Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Hoesten
- Luchtweginfecties
- Buikklachten
Hoe werkt het?
Overal in het lichaam bevinden zich klieren die slijm produceren. Bijvoorbeeld in de luchtwegen. Die zijn van binnen bekleed met een dun laagje slijm. Dat slijm dient onder andere om bacteriën en virussen op te vangen voor ze in de longen terecht komen. Die slijmlaag beweegt zich continu richting luchtpijp. Door hoesten en kuchen wordt het vervuilde slijm daaruit opgehoest en zo houden we onze longen schoon. Ook in het maagdarmkanaal bevinden zich klieren. Een grote klier is de alvleesklier. Ook deze klieren produceren slijm. Dit slijm bevat stofjes (enzymen) die in de darmen een belangrijke rol spelen bij de vertering van voedsel. Bij Taaislijmziekte is, zoals de naam zegt, het slijm te taai. In de longen beweegt het zich niet makkelijk richting luchtpijp, waardoor bacteriën en virussen niet opgehoest worden. Die blijven steken in de luchtwegen en veroorzaken daar infecties. In de darmen kan het taaie slijm niet tijdig bij het voedsel komen. Daardoor wordt het voedsel niet goed verteerd. Kinderen met taaislijmziekte hoesten erg veel en ze hebben vaak luchtweginfecties. Doordat het voedsel niet goed verteert hebben ze buikklachten en een slechte eetlust. De ontlasting stinkt erg en is vettig. Ze blijven klein doordat onvoldoende verteerd voedsel in het lichaam wordt opgenomen.Hoe ontstaat het?
Taaislijmziekte is een erfelijke kwaal. Je krijgt het alleen als je beide ouders er drager van zijn. Die hebben zelf geen klachten, maar van hun kinderen krijgt 25 procent de ziekte en de helft is drager, net als de ouders. Eén op de 30 Nederlanders is drager. Dus in ongeveer één op de duizend huwelijken zijn beide echtelieden drager en bestaat de kans dat een kind met taaislijmziekte geboren wordt. Er bestaan vele vormen van CF die niet alle even heftig verlopen. Er zijn in Nederland duizend CF patiënten, ruim tweederde daarvan zijn kinderen. Dat geeft al aan dat patiënten met CF vaak niet oud worden. De gemiddelde leeftijd van overlijden is 32 jaar. Met de moderne behandelingen verschuift deze wel steeds verder naar boven.Hoe ga ik er zelf mee om?
Als in uw familie CF voorkomt kan het zinvol zijn te laten uitzoeken of u drager bent. U dient daarvoor contact op te nemen met één van de klinisch genetische centra in ons land.Hoe gaat de arts er mee om?
Als een kind verschijnselen heeft als beschreven zal dat de arts aan taaislijmziekte doen denken. Met een zweettest kan de diagnose gesteld worden: het zweet bij CF patiënten bevat veel meer zout dan normaal. Cystic fibrosis kan niet worden genezen. De behandeling is erop gericht complicaties zoveel mogelijk te voorkomen en te behandelen. Met speciale ademhalingstechnieken en fysiotherapie wordt geleerd het slijm zoveel mogelijk op te hoesten. Slijmverdunners worden toegediend, infecties bestreden met antibiotica. CF patiënten hebben extra verrijkte voeding nodig, omdat het voedsel niet goed verteerd wordt. Bovendien verbruiken ze extra energie met het bestrijden van infecties. Ze krijgen supplementen en ze slikken enzymen die helpen het voedsel te verteren. Ze moeten bewegen en sporten om zo goed mogelijk in conditie te blijven. Begeleiding bij dit alles geschied meestal vanuit gespecialiseerde centra. Op een gegeven moment raken de longen echter door verlittekening zo beschadigd dat ze niet meer voldoende functioneren. Longtransplantatie is dan de enige oplossing. Als niet tijdig een donor beschikbaar komt volgt helaas de dood.Wetenschappelijk nieuws
