Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Bloedverlies na het vrijen
- Tussentijds bloedverlies
- Abnormale afscheiding
Hoe werkt het?
Baarmoederhalskanker is een kanker van de bedekkende cellaag van de baarmoedermond. Baarmoederhalskanker begint niet van de ene dag op de andere. Er gaat een stadium aan vooraf waarbij er "onrustige cellen" aanwezig zijn in de bekleding van de baarmoedermond. Artsen noemen dat dysplasie. Dit stadium kan jaren duren. De dysplastische cellen kunnen zich twee kanten op ontwikkelen: of ze worden weer normaal of ze worden steeds onrustiger en gaan uiteindelijk over in kankercellen. Als er kanker ontstaat, blijft dat in het begin vaak zeer gelokaliseerd. Het breidt zich nog niet uit, groeit niet door in de weefsels en zaait nog niet uit. Dit noemen we een "carcinoma in situ" (een plaatselijke kanker). In het volgende stadium vindt wel doorgroei en uitzaaiing plaats en dan is er sprake van een echte kanker. De tumor kan dan uitgroeien richting baarmoeder, vagina, de blaas of de endeldarm. Uitzaaiing vindt plaats met de lymfe naar lymfeklieren, met het bloed naar skelet, de longen en de lever. De klachten die cervixcarcinoom en ook de voorstadia veroorzaken zijn goed verklaarbaar: de geirriteerde baarmoedermond bloedt makkelijk, wat leidt tot bloedverlies na het vrijen en tot tussentijds bloedverlies. Gelukkig worden deze klachten in de meeste gevallen veroorzaakt door veel onschuldiger oorzaken. Als de kanker verder doorgroeit ontstaan andere klachten als pijn, problemen met plassen en met de ontlasting.Hoe ontstaat het?
- Het staat vast dat bepaalde typen virus (humaan papilloma virus) een rol spelen bij het ontstaan van deze vorm van kanker. Het (gehad) hebben van veel verschillende seksuele partners verhoogt de kans op het krijgen van de ziekte. Als de partner in het verleden veel wisselende seksuele contacten heeft gehad is de kans ook verhoogd. Ook roken speelt een rol.
- Hoe ga ik erzelf mee om?
- Vanaf 2009 bestaat de mogelijkheid om u te laten vaccineren tegen de meest voorkomende virustypes die baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Vaccinatie werkt alleen preventief en niet tegen mogelijk al bestaande afwijkingen. Als u hierover meer wilt weten, dan kunt u met de huisarts of gynaecoloog overleggen of vaccinatie in uw geval zinvol zou kunnen zijn. Wat u verder kunt doen is proberen de ziekte te voorkomen. Vrij daarom veilig. Geef gehoor aan de oproep voor het laten maken van een uitstrijkje (bevolkingsonderzoek). Baarmoederhalskanker is daarmee met een redelijke betrouwbaarheid op te sporen. Echter, ook de voorstadia van de kwaal kunnen ermee aangetoond worden. Zo kan vroegtijdig met de behandeling gestart kan worden, al voordat sprake is van kanker. Tussen uw dertigste en zestigste levensjaar krijgt u om de vijf jaar een oproep voor het uitstrijkje. De uitslag van het uitstrijkje wordt weergegeven met behulp van de "PAP-score". Men onderscheidt PAP1 tot en met PAP5, waarbij PAP1 normaal is en PAP5 carcinoma in situ of kanker aangeeft.
Wetenschappelijk nieuws
HPV-infectie kan voorlopers van baarmoederhalskanker veroorzaken. De ernst van deze voorlopers en daarmee het risico op baarmoederhalskanker hangt onder andere af van de duur van de infectie en dit blijkt zichtbaar in het aantal DNA-afwijkingen. Aldus onderzoekster Mariska Bierkens. Zij onderzocht ook kleine(re) DNA-afwijkingen en vond nieuwe genen die een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van baarmoederhalskanker. Mariska Bierkens promoveert 22 januari bij VU medisch centrum. Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door infectie met humaan papillomavirus (HPV). In de toekomst wordt bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker getest op de aanwezigheid van dit virus. Echter, in de meeste gevallen leidt een infectie niet tot baarmoederhalskanker. Daarom zijn naast een HPV-test ook andere testen nodig, die aanduiden of een geïnfecteerde vrouw ook daadwerkelijk een verhoogd risico heeft op het ontstaan van baarmoederhalskanker. Naast een HPV-infectie zijn veranderingen in het DNA, zogeheten (epi)genetische veranderingen van de geïnfecteerde cel nodig voor de ontwikkeling van baarmoederhalskanker. Het onderzoek van Mariska Bierkens richtte zich op het karakteriseren van deze veranderingen in een serie van voorloperafwijkingen van baarmoederhalskanker die er onder de microscoop even ernstig uitzagen. Het unieke van deze serie weefselbiopten was dat Bierkens wist hoe lang de betrokken vrouwen met HPV geïnfecteerd waren. Onderzoek naar DNA-afwijkingen toonde aan dat laesies van vrouwen met kortdurende voorgaande infectie geen of weinig DNA-afwijkingen hadden terwijl die met langdurende voorgaande infectie veel afwijkingen hadden, gelijk aan kankergevallen. Daarnaast bleek ook het HPV-type invloed te hebben op het aantal en de locatie van genetische afwijkingen. Naast grotere chromosoomafwijkingen keek Bierkens ook naar kleine afwijkingen. Zo vond zij nieuwe genen die een belangrijke rol lijken te spelen bij het ontstaan van baarmoederhalskanker. Tevens concludeert zij dat zogenaamde epigenetische veranderingen afhankelijk zijn van de duur van voorafgaande HPV-infectie. De in dit onderzoek aangetoonde (epi)genetische verschillen zullen leiden tot een betere herkenning van vrouwen die een verhoogd risico hebben op baarmoederhalskanker.
Twee nieuw ontwikkelde aanvullende testen bij HPV-screening hebben een sterk voorspellende rol bij het ontdekken van (voorloperstadia van) baarmoederhalskanker. Gynaecoloog in opleiding Margot Uijterwaal onderzocht twee zogenaamde triage-testen die toegepast kunnen worden voor zowel de screening van baarmoederhalskanker als de monitoring op (voorstadia van) kanker na behandeling. Zij vergeleek deze met de huidige subjectieve cytologische triage-test. Margot Uijterwaal promoveert 9 januari bij VUmc. In het vernieuwde bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker wordt overgestapt op de HPV test, die de aanwezigheid van het virus meet dat baarmoederhalskanker veroorzaakt. Zo wordt eenvoudig duidelijk of de vrouw risico loopt op het ontwikkelen van baarmoederhalskanker. De test maakt echter geen onderscheid tussen de daadwerkelijke voorstadia van baarmoederhalskanker en onschuldige HPV-infecties die vanzelf weer overgaan. Hierdoor wordt een groep vrouwen onterecht doorverwezen naar de gynaecoloog. Uijterwaal heeft een nieuw ontwikkelde immunologische kleuring getest en vergeleken met de huidige (subjectieve) cytologische triage test in HPV-positieve vrouwen. Tevens heeft zij een objectieve moleculaire triage-test (een zgn methylatie test) vergeleken met de cytologische triage-test in het voorspellen van hernieuwde afwijkingen bij vrouwen die behandeld waren voor een voorloperstadium van baarmoederhalskanker. Beide triage-testen blijken een sterke voorspeller te zijn in het ontdekken van (voorloperstadia van) baarmoederhalskanker. Hiermee wordt het mogelijk om een meer objectieve selectie te maken van HPV-positieve vrouwen die een zodanig verhoogd risico hebben op een (voorloperstadium van) baarmoederhalskanker, dat zij doorverwezen moeten worden naar de gynaecoloog voor verder onderzoek.
Bron: VUmc
In het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker hebben vrouwen vanaf 2016 de optie om thuis een zelftest te doen. Dit zal ervoor zorgen dat meer vrouwen meedoen en dat dus meer gevallen van baarmoederhalskanker zullen worden opgespoord. Dat blijkt uit het onderzoek van Viola Verhoef die 10 december promoveert bij VUmc. De kwaliteit van de zelftest is ook vergelijkbaar met de huidige methode: de moleculaire test waarmee het zelf afgenomen materiaal wordt geanalyseerd, spoorde evenveel gevallen van het voorstadium van kanker op als de standaard cytologische test die nu na het uitstrijkje wordt gedaan. Vanaf 2016 verandert het bevolkingsonderzoek (BVO) naar baarmoederhalskanker. Het uitstrijkje (waar vrouwen tussen 30 en 60 jaar oud elke 5 jaar voor worden uitgenodigd) wordt vanaf 2016 eerst onderzocht op de aanwezigheid van het hoog risico humaan papillomavirus (hrHPV) en niet zoals in het bestaande bevolkingsonderzoek op afwijkende cellen. Pas als dit virus aanwezig is, wordt het uitstrijkje beoordeeld op afwijkende cellen. Veel vrouwen (en mannen) raken een keer in hun leven besmet met hrHPV. Meestal ruimt het lichaam dit virus zelf op, maar wanneer dat niet het geval is kan baarmoederhalskanker ontstaan. Met het verbeterde bevolkingsonderzoek is eerder duidelijk of vrouwen risico lopen op het krijgen van baarmoederhalskanker. Hiermee zullen jaarlijks 75 extra vrouwen worden opgespoord met (een voorstadium van) baarmoederhalskanker en worden 18 extra sterfgevallen voorkomen, aldus het RIVM. Vanaf 2016 komt ook een zogeheten HPV-zelftest beschikbaar voor vrouwen die moeite hebben met het uitstrijkje. Uit het promotieonderzoek van Viola Verhoef bij VUmc blijkt dat deze zelftest kan leiden tot een hogere deelname aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Dat is gunstig omdat ook dit zorgt dat meer vrouwen met (voorstadia van) baarmoederhalskanker vroegtijdig opgespoord kunnen worden. Om te bepalen wie van de HPV-positieve vrouwen (een voorstadium van) kanker heeft, wordt een aanvullende test, een zogenoemde triage-test,verricht. Nu gebeurt dat door bij HPV-positieve vrouwen een extra uitstrijkje te maken dat wordt onderzocht op aanwezigheid van afwijkende cellen, de zogeheten cytologische triage. Als hierbij afwijkende cellen worden gevonden, wordt de vrouw verwezen naar de gynaecoloog voor behandeling. In dit proefschrift werd een nieuw ontwikkelde moleculaire triage-test, die direct op het thuistestmateriaal werd verricht, vergeleken met de cytologischetriage-test. Bij dit onderzoek waren 46.001 niet-deelnemers van het bevolkingsonderzoek betrokken. De moleculaire test direct op het door de vrouw zelf afgenomen materiaal spoorde evenveel vrouwen op met een voorstadium van kanker als de cytologische test op een extra gemaakt uitstrijkje. Een extra bezoek aan de huisarts was dus niet nodig en de tijd tot de diagnose was veel korter. Met het recent beschikbaar komen van een commerciële moleculaire triage-testzal screening naar baarmoederhalskanker dus mogelijk zijn zonder het klassieke uitstrijkje.
Volgend jaar verandert de screening op baarmoederhalskanker in Nederland. Het is belangrijk dat de nieuwe test voldoet aan internationale richtlijnen en baarmoederhalskanker opspoort in diverse bevolkingsgroepen. Rong Wang onderzocht onder andere de huidige screeningspraktijk in een dichtbevolkt en divers land, China. Op basis van een analyse van onderzoeksgegevens uit 37 Chinese steden reikt ze verbeteringen aan voor de toekomstige screening op baarmoederhalskanker, zowel in Nederland als in China. Baarmoederhalskanker is de derde meest voorkomende kanker bij vrouwen. De ziekte wordt veroorzaakt door infectie met het hoog-risico humaan papillomavirus (hrHPV). De ziekte ontwikkelt zich langzaam waardoor het loont om na te gaan welke vrouwen een hoger risico op de ziekte lopen. Dat risico wordt ingeschat door een uitstrijkje te maken om eventuele afwijkende cellen op te sporen. In Nederland gebeurt dit nu iedere vijf jaar bij vrouwen tussen de dertig en zestig jaar, waardoor het aantal sterfgevallen aanzienlijk is afgenomen. In China is momenteel nog geen bevolkingsonderzoek voor baarmoederhalskanker. De HPV-test zou kunnen worden gebruikt als primaire screeningsmethode. Doordat de meeste HPV-infecties van voorbijgaande aard zijn, is het noodzakelijk om een vervolgtest te doen, om juist die vrouwen op te sporen die (een voorstadium van) baarmoederhalskanker hebben. De vervolgtest zou de analyse van DNA methylatie-merkers kunnen zijn. In haar onderzoek laat Wang zien dat, door deze test toe te voegen, bijna alle uitstrijkjes (80-92%) van vrouwen met (voorstadia van) baarmoederhalskanker positief blijken te zijn, en de normale uitstrijkjes bijna allemaal negatief (1,2-6%). Tot slot formuleert Wang verbeteringen voor de screening op baarmoederhalskanker die nuttig kunnen zijn voor toekomstige screening. Rong Wang (1977) studeerde klinische diagnostiek aan de Tianjin Medical University in China. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen (afdeling Gynaecologische Oncologie). Het onderzoek werd gefinancierd door de Alliance of Technology Transfer Professionals (ATTP). Wang werkt momenteel als docent aan Tianjin Medical University.
Chemotherapie in combinatie met het stimuleren van een afweerreactie (immunotherapie) kan in de toekomst een positief effect hebben voor vrouwen met vergevorderde baarmoederhalskanker. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Hélène van Meir. Ze zet daarmee een belangrijke stap op weg naar een betere behandeling voor deze groep ernstig zieke patiënten. Van Meir promoveerde op 12 april in Leiden. 700 vrouwen per jaar krijgen in Nederland de diagnose baarmoederhalskanker. Als dit in een vroeg stadium wordt ontdekt, is de kans op genezing groot. Maar voor uitgezaaide of teruggekeerde baarmoederhalskanker zijn geen goede behandelmethodes voor handen. Vrouwen die kanker in dit stadium hebben, zullen uiteindelijk aan hun ziekte overlijden. Van Meir: “Op dit moment behandelen we vrouwen met vergevorderde baarmoederhalskanker met twee soorten chemotherapie. Dit werkt niet voldoende: de vrouwen overlijden vaak binnen het jaar. Wij hebben nu onderzocht of een combinatie van chemotherapie en immunotherapie mogelijk is.” Het is bekend dat het afweersysteem een belangrijke rol speelt bij baarmoederhalskanker. De tumor wordt veroorzaakt door een langdurige infectie met het Humaan Papillomavirus (HPV). Bovendien komt baarmoederhalskanker vaker voor bij vrouwen die besmet zijn met HIV of die medicijnen slikken die het afweersysteem onderdrukken. Immunotherapie bestaat uit medicijnen die het natuurlijke afweersysteem van de patiënten aansporen tumorcellen te vernietigen. Van Meir: “Er is eerder onderzoek gedaan naar de inzet van immunotherapie met HPV16 SLP-vaccinatie bij vrouwen met vergevorderde baarmoederhalskanker. Toen knapten vrouwen daar niet voldoende van op. We willen het daarom combineren met chemotherapie, maar het was de vraag of dat mogelijk is. Chemotherapie onderdrukt immers juist vaak het afweersysteem.” Van Meir deed daarom een uitgebreid bloedonderzoek bij een kleine groep vrouwen die chemotherapie kreeg. “We zagen na twee chemokuren een gunstig effect op het afweersysteem.” Het blijkt dat de chemotherapie de ‘slechte’ cellen in het afweersysteem vernietigt. Deze zijn in staat om de groei van andere afweercellen te remmen. De ‘goede’ afweercellen, die de tumorcellen kunnen aanvallen, worden door de chemotherapie veel minder gestoord. Van Meir: “We hebben de patiënten vervolgens eerst twee kuren chemotherapie gegeven, en daarna immunotherapie met HPV16 SLP-vaccinatie. Dat leverde een heel sterke afweerreactie in het bloed op. Het lijkt erop dat de chemotherapie de tumor beter zichtbaar maakt voor de immunotherapie, waardoor het effect groter is.” De afweerreactie was helaas niet sterk genoeg om de tumor te doen slinken. Toch is het resultaat goed nieuws voor patiënten met baarmoederhalskanker. “We weten nu dat een combinatie van chemotherapie en immunotherapie mogelijk is. In een grotere vervolgstudie wordt nu uitgezocht hoe we die combinatie zo kunnen inzetten dat de situatie van patiënten er hopelijk mee verbetert. Dit is een stap richting een gecombineerde therapie voor onze patiënten, waarbij we zoeken naar de ideale combinatie voor iedere individuele patiënt.”
Bron: LUMC
Uit onderzoek van Iris Cornet blijkt dat genetische varianten van het HPV-type 16, de belangrijkste veroorzaker van baarmoederhalskanker, een verschillend risico op baarmoederhalskanker met zich mee kunnen brengen in verschillende werelddelen. Zo brengt een infectie van een bepaalde genetische HPV16 variant een hoger risico op baarmoederhalskanker met zich mee in Europa, terwijl diezelfde variant in Zuid-Amerika een lager risico geeft. Op 14 maart promoveert Cornet bij VUmc. Iris Cornet onderzocht of genetische veranderingen in het HPV16 genoom (HPV16 varianten) het risico op baarmoederhalskanker kunnen beïnvloeden. Hiervoor zijn de genetische veranderingen in delen van het HPV16 genoom in vrouwen mét en zonder kanker uit verschillende landen geanalyseerd. Het onderzoek toont dat de HPV16 varianten en hun risico op baarmoederhalskanker kunnen verschillen per werelddeel. Zo geeft een bepaalde genetische variant HPV16 een hoger risico op baarmoederhalskanker in Europa, terwijl diezelfde variant in Zuid-Amerika een lager risico geeft. Waarom dit zo is, moet verder onderzocht worden. Daarnaast zijn in het laboratorium de carcinogene eigenschappen van een aantal HPV-typen van de huid onderzocht, die ervan worden verdacht samen met UV-straling een rol te spelen bij de ontwikkeling van huidkanker. Dit onderzoek in celkweek toont dat twee van de zes bestudeerde HPV-typen ervoor kunnen zorgen dat primaire huidcellen oneindig blijven delen en kunnen transformeren. Deze typen zouden dus oorzakelijk betrokken kunnen zijn bij de ontwikkeling van huidkanker. Het humaan papillomavirus (HPV) is een DNA-virus dat epitheelcellen infecteert. Er zijn meer dan 100 verschillende HPV-typen bekend. Een groep van deze HPV-typen infecteert de slijmvliezen, de zogenaamde mucosale typen, en een andere groep de huid, de zogenaamde huid typen. Het belang van onderzoek naar HPV ligt in het feit dat een voortdurende HPV-infectie met zogenaamd hoog-risico typen, kanker kan veroorzaken. Wanneer men meer inzicht heeft in hoe dit proces plaatsvindt kunnen (preventieve) maatregelen worden genomen. Een infectie met hoog-risico mucosale HPV-typen is veel voorkomend bij seksueel actieve vrouwen. Het merendeel van deze infecties wordt opgeruimd door het immuunsysteem, slechts een klein deel van de infecties is blijvend en kan leiden tot baarmoederhalskanker. Het hoog-risico HPV-type 16 is de belangrijkste veroorzaker van baarmoederhalskanker. Cornet promoveert 14 maart aan VUmc op deze onderzoeken die zij heeft uitgevoerd in het International Agency for Research on Cancer in Lyon, in samenwerking met de afdeling Pathologie van VU medisch centrum.
Ruim 30% van de vrouwen die geen uitstrijkje laten maken bij de huisarts, willen wel deelnemen aan een thuistest voor het opsporen van humaan papillomavirus (HPV). De HPV-thuistest is uiterst effectief in het detecteren van (voorlopers van) baarmoederhalskanker. Aldus Murat Gök die 15 mei promoveert bij VU medisch centrum. Vooral vrouwen die nooit aan het bevolkingsonderzoek hadden deelgenomen deden wel mee met de thuistest, onafhankelijk van etniciteit. Deelname van juist deze groep vrouwen is belangrijk omdat zij een 3x verhoogde kans hebben op het krijgen van baarmoederhalskanker, vergeleken met vrouwen uit het bevolkingsonderzoek. Vrouwen in de leeftijd van 30-60 jaar krijgen eens per 5 jaar een oproep voor het maken van een uitstrijkje bij de huisarts in het kader van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker (BVO BMHK). Slechts 67% van alle vrouwen geeft gehoor aan de oproep tot deelname. Zo krijgen elk jaar ongeveer 630 vrouwen baarmoederhalskanker en overlijden er ongeveer 230 vrouwen aan deze ziekte. De helft van deze kankers wordt gevonden bij vrouwen die niet deelnemen aan het bevolkingsonderzoek. Murat Gök deed onderzoek naar de mogelijkheid van het verhogen van de deelname aan het BVO BMHK door het aanbieden van een thuistest. Met de thuistest kan de vrouw zelf thuis materiaal afnemen, dat vervolgens in het laboratorium onderzocht wordt op de aanwezigheid van het humaan papillomavirus (HPV), de veroorzaker van baarmoederhalskanker. Ruim 30% van de vrouwen die geen uitstrijkje laten maken, willen wel deelnemen aan het BVO BMHK wanneer zij mee kunnen doen met een HPV-thuistest. Interessant is dat met name vrouwen die nooit aan het bevolkingsonderzoek hadden deelgenomen dit met de thuistest wel deden, onafhankelijk van etniciteit. Gök concludeert dat met het gebruik van de HPV thuistest het aantal gevallen van baarmoederhalskanker kan afnemen. Tevens verbetert de effectiviteit van het onderzoek naar baarmoederhalskanker met inzet van de thuistest.
