Kuijper zijn oratie ‘Sporen zoeken en kaartlezen’ uit. Hij is sinds januari 2013 hoogleraar Experimentele Bacteriologie in het LUMC. “We hopen dat ons onderzoek ook andere behandelingsmethoden oplevert dan de wat onsmakelijke fecestransplantatie.” Nieuwe LUMC-hoogleraar Ed KuijperMedisch microbioloog Ed Kuijper signaleert een trend binnen zijn vakgebied. “Vroeger probeerden we bacteriën uit patiëntenmateriaal te kweken om ze een naam te kunnen geven en de gevoeligheid voor antibiotica te bepalen. Toen bleek dat een aantal bacteriën niet goed groeiden in het lab of met biochemische testen niet te identificeren waren, zijn we moleculaire technieken gaan gebruiken.” Maar de tendens gaat nu weer de andere kant op: bacteriën toch proberen te kweken om ze met een nieuwe techniek, analyse van eiwitpatronen, te karakteriseren. Kuijper: “Door het bepalen van eiwitpatronen kun je bacteriën snel en correct herkennen. In het LUMC gebruiken we deze techniek al sinds 2009. Een voorwaarde is wel dat de bacterie in het laboratorium kan worden gekweekt. Dat is nu nog niet voor alle soorten het geval.” Het totale aantal soorten bacteriën dat mensen bij zich dragen wordt inmiddels geschat op meer dan 1500. “Al deze bacteriën op de huid, in de luchtwegen en in het maag-darmkanaal bij elkaar noemen we het microbioom.” Een tweede trend die Kuijper signaleert is dat in het wetenschappelijk onderzoek niet meer alleen de bacterie zelf bestudeerd wordt, maar ook de samenhang met zijn omgeving. “Bacteriën gaan een interactie aan met hun gastheer en met andere bacteriën. Groepen van bacteriën in het maag-darmkanaal interacteren bijvoorbeeld met het hormoonsysteem, het immuunsysteem en het centrale zenuwstelsel. Een van de uitdagingen van het wetenschappelijk onderzoek van de komende jaren is uitzoeken hoe deze interacties te beïnvloeden zijn en hoe verstoorde interacties tot ziekte leiden. Hieruit kunnen nieuwe therapievormen voortkomen, bijvoorbeeld tegen inflammatoire darmziekten als de ziekte van Crohn en colitis ulserosa, en auto-immuunziekten”, aldus Kuijper. Kuijper heeft veel ervaring opgedaan met Clostridium difficile. Deze bacterie komt bij 2 tot 3 procent van de mensen als gewone bewoner in de darmen voor. Hij vormt sporen waarop antibiotica geen vat krijgen. “Tijdens of na een antibioticakuur kan C. difficile zich in de darm gaan vermenigvuldigen en gifstoffen produceren die diarree veroorzaken. “In 2013 heeft het Amerikaanse Centre for Disease Control deze darmbacterie het hoogst op de lijst met te bestrijden antibiotica-ongevoelige micro-organismen gezet.” Besmetting met C. difficile kan lijden tot steeds terugkerende diarree. Deze ziekte is moeilijk te behandelen, omdat de verhoudingen van de verschillende bacteriesoorten in de darmflora ernstig verstoord is. De beste therapie tegen diarree door C. difficile is een zogenaamde fecestransplantatie Hierbij worden de darmen schoongespoeld en krijgt de patiënt poep van een donor ingebracht die de bacterieverhoudingen kan herstellen. “Op dit moment worden fecestransplantaties in Nederland alleen in het AMC uitgevoerd. Maar de vraag neemt toe, omdat ze ook bij andere ziekten kunnen worden toegepast. Kuijper: “Er zijn nu plannen om fecestransplantaties ook op andere plaatsen, zoals in het LUMC, uit te gaan voeren. Het grootste probleem is om geschikte donoren te vinden, dat wil zeggen donoren die alle screeningstesten goed doorstaan.” Een ander heet hangijzer binnen de microbiologie is de toenemende resistentie van micro-organismen, vooral van bacteriën. In de Nederlandse ziekenhuizen valt het mee, volgens Kuijper. “Artsen zijn terughoudend met het voorschrijven van antibiotica, daarom bestaat er weinig kans op het ontwikkelen van resistentie. De dreiging komt van buiten de ziekenhuizen, bijvoorbeeld van mensen die resistente bacteriën meenemen uit het buitenland of via besmet voedsel binnenkrijgen.” “In het laboratorium concentreren we ons op het zo snel mogelijk herkennen van resistentie, zodat we nieuwe antibiotica alleen gebruiken als het echt nodig is. Dat voorkomt dat ook daar resistentie tegen ontstaat en er helemaal geen middel meer is dat je kunt gebruiken”, aldus de medisch microbioloog. Kuijper en collega’s ontwikkelen daarom ook snelle testen die de eigenschappen en functies van antibiotia-afbrekende eiwitten kunnen ontdekken. Hiermee kan binnen enkele uren het testresultaat bekend zijn. “In het lab werkt het en we zijn nu de stap naar patiënten aan het voorbereiden.” Het onderzoek van het LUMC is verdeeld in zeven profileringsgebieden. Het onderzoek van prof. Ed Kuijper valt binnen Immunity, Infection and Tolerance. Prof. Ed Kuijper studeerde Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde daar in 1989 op onderzoek naar een darmbacterie. Sinds 2000 is hij werkzaam in het LUMC als onderzoeker bij Medische Microbiologie.