Het is een uniek resultaat. Utrechtse onderzoekers hebben opgekweekte ‘minidarmen’ of organoïden van twee patiënten met taaislijmziekte in het laboratorium genetisch gerepareerd. “Het is een belangrijke stap op weg naar stamceltherapie met genetisch gerepareerde cellen voor ziekten die veroorzaakt worden door één defect gen.” Van twee kinderen met taaislijmziekte hebben onderzoekers van het Hubrecht Instituut en het UMC Utrecht in het laboratorium een paar darmstamcellen afgenomen. Die hebben ze opgekweekt tot ‘minidarmen’ of organoïden. Deze gekweekte orgaantjes dragen ook het defecte taaislijmziektegen. In een volgende stap hebben de onderzoekers het defecte gen in de gekweekte minidarmen gerepareerd. Na de reparatie gedragen de organoïden zich hetzelfde als gekweekte minidarmen van gezonde mensen. Van de twee taaislijmziektepatiënten groeit in het laboratorium dus hun eigen darmweefsel, maar dan zonder het ziekmakende gen. “Ons onderzoek laat zien hoe krachtig de combinatie van stamceltechnologie en genetische reparatie is”, zegt hoofdonderzoeker prof. dr. Hans Clevers van het Hubrecht Instituut. “Dit zal in de toekomst bruikbaar zijn voor vele ziekten die veroorzaakt worden door één defect gen omdat we recent hebben ontdekt hoe we stamcellen van de meeste interne organen in het laboratorium enorm kunnen vermeerderen. Met name aangeboren stofwisselingsziekten die de lever treffen lijken geschikt om deze technologie op toe te passen.” Het taaislijmziektegen is gerepareerd door een goede versie van het gen te injecteren in de organoïden. Dankzij een slimme genetische truc vervangen de cellen vervolgens zelf het defecte gen door de goede versie. Het is alsof je op de computer een oud bestand vervangt door een nieuw bestand dezelfde naam te geven. Kinderlongarts prof. dr. Kors van der Ent van het WKZ/UMC Utrecht werkte mee aan het onderzoek. “Het genetisch repareren van darmcellen van patiënten met taaislijmziekte is ontzettend bijzonder, maar we kunnen patiënten met taaislijmziekte er helaas nog niet mee genezen. Bij de aandoening zijn namelijk meerdere organen aangedaan. Wel is deze nieuwe techniek een enorme stap voorwaarts ten opzichten van de andere vormen van gentherapie die tot nu tot bij taaislijmziekte zijn toegepast.” Eerder lieten de onderzoekers wel zien dat de gekweekte minidarmen van taaislijmziektepatiënten bruikbaar zijn om nieuwe medicijnen op te testen. Van der Ent: “Sommige van onze patiënten behandelen we nu met middelen waar we voorheen nooit aan gedacht zouden hebben.” In muizen is het mogelijk met gekweekt weefsel beschadigde organen te herstellen. Clevers en collega’s hebben al muizen behandeld met gekweekt weefsel uit stamcellen. Ze hebben gekweekt darm- en leverweefsel teruggeplaatst in muizen met darm- of leverbeschadigingen. Het gekweekte weefsel werkte normaal. 1200 Patiënten met taaislijmziekte in Nederland Patiënten met taaislijmziekte of ‘cystic fibrosis’ hebben dik en taai slijm dat zich ophoopt en waardoor problemen in de longen en darmen ontstaan. De ziekte is niet te genezen en de levensverwachting van deze patiënten is ernstig beperkt. Naar schatting zijn er ongeveer 1350 mensen in Nederland die taaislijmziekte hebben. Per jaar worden ongeveer 40 kinderen met de ziekte geboren. Het Cystic Fibrosis Centrum van het UMC Utrecht behandelt zo’n 450 patiënten. De oorzaak van taaislijmziekte is een genetisch defect waardoor een poortje in de buitenkant van cellen niet goed werkt. Het poortje laat normaal gesproken zoutionen door. Bij patiënten werkt dat niet goed, daardoor verloopt ook het vochttransport niet goed en ontstaat taai slijm. De resultaten verschijnen op 5 december in het tijdschrift Cell Stem Cell. Het onderzoek is een samenwerking tussen het Hubrecht Instituut, van de KNAW, en het UMC Utrecht.