Door de introductie van de HPV-vaccinatie en de nieuwe screeningstest die vanaf 2016 in gebruik wordt genomen, valt er een grote afname van het risico op baarmoederhalskanker te verwachten. Dit concludeert Annelie Vink in haar promotieonderzoek waarmee ze op 10 juni promoveert bij VUmc. In Nederland zijn er twee preventiemaatregelen die vrouwen beschermen tegen baarmoederhalskanker. De HPV-vaccinatie voor 12-jarige meisjes en de screening bij vrouwen op voorstadia van baarmoederhalskanker vanuit het bevolkingsonderzoek. Annelie Vink heeft bij VUmc gekeken wat het effect is van beide preventiemaatregelen en wanneer de effecten zichtbaar worden in de bevolking. Door de introductie van de HPV-vaccinatie zijn niet alleen de gevaccineerde vrouwen beschermd, maar hun partners indirect ook. HPV is een seksueel overdraagbare aandoening dus als de vrouw beschermd is en niet geïnfecteerd kan worden, kan ze het virus ook niet overdragen naar haar partner. Dit werkt vervolgens ook weer door naar ongevaccineerde vrouwen. "Door deze indirecte gevolgen van de inenting verwachten we binnen tien jaar na de introductie van vaccinatie een grote afname van het virus in de ongevaccineerde bevolking." Het bevolkingsonderzoek gaat vanaf 2016 veranderen. Vanaf dan wordt er gebruik gemaakt van een nieuwe test die nog beter kan uitsluiten dat een vrouw risico loopt op baarmoederhalskanker. Hierdoor hoeven vrouwen vanaf hun 40e maar eens in de tien jaar worden getest, in plaats van om de vijf jaar. Vink: "Uit mijn onderzoek blijkt dat dit nieuwe programma veilig is voor vrouwen van verschillende leeftijden, en dat het risico op baarmoederhalskanker nog verder zal dalen." "Concluderend kunnen we stellen dat het HPV-vaccin en het nieuwe bevolkingsonderzoek zullen leiden tot een verdere afname in het levenslange risico op baarmoederhalskanker", stelt Vink. De komende jaren zullen de twee preventieprogramma's geïntegreerd moeten worden om vrouwen een optimale bescherming tegen baarmoederhalskanker te bieden.
De European Research Council (ERC) heeft een subsidie van zo’n 2 miljoen euro toegekend aan patholoog Chris Meijer, verbonden aan VUmc. Hij zal zich vooral richten op de ontwikkeling van biomarkers die in staat zijn om nauwkeurig voorstadia van baarmoederhalskanker te herkennen in een HPV-thuistest. Na een dergelijke thuistest hoeven vrouwen alleen naar de gynaecoloog als er daadwerkelijk sprake is van (een voorstadium van) baarmoederhalskanker. Vrouwen die een thuistest doen waaruit blijkt dat zij HPV-positief zijn, moeten nu allemaal naar de gynaecoloog of huisarts om alsnog een uitstrijkje te laten maken om te zien of er ook afwijkende cellen in het uitstrijkje zitten. Is dat het geval, dan worden zij naar de gynaecoloog verwezen voor een inwendig onderzoek. Zo’n 7% van de geteste vrouwen blijkt HPV-positief. Van hen heeft een derde ernstig afwijkende baarmoederhalscellen die behandeld moeten worden. Met behulp van nieuw te ontwikkelen biomarkers - ‘meetbare’ DNA afwijkingen - in het door de vrouw zelf afgenomen vaginale materiaal, wil de groep van Meijer de vrouwen met een sterk verhoogd risico op baarmoederhalskanker al direct in de HPV- thuistest identificeren. Hiermee wordt voorkomen dat een heleboel vrouwen onnodig inwendige onderzoeken ondergaan. Dat voorkomt ongerustheid bij de vrouwen en scheelt de maatschappij bovendien geld. Elke Nederlandse vrouw krijgt vanaf haar 30ste verjaardag een uitnodiging deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Daarvoor moet zij naar de huisarts om een uitstrijkje te laten maken, dat in het laboratorium onderzocht wordt op afwijkende cellen. Al jaren is prof.dr. Meijer van VUmc bezig met het ontwikkelen en verfijnen van een HPV-thuistest. Dat is een test waarmee vrouwen thuis, zelf vaginaal materiaal kunnen afnemen en dat kunnen opsturen naar het laboratorium. De HPV-thuistest heeft twee voordelen. Ten eerste gaan veel vrouwen om verschillende redenen niet naar de huisarts voor een uitstrijkje. Met de meer laagdrempeliger thuistest kunnen deze vrouwen toch getest worden op baarmoederhalskanker, wat levens scheelt. Ten tweede kijkt de HPV-thuistest naar de aanwezigheid van het HPV-virus, dat baarmoederhalskanker kan veróórzaken. Met de HPV-test ben je er dus eerder bij dan bij het traditionele uitstrijkje, dat kijkt naar cellen die al afwijkend zijn. De gezondheidsraad heeft de minister dan ook geadviseerd het uitstrijkje voor cytologisch (cellen)onderzoek in het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker te vervangen door een HPV-test.
Gezien de kosteneffectiviteit van de preventie van baarmoederhalskanker in Nederland, levert de studie van Didik Setiawan het bewijs voor verschillende strategieën, in het bijzonder vaccinatie en screening, voor de preventie van baarmoederhalskanker in Indonesië. Het Humaan Papillomavirus (HPV) is een belangrijke oorzaak van kanker, waaronder baarmoederhalskanker. Ondanks preventieve maatregelen brengt baarmoederhalskanker grote klinische en economische lasten met zich mee. Wanneer screeningsprogramma op baarmoederhalskanker niet optimaal wordt uitgevoerd biedt HPV-vaccinatie een gangbaar alternatief. Dit is het geval in Indonesië. De invoering van HPV-vaccinatie gaat in Indonesië echter gepaard met veel uitdagingen, zoals het gebrek aan personeel, de staat van de infrastructuur en bovenal de nationale begroting. Door gebruik te maken van verschillende gezondheids-economische evaluatietechnieken, toont Setiawan aan dat vanuit een maatschappelijk en overheidsperspectief de toevoeging van HPV-vaccinatie bovenop de screening op baarmoederhalskanker aanzienlijke voordelen zullen opleveren. De identificatie van potentiële uitdagingen voor lage-inkomenslanden in het algemeen, Indonesië in het bijzonder, moet echter wel leiden tot verschillende implementatie strategieën in Indonesië om een aanzienlijke vermindering teweeg te brengen van de lasten gerelateerd aan baarmoederhalskanker. Didik Setiawan voerde zijn onderzoek uit bij de afdeling Farmaco-epidemiologie en Farmaco-economie van onderzoekschool GRIP. Het werd gefinancierd door het Ministerie van Onderzoek en Hoger Onderwijs van Indonesië. Hij is assistant professor aan de Universitas Muhammadiyah Purwokerto.
Bron: RUG
Professor Chris Meijer van de afdeling pathologie van VUmc ontving op 11 april de ZonMw Parel voor de ontwikkeling van een unieke thuistest voor baarmoederhalskanker. Deze test biedt een alternatief aan vrouwen die geen uitstrijkje willen. Screening op hr-HPV zal vanaf 2016 worden ingezet bij het nieuwe Nederlandse bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door een langdurig bestaande infectie met een virus. Alleen wie besmet is, loopt een risico op baarmoederhalskanker. In het bevolkingsonderzoek nieuwe stijl wordt daarom gecontroleerd op dit hoog risico Humaan Papilloma Virus (hr-HPV). Dat is betrouwbaarder dan de huidige benadering: microscopisch onderzoek van de cellen uit het uitstrijkje. Chris Meijer en zijn onderzoeksgroep hebben veel bijgedragen aan deze nieuwe diagnostiek. Zij ontwikkelden ook een apparaatje waarmee een vrouw thuis zelf cellen kan verzamelen voor onderzoek in het laboratorium. Met deze thuistest kan het bevolkingsonderzoek vrouwen bereiken die om persoonlijke of culturele redenen niet reageren op een uitnodiging voor een uitstrijkje. Dat is ongeveer een kwart van alle vrouwen in Nederland. Juist bij hen wordt meer dan de helft van alle gevallen van baarmoederhalskanker gevonden. Het blijkt dat de thuistest de bereidheid van vrouwen om mee te doen, verhoogt. Als er hr-HPV gevonden wordt, moet gekeken worden of er al kanker ontstaan is. Ook voor dit vervolgonderzoek is geen uitstrijkje meer nodig. In de cellen die met de thuistest verzameld zijn, kan (voorstadia van) kanker betrouwbaar worden aangetoond. De onderzoekers ontwikkelden een DNA-test die kwaadaardige veranderingen in cellen laat zien. Als blijkt dat dit het geval is dan moet de vrouw naar de specialist. Deze procedure kan ook worden ingezet in landen waar geen (goed) bevolkingsonderzoek bestaat en waar baarmoederhalskanker vaak zeer ernstig verloopt en veel slachtoffers eist. Meijer ontvangt de Parel uit handen van ZonMw directeur Henk Smid voor dit project, dat werd gesubsidieerd vanuit het programma Life Sciences Pre-Seed Grant van ZonMwen heeft geleid tot de oprichting van het bedrijf Self-Screen. Dit kan vanaf 2016 screening verrichten op uitstrijkjes die door de dokter zijn afgenomen en op het zelf-afgenomen materiaal.
Baarmoederhalskanker is wereldwijd na borst- en darmkanker de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. De behandeling is afhankelijk van het stadium waarin de ziekte wordt vastgesteld. In een vroeg stadium wordt chirurgisch ingegrepen, terwijl patiënten met baarmoederhalskanker in een gevorderd stadium chemotherapie en bestraling krijgen. Voor patiënten die in een gevorderd stadium zijn behandeld is de 5-jaars overleving 66%. De keuze voor behandeling is op dit moment vooral gebaseerd op bekende klinisch-pathologische factoren, zoals het stadium van de tumor en weefselonderzoek. Doel van het promotieonderzoek van Maartje Noordhuis was om celbiologische factoren en intracellulaire routes (pathways) te identificeren die geassocieerd zijn met lymfkliermetastasering, respons op (chemo)radiotherapie en prognose in baarmoederhalskanker. In een grote, goed gedocumenteerde serie van patiënten met vroeg stadium baarmoederhalskanker, die chirurgisch werden behandeld, bleek activatie van twee pathways (TGF-? en de p120-geassocieerde ?-catenin pathway) geassocieerd met respectievelijk afwezigheid en aanwezigheid van bekken lymfkliermetastasen. Tegelijkertijd was positieve eiwitexpressie van PTEN (onderdeel van de EGFR-pathway) gerelateerd aan afwezigheid van lymfkliermetastasen. Vervolgens werd in een grote serie patiënten met gevorderd stadium baarmoederhalskanker gevonden dat de EGFR-pathway en gefosforyleerd ATM als onafhankelijke voorspellers geassocieerd zijn met een slechte respons op (chemo)radiotherapie en slechte overleving. Deze nieuwe gegevens kunnen bijdragen aan het beter voorspellen van de aanwezigheid van lymfkliermetastasen en respons op chemoradiotherapie. Idealiter dienen behandelingen gericht tegen deze specifieke pathways te leiden tot een verbetering van de overleving van baarmoederhalskanker patiënten. Maartje Noordhuis (Groningen, 1986) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij heeft haar promotieonderzoek uitgevoerd bij de Afdeling Obstetrie & Gynaecologie in het kader van het MD/PhD traject van de Junior Scientific Masterclass van het UMCG. Het onderzoek is gefinancierd door het UMCG. Noordhuis gaat na haar promotie 8 maanden werken aan de Johns Hopkins University, Baltimore, VS, en vervolgt daarna in Groningen haar opleiding tot arts.
De effectiviteit van bestraling en chemotherapie in de behandeling van baarmoederhalskanker kunnen verbeterd worden door te voorkomen dat tumorcellen de door behandeling ontstane schade kunnen herstellen. Onderzoek van Hylke Wieringa laat zien dat dit het beste kan door het afremmen van de ATR-Chk1 signaleringsroute, een onderdeel van het tumor-reparatiesysteem. Die bevinding kan helpen om de behandeling van vrouwen met baarmoederhalskanker te verbeteren. De behandeling van gevorderde baarmoederhalskanker bestaat uit bestraling gecombineerd met chemotherapie. Deze behandelingen veroorzaken DNA-schade en maken op die manier kankercellen dood. Doordat deze schade deels hersteld wordt, gaan niet alle kankercellen dood en ontstaat er bij 30-50% van de patiënten ongevoeligheid voor de behandeling. Dit zorgt ervoor dat vijf jaar na de diagnose nog 66% van de patiënten in leven zijn. Wieringa was benieuwd welke delen van het reparatiesysteem intact blijven en het beste geremd kunnen worden om DNA-reparatie in tumorcellen te voorkomen. Door immunohistochemische analyse op tumorweefsel van patiënten met baarmoederhalskanker kreeg hij inzicht in de signaleringsroutes van dit reparatiesysteem. Onderzoek in baarmoederhalskanker cellijnen liet zien dat remming van bepaalde signaleringsroutes inderdaad kankercellen gevoeliger maakt voor bestraling en/of chemotherapie. Hylke Wieringa (1986) verrichtte zijn promotieonderzoek binnen de afdeling Medische Oncologie en Gynaecologische Oncologie in het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd onder andere gefinancierd door de Stichting Werkgroep Interne Oncologie. Wieringa werkt als arts binnen de afdeling Obstetrie en Gynaecologie van het Martiniziekenhuis Groningen.
Bron: RUG
Minder uitstrijkjes nodig na behandeling voorstadium baarmoederhalskanker Vrouwen, behandeld voor een voorstadium van baarmoederhalskanker, zouden niet alleen met een uitstrijkje, maar ook met een HPV-test moeten worden gecontroleerd. Bij meer dan de helft van deze vrouwen kan dan het aantal vervolgbezoeken aan het ziekenhuis naar beneden. Dat is de conclusie van een studie die vandaag door onderzoekers van VU medisch centrum en het Erasmus MC online in Lancet Oncology is gepubliceerd. Alle 6.000 vrouwen in Nederland die jaarlijks worden behandeld voor een voorstadium van baarmoederhalskanker, krijgen na 6, 12 en 24 maanden een controle-uitstrijkje in het ziekenhuis. Ruim de helft van deze vrouwen zou echter slechts twee vervolgonderzoeken hoeven te ondergaan, blijkt uit een studie van VUmc en Erasmus MC. In de studie kreeg een groep van ruim 400 behandelde vrouwen na 6 maanden niet alleen een uitstrijkje, maar ook een HPV-test. Was de uitslag van deze gecombineerde test goed, dan verviel het testmoment op 12 maanden en werd deze combi-test na 24 maanden herhaald. Als deze test ook goed was, dan konden de vrouwen terugverwezen worden naar het "gewone" bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker. Het risico op het ontwikkelen van nieuwe afwijkingen aan de baarmoedermond was dan de komende vijf jaar namelijk zelfs lager dan het risico van behandelde vrouwen met drie achtereenvolgende goede uitstrijkjes. In het bevolkingsonderzoek worden alle vrouwen tussen de 30 en 60 jaar iedere 5 jaar gecontroleerd op afwijkende cellen van de baarmoedermond door een uitstrijkje. Bij ruim de helft van de vrouwen was de uitslag van de gecombineerde testen beide keren goed. Daarmee hoeven jaarlijks zo"n 3.000 Nederlandse vrouwen maar twee, in plaats van drie keer terug te komen voor vervolgonderzoek na behandeling voor een voorstadium van baarmoederhalskanker. En voor vrouwen in Duitsland en Engeland hebben deze studieresultaten nog meer gevolgen: deze worden nu 5 jaar achter elkaar met een uitstrijkje gecontroleerd en dit kan nu achterwege blijven.
Patiënten met baarmoederhalskanker hebben een aanzienlijk grotere kans hun ziekte te overwinnen als zij een behandeling krijgen waarbij de tumor wordt verwarmd. Als deze zogenoemde hyperthermiebehandeling wordt gedaan in combinatie met chemo- of radiotherapie verdubbelt zelfs de kans op een positief effect. Dat blijkt uit onderzoek waarop Martine Franckena van het Erasmus MC vrijdag 3 september promoveert.
Bij hyperthermie worden tumorcellen verzwakt of gedood door ze te verwarmen tot een temperatuur van 40 to 44 C. Dat gebeurt met microgolven, vergelijkbaar met de straling van een magnetron. Hyperthermie is succesvol als deze behandeling wordt gedaan in combinatie met gangbare behandelingen als chemo- en radiotherapie. De warmte doodt niet alleen tumorcellen, maar zorgt er ook voor dat de doorbloeding van de tumoren verbetert. Daardoor worden ze gevoeliger voor radio- en of chemotherapie. "De chemotherapie en straling kunnen dan als het ware beter hun werk doen in het gezwel", zegt Franckena, radiotherapeut in opleiding in het Erasmus MC-Daniel den Hoed Oncologisch Centrum. In haar proefschrift heeft Franckena de behandelresultaten van bijna vijfhonderd patiënten onderzocht. Alle patiënten hadden baarmoederhalskanker die bij aanvang van de behandeling nog niet was uitgezaaid naar andere delen van het lichaam. Bij patiënten die hyperthermie kregen in combinatie met radiotherapie verdubbelde de kans op overleving, gemeten na een periode van twaalf jaar. De combinatie met chemotherapie wordt gebruikt voor patiënten die de ziekte terugkrijgen na eerdere behandeling. Bij deze patiënten verdubbelde het toevoegen van hyperthermie de responskans. Uit de onderzoeksresultaten kwam ook naar voren dat hoe hoger de dosis hyperthermie, hoe succesvoller de behandeling. Franckena: "Belangrijk is dat deze verdubbeling van de succeskans niet gepaard ging met meer bijwerkingen van de behandeling." Het onderzoek is mede mogelijk gemaakt door KWF kankerbestrijding. Baarmoederhalskanker is na borstkanker de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In Nederland wordt jaarlijks bij ongeveer 700 vrouwen baarmoederhalskanker vastgesteld en overlijden 200 mensen aan deze ziekte. Baarmoederhalskanker komt het vaakst voor bij vrouwen tussen de 30 en 55 jaar. Dit promotieonderzoek draagt bij aan een betere behandeling van patiënten. Onderzoekers hebben bijvoorbeeld op basis van de resultaten een computersysteem gemaakt waarmee tijdens de behandeling de temperatuur beter verdeeld kan worden. Het Erasmus MC-Daniel den Hoed behandelt jaarlijks 150 mensen met hyperthermie.
Twaalf kankerverwekkende typen van het humaan papillomavirus (HPV) kunnen baarmoederhalskanker veroorzaken, waarvan typen 16 en 18 wereldwijd het vaakst voorkomen. Toch blijkt een klein deel van de baarmoederhalskankers gerelateerd te zijn aan andere, zeldzame HPV-typen, concludeert onderzoeker Daan Geraets. Geraets promoveert op 3 september bij VUmc. De afgelopen jaren zijn er meer dan 125 testen ontwikkeld om HPVs op te sporen. Deze testen kunnen onderling erg van elkaar verschillen in ontwerp en gevoeligheid. Onderzoeker Daan Geraets heeft een aantal testen in het lab geëvalueerd en toegepast. Hij heeft geconstateerd dat de keuze voor een test afgestemd moet worden op het doel waarvoor deze gebruikt gaat worden, namelijk voor epidemiologisch onderzoek of voor bevolkingsonderzoek en diagnostiek. De meest gevoelige test (SPF10 LiPA25) heeft Geraets toegepast in een epidemiologische studie naar het voorkomen van verschillende HPV-typen in de grootste wereldwijde collectie van gearchiveerde weefsels van baarmoederhalskanker. In deze collectie zitten weefsels van meer dan 10.000 vrouwen. De twaalf HPVs die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als kankerverwekkend oftewel 'hoog-risico' typen zijn bestempeld, bleken in verreweg de meeste kankers voor te komen. Binnen deze groep waren HPV16 en 18 het meest voorkomend. "Opvallend genoeg bleek uit ons onderzoek ook dat een deel van de kankers gerelateerd was aan andere, genetisch verwante HPV-typen. Van deze HPVs is hun rol in het ontstaan van kanker nog onduidelijk, en dit is de eerste studie waarin de aanwezigheid van deze HPVs in baarmoederhalskanker is aangetoond. Deze typen komen echter maar in een zeer klein deel van de kankers voor, en zijn daarom vanuit klinisch oogpunt veel minder belangrijk dan de twaalf hoog-risico typen", aldus Geraets. Vanaf 2016 zal het bestaande bevolkingsonderzoek in Nederland zich gaan richten op het opsporen van baarmoederhalskanker voorstadia via een test die zich specifiek richt op de hoog-risico HPVs (hrHPV test). Er zijn verschillende hrHPV testen op de markt gebracht, maar deze moeten voldoen aan internationaal vastgestelde criteria voordat ze in het bevolkingsonderzoek toegepast mogen worden. "Wij hebben een nieuwe hrHPV-test onderzocht die zich onderscheidt van vele andere testen omdat onze test alle hoog-risico HPV-typen van elkaar kan onderscheiden, waaronder HPV16 en 18. Uit onze studie bleek dat deze test voldoet aan de internationaal opgestelde criteria, en is daarmee een geschikte vervanger van de huidige methode ", zegt Geraets.
Twaalf kankerverwekkende typen van het humaan papillomavirus (HPV) kunnen baarmoederhalskanker veroorzaken, waarvan typen 16 en 18 wereldwijd het vaakst voorkomen. Toch blijkt een klein deel van de baarmoederhalskankers gerelateerd te zijn aan andere, zeldzame HPV-typen, concludeert onderzoeker Daan Geraets. Geraets promoveert op 3 september bij VUmc. De afgelopen jaren zijn er meer dan 125 testen ontwikkeld om HPVs op te sporen. Deze testen kunnen onderling erg van elkaar verschillen in ontwerp en gevoeligheid. Onderzoeker Daan Geraets heeft een aantal testen in het lab geëvalueerd en toegepast. Hij heeft geconstateerd dat de keuze voor een test afgestemd moet worden op het doel waarvoor deze gebruikt gaat worden, namelijk voor epidemiologisch onderzoek of voor bevolkingsonderzoek en diagnostiek. De meest gevoelige test (SPF10 LiPA25) heeft Geraets toegepast in een epidemiologische studie naar het voorkomen van verschillende HPV-typen in de grootste wereldwijde collectie van gearchiveerde weefsels van baarmoederhalskanker. In deze collectie zitten weefsels van meer dan 10.000 vrouwen. De twaalf HPVs die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als kankerverwekkend oftewel 'hoog-risico' typen zijn bestempeld, bleken in verreweg de meeste kankers voor te komen. Binnen deze groep waren HPV16 en 18 het meest voorkomend. "Opvallend genoeg bleek uit ons onderzoek ook dat een deel van de kankers gerelateerd was aan andere, genetisch verwante HPV-typen. Van deze HPVs is hun rol in het ontstaan van kanker nog onduidelijk, en dit is de eerste studie waarin de aanwezigheid van deze HPVs in baarmoederhalskanker is aangetoond. Deze typen komen echter maar in een zeer klein deel van de kankers voor, en zijn daarom vanuit klinisch oogpunt veel minder belangrijk dan de twaalf hoog-risico typen", aldus Geraets. Vanaf 2016 zal het bestaande bevolkingsonderzoek in Nederland zich gaan richten op het opsporen van baarmoederhalskanker voorstadia via een test die zich specifiek richt op de hoog-risico HPVs (hrHPV test). Er zijn verschillende hrHPV testen op de markt gebracht, maar deze moeten voldoen aan internationaal vastgestelde criteria voordat ze in het bevolkingsonderzoek toegepast mogen worden. "Wij hebben een nieuwe hrHPV-test onderzocht die zich onderscheidt van vele andere testen omdat onze test alle hoog-risico HPV-typen van elkaar kan onderscheiden, waaronder HPV16 en 18. Uit onze studie bleek dat deze test voldoet aan de internationaal opgestelde criteria, en is daarmee een geschikte vervanger van de huidige methode ", zegt Geraets.