Samen met twee bedrijven en andere onderzoekers krijgt dr. Saskia van Mil van het UMC Utrecht 1,5 miljoen euro van de Europese Unie. Via de werking van galzuren hoopt zij een nieuw medicijn te vinden tegen chronische darmontsteking IBD. Het onderzoek is gestart op 1 januari 2014, op 29 januari vindt de kickoff meeting plaats. “De Ziekte van Crohn en colitis ulcerosa, twee vormen van IBD, zijn ongeneeslijke ziekten waar alleen in Nederland al 60.000 mensen aan lijden”, vertelt Van Mil. “We hebben nu alleen maar hele algemene ontstekingsremmende medicijnen, die niet in iedere patiënt werken en die soms met bijwerkingen gepaard gaan. Via dit onderzoek naar galzuurreceptor FXR hoop ik een nieuw, slimmer middel te ontwikkelen dat heel gericht darmontstekingen remt. Het gehele project samenvattend, hopen we in de toekomst de werking van deze nieuwe therapie tegen IBD te kunnen aantonen in de ontlasting van patiënten.” Galzuren zijn vooral bekend vanwege hun functie bij het opnemen van vetten en vitamines uit het eten, maar daarnaast werken ze ook als hormonen via galzuurreceptoren. Recent is ontdekt dat ze ook ontstekingen remmen en de energiehuishouding beïnvloeden. Een centrale rol is weggelegd voor de galzuurreceptor FXR. Als galzuren hieraan binden, wordt deze transcriptiefactor actief en zet hij in lever- en darmcellen verschillende genen aan. Dr. Saskia van Mil is een expert op het gebied van de FXR-receptor. Van Mil heeft al aangetoond dat het aanzetten van de FXR-receptor in muizen darmontstekingen remt. Maar omdat de FXR-receptor heel veel verschillende effecten heeft, zoekt Van Mil naar een slimmere manier om de receptor in mensen aan te zetten. Op basis van kennis van de driedimensionale structuur van de receptor gaat ze stoffen testen die alleen de ontstekingsremmende effecten aanzetten en niet de energiehuishouding beïnvloeden. Dit deel van het onderzoek zal in nauwe samenwerking met het Italiaanse bedrijf TES Pharma worden uitgevoerd. Daarnaast wil Van Mil in samenwerking met dr. Bas Oldenburg van de afdeling Gastroenterologie en Hepatologie de bacteriesamenstelling van de darm in chronische darmontsteking IBD beter begrijpen. Uit de ontlasting van IBD-patiënten wordt in verschillende fasen van de ziekte meerdere malen een zogenaamde fingerprint gemaakt van de bacteriesamenstelling van de darm. Veranderingen in de bacteriesamenstelling kunnen wellicht voorspellen of nieuwe klachten gaan optreden. Als het voorspellen werkt, kan de bacteriesamenstelling ook voorspellen of een mogelijk nieuw medicijn effect heeft. Wellicht zou de bacterie fingerprint ook het huidige inwendige darmonderzoek, een colonoscopie, kunnen vervangen. Van Mil en Oldenburg zullen voor het analyseren van de bacteriesamenstellingen samenwerken met het Franse bedrijf Enterome Bioscience. Van Mil kreeg eerder van NWO al een Veni- en een Vidi-beurs om hier onderzoek naar te doen (in 2007 en 2011). Van Mil toonde onder meer aan dat een niet goed werkende FXR-receptor ziekte kan veroorzaken. Sommige vrouwen hebben tijdens de zwangerschap last van cholestase of galstuwing waarbij gal zich ophoopt in de lever, wat ernstige gevolgen kan hebben voor het ongeboren kind. Een verminderde werking van de FXR-receptor kan dit verklaren.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Vynfinit (vintafolide, een oncolyticum), weesgeneesmiddel voor de behandeling van platina-resistent ovariumcarcinoom met expressie van foliumzuurreceptoren op de tumoren. . Het kan in combinatie met de diagnostica Folcepri (etarfolatide) en Neocepri (folinezuur) worden gegeven ter visualisatie van de foliumzuurreceptor. Het betreft een handelsvergunning om een geneesmiddel in een vroeg stadium van de ontwikkeling beschikbaar te stellen voor een levensbedreigende aandoening, op voorwaarde dat er aanvullende data verzameld wordt.