Hielprikscreening taaislijmziekte kosteneffectief Het LUMC heeft samen met TNO en enkele andere instituten een beslismodel ontwikkeld dat de gezondheidswinst en de kosten van het screenen van pasgeborenen op taaislijmziekte berekent. Ze publiceerden hun bevindingen onlangs in Journal of Cystic Fibrosis. Hoeveel gezondheidswinst levert een screening op? En hoeveel kost een grootschalige screening op een bepaalde ziekte? Vragen waar beleidsmakers antwoorden op willen voordat ze aan screenen beginnen, vooral als het om landelijke bevolkingsonderzoeken gaat. Het LUMC ontwikkelde samen met TNO, VU, RIVM en het Atrium Medical Centrum in Heerlen een beslismodel dat de gezondheidswinst en kosten van de screening op Cystische Fibrose (CF) oftewel taaislijmziekte in kaart brengt. Taaislijmziekte is een erfelijke ziekte die leidt tot ernstige longklachten en darmproblemen. Hoe vroeger de ziekte wordt ontdekt, hoe beter de ziekte te behandelen is. De gemiddelde levensverwachting van mensen met taaislijmziekte ligt nu op 50 jaar. Opeenvolgen van testen “We hebben eerst de kosten van vier testprogramma’s berekend die op bloed vanuit de hielprik bij pasgeborenen kunnen worden gedaan”, zegt Elske van den Akker-van Marle van de afdeling Medische Besliskunde van het LUMC. Steeds wordt eerst een IRT-test gedaan, een test die toetst op bepaalde eiwitten van het afweersysteem. Als de uitslag hoger is dan een bepaalde waarde doet een laboratorium vervolgtesten, zoals de PAP-test (die screent op eiwitten uit de alvleesklier), of een DNA-test. Daarnaast namen de onderzoekers de doorverwijzingskosten mee en de geschatte behandelingskosten tot het einde van het leven. Deze kosten zijn vergeleken met de medische uitgaven die worden gedaan zonder screening. Voor het beslismodel gebruikten de onderzoekers gegevens van 145.000 pasgeborenen in Zuid-Nederland die in 2008 en 2009 in de CHOPIN-studie werden gescreend. Uit het onderzoek blijkt dat de combinatie van IRT en daarna PAP het hoogste aantal gewonnen levensjaren oplevert tegen de laagste kosten. “Door vroegere ontdekking van taaislijmziekte kan sneller gestart worden met de behandeling waardoor geprobeerd wordt zoveel mogelijk schade aan de organen te voorkomen. Er is steeds meer bewijs dat screening de medische kosten verlaagt, omdat gescreende kinderen minder vaak ziek zijn”, aldus epidemioloog Kitty van der Ploeg van de afdeling Child Health van TNO. Nederland koos op basis van deze uitkomsten voor een combinatie van IRT-PAP, gevolgd door DNA-testen bij wanneer de uitslag verhoogd bleek. Deze screening is in 2011 landelijk ingevoerd. Het aantal gewonnen levensjaren is bij dit testprogramma een fractie lager en de kosten een fractie hoger dan bij alleen IRT-test of PAP-test zonder DNA-testen, maar de kans op een onterecht positieve uitslag is een stuk kleiner. “Daardoor voorkom je een hoop onterechte ongerustheid van ouders”, aldus Van den Akker-van Marle. Het beslismodel is interessant voor landen die nog niet aan CF-screening doen, aldus de Leidse medische besliskundige. “We krijgen nu al aanvragen voor meer informatie.”
Een nieuwe, ‘meedenkende’ vernevelaar blijkt grote gezondheidswinst te boeken bij kinderen met cystic fibrosis, oftewel taaislijmziekte. Als patiënten deze vernevelaar gebruiken, verbetert hun longfunctie aanzienlijk. De vernevelaar zorgt dat medicatie diep doordringt in de kleine vertakkingen van de luchtwegen, die met de conventionele inhaleerapparatuur moeilijk te bereiken waren. Dat blijkt uit onderzoek van Marije van den Beukel-Bakker die onlangs op haar onderzoek promoveerde. Taaislijmziekte is een erfelijke, ongeneeslijke aandoening. Het slijm in de longen, maar ook in de darmen van deze patiënten doet niet wat het hoort te doen. In de longen is dat het afvoeren van bijvoorbeeld bacteriën en stofdeeltjes. Het slijm hoopt zich bovendien op, waardoor in de longen chronische ontsteking ontstaat, met permanente longschade als gevolg. Benauwdheid, vermoeidheid en het ophoesten van veel taai slijm zijn de meest voorkomende symptomen van cystic fibrosis. De nieuwe vernevelaar stuurt door middel van aanwijzingen op een beeldschermpje de snelheid en de diepte van de inademing. Hij coacht de patiënt als het ware tijdens het inademen van de medicatie. Ook