De laatste 25 jaar zijn belangrijke ontdekkingen gedaan op gebied van bestrijding van hpv en baarmoederhalskanker. De wetenschap ontdekte dat hpv de belangrijkste oorzaak is van baarmoederhalskanker en verkreeg inzichten in de genetische veranderingen die daar een rol bij spelen. Dat zei patholoog Chris Meijer van het VU mc onlangs in zijn afscheidsrede. Hij promoveerde in 1971 aan de VU en was daar sinds 1983 hoofd van de afdeling pathologie. Nu nog wordt bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker gekeken naar afwijkende cellen. Binnen afzienbare tijd zal een volledig moleculaire screening mogelijk zijn, zonder dat er nog een microscoop aan te pas komt, denkt Meijer. Ondanks zijn afscheid blijft hij nog wel actief in het onderzoek naar hpv.
Volgend jaar zal het huidige bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker veranderen. Het uitstrijkje dat gemaakt wordt bij de huisarts zal getest worden op de aanwezigheid van het Humaan Papillomavirus (HPV) in plaats van op de aanwezigheid van afwijkende cellen. Deze HPV-test is gevoeliger voor afwijkingen aan de baarmoedermond dan het huidige cytologische onderzoek. Hierdoor is eerder duidelijks of vrouwen risico lopen op het krijgen van baarmoederhalskanker. VUmc doet mee aan het onderzoek naar deze nieuwe methode. In de regio's Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Nijmegen is half april de IMPROVE-studie van start gegaan. Bij de IMPROVE-studie wordt de gevoeligheid van de HPV test op een baarmoederhals uitstrijkje (bestaande methode) vergeleken wordt met gevoeligheid van de HPV test op door de vrouw zelf afgenomen materiaal (nieuwe methode). Indien de gevoeligheid van de HPV test op zelf afgenomen materiaal gelijkwaardig is aan die op het klassieke uitstrijkje wordt de zelf afnameset in de toekomststandaard aangeboden aan alle vrouwen. Dus niet alleen aan weigeraars van het huidige cytologisch onderzoek. Hierdoor wordt het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker vrouwvriendelijker en wordt deelname vergemakkelijkt.
Door het gebruik van digitale colposcopie, waarbij de baarmoedermond met een speciale microscoop wordt bekeken, worden meer voorstadia van baarmoederhalskanker opgespoord dan wanneer de gynaecoloog dit onderzoek handmatig doet. Veel vrouwen vinden het 'gewone' onderzoek vervelend en daarbij worden er ook afwijkingen gemist. Daarom onderzocht gynaecoloog-in-opleiding Jacqueline Louwers deze nieuwe methode die nauwkeuriger en minder belastend is. Zij promoveert 12 april bij VU medisch centrum. Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door een aanhoudende infectie met het humaan papillomavirus (HPV). Deze vorm van kanker kan middels het maken van een uitstrijkje of door testen op HPV worden opgespoord. Indien deze testen afwijkend zijn, wordt een vrouw doorverwezen naar een gynaecoloog voor nader onderzoek. De gynaecoloog verricht dan een zogenaamde colposcopie. Tijdens het onderzoek wordt de baarmoedermond met een speciaal soort microscoop bekeken, de colposcoop, en kunnen zo nodig direct stukjes weefsel worden afgenomen voor verder onderzoek. Veel vrouwen ervaren dit 'normale' baarmoederonderzoek als vervelend. Afwijkingen worden met dit onderzoek regelmatig gemist. Daarom zocht Jacqueline Louwers naar mogelijkheden om dit onderzoek beter, prettiger en nauwkeuriger te verrichten, bijvoorbeeld door het inzetten van digitale colposcopen. In plaats van dat de arts zelf de baarmoedermond beoordeelt op afwijkingen, wordt de baarmoedermond digitaal onderzocht. Uit haar onderzoek blijkt nu dat door het inzetten van dit apparaat meer vrouwen worden opgespoord met voorstadia van baarmoederhalskanker. Jacqueline Louwers vond ook dat als je een uitstrijkje combineert met een HPV-test er een betere risico-inschatting gemaakt kan worden van welke vrouwen een hoog risico lopen op afwijkingen aan de baarmoedermond. Door vervolgens nog een extra biomarker hieraan toe te voegen kan bijvoorbeeld een betere selectie gemaakt worden tussen vrouwen die direct behandeld moeten worden en bij wie nog afgewacht kan worden.
Onderzoekers van het UMC Groningen hebben 550.000 euro gekregen van het KWF voor translationeel onderzoek en een klinische studie naar een therapeutisch kankervaccin tegen baarmoederhalskanker. Zij hebben een therapie ontwikkeld, die het eigen afweersysteem van de patiënt gebruikt om de kankercellen te lijf te gaan. Deze nieuwe therapie maakt gebruik van een virus, dat zodanig is aangepast dat het alleen cellen infecteert, maar zichzelf niet kan vermenigvuldigen. De geïnfecteerde cel maakt kankerspecifieke eiwitten aan. Afweercellen die leren deze eiwitten te herkennen kunnen vervolgens kankercellen herkennen en doden. Bij muizen verdween de tumor volledig. Wellicht kan het vaccin operaties wegens een voorstadium van baarmoederhalskanker onnodig maken.
VUmc is leider van dit internationale onderzoek CoheaHr waarin 12 centra uit 11 verschillende landen participeren met een totaalbudget van 6 miljoen euro. De subsidie wordt beschikbaar gesteld door de Europese gemeenschap. In Europa sterven jaarlijks 30.000 vrouwen aan de gevolgen van baarmoederhalskanker. Met name in Oost-Europa komt de ziekte veel voor omdat daar geen georganiseerd screeningsprogramma bestaat. De beschikbaarheid van een HPV vaccin kan leiden tot een daling in het aantal nieuwe gevallen van baarmoederhalskanker in de toekomst. Screening blijft echter ook belangrijk want het vaccin beschermt maar tegen 2 van de 14 aan kanker gerelateerde HPV types en het vaccin werkt alleen als vrouwen niet zijn geïnfecteerd. CoheaHr wil een betrouwbare informatiebron worden rond de effectiviteit en kosteneffectiviteit van preventie-strategieen in verschillende EU landen. Met CoheaHr kunnen beleidsmakers geïnformeerde beslissingen nemen over de preventie van HPV-gerelateerde ziektes. CoheaHr richt zich op verschillende vragen: hoe moeten we screeningsprogramma’s wijzigen zodat gevaccineerde vrouwen hieraan gaan deelnemen? wat is beste manier van invoering screening met een HPV DNA test: een uitstrijkje bij de huisarts of een thuistest? Kan het HPV vaccin worden ingezet bij oudere vrouwen zodat ook zij door gedeeltelijk door vaccinatie worden beschermd? Dat juist VUmc dit onderzoek doet is niet vreemd. VUmc heeft een uitgebreide expertise op het gebied van HPV en screening. In 1997 is door patholoog Chris Meijer gestart met het onderzoeken van de effectiviteit van de HPV test in het landelijke screeningsprogramma. Op dit moment doet VUmc veel onderzoek naar de HPV thuistest en naar nieuwe moleculaire screeningstesten. Ook wordt voorspellingen gemaakt van de impact van screenings- en vaccinatieprogramma’s op de ziektelast. Binnen CohearHr participeren 12 partners uit 11 verschillende landen: Amsterdam (VUmc coördinator, dr. J. Berkhof en prof. Chris Meijer), Barcelona, Turijn, Stockholm, Tampere, Brussel, Ljubljana, London, Kopenhagen, Lyon, Reims, Wolfsburg.
Bijwerkingen uitstrijkje voor het eerst onderzocht en vergeleken met de VS. Elk jaar hebben ongeveer honderdduizend vrouwen in Nederland na het afnemen van het uitstrijkje milde klachten als lichte pijn, bloedingen en afscheiding. Rond de vijftienduizend vrouwen voelen zich bovendien gespannen gedurende de maanden nadat ze te horen hadden gekregen dat de uitslag van het uitstrijkje afwijkend was, en dat vervolgonderzoek moest plaats vinden. Ook hebben de biopten en behandelingen die volgden na een afwijkend uitstrijkje tienduizenden tijdelijke lichamelijke klachten als gevolg. Het betreft lichte of matige pijn, bloedingen en afscheiding. Dat concluderen onderzoekers Dik Habbema van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg (MGZ), en patholoog Folkert van Kemenade, beiden verbonden aan het Erasmus MC. Zij brachten de ‘bijwerkingen’ van het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker zo goed mogelijk in kaart. MGZ werkte in de studie nauw samen met Amerikaanse onderzoekers, aangezien de bijwerkingen in Nederland werden vergeleken met de Amerikaanse situatie. De resultaten van de studie zijn vandaag gepubliceerd in het artikel ‘Harms of cervical cancer screening in the United States and the Netherlands’ in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift International Journal of Cancer. Ondanks de grote aantallen klachten steekt Nederland gunstig af ten opzichte van de Verenigde Staten. Daar hebben vrouwen circa drie keer zo vaak last van de genoemde klachten, doordat er meer uitstrijkjes worden afgenomen, en er meer biopten worden genomen en behandelingen plaatsvinden. In Nederland krijgen vrouwen van dertig tot zestig jaar elke vijf jaar een uitnodiging voor een uitstrijkje. In de Verenigde Staten wordt er op jongere leeftijd begonnen met de screening, en er wordt langer mee doorgegaan. Ook is de tijdsinterval tussen uitstrijkjes korter. Het bevolkingsonderzoek in de twee landen is overigens even succesvol gebleken in het terugdringen van het aantal baarmoederhalskankers en de sterfte daaraan. De veel intensievere praktijk van bevolkingsonderzoek in de Verenigde Staten heeft wat dat betreft blijkbaar weinig meerwaarde. De onderzoekers concluderen dat bij het herzien van aanbevelingen meer dan tot nu toe rekening moet worden gehouden met lichamelijke klachten die door het bevolkingsonderzoek worden veroorzaakt. Om de aantallen daarvan beter te kunnen schatten en monitoren zullen biopten en behandelingen moeten worden geregistreerd en de klachten daarvan verder onderzocht. Dit geldt ook voor de nieuwe opzet van het bevolkingsonderzoek waarin de uitstrijkjes worden onderzocht op de aanwezigheid van het Humaan Papilloma Virus (HPV) in plaats van afwijkende celstructuren. Onlangs werd door onderzoekers van het Erasmus MC berekend dat in de nieuwe opzet op termijn het aantal uitstrijkjes fors omlaag zal gaan, maar dat er tevens meer afwijkingen zullen worden gevonden, en meer behandelingen ingezet.
Bron: Erasmus MC
Een langdurige infectie met hoog-risicotypen van het Humaan Papillomavirus (hrHPV) kan voorstadia van baarmoederhalskanker veroorzaken. Vroege opsporing van voorstadia van baarmoederhalskanker door hrHPV-screening als primaire test is, goed te organiseren en uit te voeren. Dit blijkt uit een zogeheten uitvoeringstoets naar dit bevolkingsonderzoek, uitgevoerd door het Centrum voor Bevolkingsonderzoek. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gebruikt de toets bij de besluitvorming of het voorgestelde bevolkingsonderzoek wordt ingevoerd. Het voorgestelde bevolkingsonderzoek is bedoeld voor vrouwen van 30 tot en met 60 jaar. Zij worden iedere vijf jaar door de screeningsorganisaties uitgenodigd om bij de huisartsenvoorziening een uitstrijkje te laten maken. Vrouwen die niet reageren, ontvangen een zelfafnameset om zelf lichaamsmateriaal af te nemen. Het afgenomen materiaal wordt getest op de aanwezigheid van hrHPV. Vrouwen van 40 en 50 jaar die hrHPV-negatief getest zijn, krijgen pas na tien jaar een nieuwe uitnodiging. Als hrHPV aanwezig is, wordt gekeken of er ook sprake is van afwijkende cellen (cytologische beoordeling). Afhankelijk hiervan vindt verwijzing naar de gynaecoloog of vervolgonderzoek bij de huisartsenvoorziening plaats. Vrouwen die in aanmerking komen voor vervolgonderzoek, ontvangen een uitnodiging van de screeningsorganisaties. De hrHPV-test en de cytologische beoordeling vinden plaats in een beperkt aantal screeningslaboratoria. Het voorgestelde bevolkingsonderzoek levert extra gezondheidswinst op en de uitvoeringskosten zijn lager dan het huidige bevolkingsonderzoek. De uitvoeringstoets is in samenwerking met de betrokken beroepsgroepen, patiëntenorganisaties, screeningsorganisaties en andere stakeholders tot stand gekomen. Onder hen is voldoende draagvlak om hrHPV-screening en de zelfafnameset in te voeren. Voor de uitvoeringstoets is in kaart gebracht hoe het primaire proces, de organisatie, het kwaliteitsbeleid, de communicatie, de monitoring en evaluatie ingericht moeten worden. Om het voorgestelde bevolkingsonderzoek in te kunnen voeren, is twee jaar voorbereiding nodig. Het opstellen van de kwaliteitseisen, de aanbestedingen en de ICT-ontwikkelingen zijn belangrijke aandachtspunten in de voorbereiding. Het voorgestelde bevolkingsonderzoek wordt direct volledig ingevoerd. Alle vrouwen die in aanmerking komen voor een uitnodiging, krijgen een hrHPV-test aangeboden. Intensieve monitoring van mogelijke nadelige effecten, zoals overbehandeling, is belangrijk.
Naast het vaccin tegen door hpv veroorzaakte baarmoederhalskanker is er zicht op een effectieve behandeling. Dat meldt het UMC Groningen. Al eerder ontdekten onderzoekers van het UMCG dat rSFV mogelijkheden biedt in de strijd tegen baarmoederhalskanker. M. Walczak onderzocht of het afweersysteem de effectiviteit van rSFV kan beïnvloeden. Tumoren kunnen cellen aantrekken die de effectiviteit van immuuntherapie verminderen. Walczak laat echter zien dat deze cellen de effectiviteit van het nieuwe rSFV-vaccin nauwelijks beïnvloeden. Ook blijkt dat door aanvullende gerichte bestraling de hoeveelheid hpv-specifieke T-cellen in de tumor, opgewekt met rSFV, toeneemt. Bestraling lijkt de effectiviteit van immuuntherapie dus te verbeteren.
In de nabije toekomst hoeven vrouwen voor onderzoek naar het humaan papillomavirus (HPV), de verwekker van baarmoederhalskanker, niet meer naar een arts. Er is namelijk een zelfstandige screening op HPV op komst door middel van een thuistest. Viola Verhoef van VUmc deed dit onderzoek samen met collega’s van Radboudumc. Zij publiceren op 13 februari in The Lancet Oncology. VUmc onderzocht vrouwen die een HPV-positieve uitslag op de thuistest hadden. Bij deze thuistest nemen vrouwen, die niet deelnemen aan het reguliere bevolkingsonderzoek, zelf vaginaal lichaamsmateriaal af van de baarmoederhals. Dit materiaal wordt in een lab onderzocht op HPV. Vrouwen met HPV hebben namelijk een verhoogd risico op baarmoederhalskanker. Als vrouwen drager zijn van HPV wordt een uitstrijkje gemaakt om te bepalen of er afwijkende cellen zijn. Als er afwijkende cellen worden aangetroffen is de kans op (pre)kanker hoog en wordende vrouwen verwezen naar de gynaecoloog. Dit is de zogeheten triage-test. Verhoef en haar collega's vergeleken deze triage-test met een nieuwe moleculaire test (markertest) waarbij op het reeds afgenomen materiaal van de HPV-positieve vrouw een aanvullende test wordt gedaan. Uit hun onderzoek blijkt nu dat de nieuwe moleculaire test even betrouwbaar is als de 'klassieke' methode met een aanvullend uitstrijkje uitgevoerd door een arts. Door het gebruik van de markertest is geen extra uitstrijkje meer nodig, en kan dus een extra bezoek aan de arts worden bespaard. Vrouwen met een positieve thuistest maar een negatieve markertest kunnen minimaal een jaar wachten om zich opnieuw te laten onderzoeken. Hiermee komt een volledige zelfstandige screening van vrouwen, dus zonder bezoek aan een arts, binnen handbereik.
Het vaccin tegen door hpv veroorzaakte baarmoederhalskanker verhoogt niet het risico op een miskraam. Dat schrijven onderzoekers van het Amerikaanse National Cancer Institute in het British Medical Journal. Rond de vaccinatie tegen hpv doen soms allerlei verhalen de ronde, onder andere over een verband tussen het vaccin en miskramen. Aan het Amerikaanse onderzoek deden 26.130 vrouwen tussen 15 en 25 jaar mee. De onderzoekers vonden geen aantoonbaar verband tussen het vaccin en een verhoogde kans op miskramen. Ook een zorgvuldig uitgevoerde secundaire analyse bracht een dergelijk verband niet aan het licht.
Vrouwen die gevaccineerd zijn tegen het humaan papillomavirus (HPV), hebben geen verhoogd risico op miskramen ten opzichte van niet-gevaccineerde vrouwen. HPV-typen 16 en 18 veroorzaken wereldwijd 70% van alle gevallen van baarmoederhalskanker. In Europa is dit zelfs 75%. Dit blijkt uit Brits onderzoek. De onderzoekers schrijven dat het onwaarschijnlijk is dat het vaccin het risico op miskramen verhoogt, maar durven een effect op zwangerschap binnen drie maanden na vaccinatie ook niet helemaal uit te sluiten. Bron: NTvG 2010;154(12):529.
In 2010 heeft ruim 52 procent van alle meisjes die geboren zijn in de periode 1993 tot en met 1996 zich laten vaccineren tegen baarmoederhalskanker. Dit is het resultaat van de HPV-inhaalcampagne, die startte in maart 2009. Uit de recent gepubliceerde rapportage van het RIVM-RCP blijkt dat het percentage meisjes dat uiteindelijk driemaal is gevaccineerd gestegen is van 47 procent in juli 2010) naar 52,2 procent 31 december 2010. Dit is volgens het RIVM te beschouwen als het eindresultaat van de inhaalcampagne, afgezien van een zeer beperkt aantal vaccinaties dit voorjaar. Bij de groep meisjes die voor het eerst binnen het reguliere Rijksvaccinatieprogramma worden ingeënt (jaarcohort 1997) staat de teller nu op 51,9 procent.
Uit de eerste landelijke opkomstcijfers blijkt dat inmiddels 53 procent van de 12-jarige meisjes de eerste vaccinatie tegen baarmoederhalskanker heeft gehaald. Dat meldt het RIVM. In totaal zijn 13 GGD" s nu klaar met de eerste vaccinatieronde en kon ongeveer 36 procent van de meisjes de eerste vaccinatie halen. Tot nu toe is sprake van een grote spreiding in de opkomstcijfers, variërend van 40 tot 65 procent. RIVM en GGD Nederland verwachten half mei de totale cijfers over de eerste prikronde te kunnen geven. Meisjes die zijn geboren in de periode 1993 tot en met 1996 en die vorig jaar nog niet (volledig) waren gevaccineerd, kregen een nieuwe uitnodiging. In die gebieden waar de GGD"s deze vaccinatieronde inmiddels hebben afgesloten, kwam ongeveer 16 procent van deze meisjes alsnog voor een prik. Dit betrof vrijwel altijd een eerste prik.
Proefschrift Universiteit Maastricht: mw. drs. W. Theelen, “Molecular progression markers in cervical premalignancies. Development of a diagnostic MLPA-assay” Baarmoederhalskanker is wereldwijd een veel voorkomende tumorsoort. Infectie met het Humaan Papillomavirus (HPV) is hiervoor de belangrijkste risicofactor, maar het virus kan alleen kanker veroorzaken in combinatie met andere factoren. Tijdens dit onderzoek is gekeken of het mogelijk is om kwaadaardige baarmoederhals-afwijkingen te identificeren door op zoek te gaan naar andere risicofactoren dan de infectie met kankerverwekkend HPV alleen. Hiervoor werd een test ontwikkeld die een aantal van deze risicofactoren kan detecteren, zoals het aantal virusdeeltjes en inbouw van het virus in het menselijk DNA. Ook afwijkingen in bepaalde menselijke genen konden in deze tumoren aangetoond worden. Met deze nieuw ontwikkelde HPV MLPA-test zijn we in staat om kwaadaardige baarmoederhals-afwijkingen te identificeren met een nauwkeurigheid van 85%.
Gezonde voeding, meer bewegen en afvallen tot een normaal lichaamsgewicht beïnvloeden de overleving bij baarmoederkanker. Dat stelt gynaecologisch-oncoloog D. Boll van het Erasmus MC. Zij onderzocht de ontwikkeling van baarmoederkanker onder Nederlandse vrouwen in de periode sinds de jaren ‘80. De meeste vrouwen met deze aandoening lijden aan een vorm van baarmoederkanker die een goede prognose heeft en goed behandelbaar is. Deze vrouwen zijn wel vaak te dik, lijden vaker aan suikerziekte en kampen met hart- en vaatziekten. Deze factoren blijken vaker overlijden te veroorzaken dan de baarmoederkanker zelf. Daarom vindt Boll het erg belangrijk dat gynaecologen bij baarmoederkanker ook aandacht schenken aan gezond gedrag.