- Sylvant (siltuximab, een monoklonaal antilichaam), weesgeneesmiddel voor de behandeling van de multicentrische vorm van de ziekte van Castleman.
- Entyvio (vedolizumab, een monoklonaal antilichaam), voor de behandeling van Colitis Ulcerosa en de ziekte van Crohn.
- Jardiance (empagliflozine, een natrium-glucose co-transporter-2-remmer (SGLT-2-remmer)), voor de behandeling van diabetes mellitus type II.
- Olysio (simeprevir, een hepatitis C protease remmer), voor de behandeling van chronische hepatitis C in combinatie met andere geneesmiddelen.
Aanpassingen indicaties
CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Pegasys (peginterferon alfa-2a), dient gebruikt te worden in combinatie met andere geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis C bij patiënten met gecompenseerde leverziekte.
- Tresiba (insuline degludec), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met een GLP-1-receptor agonist bij patiënten met diabetes mellitus type II.
- Victoza (liraglutide), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met insuline.
Diacereïne
De CMDh adviseert op basis van een meerderheidsstandpunt om het gebruik van diacereïne te beperken. Hiermee onderschrijft de CMDh de aanbevelingen van de PRAC. Het advies wordt nu voor verdere besluitvorming voorgelegd aan de Europese Commissie. Diacereïne is een geneesmiddel voor de behandeling van artrose en is niet in Nederland geregistreerd.
Influenza vaccin 2014-2015
De CHMP heeft de aanbevelingen voor de Europese Unie ten aanzien van de samenstelling van de influenzavaccins overgenomen. Deze aanbevelingen hebben betrekking op de virusstammen die vaccins voor de preventie van seizoensgriep 2014-2015 dienen te bevatten.
Meer informatie
Op 17 januari sprak prof. Jaap Jan Zwaginga zijn oratie uit. Onder de titel ‘Schakels naar genezend bloed’ vertelde Zwaginga hoe hij de koppeling tussen donors en ontvangers van bloed de komende tijd nog beter wil maken. Hij begeeft zich daarbij op het raakvlak van klassieke bloedtransfusies en nieuwe celtherapieën. Jan Jaap Zwaginga“De klassieke bloedtransfusie is als een goede oude wijn die veel gedronken wordt. Nieuwe celtherapie is meer een jonge exclusieve wijn die speciaal voor een persoon wordt gemaakt”, aldus Jaap Jan Zwaginga, hematoloog bij de afdeling Imunohematologie en Bloedtransfusie (IHB) in het LUMC en onderzoeker bij Sanquin Bloedvoorziening. Zwaginga werd op 1 januari 2013 benoemd tot hoogleraar Klinische Transfusiegeneeskunde in het LUMC en heeft als prioriteit om de veiligheid en effectiviteit van beide therapieën te ontwikkelen en te optimaliseren. In de meeste gevallen produceert het afweersysteem bij een rode bloedceltransfusie geen antistoffen. Bij 10 procent van de patiënten is dit wel het geval, dit wordt alloimmunisatie genoemd. Bloedafbraak