bepaalt de vernevelaar zelf tijdens welk gedeelte van de inademing de medicatie wordt geproduceerd. Dankzij deze nieuwe vernevelingsmethode komt veel meer medicatie dan voorheen op de plaats van de bestemming: diep in de longen, waar het slijm zich ophoopt. De vernevelaar houdt bovendien bij wanneer en hoe lang de patiënt vernevelt. Zowel behandelaar als patiënt weten nu dat de medicatie op de juiste tijden en in de juiste hoeveelheden wordt geïnhaleerd. Met de nieuwe medicatietechniek zijn kinderen met taaislijmziekte minder tijd kwijt aan het nemen van hun medicatie en verbetert hun kwaliteit van leven omdat de kleine luchtwegen beter worden behandeld. ,,De slijmophoping in de kleine luchtwegen verminderde, waardoor de longfunctie van de kinderen drastisch verbeterde. Kinderen gaven aan dat ze minder last hadden van hun ziekte,’’ legt promovenda Marije van den Beukel-Bakker uit. Of de nieuwe methode ervoor zorgt dat op den duur minder schade optreedt in de longen, kan zij nog niet zeggen. ,,Je zou verwachten dat de longen er ook op langere termijn minder snel op achteruit gaan. Maar dit onderzoek heeft niet lang genoeg geduurd om dat vast te kunnen stellen.’’ Een op de tien mensen in de Westerse wereld gebruikt dagelijks een vorm van inhalatietherapie, ook wel aerosoltherapie genoemd. Patiënten met aandoeningen als astma of COPD inhaleren hun medicijnen door middel van een puffer, poeder of vernevelapparaat. Of de nieuwe vernevelaar ook de behandeling van kinderen met astma zal verbeteren, moet verder worden onderzocht. Onderzoekster Marije van den Beukel-Bakker: ,,De onderzoeksgroep van de afdeling Kinderlongziekten zou dat nu heel graag bij astma willen onderzoeken. Maar daar moet eerst nog voldoende geld voor worden verzameld.’’
Het Nederlands Respiratoir Samenwerkingsverband (NRS) heeft haar tweejaarlijkse wetenschapsprijs toegekend aan de Utrechtse onderzoekergroep van dr. Jeffrey Beekman en professor Kors van der Ent. Zij werken bij het Wilhelmina Kinderziekenhuis aan nieuwe genetische tests en aan de behandeling van taaislijmziekte. Met de NRS Science Award willen de onderzoekers animatiefilms maken om nieuwe therapieën beter uit te leggen aan artsen, patiënten en hun naasten. Zij kregen de bijbehorende cheque van € 10.000,- uitgereikt tijdens de Longdagen, eind april in de Utrechtse Jaarbeurs. In Nederland lijden ongeveer 1.500 mensen aan taaislijmziekte, of Cystic Fibrosis (CF). In met name hun darmen en hun longen wordt niet voldoende dun slijm geproduceerd, waardoor zij extreem vatbaar zijn voor infecties. De ziekte kan door veel verschillende genetische defecten worden veroorzaakt. De aard van het genetisch defect bepaalt ook welke therapie wel of niet zal aanslaan. De CF-onderzoekers in Utrecht hebben samen met de groep van de Utrechtse hoogleraar professor Hans Clevers een methode ontwikkeld om in een vroeg stadium te kijken welk specifiek genetisch defect een patiënt heeft en hoe dat de functie van het slijmvlies beïnvloedt. Daarvoor halen ze stamcellen uit de darm van patiënten en kweken die op tot ‘mini-darmpjes’, de zogenoemde organoïden. Het grote voordeel van deze organoïden is dat in het laboratorium snel gekeken kan worden welke medicijnen bij welke patiënt het beste werken. De onderzoekers publiceerden over deze techniek in 2013 in Nature Medicine. Om de techniek ook voor patiënten, hun naasten, en het brede publiek inzichtelijk te maken, willen zij goede kwaliteit animaties laten produceren. Het bestuur van het Nederlands Respiratoir Samenwerkingsverband noemt het projectvoorstel dat Beekman en Van der Ent indienden voor de Science Award ‘een hele effectieve samenwerking tussen artsen en basale wetenschappers. De techniek is bijzonder innovatief en het project dat de onderzoekers met de prijs willen financieren – de productie van animaties – is even concreet als haalbaar met dit budget.’ De NRS Science Award is één van de wetenschappelijke prijzen die tijdens de Longdagen zijn uitgereikt. De Longdagen vonden dit jaar voor de derde maal plaats op 23 en 24 april: het is de nationale wetenschappelijke ontmoeting tussen artsen en longpatiënten, wetenschappers, zorgverleners en algemeen publiek. De nieuwste ontwikkelingen in wetenschap en zorg voor longen komen aan bod.