De GGD Amsterdam gaat onderzoek doen naar de verspreiding van het humaan papiloma virus (hpv) en de vaccinatie tegen infectie met hpv onder zes etnische groepen in de stad. De GGD zal daarbij samenwerken met TNO, het AMC, het Centrum Infectieziektenbestrijding van het RIVM. Het onderzoek staat in het kader van HELIUS (Healthy Life In AN Urban Setting). Belangrijkste doel van de studie is inzicht verkrijgen in etnische gezondheidsverschillen en de oorzaken daarvan. 60.000 mensen uit zes etnische groepen in Amsterdam zullen worden onderzocht. De GGD Amsterdam zoekt nog een aankomend wetenschapper, die de studie bij wijze van promotieonderzoek wil uitvoeren.
Met een mondspoeling kan infectie met bepaalde typen van het humaan papiloma virus worden opgespoord, zeggen onderzoekers van John Hopkins University.
De GGD Amsterdam gaat onderzoek doen naar de verspreiding van het humaan papiloma virus (hpv) en de vaccinatie tegen infectie met hpv onder zes etnische groepen in de stad. De GGD zal daarbij samenwerken met TNO, het AMC, het Centrum Infectieziektenbestrijding van het RIVM. Het onderzoek staat in het kader van HELIUS (Healthy Life In AN Urban Setting). Belangrijkste doel van de studie is inzicht verkrijgen in etnische gezondheidsverschillen en de oorzaken daarvan. 60.000 mensen uit zes etnische groepen in Amsterdam zullen worden onderzocht. De GGD Amsterdam zoekt nog een aankomend wetenschapper, die de studie bij wijze van promotieonderzoek wil uitvoeren.
Een test waarbij vrouwen zelf thuis cellen uit de vagina kunnen afnemen en naar het laboratorium opsturen voor onderzoek op aanwezigheid van HPV, werkt net zo goed om voorstadia van baarmoederhalskanker op te sporen als een uitstrijkje dat bij de huisarts wordt gemaakt. "Hierdoor zullen vrouwen die nu niet deelnemen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhals- kanker dat in de toekomst wellicht wel doen", aldus Maaike Dijkstra van VUmc. Door betere selectie hoeven sommige vrouwen bovendien maar eens in de tien in plaats van vijf jaar te worden onderzocht. Dijkstra promoveert op 19 mei bij VU medisch centrum. Alle vrouwen tussen de 30 en 60 jaar ontvangen iedere vijf jaar een uitnodiging om deel te nemen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Deze ziekte is met wereldwijd een half miljoen nieuwe gevallen per jaar een van de meest voorkomende soorten kanker. Bij de deelnemers wordt een uitstrijkje gemaakt dat vervolgens wordt onderzocht op voorstadia van baarmoederhals- kanker. Deze worden veroorzaakt door bepaalde typen van het humaan papillomavirus, hoog-risico HP (hrHPV), die gedurende meer dan tien jaar kunnen leiden tot baarmoederhalskanker. VUmc-promovenda Maaike Dijkstra onderzocht hoe HPV-tests kunnen worden gebruikt in het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Ongeveer twee derde van de vrouwen neemt deel aan het bevolkingsonderzoek. Aangezien 55% van de gevallen van baarmoederhalskanker worden vastgesteld bij niet-deelnemers is het belangrijk om de deelname te vergroten. Dijkstra onderzocht daarom de effectiviteit van een HPV-thuistest. "Vrouwen die geen uitstrijkje willen laten maken bij hun huisarts kunnen hiermee zelf cellen uit de vagina en baarmoedermond verzamelen en dit opsturen voor onderzoek op aanwezigheid van hrHPV", aldus de promovenda. Uit het onderzoek blijkt dat de gevoeligheid om voorstadia op te sporen van de thuistests vergelijkbaar zijn met die van de reguliere uitstrijkjes. Dijkstra: "De thuistest kan dus worden opgenomen in het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker als middel om vrouwen op te sporen die risico lopen ". Dijkstra concludeert bovendien dat vrouwen van boven de veertig die negatief testen op hrHPV pas tien jaar later, in plaats van vijf jaar, opnieuw hoeven te worden onderzocht. "Uit een analyse van data van de afgelopen vijftien jaar blijkt dat deze vrouwen een zeer laag risico hebben om baarmoederhalskanker te ontwikkelen", aldus Dijkstra. Slechts een minderheid van de vrouwen die hrHPV-positief testen krijgt ook daadwerkelijk baarmoederhalskanker. "Door zogenaamde immunokleuring te gebruiken bij beoordeling van weefsel van deze vrouwen is het mogelijk om vrouwen met een hoog risico te onderscheiden van vrouwen met een laag risico en kan overbehandeling worden voorkomen", aldus de VUmc-onderzoeker. Echter, de kans dat hrHPV-positieve vrouwen met een laag risico op het ontwikkelen van baarmoederhalskanker tóch de ziekte krijgen blijkt te groot om ook hen pas tien jaar later opnieuw te onderzoeken. Dijkstra: "In de toekomst kan dit wellicht wel als het onderscheid tussen vrouwen met een hoog risico en vrouwen met een laag risico nog beter kan worden gemaakt bijvoorbeeld door middel van zogenaamde moleculaire markers."
Wanneer een infectie met het Humaan Papillomavirus (HPV) noodzakelijk is voor het ontstaan van baarmoederhalskanker, is het dan ook mogelijk aanwezigheid van HPV te gebruiken voor het opsporen van baarmoederhalskanker (BMHK) en voorstadia daarvan? 'Ja', concludeert Dorien Rijkaart in haar onderzoek. 'Het testen op HPV is superieur aan het traditionele uitstrijkje als primaire screeningstest naar baarmoederhalskanker voor vrouwen van 30 jaar en ouder.' Rijkaart promoveert op 1 maart aan VUmc. In twee grote prospectieve studies in het Nederlandse bevolkingsonderzoek met ieder meer dan 40.000 deelnemende vrouwen onderzoekt Rijkaart of het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker verbeterd kan worden door gebruik te maken van de HPV-test.De test detecteert klinisch relevante voorstadia van BMHK eerder dan het gebruikelijke uitstrijkje. Een negatieve HPV-test biedt in de volgende screeningsronde (na 5 jaar) een 50% betere bescherming tegen ernstige voorstadia van baarmoederhalskanker dan het uitstrijkje. De test geeft een significant betere bescherming tegen baarmoederhalskanker. Hierdoor kan het screeningsinterval verlengd worden zonder dat het gepaard gaat met een verhoogd risico op (pre)kankers. De meeste HPV-infecties zijn zogenaamde voorbijgaande infecties, die spontaan genezen. Slechts een minderheid van de HPV-positieve vrouwen (~3-5%) ontwikkelt daadwerkelijk (pre)kanker. Een goede risicoselectie van HPV-positieve vrouwen door middel van een aanvullende test is daarom van groot belang om voorbijgaande infecties te onderscheiden van (pre)kanker inducerende infecties. Hiermee worden onnodige vervolgonderzoeken en behandelingen voorkomen. Uit het onderzoek blijkt dat risicoselectie van HPV-positieve vrouwen met behulp van een uitstrijkje direct en na 12 maanden een haalbare strategie is. In het recent verschenen advies van de gezondheidsraad over baarmoederhals screening is de hier geadviseerde manier van screenen op baarmoederhalskanker door middel van een HPV-test overgenomen.
Uit onderzoek onder bijna 45.000 vrouwen in de leeftijd van 29-56 jaar blijkt dat een HPV-test beter in staat is om afwijkingen te vinden dan het traditionele uitstrijkje. Daarom biedt een HPV-test significant betere bescherming tegen baarmoederhalskanker en voorloperafwijkingen dan een uitstrijkje. Baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door 15 hoog-risico typen van het humaan papilloma virus (hrHPV) waarvan HPV 16 verreweg het belangrijkste type is. De resultaten van dit onderzoek, onder leiding van prof. Chris Meijer van VU medisch centrum, zijn vannacht gepubliceerd in het prestigieuze The Lancet Oncology. Het longitudinale onderzoek, dat over een periode van meer dan 10 jaar loopt, onderbouwt volledig het recent door de gezondheidsraad afgegeven rapport waarin de minister geadviseerd wordt het uitstrijkje voor cytologisch onderzoek in het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker te vervangen door een HPV-test. De vrouwen die deelnamen aan het bevolkingsonderzoek, waar elke Nederlandse vrouw vanaf 30 jaar een uitnodiging voor krijgt, werden gerandomiseerd over twee groepen, waarvan er in de eerste ronde een groep zowel op HPV als met het traditionele uitstrijkje getest werd, de andere groep alleen met een uitstrijkje. In de tweede ronde werden beide groepen op HPV en met het uitstrijkje getest. Na 5 jaar bleek dat er in de groep vrouwen die op HPV getest waren significant minder baarmoederhalskanker en ernstige voorloperafwijkingen (CIN3) gevonden werd, vergeleken met de groep vrouwen die alleen een uitstrijkje hadden gehad, en waar destijds niets afwijkends gevonden was. HPV-detectie reduceert dus significant de aan baarmoederhalskanker gerelateerde ziekte en sterfte. In de op HPV geteste groep waren in de eerste ronde significant meer ernstige voorloperafwijkingen (CIN2+) gevonden dan in de groep die alleen een uitstrijkje had gekregen. De gevonden ernstige voorloperafwijkingen bleken voornamelijk te worden veroorzaakt door HPV 16. Verder toonde het onderzoek aan dat de HPV-test niet tot overdiagnose leidt van spontaan genezende voorloper afwijkingen bij jonge vrouwen.
Het humaan papillomavirus (HPV) kan soms jaren in het lichaam overleven. Soms bouwt het virus zich in het erfelijk materiaal van de gastheercel in en kan dan baarmoederhalskanker veroorzaken. Onderzoekers van de afdeling Klinische Oncologie van het LUMC ontdekten hoe het virus het afweersysteem weet te omzeilen. Het humaan papillomavirus heeft maar zes genen en kan maar één celtype infecteren: menselijke huidcellen van het type keratinocyt. Maar daar is het dan ook heel goed in; ons afweersysteem krijgt er maar moeizaam vat op. Onderzoekers van de afdeling Klinische Oncologie van het LUMC onderzoeken hoe dat komt. Minder cytokines "We hebben ontdekt dat het virus de eiwitproductie van de cel die hij infecteert zodanig manipuleert dat het immuunsysteem minder gealarmeerd wordt", vertelt onderzoeker Bart Tummers. Een ‘alarmcascade’ in de cel wordt lamgelegd met als eindresultaat dat er minder cytokines worden gevormd. Cytokines zijn signaalstoffen die het afweersysteem alert maken. “HPV schroeft de productie op van de EGF-receptor, een receptor voor groeifactoren. Het gevolg hiervan is dat er meer van het eiwit IFRD1 wordt gevormd. Daardoor wordt het NF-kappaB-eiwit geremd, waardoor de cel minder cytokines maakt”, beschrijft Tummers de cascade aan effecten van HPV. Door deze route te kiezen remt het virus zowel de aangeboren als de verworven afweer. Op die manier kan HPV na besmetting zo'n een tot twee jaar in het lichaam blijven. “Na die tijd wordt het virus meestal opgeruimd, omdat het afweersysteem het virus toch in de gaten krijgt. Maar dan heeft het virus zich vaak alweer kunnen verspreiden", aldus Tummers. Baarmoederhalskanker Af en toe bouwt het erfelijk materiaal van HPV zich in in het DNA van de menselijke cel waarin het zit. "Dat zou je kunnen zien als een foutje van het virus, want dat valt dan uit elkaar en kan zichzelf niet meer reproduceren. Het heeft er dus eigenlijk niks aan." Voor de mens is het helemaal vervelend, want dan kan er kanker ontstaan. Meestal is dat baarmoederhalskanker, maar kanker in de hoofd-hals regio komt ook voor. Het gaat dan om zogenoemde hoog-risico HPV. Mildere varianten van HPV veroorzaken bijvoorbeeld wratjes. LUMC-onderzoekers kijken nu of ze met de opgedane kennis een therapie tegen baarmoederhalskanker kunnen ontwikkelen. Tummers: “Er zijn al remmers van de EGF-receptor op de markt tegen andere tumoren. Mogelijk werken deze ook bij baarmoederhalskanker.” Het wetenschappelijke artikel over dit onderzoek is voor iedereen toegankelijk (open access) verschenen in Nature Communications. Het onderzoek is mogelijk gemaakt met subsidie van NWO/ ZonMW. Cancer Pathogenesis and Therapy is een van de zeven profileringsgebieden van het LUMC.
Er sterven meer vrouwen aan de gevolgen van Osteoporose dan aan Borstkanker , Kanker aan de eierstokken en Baarmoederhalskanker tezamen. Ook onder mannen is er meer sterfte ten gevolge van Osteoporose dan door Prostaatkanker . Dat zegt de Canadese reumatoloog en woordvoerster van Osteporosis Canada, Dr. Diane Theriault.
Door bevolkingsonderzoek (het uitstrijkje) worden afwijkende cellen in de baarmoederhals al vroeg opgespoord. Hoe kunnen we dit onderzoek verbeteren? En welke moleculaire veranderingen dragen bij aan het ontstaan van baarmoederhalskanker? Baarmoederhalskanker is een veel voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Floor Henken promoveert op woensdag 14 september en zal haar proefschrift, getiteld 'Essential molecular mechanisms contributing to HPV-mediated transformation' verdedigen. De resultaten beschreven in haar proefschrift hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de huidige kennis omtrent DNA veranderingen die functioneel betrokken zijn bij het ontstaan van baarmoederhalskanker.
Er is een verontrustende toename van het aantal gevallen van anuskanker, vooral in de groep homoseksuele mannen met hiv. Dat blijkt uit het proefschrift van Olivier Richel. Anuskanker ontstaat net als baarmoederhalskanker door een besmetting met het humaan papillomavirus (HPV). Daaraan gaat een voorstadium vooraf waarbij slijmvlies- of huidafwijkingen optreden bij de anus: artsen spreken dan van anale intraepitheliale neoplasie of AIN. De meerderheid van de homoseksuele mannen met hiv heeft AIN, tussen de 30 en 50 procent heeft het matige tot ernstige type. Er gaan stemmen op om homoseksuele mannen met hiv te screenen op AIN om anuskanker te voorkomen. Dat is bij het screeningsprogramma op voorstadia van baarmoederhalskanker immers succesvol gebleken. In zijn proefschrift keek Richel naar de epidemiologie, de diagnostiek, de behandeling en het verloop van de voorstadia van anuskanker bij homoseksuele mannen met hiv. Hij concludeert dat deze groep mannen een sterk verhoogd risico heeft op AIN. De beste behandeling van dit voorstadium is het wegbranden van het aangetaste weefsel. Dat heeft meer succes dan crèmes met stoffen die de groei van bepaalde tumoren remt, want dan keert AIN vaak terug. Toekomstig onderzoek moet zich richten op nieuwe behandelingen van AIN en de rol van HPV-vaccinatie. Én op het voorspellen welke afwijking wel en welke uiteindelijk niet in anuskanker uitmondt. Want net als bij baarmoederhalskanker geldt dat maar een klein deel van de voorstadia in kanker verandert.
Als mannen op jonge leeftijd worden gevaccineerd tegen HPV is er per 800 vaccinaties een afname van één gediagnosticeerde kanker te verwachten. Voor vrouwen is er per 200 vaccinaties een afname van één kankerdiagnose. Dit melden onderzoekers van VUmc die nu concluderen dat bescherming van vrouwen niet meer de enige doelstelling van een HPV vaccinatieprogramma zou moeten zijn. Het onderzoek wordt op 13 mei gepubliceerd in het gezaghebbende tijdschrift British Medical Journal. Het humaan papillomavirus (HPV) is één van de meest voorkomende seksueel overdraagbare infecties en de veroorzaker van baarmoederhalskanker. Sinds 2009 worden in Nederland meisjes gevaccineerd tegen dit virus. Studies tonen aan dat het HPV vaccin niet alleen beschermt tegen baarmoederhalskanker maar ook tegen andere kankers. Onderzoekers Hans Bogaards (VUmc en RIVM) en Hans Berkhof (VUmc) hebben op basis van verschillende epidemiologische studiesen een dynamisch model voor seksuele overdracht van het virus, de impact geschat van HPV vaccinatie op HPV gerelateerde anus-, penis- en keelholtekanker bij heteroseksuele en homoseksuele mannen. De huidige vaccinatie van meisjes leidt tot een HPV-daling en biedt ook gedeeltelijke bescherming aan mannen. Uit dit onderzoek blijkt dat bij mannen het risico op HPV geassocieerde kanker al met 37 procent daalt omdat 60 procent van de meisjes zich inmiddels laat vaccineren. In de huidige situatie moeten ongeveer 800 jongens worden gevaccineerd om één extra kankerdiagnose bij mannen te voorkomen. Als de vaccinatiegraad bij meisjes stijgt tot 90 procent, neemt bij mannen het risico op HPV geassocieerde kanker af met 66 procent en moeten ongeveer 1700 jongens worden gevaccineerd om één extra kankerdiagnose te voorkomen. De resultaten voor gevaccineerde mannen zijn minder gunstig dan die voor vaccinatie van meisjes. Voor hen geldt dat ongeveer 200 meisjes dienen te worden gevaccineerd om een geval van baarmoederhalskanker te voorkomen. Bij mannen zijn 800 vaccinaties nodig om een geval van kanker te voorkomen. De verwachte gezondheidswinst is echter nog steeds aanzienlijk en duidt erop dat bescherming van vrouwen niet meer de enige doelstelling van een HPV vaccinatieprogramma zou moeten zijn.
Het percentage keelkanker dat veroorzaakt wordt door het humaan papillomavirus (HPV) is de laatste 20 jaar verzesvoudigd, van 5% naar 30%. Dat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek onder patiënten van VUmc in de periode 1990 tot en met 2010. Veel wisselende seksuele contacten en orale seks zijn risicofactoren voor deze vorm van keelkanker die vooral bij mannen voorkomt. et humaan papillomavirus (HPV) veroorzaakt niet alleen baarmoederhalskanker, maar kan ook keelkanker veroorzaken. Deze vorm van keelkanker komt vooral bij mannen voor. HPV wordt overgedragen via seksueel contact en uit eerder Amerikaans onderzoek is gebleken dat een hoog aantal wisselende seksuele partners en orale seks risicofactoren zijn voor het krijgen van HPV-geïnduceerde keelkanker. Arts-onderzoeker Michelle Rietbergen van de afdeling KNO-hoofd/halschirurgie onderzocht samen met de afdeling Pathologie tumorweefsel van 240 patiënten. Deze patiënten waren in de periode 1990-2010 gediagnosticeerd met keelkanker in het VUmc. Door middel van een kleuringstest gevolgd door een DNA-test werd HPV gedetecteerd. Uit dit onderzoek blijkt dat het percentage keelkanker dat veroorzaakt wordt door HPV de laatste twintig jaar is gestegen van 5% in 1990 tot 30% in 2010. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat de absolute aantallen van keelkanker toenemen. Wellicht is dat dus te verklaren uit de toename van deze HPV-geïnduceerde tumoren. Andere vormen van keelkanker worden veroorzaakt door roken en overmatig gebruik van alcohol. De exacte oorzaak van de stijging van keelkanker door HPV is vooralsnog onbekend. In een vervolgonderzoek is het van belang om na te gaan of deze stijging ook in andere delen van Nederland wordt waargenomen. Verder pleiten deze gegevens voor de inenting van jonge vrouwen tegen HPV. Niet alleen zou dat baarmoederhalskanker bij de vrouwen zelf kunnen voorkomen, maar mogelijk zou het ook deze vorm van keelkanker bij mannen kunnen voorkomen. Bijna iedereen komt in zijn of haar leven in aanraking met HPV. Deze virussen leven op of in de huid en slijmvliezen. Er zijn meer dan honderd verschillende soorten HPV. De meeste vormen geven geen klachten. Er zijn een paar soorten die kanker kunnen veroorzaken, maar gelukkig bij een minderheid van de mensen die geïnfecteerd worden. De resultaten van het onderzoek zijn online gepubliceerd in the International Journal of Cancer. Op 1 april 2013 is de gedrukte versie beschikbaar.
De hpv-zelftest als alternatief voor het uitstrijkje door de huisarts kan de deelname aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker flink vergroten. Dat zegt onderzoeker R. Bosgraaf van het Radboud umc. Hij ontdekte dat 80 procent van de gebruikers van een zelftest dit prettiger vond dan een uitstrijkje. Vanaf 1 januari 2016 wordt het bevolkingsonderzoek naar hpv ingevoerd. Vrouwen die worden uitgenodigd voor een uitstrijkje, worden vanaf dan getest op een besmetting met het humaan papillomavirus (hpv). Besmetting met dit virus verhoogt de kans op onder meer baarmoederhalskanker. Nu gaat zo’n 70 procent van de vrouwen die hier voor in aanmerking komen naar de huisarts om een uitstrijkje. Een zelftest kan meer vrouwen over de streep trekken, zegt Bosgraaf.
Bij de promotie van het vaccin tegen humaan papilloma virus (hpv) kan de nadruk beter worden gelegd op de bescherming tegen seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s). Dat schrijven onderzoekers van Ohio State University en Texas Tech University in Health Communication. Het vaccin wordt aan jonge meisjes toegediend ter bescherming tegen door hpv veroorzaakte baarmoederhalskanker. Maar baarmoederhalskanker is niet iets waar jonge vrouwen zich heel druk om maken, zeggen de onderzoekers. Uit hun onderzoek bleek dat vrouwen vooral bang zijn voor de door hpv veroorzaakte genitale wratten. De boodschap dat het vaccin ook daar tegen helpt, bleek veel beter over te komen. Daarna vonden de vrouwen het gemakkelijker om met hun huisarts over het vaccin te praten.
Het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker in Nederland gaat op korte termijn veranderen waarbij er primair getest zal worden op de aanwezigheid van het Human Papillomavirus (HPV), de veroorzaker van baarmoederhalskanker. Er is echter behoefte aan specifieke biomarkers die een afwijking van de baarmoederhals herkennen. De meest belovende biomarkers worden in dit proefschrift beschreven. Tevens beschrijft het een HPV test die hoog risico HPV types individueel herkent en laat het zien dat integratie van HPV in het humane DNA en de virale load, nuttige biomarkers kunnen zijn. Deze biomarkers kunnen tegelijkertijd gedetecteerd worden met de HPV MLPA test.