door deze antistoffen kan zelfs nierschade en trombose veroorzaken. “Om hiermee verder te komen, hebben het LUMC en Sanquin het ‘blood match project’ ontworpen”, legt Zwaginga uit. “Hierin gaan we registreren welke omstandigheden en genetische factoren antistofvorming bevorderen. Daarnaast zoeken we speciale donors zodat we ook een optimale donormatch kunnen krijgen voor patiënten met een hoog risico op antistofvorming.” Ook bij de nieuwe celtherapie, Zwaginga’s andere belangrijke onderzoeksgebied, is matching van belang. Zwaginga: “Waar je bij de klassieke transfusiegeneeskunde probeert om ongewenste immuunreacties tegen te gaan, streven we bij een aantal nieuwe celtherapieën juist gewenste immuunreacties na. Een van de therapeutische doelen van deze cellen is het remmen van afstotingsreacties na een niertransplantatie of bij een darmontsteking bij de ziekte van Crohn maar ook bij diabetes type 1.” Sanquin en het LUMC werken al lang samen op het terrein van bloedtransfusie en immunohematologie. Deze samenwerking is geformaliseerd in het Jon J van Rood Centrum voor klinisch transfusie-onderzoek. Met de leerstoel Klinische Transfusiegeneeskunde van Zwaginga en de leerstoel Klinische Epidemiologie, in het bijzonder van de transfusiegeneeskunde, waarop Anske van der Bom recent benoemd is, wordt de samenwerking tussen LUMC en Sanquin verder bestendigd.
‘Pediatric inflammatory bowel disease: Diagnostics, treatment and psychosocial consequences’. Bij kinderen die wellicht een chronische darmontsteking (IBD) hebben als de ziekte van Crohn moet routinematig een maagonderzoek met een endoscoop worden verricht. De noodzaak voor dit onderzoek was onderwerp van discussie. Europese MDL-artsen waren voorstander, hun Amerikaanse vakbroeders adviseerden zo’n onderzoek niet te doen. In haar proefschrift maakt Hummel een einde aan de controverse. Ze onderzocht voor haar proefschrift ook andere diagnostische methoden om IBD vast te stellen, maar concludeert dat deze technieken minder goed werken dan de endoscoop. Tevens keek ze naar diverse aspecten van IBD bij kinderen en adolescenten, zoals therapietrouw. Vaak wordt bij kinderen met een milde therapie begonnen. Als die niet aanslaat grijpt de arts naar zwaardere middelen. Hummel adviseert bij die beslissing ook therapietrouw te betrekken. Daarover is echter weinig bekend - schattingen lopen uiteen van 3 procent tot 73 procent. Hummel pleit ervoor meerdere methoden te gebruiken om therapietrouw te meten. De psychosociale gevolgen van chronische darmproblemen op kinderen kunnen groot zijn. Adolescenten met IBD tonen een vertraagde ontwikkeling en hebben meer moeite om zelfstandig hun leven te leiden. Ze gaan later alleen op vakantie, zijn op latere leeftijd voor het eerst verliefd en bezoeken minder een bar of discotheek.