Screening van pasgeboren baby"s op taaislijmziekte ofwel cystic fibrosis is kosteneffectief, volgens een onderzoek dat onlangs in The Lancet werd gepubliceerd. Vroegtijdige screening kan vele malen goedkoper uitpakken, doordat de ziekte eerder en effectiever kan worden behandeld en ziekenhuisbehandelingen daardoor korter uitpakken. Mensen met taaislijmziekte hebben een infectie in de longen, die in de meeste gevallen al direct na de geboorte aanwezig is. Een op de dertig Nederlanders is drager van de ziekte, maar slechts een klein deel van deze mensen krijgt de ziekte ook daadwerkelijk.
Minister Schippers heeft na harde onderhandelingen met de farmaceut besloten om het medicijn Orkambi toe te laten tot het basispakket. Eerder kwamen de minister de farmaceut Vertex niet uit de onderhandelingen en zou het middel tegen taaislijmziekte niet vergoed worden. Hierdoor werden honderden patiënten met deze slopende ziekte gedupeerd. “Dit is fantastisch nieuws voor patiënten die door dit medicijn een veel beter leven krijgen", zegt prof Kors van der Ent, kinderlongarts in het UMC Utrecht. "Gelukkig zijn de minister en de farmaceut eruit gekomen en zien zij het belang in van dit revolutionaire middel. Ik ben iedereen die zich de afgelopen weken heeft laten horen en heeft verteld hoe belangrijk dit middel is zeer erkentelijk. En dolblij voor de patiënten waar ik dagelijks mee werk." De afgelopen weken werd Van der Ent bedolven onder bezorgde telefoontjes en e-mails. Samen met collega dr. Heijerman en de Nederlandse Cystic Fibrose Stichting (NCSF) benaderde Van der Ent daarom de afgelopen weken verschillende politici en vertelde hij in diverse media over de noodzaak van dit middel. "Fantastisch dat dit resultaat heeft gehad, er was namelijk enorme angst bij de patiënten en hun familie dat dit middel onbetaalbaar zou worden. Zij zien dagelijks wat voor enorm effect Orkambi heeft op hun leven. Dit medicijn en de opvolgers daarvan bieden uitzicht op genezing van deze uitputtende ziekte en is niet alleen een symptoombestrijder." Nadat het nieuws gisterenavond naar buiten kwam dat Orkambi alsnog vergoed wordt ontving Van der Ent wederom tientallen reacties. "Dolblije telefoontjes, appjes en mails. Dit middel is zo van belang voor onze patiënten dat ik zeker weet dat er hier en daar een traantje is weggepinkt." In Nederland worden ongeveer 750 van de 1500 patiënten met cystic fibrose behandeld met Orkambi. "Het stimuleert ons enorm om ook voor de andere helft van de patiënten door te gaan op de weg naar nieuwe behandelingen. Niet alleen in Nederland, maar ook in Europa", zegt Van der Ent. Het UMC Utrecht is het grootste CF-Centrum van Nederland. Ongeveer 450 kinderen en volwassenen met CF zijn hier onder behandeling.