Een internationaal team van wetenschappers heeft acht stammen van het humaan papilloma virus (hpv) geïdentificeerd, die wereldwijd verantwoordelijk zijn voor zeker 90 procent van de gevallen van baarmoederhalskanker. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in het medisch tijdschrift The Lancet. De wetenschappers hebben data onderzocht die betrekking hadden op een periode van ruim 60 jaar en 10.575 gevallen van baarmoederhalskanker uit 38 landen in Europa, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Oceanië. Meer dan 90 procent van de gevallen wordt veroorzaakt door de hpv-typen 16, 18, 45, 33, 31, 51, 58 en 35. Ook werden nieuwe, zeldzamere stammen van het hpv geïdentificeerd. Het onderzoek kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe vaccins tegen hpv.
Virale infecties zijn waarschijnlijk verantwoordelijk voor vier van de tien gevallen van kanker, waaronder hersentumoren, leukemie, huid- of prostaatkanker. Dat zei de Duitse viroloog Harald zur Hausen onlangs in het Britse zondagsblad The Sunday Times. Zijn bevindingen kunnen op termijn wellicht leiden tot de ontwikkeling van nieuwe vaccins. Van baarmoederhalskanker was al bekend dat veel gevallen worden veroorzaakt door het humaan papilloma virus (hpv). Zur Hausen is ook degene die de link tussen hpv en baarmoederhalskanker heeft ontdekt. De wetenschap ging er van uit dat 20 procent van de kankergevallen verband hield met virale infecties. Nieuw onderzoek van de Duitse wetenschapper gaat uit van een aanzienlijk hoger cijfer.
De afdeling Gynaecologische Oncologie van het UMC St Radboud is een onderzoek gestart naar een thuistest voor baarmoederhalskanker. 34.000 vrouwen die in 2008 werden opgeroepen voor een uitstrijkje, maar daar geen gebruik van hebben gemaakt, worden voor dit onderzoek uitgenodigd. Het onderzoek vindt plaats op advies van de Gezondheidsraad en is goedgekeurd door het ministerie van VWS. In tegenstelling tot het uitstrijkje, waarbij naar afwijkende cellen in de baarmoederhals wordt gezocht, richt dit onderzoek zich op de veroorzakers van die afwijkingen. Het gaat om de aanwezigheid van hpv, met name de hoog risico hpv-types die onder meer baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. De test is niet bedoeld als vervanging van het uitstrijkje.
Succes in de kankerbestrijding vereist onderzoek door vele disciplines en samenwerking van deze disciplines. Dat lijkt simpel, maar het gebeurt nog te weinig. Dat kan beter, zegt prof. dr. L.J.A. Stalpers in zijn oratie waarin hij de leerstoel aanvaardt van hoogleraar Translationele radiotherapie bij tumoren in het kleine bekken. Van 1989 tot 2012 is de vijfjaarsoverleving van kanker verbeterd van 47 procent naar 62 procent. Deze vooruitgang is vooral te danken aan medische technologie: vroege herkenning, betere chirurgie, preciezere radiotherapie, en combinatiebehandeling van chirurgie met bestraling en/of chemotherapie. De prognose van vrouwen met baarmoederhalskanker is slechts weinig verbeterd. Kankerbestrijding is een oorlog op vele fronten die we alleen winnen als we kennis en ervaring bundelen. Het huidige wetenschappelijk onderzoek wordt gekenmerkt door verdieping van kennis: we weten steeds meer over steeds minder. Dat is vreemd. De grootste successen in de kankerbestrijding zijn bereikt door verbreding en bundeling van kennis uit vooral de biologie, fysica, kliniek, psychologie en epidemiologie. Stalpers ziet het als zijn leeropdracht om kennis uit verschillende disciplines te bundelen en te vertalen naar de dagelijkse praktijk. In zijn oratie vertelt hij wat er al is bereikt en hoe daarmee de vooruitzichten voor vrouwen met baarmoederhalskanker kunnen verbeteren.
Vrouwen die zijn behandeld voor een voorstadium van baarmoederhalskanker zouden niet alleen met een uitstrijkje, maar ook met een hpv-test moeten worden gecontroleerd. Bij meer dan de helft van deze vrouwen kan dan het aantal vervolgbezoeken aan het ziekenhuis worden verminderd. Dat is gebleken uit onderzoek door het VU mc en het Erasmus MC. Alle 6000 vrouwen in Nederland die jaarlijks moeten worden behandeld voor een voorstadium van baarmoederhalskanker, krijgen nu na zes, twaalf en 24 maanden een controle-uitstrijkje in het ziekenhuis. Ruim de helft van deze vrouwen zou echter nog slechts twee vervolgonderzoeken hoeven te ondergaan, zo blijkt uit het onderzoek. Bron: vu mc
Voorlichting over de gevaren van hpv is erg belangrijk, maar kan bij angstige mensen ook averechts uitpakken, zegt onderzoeker G. Leckie van de RUG. In Latijns-Amerika en het Caribisch gebied ligt het risico om baarmoederhalskanker te krijgen zes keer hoger dan in West-Europa. Leckie deed onderzoek in Suriname naar risicogedrag en de invloed van angst voor besmetting op het al dan niet laten maken van een uitstrijkje. Vooral vrouwen die erg jong (voor hun 12de jaar) aan seks begonnen en vrouwen die al jong veel kinderen hebben gekregen, bleken risico te lopen. Vrouwen die erg veel angst hadden voor baarmoederhalskanker, bleken zich juist minder vaak te laten screenen. Meer voorlichting werkt bij angstige mensen soms averechts, concludeert Leckie.
De afdelingen epidemiologie en biostatistiek en pathologie van het VU mc en samenwerkende universiteiten hebben drie miljoen euro EU-subsidie gekregen. Ze gaan een wiskundig model opstellen, waarmee de kosteneffectiviteit van vaccinatie of screening op baarmoederhalskanker in verschillende Europese landen kan worden voorspeld. In zo"n model worden statistische gegevens bijeen gebracht en geclassificeerd voor de verschillende typen hpv. De meeste mensen raken ooit een keer besmet met het hpv. Slechts een klein deel krijgt echter baarmoederhalskanker of een andere kankervorm. In het model kan onder meer de invloed van screening of vaccinatie worden ingebouwd. Zo kan uiteindelijk worden voorspeld hoe zinvol vaccinatie of screening is
Vaccinatie tegen infectie met hpv is een van de meeste effectieve methoden om baarmoederhalskanker en genitale wratten te voorkomen. Dat heeft de vooraanstaande dermatoloog J. Weinberg onlangs gezegd, tijdens het zomercongres van de American Academy of Dermatology. De hpv-typen 6 en 11 zijn volgens hem verantwoordelijk voor naar schatting 90 procent van alle gevallen van genitale wratten en de typen 16 en 18 voor zo"n 70 procent van de gevallen van baarmoederhalskanker. Vaccinatie tegen hpv wordt in de VS aanbevolen voor meisjes en vrouwen van 9 tot 26 jaar oud. Weinberg is zich er echter van bewust dat velen van hen aarzelen om zich te laten vaccineren. Ook de associatie met seksuele activiteiten speelt daarbij een rol, weet hij.
Het risico op hpv16/18-infecties daalt sterk bij meisjes die gevaccineerd zijn in het landelijke hpv-vaccinatieprogramma. Dat zegt promovenda M. Mollers van het VUmc. Zij onderzocht de eerste effecten van dit vaccinatieprogramma bij het RIVM bij 1800 meisjes. Een hpv-infectie kan zich op lange termijn ontwikkelen tot baarmoederhalskanker en andere vormen van kanker. Dit type kanker wordt veroorzaakt door het humaan papillomavirus (hpv). Ongeveer 80 procent van de mensen loopt dit virus ooit op. Het verspreidt zich via seksueel contact. Slechts 3 tot 5 procent van de infecties blijft langdurig aanwezig. Mollers vond in de groep meisjes die zijn gevaccineerd minder risicovolle hpv-infecties dan bij meisjes die nog niet waren gevaccineerd.
Het percentage keelkanker in Nederland dat veroorzaakt wordt door het humaan papillomavirus (HPV) is de laatste 20 jaar verzesvoudigd, van 5% naar 30%. Veel wisselende seksuele contacten en orale seks zijn risicofactoren voor deze vorm van keelkanker die vooral bij mannen voorkomt. De overleving van patiënten bij wie keelkanker is veroorzaakt door HPV is wel beter dan bij andere keelkankerpatiënten. 'Blijkbaar reageren HPV-positieve keeltumoren dus goed op behandeling met chemo en bestraling', concludeert arts-onderzoeker Michelle Rietbergen, die op 7 mei promoveert bij VUmc. In Nederland krijgen meer dan 550 mensen per jaar keelkanker. Belangrijke oorzaken hiervan zijn roken en overmatig alcoholgebruik. Uit onderzoek van Michelle Rietbergen blijkt echter dat ook infectie met het humaan papillomavirus (HPV) steeds vaker keelkanker veroorzaakt, met name bij mannen. HPV is het virus dat baarmoederhals kanker bij vrouwen kan veroorzaken. Rietbergen vergeleek de overleving van patiënten met HPV-positieve keelkanker met die van patiënten met keelkanker veroorzaakt door roken en overmatig alcoholgebruik. Vijf jaar na de diagnose leeft nog zeventig procent van de patiënten met HPV-positieve keelkanker, terwijl dit percentage bij de andere groep slechts veertig procent is. Blijkbaar reageren de HPV-positieve keeltumoren dus goed op de behandeling door middel van chemo en bestraling. Dit kan betekenen dat patiënten met HPV-positieve keelkanker in de toekomst mogelijk een minder zware chemo- of bestralingsbehandeling hoeven te ondergaan. Daarom worden alle keelkankerpatiënten in Nederland tegenwoordig getest op HPV. Omdat het cruciaal is om hiervoor een betrouwbare HPV-test voor keelkanker te gebruiken, onderzocht Rietbergen verschillende testen die in omloop zijn. Zij toonde aan dat de combinatie van een immunokleuring met daarna een HPV-DNA-test het beste werkt. Het percentage keelkanker in Nederland dat veroorzaakt wordt door het humaan papillomavirus (HPV) is de laatste 20 jaar gestegen van 5% naar 30%. Dat blijkt uit Rietbergens promotieonderzoek onder patiënten van VUmc in de periode 1990 tot en met 2010. Veel wisselende seksuele contacten en orale seks zijn risicofactoren voor deze vorm van keelkanker die meer bij mannen voorkomt dan bij vrouwen. Rietbergen benadrukt dat deze feiten pleiten voor HPV-vaccinatie. ‘Door inenting kan je niet alleen baarmoederhalskanker bij vrouwen voorkomen, maar mogelijk ook deze vorm van keelkanker bij vrouwen én mannen.’ Voordat ook mannen zullen worden gevaccineerd tegen HPV zal eerst de effectiviteit van het vaccin bij hen moeten worden aangetoond. Op dit moment wordt hier volop onderzoek naar gedaan.
Het is mogelijk om baarmoederhalskanker- en borstkankercellen in het laboratorium minder hard te laten groeien door epigenetische foutjes op genen te repareren. Dat concludeert Christian Huisman, die onderzoek deed naar dit ‘reprogrammeren’ op het niveau van één enkel gen. Deze methode kan in de toekomst breed ingezet worden om de expressie van elk gen van interesse in het menselijk genoom te wijzigen en ziektes te bestrijden. ‘Epigenetische Editing’ – het gericht herprogrammeren van bepaalde genen – staat momenteel erg in de belangstelling. De epigenetica onderzoekt de extra laag erfelijke informatie bovenop ons DNA. De genetische informatie in ons DNA bevat de blauwdruk voor de eiwitten die ervoor zorgen dat cellen hun functie kunnen uitoefenen; de epigenetische laag reguleert de mate van genexpressie. Door in te grijpen in de epigenetica is het mogelijk om afwijkende genexpressie-patronen te repareren, bijvoorbeeld in kanker, waar bepaalde genen niet of te veel tot expressie komen en hierdoor zorgen voor ongeremde celgroei. Huisman onderzocht hoe dit proces vorm kan krijgen aan de hand van DNA-bindende eiwitten, zinkvingers. Deze zinkvingers kunnen gericht binden aan een locatie in het DNA om daar vervolgens enzymen die aan de zinkvingers zijn gebonden hun werk te laten doen. De promovendus ontwikkelde dergelijke zinkvingerconstructen en testte deze in baarmoederhals- en borstkankercellen. Deze zinkvingerconstructen blijken in beide typen kanker in staat om tumor-onderdrukkende genen ‘aan’ te zetten en zo de celgroei te verminderen. Christian Huisman (1981) studeerde Moleculaire Neurobiologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek in het laboratorium Medische Biologie en Pathologie binnen het Cancer Research Center Groningen (CRCG) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd bekostigd door NWO. Huisman is momenteel als onderzoeker verbonden aan de Oregon Health and Science University (VS).
Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland : Verslagjaar 2014 Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2014 de deelname aan de verschillende vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, waaraan de deelname ten opzichte van het voorgaande verslagjaar wel verder is gestegen tot 59 procent. Sinds augustus 2011 is het RVP uitgebreid met de vaccinatie tegen hepatitis B; tot die tijd werden alleen kinderen met een verhoogd risico hiertegen ingeënt. Van de groep zuigelingen zonder verhoogd risico heeft 95 procent deze vaccinatie gekregen. Ook de deelname onder zuigelingen in Caribisch Nederland aan de DKTP-, BMR- en pneumokokkenvaccinatie is hoog (90-100 procent). Punt van aandacht blijft dat de deelname aan het RVP daalt naarmate kinderen ouder worden. Met de tweede BMR-vaccinatie voor 9-jarigen (92 procent) wordt nog steeds niet de gewenste 95 procent deelname bereikt. Een deelname van minimaal 95 procent is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) mazelen wereldwijd uit te roeien. Tevens blijft het belangrijk dat alle kinderen van moeders die drager zijn van hepatitis B de eerste extra vaccinatie hiertegen tijdig krijgen. Kinderen die op jonge leeftijd worden besmet met dit virus hebben namelijk een groter risico er drager van te worden. Op de lange termijn kan dit virus ernstige leveraandoeningen veroorzaken. Om zuigelingen effectief te kunnen beschermen tegen ziekten uit het RVP is het van belang de vaccinaties tijdig te geven. Het deel van de zuigelingen dat de eerste DKTP-vaccinatie op tijd krijgt, is verder gestegen naar 88 procent. Doorgaans worden kinderen die minimaal één inenting via een antroposofisch consultatiebureau krijgen minder vaak en minder tijdig gevaccineerd. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt. Hierdoor ontstaat groepsimmuniteit, die voor de meeste ziekten nodig is om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken. Momenteel wordt een monitoringsysteem ontwikkeld om in de toekomst de acceptatie van het RVP onder ouders en RVP-professionals te volgen.
Jaarlijkse longkankerscreening blijkt kosteneffectief. Enkele honderdduizenden Nederlanders met een hoog risico op longkanker screenen leidt mogelijk tot 1.400 minder sterfgevallen aan longkanker per jaar. Dit kan tegen redelijke kosten. Elk jaar een CT-scan ondergaan blijkt zelfs beter dan om de twee jaar, ondanks dat de kosten daarmee zullen stijgen. Dat concluderen onderzoekers van het Erasmus MC op basis van een vergelijkbare studie in Canada, waarover zij deze week publiceren in het wetenschappelijk tijdschrift PLOS Medicine. Rotterdamse onderzoekers van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg bekeken in opdracht van gezondheidszorginstellingen en het ministerie van Ontario in Canada of een jaarlijks bevolkingsonderzoek kosteneffectief is. In Ontario, wat een kwart minder inwoners heeft dan Nederland, blijkt dit het geval te zijn. Belangrijke voorwaarde is dat er strenge selectiecriteria worden aangehouden om te bepalen wie er voldoende hoog risico op longkanker hebben om in aanmerking te komen voor screening. Wetenschappelijk onderzoeker Kevin ten Haaf: “Het gaat om personen die gedurende 40 jaar gemiddeld een pakje per dag gerookt hebben, die in de laatste tien jaar gestopt zijn of nog roken en tussen de 55 en 75 jaar oud zijn.” Harry de Koning, hoogleraar Screening en Evaluatie, die de leiding heeft over het onderzoek: “Voor Nederland zou dat mogelijk voor 800.000 personen gelden. Met een simpele vertaling van de resultaten naar de Nederlandse situatie praten we over minstens 1.400 vermijdbare sterfgevallen per jaar op den duur. Jaarlijks screenen levert niet alleen meer gezondheidswinst op dan tweejaarlijks screenen, maar is ook kosteneffectiever. Dit heeft te maken met het agressieve beloop van longkanker en het korte tijdsbestek waarin ingrijpen mogelijk is. Jaarlijks screenen kost 30.000 euro per gewonnen levensjaar. Dit gaat tegen de verwachtingen van de meeste beleidsmakers in.” Momenteel wordt er in Europa volop gediscussieerd of een bevolkingsonderzoek voor de vroege opsporing van longkanker door middel van CT-screening zou moeten worden ingevoerd. “De definitieve resultaten van een Nederlands onderzoek zullen spoedig volgen, maar dit en eerder Amerikaans onderzoek vragen om verdere actie. Het bevolkingsonderzoek zou in potentie effectiever kunnen zijn dan de huidige reeds lopende bevolkingsonderzoeken op borst- en baarmoederhalskanker bij elkaar”, aldus De Koning. Ontario gaat de aanbevelingen opvolgen. De publicatie in wetenschappelijk tijdschrift PLOS Medicine is online terug te vinden.
Bon: Erasmus MC
Het RIVM beschrijft jaarlijks de ontwikkelingen binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), zowel inhoudelijk als organisatorisch. Vanaf dit jaar zijn de belangrijkste gebeurtenissen en de ontwikkelingen op het gebied van de vaccinatiegraad gebundeld. Belangrijke gebeurtenissen In 2016 waren er geen opvallende uitbraken van RVP-ziekten. Wel stijgt sinds oktober 2015 het aantal patiënten met meningokokkenziekte W, terwijl in het RVP tegen meningokokkenziekte C wordt ingeënt. Opvallend was het stevige debat dat in november 2016 in diverse media is gevoerd tussen voor- en tegenstanders van vaccinatie. Verder heeft het RIVM factsheets gemaakt voor zowel professionals als het publiek met informatie over vaccinaties tegen ziekten die wel beschikbaar zijn maar niet in het RVP zijn opgenomen. Voorbeelden zijn waterpokken, gordelroos en het rotavirus (www.rivm.nl/vaccinaties). Vaccinatiegraad De vaccinatiegraad, oftewel het aandeel zuigelingen, kleuters en schoolkinderen dat de vaccinaties uit het RVP krijgt, is nog steeds hoog. De vaccinatiegraad voor bof, mazelen en rodehond (BMR) daalt al een paar jaar licht. De norm van 95 procent van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die nodig is om mazelen uit te bannen, wordt in Nederland bij de eerste BMR-vaccinatie niet meer gehaald. Voor de tweede BMR-vaccinatie was dit al langer zo. Ook bij andere vaccinaties in het RVP is een lichte daling te zien. De deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker is voor het eerst afgenomen, van 61 naar 53 procent. Een hoge vaccinatiegraad zorgt ervoor dat kwetsbare en (nog) niet gevaccineerde kinderen tegen ziekten worden beschermd (groepsbescherming). Een dalende vaccinatiegraad vergroot de kans dat in de toekomst ziekten zoals mazelen uitbreken.
Bron: RIVM
In 2016 kregen ongeveer 760.000 kinderen van 0 tot 19 jaar samen 2.140.000 vaccinaties vanuit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De deelname aan het RVP is hoog (afhankelijk van het vaccin meer dan 90 procent), maar is voor het derde achtereenvolgende jaar met ongeveer 0,5 procent gedaald onder pasgeborenen. Het aantal meisjes dat zich tegen het humaan papillomavirus (HPV) heeft laten vaccineren, is gedaald van 61 naar 53 procent. Het aantal meldingen (1483) van mogelijke bijwerkingen (in totaal 3665) van vaccins in 2016 is vergelijkbaar met het aantal meldingen in 2015. Wederom waren er weinig meldingen van mensen die een ziekte kregen waartegen via het RVP wordt ingeënt. Wel was het aantal zieken door Haemophilus influenzae type b (Hib) in 2016 hoger (44) dan in de afgelopen 5 jaar (22-34), vooral onder kinderen jonger dan 5 jaar. Het aantal mensen met kinkhoest in 2016 paste in het normale patroon. Toch overleden dat jaar 6 mensen aan deze ziekte. Het aantal mensen met baarmoederhalskanker is gestegen in 2016 (9,3 per 100.000 vergeleken met 7,7 per 100.000 in 2015). In 2017 zijn twee volledig gevaccineerde werknemers blootgesteld aan wild poliovirus type 2 (WPV2). Door hen strikt te isoleren heeft de ziekte heeft zich niet verder verspreid. Het aantal mensen met Meningokokkenziekte (Men) neemt toe nadat het meer dan twee decennia is gedaald. Een aanhoudende sterke stijging wordt gezien in Meningokokken serogroep W-ziekte (9, 50 en 34 patiënten in respectievelijk 2015, 2016 en de eerste 5 maanden van 2017). Het RIVM faciliteert de Gezondheidsraad voor hun adviezen over vaccinatie en verzamelt daarvoor nationale en internationale informatie over rotavirus, meningokokkenziekte en HPV. De Gezondheidsraad heeft eerder geadviseerd om alle zwangere vrouwen tijdens de zwangerschap een kinkhoestvaccinatie aan te bieden. De minister van VWS staat hier positief tegenover maar moet nog een besluit nemen. Aanvullend heeft de Gezondheidsraad in 2017 geadviseerd om alle werknemers die tijdens hun werk in contact staan met pasgeborenen vaccinatie aan te bieden tegen kinkhoest. Verder adviseerde de Gezondheidsraad in september 2017 positief over vaccinatie tegen rotavirus en besloot de minister diezelfde maand om in 2018 te gaan vaccineren tegen Meningokokkenziekte veroorzaakt door typen A, C, W en Y.