Grote belangstelling voor voorlichtingsbijeenkomsten. Het Bevolkingsonderzoek naar darmkanker dat vanaf maandag 13 januari 2014 wordt ingevoerd, geniet grote belangstelling bij de doelgroep. Dat blijkt uit de forse opkomst bij de voorlichtingsbijeenkomsten die zijn georganiseerd in het Havenziekenhuis, dat samen met het Erasmus MC participeert in het Academisch Darmcentrum. Deze voorlichtingsbijeenkomsten worden georganiseerd voor mensen die in aanmerking komen voor het Bevolkingsonderzoek, zodat zij een weloverwogen keuze kunnen maken over deelname. Aan het Bevolkingsonderzoek Darmkanker kunnen, op termijn, alle Nederlanders tussen de 55 en 75 jaar deelnemen. Jaarlijks wordt in Nederland bij 13.000 mensen de diagnose dikke darmkanker gesteld en overlijden 5100 patiënten aan deze ernstige ziekte. Dat is onnodig omdat de ziekte, wanneer die in een vroegtijdig stadium wordt ontdekt, goed kan worden behandeld of zelfs kan worden voorkomen. Het Erasmus MC staat aan de basis van het landelijk bevolkingsonderzoek naar darmkanker en startte afgelopen september met een pilotonderzoek in het Academisch Darmcentrum. Het Academisch Darmcentrum (ADC) is een samenwerkingsverband tussen het Erasmus MC en het Havenziekenhuis, waarbinnen darmziekten in speciaal teamverband worden gediagnosticeerd en behandeld. Het centrum biedt de persoonlijke zorg van een kleinschalig ziekenhuis met de academische signatuur van het Erasmus MC. Dat betekent dat, als het kan, de patiënten worden behandeld in het Havenziekenhuis. Maar als het nodig is, worden zij direct doorverwezen naar het Erasmus MC. Daarnaast wordt binnen het Academisch Darmcentrum onderzoek gedaan naar een betere behandeling van darmziekten. Naast darmkanker zijn met name veelvoorkomende darmontstekingen zoals de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa de aandachtsgebieden van het Academisch Darmcentrum. In het Erasmus MC loopt al sinds 2006 een proeftuinstudie waarin wordt gekeken hoe het Bevolkingsonderzoek Darmkanker de komende jaren praktisch en logistiek het beste gestalte kan krijgen. Het screenen van zoveel mensen is immers een reusachtige onderneming die goed moet worden gestroomlijnd. Uit onderzoek van het Erasmus MC, waarin de resultaten van 10.000 uitnodigingen in deze regio onder de loep werden genomen, blijkt dat circa 65 procent van de opgeroepen mensen daadwerkelijk gehoor geeft aan de uitnodiging om een ontlastingstest in te sturen. Bij circa 6 tot 8 procent wordt bloed gevonden in de ontlasting, hetgeen een reden is voor verder onderzoek. Aan bijna alle uitnodigingen voor dit aanvullende darmonderzoek werd gehoor gegeven (circa 98 procent). Bij circa 200 à 250 mensen die een zogeheten colonoscopie ondergingen, werden darmpoliepen of een (voor)stadium van kanker gevonden. Het Academisch Darmcentrum beschikt over een goed geoutilleerd endoscopiecentrum, waarvan de inrichting mede mogelijk is gemaakt door het Erasmus MC Vriendenfonds. Hier vinden inwendige onderzoeken plaats van patiënten met goed- en kwaadaardige aandoeningen aan de darmen. Ook de patiënten die deelnemen aan het Bevolkingsonderzoek worden uitgenodigd om hier hun aanvullend onderzoek te ondergaan, aangezien het endoscopiecentrum officieel is erkend als darmkankerscreeningscentrum. Meer informatie over het Bevolkingsonderzoek Darmkanker is te vinden op: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_darmkanker
Janine Verbruggen had al jaren last van buikpijn, diarree, bloedverlies en vermoeidheid, voordat de ziekte van Crohn bij haar werd vastgesteld. Dankzij onder meer de goede zorg en begeleiding vanuit het UMC St Radboud speelt de ziekte geen hoofdrol in haar leven, vertelt zij in een uitgave van het ziekenhuis. Toen zij studeerde belde haar arts met haar opleiders, om uit te leggen wat de ziekte betekent. Dat stelde Verbruggen in staat om af en toe rust te nemen. Ze gaat haar aandoening liefst met positivisme te lijf, maar haar vaste medische begeleiders bij het UMC St Radboud fluiten haar terug als ze te ver dreigt te gaan en niet tijdig rustig aan doet. Ook voor het medicijngebruik tijdens haar zwangerschap vonden de begeleiders een oplossing. Verbruggen is inmiddels moeder.
Nieuwe geneesmiddelen en indicaties in oktober 2012
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Amyvid (florbetapir) wordt gebruikt bij PET-scans, voor het aantonen van β-amyloïde plaques in de hersenen van patiënten bij de diagnosestelling van Alzheimer en andere vormen van cognitieve achteruitgang. Als er geen of nauwelijks plaques worden gezien, kan Alzheimer worden uitgesloten.
- Betmiga (mirabegron), voor de behandeling van de symptomen van overactieve blaas, waaronder aandrang incontinentie.
- Krystexxa (pegloticase), voor de behandeling van chronische ernstige invaliderende jicht bij volwassenen, indien deze geen normale serum ureum spiegels verkrijgen met maximale doseringen xanthine oxidase remmers of voor wie deze laatste zijn gecontra-indiceerd .