Bron: RIVM
De wereldberoemde en meest geciteerde kankeronderzoeker prof. dr. Bert Vogelstein was in Amsterdam. Hij nam op 6 december bij VUmc de KNAW Bob Pinedo Cancer Care Award in ontvangst. Ter gelegenheid hiervan was een symposium georganiseerd met diverse sprekers uit binnen- en buitenland. Het meest indrukwekkende verhaal kwam van de laureaat zelf. Hij blijkt een onconventionele, humoristische, maar ook bescheiden man. Tijdens zijn keynote lecture sprak hij over de 'oorlog' tegen kanker: "Kanker is als een terroristische aanval. De grootste vijanden zijn de mutaties in cellen. Dit speelt een rol bij elke celdeling. Ook is er een grote heterogeniteit van cellen en veel resistentie tegen medicijnen." Hij is van mening dat je wel muizen van kanker kunt genezen, maar dat het onvergelijkbaar is met het genezen van mensen van kanker. Dat lukt slechts bij 50%. "Beter is de vroege opsporing van kanker, vóór er uitzaaiingen zijn. Dat kan door genmutaties in bijvoorbeeld het bloed te detecteren via biomarkers." Hij vindt het jammer dat nu alle aandacht is gericht op het behandelen van vergevorderde kanker en ziet het meest in preventie en vroegdiagnostiek. In een Q&A-sessie eerder op de dag met een groep graduate studenten vertelde Vogelstein nog steeds zo'n 10 uur per dag in het laboratorium door te brengen. Het samenwerken met trainees geeft hem het meeste plezier. Hier ging hij wat dieper in op de preventie van kanker. Dat kan door niet te roken, niet in de zon te zitten zonder bescherming en overgewicht te voorkomen . Vogelstein: "En als het reclamebureaus lukt om mensen één bepaald merk bier te laten drinken, dan moet het toch ook lukken om te voorkomen dat kinderen gaan roken?" Tijdens een gesprek met journalisten maakte hij de vergelijking met hart- en vaatziekten: "Door het meten van cholesterolwaarden, bloeddruk en radiologisch onderzoek kunnen we tegenwoordig de kans op een hartinfarcten vroeg opsporen en dit vaak voorkomen. Ik hoop dat met kanker hetzelfde mogelijk is. Met mammografieën voor borstkanker, uitstrijkjes om baarmoederhalskanker op te sporen, HPV-vaccinatie en screening op darmkanker zijn we al op de goede weg." Op de vraag of we genoeg van kanker begrijpen om effectieve strategieën te kunnen bedenken om kanker te bestrijden maakte hij de parallel met andere alledaagse verschijnselen: "Neem vuur, of de zwaartekracht. Daar snappen we ook niet alles van . Ik ben hier vanochtend gearriveerd met het vliegtuig, zonder precies te begrijpen hoe het werkt. Zo kan het met kanker ook. Beat it or use it!"
Bron: VUmc
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2015 de deelname aan de verschillende vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, waaraan de deelname overigens wel verder blijft stijgen ten opzichte van het verslagjaar 2014 (tot 61 procent). De hepatitis B-vaccinatiegraad voor kinderen geboren in 2012, het eerste jaar waarin alle zuigelingen in aanmerking kwamen voor hepatitis B-vaccinatie, ligt op 94 procent. Ook de deelname onder zuigelingen in Caribisch Nederland aan de DKTP-, BMR- en pneumokokkenvaccinatie is hoog. De BMR-vaccinatiegraad voor schoolkinderen (93 procent) is dit keer identiek aan de DTP-vaccinatiegraad; meestal ligt de BMRvaccinatiegraad iets lager. Dit is een verbetering maar de gewenste deelname wordt er niet mee bereikt. Een deelname van minimaal 95 procent is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) om mazelen wereldwijd uit te roeien. Zo'n hoge vaccinatiegraad is nodig om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken (groepsimmuniteit). Om zuigelingen effectief te kunnen beschermen tegen ziekten uit het RVP is het ook van belang de vaccinaties tijdig te geven. Het deel van de zuigelingen dat de eerste DKTP-vaccinatie op tijd krijgt, dat wil zeggen voordat ze 10 weken oud zijn, is verder gestegen naar 89 procent. Daarnaast is de tijdige en volledige deelname aan de volledige primaire DKTP-serie (de eerste drie vaccinaties) verbeterd van 60 procent voor kinderen geboren in 2007 naar 69 procent voor kinderen geboren in 2012. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt.
De Universiteit Antwerpen werkt samen met spin-off Novosanis aan een methode om hpv-infecties via urinestalen op te sporen. Een infectie met het humaan papillomavirus(hpv) is een veel voorkomende, seksueel overdraagbare infectie. In de meeste gevallen verdwijnt de infectie spontaan, maar soms leidt ze tot baarmoederhalskanker, de derde meest voorkomende kanker ter wereld bij vrouwen. Het gebruik van nieuwe opsporingsmethodes laat toe om hpv in zelf afgenomen vaginale stalen te bepalen. Ook voor detectie van de infectie op basis van urinestalen zijn deze nieuwe methodes bruikbaar. Een groot voordeel bij zelfafname is dat dit ook thuis kan gebeuren. Deze methode is een alternatief voor het zogenaamde uitstrijkje.
Het moet in de toekomst mogelijk worden om kanker beter te bestrijden met een combinatie van bestraling, chemotherapie en vaccinering. Dat concludeert Oana Draghiciu op basis van proefdieronderzoek dat zij uitvoerde voor haar promotieonderzoek. Een combinatie van bestraling en vaccinering resulteerde in dat proefdieronderzoek tot een veel betere bestrijding van de tumor, terwijl een combinatie van drie therapieën (lokale bestraling met een lage dosis, vaccinatie en chemotherapie) tumorgroei zelfs volledig blokkeerde. Tumoren hebben verschillende mechanismen om te voorkomen dat kankercellen herkend of bereikt worden door cellen van het immuunsysteem. Recent onderzoek naar deze mechanismen heeft geleid tot nieuwe benaderingen voor de behandeling van kanker. Een voorbeeld van zo’n nieuwe methode is een kankervaccin gebaseerd op een virus, het Semliki Forest virus (SFV). Met deze vorm van immuuntherapie wordt het lichaam geholpen om de kankercellen zelf op te ruimen. Het vaccin (SFV2E6,7) bestaat uit SFV-deeltjes die cellen eenmalig kunnen infecteren en daarna een kettingreactie teweegbrengen waardoor het lichaam kankercellen herkent en doodt. Draghiciu beschrijft verschillende strategieën die de effectiviteit van het anti-kankervaccin verder versterken. Door het vaccin te verstrekken in combinatie met lokale tumorbestraling werd het anti-tumor effect sterker. Op basis van verschillende onderzoeken ontwikkelde en onderzocht ze een nieuwe combinatiebehandeling die het immuunsysteem sterk activeert, immuuncellen verplaatst naar de tumor en daar in hoeveelheid doet toenemen en het aantal immuun-onderdrukkende cellen in de tumor sterk doet afnemen. In muizen bleek het vervolgens mogelijk om een bepaald soort tumorgroei (HPV-geïnduceerde baarmoederhalskanker) volledig te blokkeren. Wel is er eerst meer onderzoek nodig om te bestuderen of deze combinatietherapie ook zo effectief is voor andere typen tumoren en of deze ook goed werkt in de klinische praktijk. Oana Draghiciu (1983) studeerde Geneeskunde en Farmacie (BSc) aan de Universiteit van Boekarest, Roemenië, en Medical and Pharmaceutical Drug Innovation (MSc) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen, binnen het onderzoeksprogramma Microbes in Health and Disease. Het onderzoek werd gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. Draghiciu werkt als onderzoeker en apotheker bij de Sanquin Bloedbank Amsterdam.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Lenvima (lenvatinib) is een selectieve VEGF TK remmer, die ook andere pro-angiogenetische en oncogene pathways remt, bestemd voor de behandeling van progressief, lokaal gevorderd of gemetastaseerd, jodium-resistent gedifferentieerd schildkliercarcinoom.
- Gardasil 9 (humaan papillomavirus; HPV [types 6, 11, 16, 18, 31, 33, 45, 52, 58]) is een vaccin bestemd voor de preventie vanaf 9 jaar van premaligne genitale laesies (cervicaal, vulvair en vaginaal), premaligne anale laesies, baarmoederhalskankers en anale kankers veroorzaakt door bepaalde oncogene Humaan Papillomavirus (HPV) typen of genitale wratten (condylomata acuminata) veroorzaakt door specifieke HPV typen.
- Akynzeo (netupitant / palonosetron) is een combinatie van een selectieve NK1 receptor antagonist en een 5-HT3 receptor antagonist bestemd voor de preventie van door chemotherapie veroorzaakte misselijkheid en braken.
- Synjardy (empagliflozine / metformine) is een combinatiepreparaat van de SGLT2 remmer empagliflozine en de bloedglucoseverlager metformine bestemd voor de behandeling van Type 2 diabetes.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Tamiflu (oseltamivir) is een antiviraal middel dat nu ook bestemd is voor de preventie van influenza bij kinderen jonger dan een jaar.
Uitkomst herbeoordelingsprocedure
De CHMP nam de aanbeveling van de PRAC over om een patiëntenkaart te introduceren om de patiënt beter te informeren over maatregelen die het risico op kaaknecrose tijdens het gebruik van Aclasta (zoledroninezuur) beperken. Ook is de aanbeveling gedaan de productinformatie van Aclasta aan te passen. Voor alle andere bisfosfonaten en denosumab zullen in de komende periodieke herbeoordelingen soortgelijke aanbevelingen worden gedaan.
CMDh
Hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC aanbeveling over nieuwe maatregelen om het risico op hartritmestoornissen te verkleinen voor hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen. Zo wordt het gebruik bij patiënten met een hoog risico op hartritmestoornissen beperkt en wordt hydroxyzine toegepast in de laagst mogelijke werkzame dosis voor een zo beperkt mogelijke periode. De maximale dagdosering wordt verlaagd.
Hydroxyzine-bevattende geneesmiddelen zijn in Nederland geregistreerd voor de indicaties ‘symptomatische behandeling van pruritus (jeuk) bij volwassenen en kinderen vanaf 12 maanden’ en voor ‘symptomatische behandeling van spanning met angstgevoelens bij volwassenen.
Wijziging waarschuwing gelijktijdig gebruik antibiotica en orale anticonceptiva
De CMDh beveelt aan de waarschuwing voor de interactie tussen gecombineerde orale anticonceptiva en breedspectrum antibiotica te verwijderen uit de productinformatie van deze producten. Deze aanbeveling is gebaseerd op het rapport van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Hierin wordt gesteld dat de werkzaamheid van orale anticonceptiva niet wordt beïnvloed door het gelijktijdig geven van breedspectrum antibiotica. De CMDh publiceert hierover op korte termijn een publiek beoordelingsrapport.
Veel (ziekenhuis)laboratoria sturen het te onderzoeken materiaal van patiënten naar het Centrum Infectieonderzoek, diagnostiek en screening (IDS) van het RIVM. Het gaat dan vooral om bijzondere diagnostiek waarvoor de laboratoria zelf geen test in huis hebben. Ook komen patiëntmaterialen binnen om te monitoren in welke mate bepaalde ziekteverwekkende micro-organismen voorkomen. Met de verkregen resultaten houdt het RIVM een vinger aan de pols hoe vaak en waar deze micro-organismen voorkomen. Op die manier kan snel worden gereageerd op (plotselinge) ontwikkelingen op het gebied van infectieziekten. De resultaten worden jaarlijks beschreven om inzenders van patiëntmaterialen inzicht te geven in wat er is gedaan aan diagnostiek, screening en onderzoek naar infectieziekten. In de jaarrapportage 2014 zijn onder andere de eerste monitoringsresultaten van de vaccinatie tegen het baarmoederhalskankervirus (HPV) te zien: het lijkt erop dat er minder HPV onder de doelgroep voorkomt en dat de opkomst voor de vaccinatie is gestegen. Verder is onderzocht waarom het huidige vaccin tegen kinkhoest minder goed werkt. Ook ondersteunt IDS Bonaire, Sint Eustatius en Saba in de Caribische Zee (de BES-eilanden) bij de diagnostiek van Chikungunya, een virus dat wordt overgedragen door muggen. Deze eilanden vallen sinds 2010 onder Nederlands bestuur. Het onderzoek bij IDS bestaat er vooral uit om innovatieve laboratoriumtesten te ontwikkelen en te verbeteren, in het belang van de openbare gezondheidszorg.
Het RIVM geeft jaarlijks een overzicht hoe vaak ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) voorkomen en welke veranderingen daarin plaatsvinden. Het overzicht geeft ook aan welke vaccins zijn gebruikt en welke bijwerkingen na vaccinaties optraden. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen over nieuwe vaccins die eventueel in de toekomst in het RVP worden opgenomen. De vaccinatiegraad is al vele jaren hoog, waardoor weinig mensen ziekten krijgen waartegen zij via het RVP worden gevaccineerd. Het vaccinatieprogramma is bovendien veilig omdat er relatief weinig bijwerkingen voorkomen, die doorgaans niet ernstig van aard zijn. Voor een optimaal programma blijft continue monitoring nodig. In 2011 is het vaccin tegen pneumokokkenziekte uitgebreid met drie typen van deze bacterie. Het is nog te vroeg om daar effect van te zien. Het aantal meldingen van acute hepatits B-infecties is nog nooit zo laag geweest sinds de ontdekking van het virus eind jaren zestig van de vorige eeuw. Met de invoering van het hepatitis B-vaccin in 2011 voor alle zuigelingen (voorheen was dat een beperktere doelgroep) hoopt het RVP nog meer hepatitis B te voorkomen.In 2012 deed zich in Nederland een kinkhoestepidemie voor, hoewel het vaccin in 2005 is verbeterd en een extra booster op 4-jarige leeftijd aan het vaccinatieschema is toegevoegd. De ziekte kwam het meest voor bij baby’s tussen 0 en 2 maanden oud, kinderen van 8 jaar en ouder, en volwassenen. De toename vanaf 8-jarige leeftijd is onder andere te verklaren doordat het vaccin vanaf die leeftijd minder effectief wordt.De bofuitbraak die begon in 2009 onder doorgaans gevaccineerde studenten, hield aan tot in 2012. Wel was het aantal meldingen lager dan in 2011 en 2010. In totaal zijn er 50 gevallen van mazelen gemeld in 2011. Het aantal nietgeïmporteerde gevallen (34 gevallen) was hoger dan de doelstelling die de WHO daarvoor heeft opgesteld (één per miljoen inwoners). In 2011 waren de inentingen tegen baarmoederhalskanker (HPV) voor de eerste groep 12-jarigen afgerond. Van hen had 56 procent zich volledig laten inenten (3 doses). Van de ziekten die in de toekomst mogelijk onder het RVP gaan vallen, kwam meningokokken B in 2011 steeds minder vaak voor, maar meningokokken juist vaker. Maagdarminfecties veroorzaakt door het rotavirus namen niet verder toe. Het aantal hepatitis A-gevallen was in 2011 het laagst sinds de ziekte in 1999 meldingsplichtig is geworden. Voor waterpokken en gordelroos zijn geen grote veranderingen waargenomen.
Het is mogelijk om het ontstaan van lymfklieruitzaaiingen te voorspellen bij patiënten met mondholte- of keelholtetumoren. Op dit moment wordt maar 60-70% van de uitzaaiingen bij deze tumoren op tijd ontdekt. Lieuwe Melchers zocht tijdens zijn promotieonderzoek naar methoden om het verloop van de ziekte en ontstaan van uitzaaiingen beter te voorspellen, zodat de tumoren effectiever behandeld kunnen worden. Daarmee kunnen zorgkosten bespaard worden en wordt de overlevingskans en kwaliteit van leven van patiënten groter. Ieder jaar worden in Nederland ongeveer 1500 nieuwe gevallen van mondholte- en keelholtetumoren vastgesteld. Gemiddeld ontstaan bij de helft van die gevallen uitzaaiingen naar de lymfklieren in de hals, die lang niet altijd ontdekt worden. Daardoor worden deze uitzaaiingen soms pas later in het ziekteproces ontdekt, terwijl in andere gevallen onnodig ingrijpende behandelingen worden toegepast. Melchers onderzocht daarom verschillende factoren die het verloop van de ziekte beter kunnen voorspellen. Het blijkt dat bij patiënten met een tumor die dieper dan 4 millimeter in het omringende weefsel binnendringt, verwijdering van de halslymfklieren noodzakelijk is. Bij minder diepe tumoren volstaan minder ingrijpende behandelingen. Ook stelde hij vast dat het voorkomen van bepaalde eiwitten, of juist een gebrek daarvan, de kans op uitzaaiingen en terugkeer van de tumor kunnen voorspellen. Melchers onderzocht ook keelholtetumoren die waren ontstaan door het Humaan Papillomavirus, HPV, het virus dat ook baarmoederhalskanker veroorzaakt. Hij onderzocht daarvoor alle patiënten uit Noord-Nederland die de afgelopen 16 jaar een keelholtetumor ontwikkelden en constateert dat er meer dan een verdubbeling plaatsvond van het aantal keelholtetumoren die door HPV worden veroorzaakt. Lieuwe Melchers (1983) studeerde Geneeskunde en Tandheelkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichte zijn promotieonderzoek in het Universitair Medisch Centrum Groningen bij de afdelingen Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA-chirurgie) en Pathologie. Inmiddels werkt hij in het UMCG als arts in opleiding tot specialist Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie.
De kans op een bepaalde vorm van huidkanker neemt toe bij een infectie met hpv. Dat zeggen onderzoekers van het German Cancer Research Centre. Bekend was al dat hpv baarmoederhalskanker en vormen van kanker aan genitaliën, anus, mond en keel kan veroorzaken. Tijdens het onderzoek werden muizen besmet met hpv-stammen. Onder invloed van zonlicht bleken deze proefdieren vaker huidkanker te ontwikkelen dan niet-geïnfecteerde muizen. Het gaat om non-melanoma huidkanker, ofwel kanker aan de opperhuid. Het is de meest voor komende vorm van huidkanker bij mensen. Deze vorm van kanker is overigens wel goed te genezen. De onderzoekers hopen dat hun ontdekking leidt tot nieuwe vaccins tegen hpv.
In de afgelopen twintig jaar overleden steeds minder Nederlanders aan kanker. Preventie en betere diagnostiek en behandeling zorgden ervoor dat zestien belangrijke vormen van kanker minder vaak vóórkomen en/of dat de kans op overleven toenam. Daartegenover staat dat de sterftekansen van sommige vormen van kanker juist stegen, omdat ze vaker bleken voor te komen sinds de jaren ‘80. Er rijst dus een positief maar gemengd beeld op uit een onderzoek dat wetenschappers van het Erasmus MC en anderen vandaag publiceren in de International Journal of Cancer. Bij zowel mannen als vrouwen komt steeds minder vaak maag- en galblaaskanker voor. Bij mannen geldt dit ook voor long-, blaas- en strottenhoofdkanker. Bij vrouwen namen baarmoederhals- en eierstokkanker behoorlijk af. Verder geldt voor veel vormen van kanker dat het percentage patiënten dat 5 jaar na de diagnose nog leeft is gestegen. Zo is bijvoorbeeld 60% van de mannen en vrouwen met dikke darmkanker na vijf jaar nog in leven, dit was 54%. Ook de overlevingskans voor leukemiepatiënten steeg van 36% naar 53%. Dat steeds meer mannen met prostaatkanker na 5 jaar nog leven (namelijk 87% tegen 62% in de jaren ’80) en vrouwen met borstkanker (88% versus voorheen 76%), hangt grotendeels samen met de toegenomen screening. Hierbij worden vooral de meer goedaardig verlopende varianten ontdekt, waardoor ook het aantal nieuwe gevallen onevenredig toeneemt. Helaas is bij sommige vormen van kanker juist sprake van achteruitgang. Zowel bij mannen als vrouwen blijken slokdarmkanker (mannen +84%, vrouwen +46%) en huidkanker (mannen +118%, vrouwen +92%) steeds vaker voor te komen. Gelukkig is de overleving van patiënten met deze kankersoorten wel sterk verbeterd sinds eind jaren ’80. Hierdoor steeg het sterftecijfer minder snel dan als gevolg van het aantal nieuwe patiënten het geval had kunnen zijn. Daarnaast is er een toename van het aantal nieuwe mannelijke patiënten met nierkanker (+16%) en het aantal vrouwelijke patiënten met longkanker (+120%), kanker van de mondholte (52%), keelholte (29%) en alvleesklier (+13%). Wel is de overlevingskans van deze kankersoorten gelijk gebleven. Bij kanker van de slokdarm, maag, alvleesklier, galblaas en long bleef de lage overlevingskans bestaan. Dit maakt verder onderzoek hiernaar van belang. Vanaf de jaren ’70 is in Nederland veel geld en energie geïnvesteerd in de verbetering van het vroeg ontdekken en de behandeling van kankerpatiënten en in preventiecampagnes tegen roken, asbest en overdadig zonnen. Zo hebben de preventiecampagnes tegen roken groot succes gehad bij met name mannen. Bij vrouwen hadden de landelijke screeningsprogramma’s op borst- en baarmoederhalskanker aanzienlijke effecten. De betere behandelingen hebben bij deze beide vormen van kanker ook een belangrijke rol gespeeld. Dit geldt vooral voor kanker van de dikke darm, eierstok en bloed- en lymfeklierkanker. Maar al met al blijft kanker een belangrijk gezondheidsprobleem in Nederland. Het aantal mensen dat ooit een kankerdiagnose kreeg nam ook sterk toe van ruim 1,5% naar 3,5% van de bevolking. Het terugdringen van blootstelling aan risicofactoren als roken, alcohol, overgewicht en zonlicht blijft dan ook van groot belang om het aantal nieuwe kankerpatiënten op termijn te laten dalen. De onderzoekers van het Erasmus MC werkten voor deze analyse samen met collega’s van het UMC St. Radboud en het Integraal Kankercentrum Zuid. Zij gebruikten gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie over de periodes tussen 1989 en 2009. Het onderzoek werd gefinancierd door KWF-Kankerbestrijding. Mede op basis van deze analyse brengt KWF Kankerbestrijding vandaag het SCK rapport ‘Kanker in Nederland tot 2020, Trends en prognoses’ uit.