- Tresiba (insulin degludec) en Ryzodeg (insulin degludec / insulin aspart) voor de behandeling van diabetes mellitus. Er wordt ook een sterkte geregistreerd die hoger is dan gebruikelijk(200 units/ml t.o.v. 100 units/ml), de injectiepen is aangepast zodat dit onderscheid duidelijk zichtbaar is. Het CBG zal nagaan in hoeverre het veld hierover het beste kan worden ingelicht.
Weigering handelsvergunningen*
- Acrescent / Balaxur (memantine hydrochloride / donepezil), bedoeld voor de behandeling van matige tot ernstige vormen van Alzheimer. Het nut van de combinatie van memantine en donepezil was onvoldoende onderbouwd.
- Qsiva (phentermine/topiramaat), bedoeld voor de behandeling van obesitas. De CHMP heeft deze aanvraag met name afgewezen omdat er zorgen zijn rond de veiligheid.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Humira (adalimumab), nu ook voor de behandeling bij kinderen tussen de 6 en 17 jaar oud met de ziekte van Crohn, die onvoldoende reageren op de standaardbehandeling. De lange-termijn effecten zullen gevolgd worden middels een register.
- Isentress (raltegravir), wordt gebruikt bij de behandeling van HIV, waarbij de minimumleeftijd voor gebruik is verlaagd naar personen van 2 jaar en ouder.
- Thyrogen (thyrotropin alfa), wordt onder andere gebruikt als pre-therapeutische stimulatie in combinatie met radioactief jood bij patiënten bij wie de schildklier operatief verwijderd is (thyroïdectomie) omdat ze kanker hadden. De dosering voor radioactief jood is aangepast en vanaf nu mag het Thyrogen worden gecombineerd met tussen 30 (1.1 GBq) en 100 mCi (3.7 GBq) radioactief jood.
- Xarelto (rivaroxaban), mag nu ook gebruikt worden voor de behandeling van diep-veneuze trombose en pulmonaire embolie en voor de preventie van het opnieuw optreden hiervan. Voor deze indicatie zijn lagere sterktes van het product ontwikkeld en contra-indicaties toegevoegd (beschadiging of afwijking met significant risico op grote bloedingen, behandeling met andere antistollingsmiddelen behoudens een paar specifieke situaties).
Overig nieuws CHMP
- Pandemrix: De CHMP heeft gesproken over een academisch onderzoek naar een verband tussen Pandemrix en narcolepsie. De onderzoeksresultaten geven op dit moment geen reden tot zorg en leiden niet tot een andere mening over dit onderwerp. Pandemix is gebruikt bij de vaccinatie voor de Mexicaanse griep in 2009.
Ruim zestig procent van de patiënten met Bechterew, een chronische ontstekingsziekte, reageert goed op anti-TNF medicatie, maar er is een aantal patiënten dat hier niet (meer) op reageert. Mirjam de Vries onderzocht hoe dat komt. Zij promoveert op 13 februari bij VUmc. De ziekte van Bechterew is een chronische ontstekingsziekte van met name de wervelkolom en de heiligbeengewrichten, met daarnaast ook vaak betrokkenheid van de ogen, darmen en hart- en bloedvaten. TNF (Tumor Necrose Factor) is een eiwit dat gemaakt wordt door ontstekingscellen en speelt een centrale rol bij het ontstaan van ontstekingen. In Nederland lijden meer dan 40.000 patiënten aan de ziekte van Bechterew. Er zijn verschillende geneesmiddelen die de werking van TNF tegengaan en die bij de ziekte van Bechterew worden toegepast, onder meer adalimumab, etanercept, en infliximab. De behandeling van de ziekte is met de komst van anti-TNF medicatie sterk verbeterd. Ruim zestig procent van de Bechterewpatiënten reageert goed op anti-TNF medicatie, maar er is een aantal patiënten dat er niet (meer) op reageert. Mirjam de Vries, reumatoloog in opleiding, ontdekte dat bij infliximab en adalimumab de werkzaamheid vermindert door de vorming van neutraliserende antistoffen tegen het medicijn. Dit verband is niet gevonden bij etanercept. In haar proefschrift toont De Vries ook aan dat door anti-TNF behandeling verschillende ontstekingsfactoren in het bloed sterk dalen. Dat is gunstig, mede omdat Bechterewpatiënten een verdubbeld sterfterisico hebben ten opzichte van de gezonde bevolking, voornamelijk door aderverkalking. Een slecht lipidenprofiel geeft een hoger cardiovasculair risico. Aangezien ontsteking een slechter lipidenprofiel veroorzaakt, is ontstekingsremming door anti-TNF voordelig, omdat dit een lager cardiovasculair risico kan betekenen. In een ander onderzoek beschrijft ze dat bij opvallend veel Bechterewpatiënten zonder darmklachten, kenmerken in het bloed voorkomen die bij veel patiënten met darmziekten als de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa voorkomen. Dit suggereert een pathofysiologisch verband tussen deze ziekten. Uit het proefschrift van De Vries blijkt dat anti-TNF-medicatie over het algemeen goed werkt, maar dat deze behandeling verfijnd moet worden voor de individuele Bechterewpatiënt.