Het aantal gevallen van mond- en keelkanker (oropharynx carcinoom) onder mannen neemt toe in de VS. Naast roken en alcohol zou orale seks een oorzaak kunnen zijn. Dat zeggen wetenschappers van het Helen Graham Cancer Center in het Journal of Clinical Oncology. Jaarlijks komen er in de VS tienduizend gevallen van deze kankervorm bij. Dat is een stijging van 28 procent ten opzichte van de situatie in 1988. Onder de patiënten zijn steeds meer homoseksuele mannen. Wetenschappers vermoeden dat mensen door orale seks geïnfecteerd raken met hpv-varianten die deze kanker veroorzaken. Zekerheid hierover bestaat er nog niet. Deskundigen vrezen echter dat als de trend zich voortzet, het aantal gevallen van deze kankervormen dat van baarmoederhalskanker zal overschaduwen.
Er zijn geen aanwijzingen dat meisjes en vrouwen die zijn gevaccineerd tegen hpv meer risicovolle seksuele contacten hebben. Dat zeggen onderzoekers van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC). Hpv-infectie is de meest voor komende seksueel overdraagbare aandoening in de VS. De hpv-typen 16 en 18 veroorzaken er 70 procent van de gevallen van baarmoederhalskanker. Ook veroorzaken ze andere vormen van anale en genitale kanker en genitale wratten. Nadat vaccinatie tegen deze typen hpv in de periode 2006 tot 2009 werd ingevoerd in de VS, ontstond bij bepaalde partijen angst dat vaccinatie onbeschermde seksuele contacten zou bevorderen. De onderzoekers hebben daar geen bewijzen van gevonden.
Het vaccin Cervarix tegen de hpv-typen 16 en 18 werkt goed bij meisjes die ten tijde van hun inenting nog niet seksueel actief waren. Dat meldt Medisch Contact op basis van publicaties in The Lancet. Wetenschappers van de universiteit van Tampere (Finland) deden onderzoek onder 18.644 gezonde meisjes en jonge vrouwen in de leeftijd van 15 tot 25 jaar. Bij nog niet seksueel actieve meisjes en vrouwen bleek de beschermingsgraad tegen door hpv typen 16 en 18 veroorzaakte baarmoederhalskanker 100 procent te zijn. Wanneer andere typen van het hpv werden meegerekend lag de beschermingsgraad op 93,2 procent. Ook als vrouwen uit het onderzoek wel al seksueel actief waren, bleek een inhaalvaccinatie nog een zeker effect te hebben.
Voor vier ernstig zieke mensen is vandaag een langgekoesterde droom in vervulling gegaan: ze hebben hun held Lance Armstrong ontmoet. De zevenvoudig tourwinnaar die zelf kanker heeft overwonnen, bezocht drie mensen met kanker en een patiënt met een spierziekte in Erasmus MC-Daniel den Hoed Oncologisch Centrum in Rotterdam. Daarnaast bezocht Armstrong de behandelkamer voor hyperthermie. Bij hyperthermie worden kankercellen gedood door ze verwarmen. De patiënten die de Amerikaanse wielrenner hebben ontmoet zijn echte wielerliefhebbers. Bianca Baijens (31) heeft bij het Erasmus MC jarenlang onderzoek gedaan naar baarmoederhalskanker. Twee jaar geleden werd ze zelf getroffen door deze ziekte, waaraan ze niet meer behandeld kan worden. Het was haar laatste en grootste wens om Armstrong te ontmoeten. "Ik heb veel kracht geput uit zijn boek, waarin hij zijn strijd tegen zijn ziekte beschrijft. Ook bij andere patiënten heb ik het boek op hun nachtkastje zien liggen. Waarschijnlijk geeft het hen net zoveel kracht als mij." Eén van de andere patiënten vertelde Armstrong hoe hij in zijn rolstoel alle cols heeft beklommen die bekend zijn uit de wielrennerij. Armstrong bracht ook een bezoek aan de behandelkamer voor hyperthermie. Voor deze behandelmethode zamelt Bianca Baijens nu geld in, via het Erasmus MC Vriendenfonds. Hyperthermie is een behandelvorm waarbij kankercellen worden gedood door ze te verwarmen (vergelijkbaar met de werking van een magnetron). De behandeling veroorzaakt minder bijwerkingen dan chemotherapie. Baijens: "Ik wil dat straks iedereen die ziek wordt er gebruik van kan maken. Maar er is geld nodig om deze methode verder te ontwikkelen." Armstrong begint zaterdag aan zijn laatste Tour de France die van start gaat in Rotterdam. Hij zet zich met zijn Livestrong-organisatie al jaren in voor de strijd tegen kanker. De wielrenner liet na afloop van zijn bezoek aan het Erasmus MC-Daniel Den Hoed via zijn Twitter weten: "Iedereen in het Erasmus MC, patiënten, verplegers, dokters. Dank voor de inspiratie."
De CHMP [1] heeft een positief advies uitgebracht over Brinavess (vernakalant) bij atriumfibrilleren, Rapiskan (regadenoson) om de hartdoorbloeding beter zichtbaar te maken bij een scintigrafie (beeldvormende techniek) en Sycrest (asenapine) voor manische episoden bij volwassenen. De CHMP accepteerde twee nieuwe weesgeneesmiddelen: Ruconest (conestat-alfa), voorheen Rhucin, voor de behandeling van angio-oedeem en Vpriv (velaglucerase-alfa) voor de ziekte van Gaucher.
Positieve adviezen
De CHMP heeft een positief advies uitgebracht over:
Brinavess (vernakalant) voor de snelle conversie van recent ontstaan atriumfibrilleren naar sinusritme bij volwassenen;
Rapiscan (regadenoson), een farmacologisch stressagens bij myocardperfusiescintigrafie;
Sycrest (asenapine), voor de behandeling van matig ernstige tot ernstige manische episoden bij bipolaire stoornis type I bij volwassenen;
Ruconest (conestat-alfa) (voorheen bekend onder de naam Rhucin), een weesgeneesmiddel bedoeld voor de behandeling van aanvallen van angio-oedeem. De werkzame stof in Ruconest, conestat-alfa, wordt geproduceerd met behulp van recombinant-DNA-technologie. Het wordt gewonnen uit melk van konijnen waarin een menselijk gen is ingebracht, zodat de konijnen in staat zijn het humane eiwit in de melk aan te maken;
Vpriv (velaglucerase-alfa), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van de ziekte van Gaucher. De CHMP heeft vanwege het grote belang voor de volksgezondheid dit geneesmiddel via een versnelde procedure beoordeeld. In het licht van het voortdurende tekort aan het geregistreerde geneesmiddel voor de behandeling van de ziekte van Gaucher, was de CHMP van mening dat Vpriv als alternatieve behandeloptie beschikbaar moet kunnen zijn.
Positief advies voor een "hybride generiek" geneesmiddel
De CHMP heeft positief geadviseerd over PecFent (fentanyl), voor de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen die al een onderhoudsbehandeling met opioïden krijgen tegen chronische pijn bij kanker. PecFent is een "hybride generiek" geneesmiddel. In dit geval gaat het om een middel dat een bekende werkzame stof bevat, maar wordt aangeboden in een nieuwe farmaceutische vorm (neusspray). De referentiegeneesmiddelen zijn Actiq zuigtabletten en Effentora buccale tabletten, maar in de SPC wordt gewaarschuwd dat de geneesmiddelen onderling niet uitwisselbaar zijn vanwege een verschillend farmacokinetisch profiel.
Het Comité heeft een positief advies uitgebracht voor de volgende "gewone" generieke geneesmiddelen:
Ibandronic Acid Teva (ibandroninezuur). De tabletten van 50 mg zijn bedoeld ter preventie van pathologische fracturen of botcomplicaties bij patiënten met borstkanker en botmetastasen. De tabletten van 150 mg zijn bedoeld voor de behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met een verhoogd risico op botfracturen. Ibandronate Teva 50 mg is een generieke versie van Bondronat en Ibandronate Teva 150 mg is een generieke versie van Bonviva.
Telmisartan Actavis (telmisartan) voor de behandeling van essentiële hypertensie en de reductie van cardiovasculaire morbiditeit. Telmisartan Actavis is een generieke versie van Micardis.
Indicatie-uitbreidingen
Het Comité heeft een positief advies afgegeven voor:
Byetta (exenatide), voor uitbreiding van de indicatie met de behandeling van diabetes mellitus type 2 in combinatie met een thiazolidinedion (met of zonder metformine);
Gardasil (humaan papillomavirusvaccin), toevoeging van de leeftijdscategorie bij de preventie van premaligne genitale laesies, baarmoederhalskanker en externe genitale wratten bij middenvolwassen vrouwen in de leeftijd van 26 tot 45 jaar. Tevens is een waarschuwing opgenomen dat behandeling alleen zinvol is wanneer de vrouw nog niet besmet is met het virus.
Herbeoordelingsprocedure
De CHMP heeft een eerder afgegeven negatief advies bevestigd en een definitief negatief advies afgegeven over Zeftera (ceftobiprolmedocaril), een antibioticum dat is ontwikkeld voor de behandeling van gecompliceerde infecties van de huid en weke delen. Het negatieve advies was een gevolg van geconstateerde manco"s in de uitvoering van de klinische onderzoeken. Hierdoor ontstond twijfel aan de betrouwbaarheid van de resultaten.
Arbitrageprocedures
De CHMP heeft twee arbitrageprocedures afgerond die in gang waren gezet vanwege onenigheid tussen EU-lidstaten met betrekking tot de registratie van Fortipan Combi D (risedronaatnatrium, calciumcarbonaat en colecalciferol). Deze geneesmiddelen zijn geïndiceerd voor de behandeling van postmenopauzale osteoporose. De procedure is in gang gezet vanwege twijfel aan het mogelijke voordeel van de combinatieverpakking en de bewering dat de therapietrouw beter zou zijn in vergelijking tot de afzonderlijke tabletten. Het Comité concludeerde dat de combinatieverpakking het eenvoudiger maakt om het correcte doseringsregime aan te houden en was niet van mening dat het aantonen van verbeterde therapietrouw een absolute voorwaarde was om deze combinatieproducten goed te keuren. Daarom concludeerde het Comité dat de balans werkzaamheid - risico"s van deze geneesmiddelen positief is.
Een andere arbitrageprocedure betrof de uitbreiding van de indicatie van Genotropin (somatropine) en soortgelijke geneesmiddelen. Genotropin wordt gebruikt voor de behandeling van kinderen met een groeistoornis en volwassenen met groeihormoondeficiëntie. De procedure was gestart door bezorgdheid over de mogelijke bijwerkingen op lange termijn van deze geneesmiddelen bij kinderen met een ernstige vorm van juveniele idiopathische artritis (JIA). Het Comité concludeerde dat de balans werkzaamheid - schadelijkheid van deze geneesmiddelen negatief was bij kinderen met JIA onder langdurige behandeling met glucocorticoïden en adviseerde het indicatiegebied niet uit te breiden.
Harmonisatieprocedure
Het Comité heeft geadviseerd de productinformatie van Atacand Plus (candesartan / hydrochloorthiazide) te harmoniseren voor verschillen in de productinformatie in de landen waar de geneesmiddelen op de markt worden gebracht. Atacand Plus is geregistreerd voor behandeling van essentiële hypertensie bij patiënten bij wie de bloeddruk niet optimaal onder controle kan worden gebracht met candesartan of hydrochloorthiazide als monotherapie.
Beoordeling Invirase (saquinavir)
De CHMP is een beoordeling gestart van de baten en risico"s van Invirase (saquinavir) naar aanleiding van de uitkomsten van een onderzoek naar het proaritmische effect van met ritonavir gebooste saquinavir bij gezonde vrijwilligers. Uit het onderzoek bleek dat Invirase het QT-interval en het PR-interval duidelijk verlengde. Deze bevindingen zijn inmiddels opgenomen in de productinformatie van Invirase en er is bepaald dat het gebruik gecontraïndiceerd is bij patiënten met een verhoogd risico op aritmie en bij patiënten die andere geneesmiddelen gebruiken die verlenging van het QT- of het PR-interval kunnen veroorzaken. Tevens zijn in de productinformatie waarschuwingen opgenomen over het gebruik ervan bij patiënten met een matig verhoogd risico op aritmie, samen met aanbevelingen voor ecg-monitoring. Met ritonavir gebooste Invirase is geïndiceerd als combinatietherapie bij hiv-geïnfecteerde volwassen patiënten.
Angiotensine-II-blokkers en mogelijk risico op kanker
Het Comité is gestart met de beoordeling van het mogelijke risico op kanker bij patiënten die angiotensine-II-receptorblokkers gebruiken. Dit naar aanleiding van de publicatie van een meta-analyse van negen gerandomiseerde, gecontroleerde klinische onderzoeken met bijna 95.000 patiënten, die erop duidt dat deze geneesmiddelen in verband kunnen worden gebracht met een licht verhoogd risico op nieuw gediagnosticeerde gevallen van kanker in vergelijking tot placebo of andere hartmedicatie. De CHMP zal de meta-analyse grondig bestuderen, samen met andere beschikbare niet-klinische en klinische gegevens over angiotensine-II-receptorblokkers (waaronder gegevens uit klinische onderzoeken en epidemiologische onderzoeken), om duidelijkheid te verschaffen of er inderdaad sprake is van een verhoogd risico op kanker bij patiënten die deze geneesmiddelen gebruiken. Het Comité zal ook een advies uitbrengen of in de toekomst een wijziging van de productinformatie of risicomanagementplannen voor deze geneesmiddelen noodzakelijk wordt geacht.
[1] CHMP = het wetenschappelijke Comité voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik van het Europese bureau voor de geneesmiddelenbeoordeling (EMA). In dit Comité is het CBG vertegenwoordigd.
Vaccinatie tegen infectie met hpv biedt ook bescherming tegen genitale wratten en andere minder ernstige gezwellen in de vrouwelijke geslachtsorganen. Dat zeggen wetenschappers van Lund University in Zweden op basis van onderzoek onder 17.622 vrouwen van 16 tot 26 jaar uit 24 landen. Volgens schattingen lopen jaarlijks 500 miljoen vrouwen wereldwijd door hpv veroorzaakte baarmoederhalskanker op. Nog eens 30 miljoen vrouwen lopen jaarlijks genitale wratten en andere minder ernstige gezwellen aan geslachtsorganen op door zo"n infectie. Volgens de onderzoekers biedt vaccinatie tegen hpv een krachtige en langdurige bescherming tegen verschillende typen genitale wratten en andere gezwellen in de geslachtsorganen.
De helft van de Amerikaanse mannen is geïnfecteerd met hpv, het virus dat baarmoederhals- en andere soorten kanker kan veroorzaken. Dat meldt dagblad Het Laatste Nieuws. Volgens de onderzoekers laat dit zien dat ook jongens gevaccineerd moeten worden tegen hpv. De onderzoekers bestudeerden het aantal infecties bij meer dan 1.100 mannen tussen 18 en 70 jaar in de Verenigde Staten, Brazilië en Mexico. Zes procent van de mannen loopt jaarlijks een nieuwe besmetting met hpv 16 op. Deze virusstam is de voornaamste oorzaak van baarmoederhalskanker. Maar varianten hiervan veroorzaken ook kankers aan de anus, penis, hoofd en hals. Maar hun onderzoek benadrukt vooral de rol van mannen bij de overdracht van hpv op vrouwen, zeggen de onderzoekers.
Veldhuijzen beschrijft de epidemiologie van het humaan papillomavirus (HPV) en het humaan immunodeficiëntie virus (hiv) in twee verschillende bevolkingsgroepen in Kigali, Rwanda. Hoog-risico (HR)-HPV kan baarmoederhalskanker veroorzaken. Laag-risico (LR)-HPV wordt in verband gebracht met onder andere genitale wratten. Hiv en HPV zijn duidelijk met elkaar verbonden, en niet alleen omdat ze beide tijdens seksueel contact worden overgedragen. Onafhankelijk van het seksueel gedrag, komt HPV vaker voor bij patiënten met hiv. Recent is ook aangetoond dat de kans om hiv te krijgen mogelijk hoger ligt bij personen die een HR-HPV-infectie hebben. Proefschrift: Nienke Veldhuijzen: ‘The epidemiology of HPV and HIV among high-risk women and steady couples in Kigali, Rwanda’.
In 2010 kregen 800.000 kinderen in Nederland vaccinaties binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). In het totaal is ruim 1,3 miljoen keer gevaccineerd, met meer dan 7 miljoen vaccins - de meeste prikken bevatten meerdere vaccins. Dit jaar zijn 1380 vermoede bijwerkingen gemeld. Dat is 16 procent minder dan in 2009, een jaar waarin de twee grootschalige vaccinatiecampagnes tegen baarmoederhalskanker en pandemische griep aanzienlijke onrust veroorzaakten, waardoor het aantal meldingen van bijwerkingen toenam. De grote gezondheidswinst van het RVP weegt op tegen de bijwerkingen, ook al zijn deze soms heftig en schrikaanjagend. Veiligheidsbewaking: noodzakelijk onderdeel RVP: Intensieve veiligheidsbewaking is sinds 1962 een vast en noodzakelijk onderdeel van het vaccinatieprogramma. Vanaf 1983 is jaarlijks hierover gerapporteerd, waarbij een onafhankelijke partij meldingen herbeoordeeld. Het gestimuleerde bewakingssysteem heeft een uitermate hoge meldgraad en is door de jaren heen steeds gevoelig gebleken voor signalen. Het laat bovendien toe dat meldingen op langere termijn worden gevolgd, omdat bijwerkingen op naam worden gemeld. In dit laatste jaar van de veiligheidsbewaking bij het RIVM wordt naast de meldingen van 2010 een overzicht gegeven van bevindingen vanaf 1994. Dit toont diverse nieuwe inzichten. Zorgvuldig meldings- en validatiesysteem: Alle meldingen worden gevalideerd en aangevuld met gegevens die nodig zijn om een juist beeld van de situatie te krijgen. Dit gebeurt bij voorkeur ook met een ooggetuigenverslag (92 procent). Daarna worden de meldingen getoetst aan definities voor diagnoses en wordt beoordeeld of er een oorzakelijk verband is met de vaccinaties. De telefonische adviesdienst is een belangrijk instrument van de bijwerkingenbewaking en heeft aanzienlijk bijgedragen aan de kwaliteit van de meldingen. Gemelde bijwerkingen: In 2010 werd 78 procent (1082) van de meldingen daadwerkelijk als bijwerking beschouwd. Daarvan betrof het in 48 procent (523) zogenoemde major ziektebeelden, zoals zeer hoge koorts (vanaf 40,5 °C), langdurig huilen, collapsreacties, verkleurde benen, koortsstuipen of atypische aanvallen met rillingen, schrikschokken, gespannenheid of slapte. Bij 296 meldingen (22 procent) was er een toevallige samenloop van omstandigheden en geen oorzakelijk verband met de vaccinatie. Ook de gemelde ernstige infecties en epilepsie stonden los van de vaccinaties. Bij de vijf kinderen die na een vaccinatie zijn overleden, zijn de vaccinaties daarvan evenmin de oorzaak geweest. Dergelijke ernstige beelden zijn herbeoordeeld door een groep van externe deskundigen.
Vrouwen die een medische ingreep hebben ondergaan nadat voorloperstadia van baarmoederhalskanker of tumoren in de vagina waren geconstateerd, hebben mogelijk ook baat bij een vaccinatie tegen hpv. Dat schrijven Oostenrijkse wetenschappers in BMJ. Zij deden onderzoek onder in totaal 76.622 meisjes en jonge vrouwen. De wetenschappers wilden nagaan of vaccinatie tegen hpv ook effect heeft na verwijdering van genitale wratten of tumoren. Ze stellen dat het vaccin de kans op het ontstaan van nieuwe hpv-gerelateerde wratten of tumoren met 46,2 procent doet afnemen. Als specifiek wordt gekeken naar zogeheten hooggradige tumoren, zou vaccinatie de kans hierop met 64,9 procent verminderen.
Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) krijgt, tegelijkertijd en net zoals het UMC Utrecht, het op één na hoogste certificaat voor automatisering van de zorg van de Amerikaanse zorg-ICT-organisatie HIMSS. “Het LUMC is blij met dit certificaat op level zes”, zegt Karel van Lambalgen directeur ICT in het LUMC, “We krijgen dit certificaat onder andere omdat we hoogwaardige ICT-systemen voor de patiëntenzorg hebben die goed geïntegreerd zijn en een hoog functioneel niveau hebben.” De accreditatiecommissie van Healthcare Information and Management Systems Society (HIMSS) zegt verder nog: “Het LUMC voert een langetermijn-ICT-strategie uit waardoor deze level-6 bereikt is. Het ziekenhuis implementeerde onder meer ICT-oplossingen voor de ondersteuning van klinische besluitvorming die op dit moment vijf behandelingspaden ondersteunen: schildklierkanker, colorectale kanker, prostaatkanker, baarmoederhalskanker en staar. Ook het strategisch werken aan een volledige ‘Closed Loop Medication’ dossiervoering in de medische administratie is een vermelding waard.” Karel van Lambalgen is trots op het behalen van dit niveau: “We werken constant aan de beste zorg voor de patiënt: top ICT-processen en -faciliteiten horen daarbij.” In Nederland hebben nu twee UMC’s en drie algemene ziekenhuizen een niveau 6-certificering.
Het percentage keelkanker dat veroorzaakt wordt door het humaan papillomavirus (HPV) is de laatste 20 jaar verzesvoudigd. Dat blijkt uit onderzoek onder patiënten van VUmc in de periode 1990 tot en met 2010. Veel wisselende seksuele contacten en orale seks zijn risicofactoren voor deze vorm van keelkanker. HPV veroorzaakt niet alleen baarmoederhalskanker, maar kan ook keelkanker veroorzaken. Deze vorm van keelkanker komt vooral bij mannen voor. De onderzoekers stelden met DNA-onderzoek van tumorweefsel vast dat het percentage keelkanker dat veroorzaakt wordt door HPV de laatste 20 jaar is gestegen van vijf procent in 1990, tot 30 procent in 2010.