Steeds meer kinderen en jongvolwassenen ontwikkelen chronische ontstekingsziektes aan de ingewanden (IBD), zoals de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa. Dat werd op 13 februari bekend gemaakt tijdens het internationale congres van de European Crohn’s and Colitis Organisation in Wenen. Zo’n vijf miljoen Europeanen van alle leeftijden hebben een IBD, maar de leeftijdsgroep van 20 tot 30 jaar wordt het hardst getroffen. Genetische aanleg is slechts deels verantwoordelijk. Ongezonde voeding, antibiotica, roken, stress, een ongezonde leefstijl, de leefomgeving in steden en de toegenomen hygiëne zijn de belangrijkste veroorzakers. Probleem is ook dat met name bij Crohn de diagnose vaak pas na jaren wordt gesteld.
Onderzoekers van Indiana University in Bloomington hebben veelbelovende resultaten geboekt met een nieuwe methode om medicijnen effectiever in te zetten. Dat meldt FierceDrugDelivery.com. De wetenschappers veranderden antifolaten, een type medicijn dat al sinds meerdere decennia bij kanker wordt ingezet, op zodanige wijze dat ze zich gaan richten op bepaalde specifieke receptoren in kankercellen gaan richten. Daardoor worden gezonde cellen met rust gelaten door het middel en de bijwerkingen van het medicijn verminderd. De nieuwe behandelmethode is nu ingezet tegen een vorm van eierstokkanker, maar in de toekomst ook inzetbaar tegen chronische ontstekingsaandoeningen als reuma, ziekte van Crohn en psoriasis, schrijven de onderzoekers.
Patiënten met chronische darmontstekingen ondergaan vaker meerdere dagbehandelingen per jaar in het ziekenhuis. Dat meldt het CBS. Dagbehandelingen in het ziekenhuis komen steeds vaker voor. Bij chronische darmontstekingen, zoals de ziekte van Crohn, steeg het aantal dagbehandelingen echter veel sterker dan gemiddeld. Het aantal mensen dat wegens een chronische darmontsteking in het ziekenhuis behandeld wordt nam vanaf 2002 zichtbaar toe. Het aantal dagbehandelingen is echter in deze periode meer dan drie keer zo snel gestegen dan het aantal opnamen. Dat is deels het resultaat van verbeterde diagnosetechnieken. Bovendien kunnen nieuwe medicijnen, zogeheten biologicals, nu via infusen worden toegediend tijdens de dagbehandeling. Dat kan klachten als diarree en buikpijn verminderen.
Het Maastricht UMC heeft als eerste ziekenhuis in Nederland een Biologicals Veiligheidheidscommissie aangesteld. Patiënten die in aanmerking komen voor dit type medicijnen worden nu doorverwezen naar een screeningsbureau, om infectierisico's duidelijker in kaart te brengen. Dat voorkomt onnodige complicaties zeggen de oprichters M. Pierik (MDL-arts) en A. van Tubergen (reumatoloog). De commissie bestaat verder uit verschillende specialisten. Biologicals worden voorgeschreven bij chronische ontstekingsaandoeningen, waaronder reuma, de ziekte van Crohn en psoriasis. Nadeel van biologicals is dat ze erg duur zijn en gevaarlijke bijwerkingen kunnen hebben, zoals een verhoogd infectierisico.