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2013 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, die met 58 procent twee procent gestegen is ten opzichte van vorig jaar. De deelname aan de pneumokokkenvaccinatie (95 procent) en de tweede BMRvaccinatie voor 9-jarigen (93 procent) is ook licht toegenomen ten opzichte van vorig jaar (beide met 0,3 procent). Deze laatste bevinding is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) mazelen wereldwijd uit te roeien. Verder zijn er minder gemeenten waarin een of meerdere vaccinatiepercentages (HPV en hepatitis B uitgezonderd) onder de ondergrens van 90 procent liggen (80 gemeenten in verslagjaar 2013 versus 90 gemeenten in verslagjaar 2012 en 107 gemeenten in verslagjaar 2011). Daarnaast verdient vaccinatie van te vroeg geboren kinderen bijzondere aandacht. Het blijkt dat zij minder vaak op tijd worden gevaccineerd, waardoor zij een groter risico lopen op ziekten waartegen het RVP bescherming biedt. In 2013 zullen deskundigen van Caribisch Nederland en het RIVM samenwerken om het vaccinatieprogramma op deze eilanden zo veel mogelijk te harmoniseren met het RVP van Nederland. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt. Dat is nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen. Voor de meeste ziekten in het RVP is het ook van belang om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken. Deze bescherming ontstaat door groepsimmuniteit.
Begin volgend jaar start een proef met bevolkingsonderzoek naar darmkanker in Nederland. Dat heeft minister E. Schippers van VWS besloten. Bevolkingsonderzoeken (screening) zijn gericht op het opsporen van aandoeningen. Het is een preventieve manier van onderzoek en gericht op het halen van gezondheidswinst. Ook mensen die geen klachten hebben worden opgeroepen. Voor de tijdige opsporing van borstkanker en baarmoederhalskanker bestaan er al periodieke bevolkingsonderzoeken. Ook darmkanker kan door preventief onderzoek voorkomen worden. De ziekte ontstaat uit darmpoliepen, die bij darmonderzoek vaak verwijderd kunnen worden. Alle Nederlanders van 55 tot 75 jaar krijgen straks gefaseerd een oproep om een monster van hun ontlasting in te leveren.
Carien Creutzberg sprak op 13 september haar oratie uit. Haar missie is het verbeteren van de behandeling en de kwaliteit van leven van vrouwen met gynaecologische kanker. Carien CreutzbergCreutzberg sprak onder meer over een serie onderzoeken (de PORTEC-studies) waarin wordt gezocht naar de beste behandeling van baarmoederkanker. “In de eerste van deze PORTEC-studies zagen we dat de kans op terugkeer bij sommige vrouwen zo klein is dat ze geen bestraling nodig hebben. Bij vrouwen die wel bestraling nodig hebben volstaat vaak inwendige bestraling, zo bleek uit de PORTEC-2-studie." De inwendige bestraling, ook wel brachytherapie genoemd, is bij de behandeling van baarmoederhalskanker beeldgestuurd. Dat houdt in dat er op de dag van bestraling een MRI-scan van de onderbuik wordt gemaakt. Met behulp van deze scan wordt het gebied dat moet worden bestraald heel nauwkeurig bepaald. “Hierdoor wordt het effect van de behandeling vergroot en ontstaat er minder schade aan het gezonde weefsel”, aldus Creutzberg. In nu lopende PORTEC-3 en -4 studies wordt gekeken naar het effect van verschillende stralingsdoses en aanvullende chemotherapie. Ander onderzoek van Creutzberg gaat over meebeslissen van de patiënt, de kwaliteit van leven na de behandeling en moleculaire kenmerken van de tumor. “Door te kijken naar specifieke tumorkenmerken hopen we tot een betere, op het individu toegesneden behandeling te komen.” Creutzberg (1961) is sinds 2000 als radiotherapeut-oncoloog werkzaam in het LUMC. Per 1 augustus 2012 is zij benoemd tot hoogleraar Radiotherapie van gynaecologische tumoren op de afdeling Klinische Oncologie. Haar oratietekst is te lezen op de website van het LUMC. In Cicero nummer 7, die 22 oktober verschijnt, kunt u meer lezen over prof. Creutzberg. Cicero is het nieuwsmagazine van het LUMC.
Het eiwit Tissue Factor vervult een belangrijke functie in de bloedstolling. Ongeveer tien jaar geleden ontdekten onderzoekers een iets veranderde vorm van dit eiwit, alternatively spliced Tissue Factor (asTF). Blokkeren van asTF kan een kankerremmend effect hebben, laten onderzoekers uit het LUMC en de University of Cincinnati Cancer Institute nu zien. “We zagen dat remming van alternatively spliced Tissue Factor de groei van borstkankercellen bij proefdieren tegengaat”, vertelt onderzoeker dr. Henri Versteeg van het Einthoven Laboratorium voor Experimentele Vasculaire Geneeskunde van het LUMC. “Bij alvleeskliercellen ging remming van asTF niet zozeer de groei als wel uitzaaiingen tegen. Waar dat verschil vandaan komt weten we nog niet”, aldus Versteeg, die de resultaten van het onderzoek onlangs publiceerde in PNAS (effect op borstkankercellen) en International Journal of Cancer (effect op alvleesklierkanker). Hoewel asTF nauw verwant is aan het bloedstollingseiwit TF heeft saboteren van asTF géén nadelige effecten op de bloedstolling. “We vermoeden dat asTF vooral een rol speelt bij de vorming van nieuwe bloedvaatjes. Bloedvatvorming is heel belangrijk voor de groei van tumoren en het remmen hiervan kan het positieve effect van ons asTF-blokkerende antilichaam op de tumor mogelijk verklaren”, aldus Versteeg. Mogelijk is het antilichaam dat de onderzoekers ontwikkeld hebben in de toekomst te gebruiken tegen verschillende vormen van kanker. Behalve bij borst- en alvleesklierkanker is asTF vaak ook overactief bij bijvoorbeeld baarmoederhalskanker en darmkanker. “We denken wel aan een combinatie met klassieke behandelingen, zoals chemotherapie. Het antilichaam tegen asTF remt de tumor, maar die verdwijnt er niet door en dat wil je toch het liefst.”
Het risico op een zeldzame vorm van kanker van de vagina en baarmoederhals (Clear Cell AdenoCarcinoom, CCAC) is ook na het 40ste levensjaar nog verhoogd aanwezig bij zogenaamde DES-dochters. Dit blijkt uit onderzoek dat is uitgevoerd onder ruim 12.000 DES-dochters in het Antoni van Leeuwenhoek door onderzoekster Janneke Verloop. Verloop promoveert op 20 maart bij VU medisch centrum. Voor andere vormen van kanker zoals baarmoederhalskanker (niet-CCAC) en borstkanker werd geen hoog risico gevonden. Moeders van DES-dochters gebruikten het DES hormoon (diëthylstilbestrol) (DES) tijdens de zwangerschap. Dit hormoon werd vanaf 1948 tot 1975 veelvuldig voorgeschreven aan zwangere vrouwen om miskramen te voorkomen. Destijds waren de bijwerkingen niet bekend. Uit eerder onderzoek was al bekend dat DES-dochters vaak afwijkingen hebben aan hun geslachtsorganen. In verband met hun hoge CCAC risico zijn veel DES-dochters intensief gescreend. Toch bleek het niet mogelijk om CCAC te voorkomen. Wel leek het stadium bij diagnose iets gunstiger in de gescreende groep. Daarom adviseert Verloop om DES-dochters voorlopig nog onder controle te houden. Janneke Verloop: ‘We hebben ook de zonen van DES-dochters onderzocht en vonden een verhoogd risico op een zeldzame, ernstige vorm van hypospadie.’ Bij hypospadie eindigt de plasbuis niet aan het topje, maar ergens halverwege de penis. Verloop suggereert dat mogelijk een afwijkende aanleg van de baarmoeder bij hun moeder, de DES-dochter, hierbij een rol heeft gespeeld. Het onderzoek is bemoeilijkt door de beperkte bewaartermijn van medische dossiers. Deze is nu vastgelegd op een termijn van 15 jaar. Evaluatie van lange termijn effecten van medische handelingen wordt met het huidige bewaarbeleid van medische dossiers ernstig belemmerd. Het hele DES-verhaal, zoals dat beschreven is in het proefschrift, illustreert dat bijwerkingen van een medicijn nog zeer lang na het gebruik ervan kunnen optreden. Het onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het DES-Centrum en gesubsidieerd door KWF kankerbestrijding. De DES-dochters werden gevraagd een vragenlijst in te vullen. Ook zijn gegevens van de Nederlandse weefselbank (PALGA) en de Nederlandse Kankerregistratie gebruikt. Voorafgaand aan de promotie van Janneke Verloop, die nu werkzaam is als onderzoeker bij het IKNL, zal een DES-symposium plaatsvinden in De Veranda in Amstelveen. Hier zullen de laatste bevindingen worden gepresenteerd van de Amerikaanse NCI-DES follow-up studie, het enige andere DES cohort onderzoek ter wereld. Aanmelden voor dit symposium kan via de website van het DES-centrum.
Het Europees Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 7 geneesmiddelen, waaronder 2 weesgeneesmiddelen.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Adynovi (rurioctocog alfa pegol) is een gepegyleerd recombinant humaan factor VIII en is bestemd voor de behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (een aangeboren factor VIII deficiëntie) van 12 jaar en ouder.
- Fasenra (benralizumab) is een anti-eosinofiel, humaan, monoclonaal antilichaam en bestemd voor de behandeling van ernstige eosinofiele astma die onvoldoende onder controle is met een hoog gedoseerd inhalatiecorticosteroïd in combinatie met een lang werkend beta-agonist.
- Intrarosa (prasteron) is een steroïde voorloper van oestrogenen en androgenen (dehydroepian drosterone (DHEA)) en is bestemd voor de behandeling van vulvaire en vaginale atrofie bij vrouwen na de overgang die matige tot ernstige symptomen hebben.
- Jorveza (budesonide) is een lokaal werkend corticosteroïd weesgeneesmiddel en is bestemd voor de behandeling van eosinofiele oesofagitis, een zeldzame ontstekingsziekte van de slokdarm. Dit geneesmiddel is beoordeeld volgens de versnelde beoordelingsprocedure die is voorbehouden aan geneesmiddelen die van groot belang zijn voor de volksgezondheid.
- Mvasi (bevacizumab) is een biosimilar en, in lijn met de indicaties van de innovator Avastin, bestemd voor de behandeling van kanker van de dikke darm en de endeldarm, borstkanker, niet-kleincellig longkanker, niercelkanker, epitheliale eierstok-, eileider- of primaire buikvlieskanker en baarmoederhalskanker.
- Ocrevus (ocrelizumab) is een recombinant humaan anti-CD20 monoclonaal antilichaam en bestemd voor de behandeling van volwassen patiënten met een actieve vorm van relapsing multiple sclerose (RMS) of vroege vorm van primair-progressieve multiple sclerose (PPMS) gekarakteriseerd door ziekteduur, klinische verschijnselen en bevindingen bij MRI-onderzoek die kenmerkend zijn voor een hoge ontstekingsactiviteit.
- Prevymis (letermovir) is een antiviraal weesgeneesmiddel ter preventie of behandeling van een reactivatie van het cytomegalovirus en ziekte bij CMV-seropositieve patiënten of bij patiënten die een allogene hematopoëtische stamceltransplantatie immunosuppressiva krijgen.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de aanpassing van de indicaties voor:
- Adcetris (brentuximab vedotin) is nu ook bestemd voor de behandeling van volwassen patiënten met CD30-positief cutaan T-cel lymfoom (CTCL) na tenminste 1 eerdere systemische therapie (zie sectie 5.1).
- Genvoya (elvitegravir / cobicistat / emtricitabine / tenofovir alafenamide), een antiviraal combinatiepreparaat tegen HIV-1, is nu ook bestemd voor de behandeling van kinderen vanaf 6 jaar met een lichaamsgewicht van ten minste 25 kg voor wie alternatieve behandelingen ongeschikt zijn vanwege resistentie of toxiciteit.
- Nplate (romiplostim) is nu ook bestemd voor de behandeling van patiënten met chronische immuun (idiopathische) trombocytopenische purpura (ITP) van één jaar en ouder die refractair zijn voor andere therapieën (bijvoorbeeld corticosteroïden, immunoglobulines)(zie secties 4.2 en 5.1).
- Orkambi (lumacaftor / ivacaftor) is nu ook bestemd voor de behandeling van cystische fibrose bij kinderen ≥ 6 jaar die homozygoot zijn voor de F508del-mutatie in het CFTR-gen.
Heronderzoek negatieve adviezen Fanaptum en Onzeald
De aanvragers voor Fanaptum (iloperidon) en Onzeald (etirinotecan pegol) hebben herbeoordelingen aangevraagd van de negatieve adviezen van de CHMP voor deze geneesmiddelen tijdens de vergadering van juli 2017. De CHMP heeft haar eerdere adviezen herbeoordeeld en haar eerdere adviezen om geen handelsvergunning voor deze geneesmiddelen te verlenen, bevestigd.
Uitkomst herbeoordeling Zinbryta
De CHMP heeft de herbeoordeling van het geneesmiddel Zinbryta (daclizumab) voor de behandeling van multiple sclerose afgerond en bevestigt verdere beperkingen om het risico op ernstige leverbeschadiging te verkleinen.
Intrekking van aanvragen
De aanvragen voor een handelsvergunningen voor Kyomarc (bevacizumab) en Plivensia (sirukumab)
zijn ingetrokken. Een aanvraag voor uitbreiding van de indicatie Keytruda (pembrolizumab) is eveneens ingetrokken.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 6-12 november 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Meisjes en jonge vrouwen die zijn gevaccineerd tegen de meest voor komende typen humaan papilloma virus (hpv) hebben tot acht keer minder kans op genitale wratten. Dat meldt weekblad Knack op basis van onderzoek door producent Sanofi Pasteur MSD van het middel Gardasil. Belgische meisjes en jonge vrouwen in de leeftijd van 16 tot 20 jaar worden gevaccineerd tegen hpv-typen 6,11, 16 en 18, die onder meer baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken. Infectie met hpv gebeurt via onbeschermd seksueel contact en blijft vaak tientallen jaren onopgemerkt. Genitale wratten zijn een eerste symptoom van zo’n besmetting. Naar schatting twee tot elf procent van de westerse volwassenen loopt ooit zulke wratten op.
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2012 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker (56 procent). De ondergrens van 95 procent voor de BMR-vaccinatie wordt voor schoolkinderen (de tweede BMR-vaccinatie voor 9- jarigen) nog niet gehaald (93 procent). Zuigelingen halen deze ondergrens wel. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft deze ondergrens bepaald om mazelen wereldwijd te kunnen uitroeien. Dit blijkt uit gegevens van het RIVM over de vaccinatiegraad in Nederland in verslagjaar 2012. Het betreft gegevens over zuigelingen die zijn geboren in 2009, kleuters geboren in 2006, schoolkinderen geboren in 2001 en adolescente meisjes geboren in 1997. Voor zuigelingen lag de deelname aan de BMR-, Hib- en meningokokken Cvaccinatie op 96 procent, en aan de DKTP- en pneumokokkenvaccinatie op 95 procent. De deelname onder schoolkinderen voor DTP en BMR was weer iets hoger dan in verslagjaar 2011 (93 versus 92 procent). De vaccinatiegraad voor adolescente meisjes geboren in 1997, die voor het eerst de HPV-vaccinatie binnen het RVP kregen aangeboden, bedroeg 56 procent. Met vrijwillige vaccinatie wordt in Nederland een hoge vaccinatiegraad bereikt. Dat is nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen. Voor de meeste ziekten in het RVP is het ook van belang om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken (groepsimmuniteit). Om de Nederlandse kinderen tijdig en volledig te vaccineren blijven continue aandacht en gezamenlijke inspanning nodig van alle bij het Rijksvaccinatieprogramma betrokken partijen.
Het beleidskader is een instrument van het RIVM om voorwaarden nader te omschrijven die gesteld zijn in de subsidieverlening aan de organisaties die de bevolkingsonderzoeken naar kanker uitvoeren. Het betreft een aanvulling op wat elders al is geregeld. Dit met het oog op de kwaliteit van de bevolkingsonderzoeken, de gegevensvastlegging voor evaluatie van de bevolkingsonderzoeken en de verbetering van de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker en de invoering van het bevolkingsonderzoek naar darmkanker. De voorwaarden worden als verplichtingen verbonden aan de subsidie die het RIVM toekent aan de organisaties die de bevolkingsonderzoeken uitvoeren. Als voorwaarden worden met name vastgelegd: - Registratie en certificering om op ieder moment te kunnen zien dat aan gestelde eisen voldaan wordt; - Enkele eisen ten behoeve van landelijk uniforme invoering en uitvoering van de bevolkingsonderzoeken; - Transparantie zoals die in het kader van Healthcare Governance ook van reguliere zorginstellingen wordt geëist.
Menke Hazewinkel: ‘Pelvic floor function after gynaecological cancer treatment’. Behandeling van baarmoederhals-, baarmoeder- en vulvakanker heeft gevolgen voor de functie van de bekkenbodem en het seksueel functioneren. Hazewinkel onderzocht welke klachten het meest voorkomen na verschillende soorten behandeling en de factoren die ervoor zorgen dat de patiënt ernstige hinder hiervan ondervindt. Zij interviewde patiënten met ernstige bekkenbodemklachten die hiervoor geen medische hulp hadden gezocht. Het bleek dat zij deze problemen minder erg vonden dan kanker, maar ook dat zij niet wisten dat er behandelingen voor bestaan. Een gerandomiseerde studie naar bekkenfysiotherapie na behandeling van baarmoederhalskanker liet geen effect zien op de blaasfunctie in vergelijking met alleen een informatiefolder.
Niet-westerse migranten en Nederlanders krijgen andere soorten kanker. Dat zegt onderzoekster M. Arnold van het Erasmus MC. Bij migranten komen veel vormen van kanker minder vaak voor. Ze krijgen bijvoorbeeld minder vaak darm- en slokdarmkanker, doordat ze doorgaans minder roken en minder alcohol drinken. Turken en Marokkanen zijn wel vatbaarder voor vormen van kanker die verband houden met infecties. Maagkanker bijvoorbeeld, komt vaker voor bij Turken. Dit is veelal te wijten aan de bacterie Helicobacter pylori en sterk gezouten voedsel. Vrouwen uit Suriname lopen meer kans op baarmoederhalskanker door het hpv. Mensen uit China en Noord-Afrika krijgen vaker kanker in de neus-keelholte, door infectie met het Epstein-Barr-virus.
De afgelopen 20 jaar overleden Nederlanders 20% minder vaak aan kanker, ofwel was er duidelijke vooruitgang tegen kanker. Helaas niet op alle fronten, want er overleden juist meer mensen aan slokdarmkanker en huidmelanomen en sommige vormen van kanker kwamen opvallend vaker voor bij Nederlandse vrouwen dan bij vrouwen in andere Europese landen. Dit blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC, UMC St Radboud en de Integrale kankercentra, waarop epidemiologe Henrike Karim-Kos promoveert op woensdag 21 november. De promovenda heeft per vorm van kanker onderzocht wat de strijd tegen kanker de afgelopen 20 jaar heeft opgeleverd. Dat minder mensen zijn overleden aan kanker komt onder andere doordat sommige vormen van kanker nu veel minder vaak voorkomen, bijvoorbeeld maag- en galblaaskanker. Long-, blaas-, en strottenhoofdkanker komen veel minder vaak voor bij mannen. Bij vrouwen zijn baarmoederhals- en eierstokkanker op hun retour. Ook is de 5-jaars overlevingskans van bepaalde vormen van kanker gestegen: met name van patiënten met dikke darm kanker, nu 60 % tegen 54% meer dan twintig jaar geleden en bij leukemiepatiënten steeg de overlevingskans van 36 naar 53 procent. Hier zijn diagnostiek en behandelingen duidelijk verbeterd’, zegt Karim-Kos. Sommige vormen van kanker kwamen juist vaker voor. Zowel mannen als vrouwen kregen vaker slokdarmkanker (mannen +84%, vrouwen +46%) en melanoom van de huid (mannen +118%, vrouwen +92%). Echter de overleving van deze patiënten verbeterde sterk sinds eind jaren ’80 (slokdarm + 7%; huidmelanoom 3-8%). Daarnaast komt nierkanker (+16%) vaker voor bij mannen en bij vrouwen longkanker (met wel 120%), kanker van de mondholte (52%), keelholte (29%) en alvleesklier (+13%). De overlevingskansen van patiënten met deze kankersoorten is licht verbeterd of bleef gelijk. Bij patiënten met kanker van de slokdarm, maag, alvleesklier, galblaas en long bleef de overlevingskans laag. In de strijd tegen kanker hadden preventiecampagnes en wettelijke maatregelen de grootste impact. Vanaf de jaren ’70 is in Nederland veel energie gestoken in preventiecampagnes tegen onder andere roken, asbest en overdadig zonnen. Met name hadden die tegen het roken tezamen met wettelijke maatregelen en accijnsverhoging veel succes bij met name mannen en bij alleen jongere vrouwen (geboren na 1960) . Landelijke screeningsprogramma’s op borst- en baarmoederhalskanker verlaagden ook de sterftekansen (borst -28%; baarmoederhals -42% en waarschijnlijk ook de prostaat). Kanker blijft een belangrijk gezondheidsprobleem in Nederland, benadrukt de promovenda. Karim-Kos: ”Het aantal nu in leven zijnde mensen dat ooit een kankerdiagnose kreeg, nam toe van ruim 1,5% naar 3,5% van de bevolking.’’ In vergelijking met Europa verslechterde de situatie bij vrouwen. Melanomen van de huid en kanker van de mond- en keelholte, strottenhoofd, slokdarm, long en borst kwamen beduidend vaker voor bij Nederlandse vrouwen, bij mannen alleen slokdarmkanker en Hodgkin lymfoom. Bij de meeste hierboven genoemde kankersoorten spelen risicofactoren als roken, alcohol, overgewicht en zonlicht een rol. Het terugdringen van blootstelling aan deze risicofactoren blijft dus van groot belang om het aantal nieuwe kankerpatiënten op termijn te laten dalen. De studies in het proefschrift zijn gedaan binnen een epidemiologisch samenwerkingsverband van de afdelingen Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC Rotterdam, UMC St Radboud Nijmegen en de Integrale Kankercentra Zuid en Nederland. Gegevens werden gebruikt van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en van het doodsoorzakenregister van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De intelligente bewerking van deze gegevens werd gefinancierd door KWF-Kankerbestrijding.