Bron: UMC
VU medisch centrum maakt vanaf 1 december 2010 een uniek aanbod van genetische screening op dragerschap cystic fibrosis (CF) oftewel taaislijmziekte beschikbaar voor paren met een kinderwens. CF is een ernstige aangeboren aandoening waarbij de patiënt problemen heeft in meerdere organen. Alle paren met een kinderwens bij wie CF niet eerder in de familie voorkwam, kunnen via de website www.vumc.nl/cftest een test aanvragen. Binnen de reguliere gezondheidszorg in Nederland werden tot dit moment dragerschaptesten op CF alleen verricht bij mensen bij wie (dragerschap van) CF al in de familie voorkomt. Echter, 85 procent van de kinderen met CF wordt geboren in families waar deze aandoening nog niet eerder voorkwam. Met de test kan ieder paar al vóór de zwangerschap te weten komen of er een verhoogde kans is op een kind met CF. In Nederland is circa 1 op 30 mensen (van oorspronkelijk Noord-Europese afkomst) drager van CF. Dragers hebben zelf geen CF, maar als beide ouders drager zijn, heeft elk toekomstig kind van hen een risico van 25 procent op CF. Voor deze dragerparen zijn er verschillende mogelijkheden ten aanzien van het krijgen van kinderen. Naast prenatale diagnostiek naar CF tijdens de zwangerschap zijn opties mogelijk zoals onder andere afzien van kinderen, adoptie, gebruikmaken van donorzaadcellen of -eicellen of zwanger worden via reageerbuisbevruchting. Dragerparen ontvangen een uitnodiging om deze mogelijkheden te bespreken in een persoonlijk gesprek op de polikliniek klinische genetica van VUmc. De aanvraag wordt gedaan door het paar zelf bij de afdeling klinische genetica van VUmc via de website www.vumc.nl/cftest. De dragerschaptest kost 150 euro per paar. Afhankelijk van de ziektekostenverzekeraar worden deze kosten wel of niet vergoed. Cystic fibrosis is één van de meest voorkomende erfelijke ziekten met een beperkte levensverwachting in Nederland. De aandoening is chronisch en niet te genezen. CF komt voor bij ongeveer 1 op de 4.000 à 5.000 pasgeborenen. Een kind met CF heeft zowel van vader als van moeder de aanleg voor CF gekregen. Bij kinderen met CF wordt op diverse plaatsen in hun lichaam dikker en taaier slijm gemaakt dan normaal. Dit dikke en taaie slijm zorgt voor problemen in onder andere de luchtwegen en in het maag-darmkanaal.
Het inhaleren van geneesmiddelen is belangrijk voor patiënten met bijvoorbeeld astma of taaislijmziekte. Anne Lexmond onderzocht hoe het geneesmiddel en het type inhalator zijn af te stemmen op elkaar en op de patiënt. Haar bevindingen sluiten direct aan bij vragen uit de kliniek. Zij promoveert op 5 december aan de Rijksuniversiteit Groningen. Op de afdeling Farmaceutische Technologie en Biofarmacie van UMCG/RUG, waar Anne Lexmond haar onderzoek uitvoerde, is veel ervaring in het ontwikkelen van inhalatoren en inhalatiegeneesmiddelen. Twee modellen die daar ontwikkeld zijn, de Novolizer en de Genuair, worden inmiddels algemeen gebruikt. Een goedkope wegwerpinhalator, de Twincer, is in een vergevorderd stadium van ontwikkeling. 'Dit onderzoek naar geneesmiddelinhalatoren heeft in vier jaar tijd een klinische vraag uit het UMCG omgezet in een nieuwe test. En dat is heel snel,’ vertelt farmaceutisch technoloog Lexmond. Er was vraag naar een test die kan worden gebruikt in het onderzoek naar nieuwe astmamedicijnen. Daarvoor moet eerst heel gecontroleerd een soort astma-aanval oproepen worden, met adenosine. 'De adenosine wordt via een vernevelaar geïnhaleerd. Maar de concentratie is zo hoog, dat dit de grootte van de ingeademde druppeltjes beïnvloedt. Bovendien duurt het relatief lang om de juiste dosis in de longen te krijgen', legt Lexmond uit. In plaats van verneveling van opgeloste adenosine gebruikte Lexmond een poederinhalator die lijkt op de Twincer en die speciaal voor dit onderzoek is ontwikkeld. Hiermee was het mogelijk adenosine in hoge doseringen in de longen te krijgen. ‘Het halveerde bovendien de tijd die nodig is om de dosis toe te dienen, wat prettig is voor de patiënt die het onderzoek ondergaat.’ Daarnaast werkte Lexmond ook aan een betere inhalator voor kinderen. ‘Die gebruiken nu nog inhalatoren die zijn ontworpen voor volwassenen.’ Aan welke voorwaarden moet een kinder-inhalator voldoen? ‘Kinderen hebben een kleiner longvolume en ademen minder krachtig en korter in. Voor hen moet de dosis in ongeveer een halve liter lucht zitten, terwijl voor volwassenen volumes tot anderhalve liter gebruikelijk zijn.’ Een goede dosering is ook belangrijk bij het toedienen van antibiotica in de longen van patiëntjes met taaislijmziekte. Ook dat gaat nu via een vernevelingsapparaat, wat veel tijd kost. En het moet twee keer per dag. Een poederinhalator zou sneller en nauwkeuriger zijn. ‘Er loopt inmiddels een onderzoek met taaislijmziekte patiëntjes’, weet Lexmond. ‘Je moet eigenlijk het geneesmiddel en de inhalator samen afstemmen op de patiënt,’ is de overkoepelende conclusie van Lexmond. Dat gebeurt nog te weinig. ‘Maar er is grote belangstelling voor de manier van werken die we aan de RUG hebben ontwikkeld,’ vertelt de promovenda. Op basis van haar promotieonderzoek wist zij een exclusieve beurs voor farmaceutisch onderzoek aan King’s College London te krijgen. ‘Er worden er jaarlijks maar twee van toegekend,’ zegt Lexmond, die inmiddels naar Londen verhuisd is. ‘En er zit hier bijvoorbeeld een bedrijf voor farmaceutisch contractonderzoek dat erg geïnteresseerd is in het gebruik van de test die we in Groningen ontwikkeld hebben.’ Een poederinhalator is ook te gebruiken voor het toedienen van vaccinaties. ‘Daar is veel belangstelling voor. Je hebt dan geen naalden nodig. Voorwaarde is wel dat de ontwikkeling van het vaccin en de inhalator hand in hand gaan, en dat de inhalator niet veel kost. De Twincer zou heel geschikt zijn.’ De ontwikkeling van een inhalatievaccin was werk van haar collega Wouter Tonnis, die op dezelfde dag als Lexmond promoveert. Zijn onderzoek naar een inhaleerbaar vogelgriepvaccin was twee weken geleden nog in het nieuws.
Promotie Vincent Geukers: ‘Aspects of protein metabolism in children in acute and chronic disease’. Bij kinderen met acute ziekte helpt vroegtijdige toediening (binnen 24 uur na opname op een Kinder-IC) van eiwitrijke voeding om verlies van lichaamseiwit en daarmee spiermassa te beperken en de overlevingskansen op de IC te verbeteren. Hogere eiwitinname dan wat wordt aanbevolen voor kinderen van een bepaalde leeftijd is echter niet zinvol. Bij oudere kinderen met taaislijmziekte en achterblijvende lengtegroei kan de eiwitbalans wel worden verbeterd door zo’n hogere eiwitinname. Onderzoek moet uitwijzen of dit ook echt leidt tot het inlopen van de groeiachterstand. Bij kinderen met een acute of chronische ziekte kan tijdens Intensive Care-opname een negatieve eiwitbalans in het lichaam ontstaan en verlies van spiermassa. Dit leidt tot langere opnameduur, met meer beademingsdagen en meer kans op ziekenhuisinfecties. Geukers onderzocht of eiwitsynthese, en daarmee de totale eiwitbalans van het lichaam, door een hoge dagelijkse eiwitinname van 5 gr/kg bij kinderen met een acute of chronische ziekte meer verbetert dan bij de gewone dagelijkse eiwitinname van 2 gr/kg. Bij jonge kinderen die een open hartoperatie hebben ondergaan verbetert de eiwitbalans niet door zo’n extreem hoge dagelijkse eiwitinname. Bij kinderen met een taaislijmziekte met achterblijvende lengtegroei gebeurt dat dus wel.
Patiënten met Cystic fibrosis (CF, taaislijmziekte) groeien mogelijk minder goed doordat ze een afwijkende galzoutstofwisseling hebben. Tot die voorzichtige conclusie komt Frank Bodewes in zijn promotieonderzoek, dat hij uitvoerde met behulp van muismodellen met eenzelfde genmutatie in het CFTR eiwit als patiënten met taaislijmziekte. CF is een van de meest voorkomende erfelijke aandoeningen. Bij CF-patiënten is het slijm door een genetische afwijking erg taai. Het lichaam kan daardoor niet goed afvalstoffen afvoeren via het slijm, waardoor organen steeds slechter gaan functioneren. Patiënten worden over het algemeen niet oud. Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuwe behandeling waardoor CF overgaat of voorkomen kan worden, maar deze is voor de meeste patiënten nog niet beschikbaar. Bodewes richtte zich in zijn onderzoek op uitingsvormen en de behandeling van CF in de lever en de darm. Hij bestudeerde daarvoor de rol van galzouten, essentieel voor de stofwisseling en de opname van vetten en vitamines uit ons eten, bij muizen met een mutatie in het CFTR-eiwit. Deze galzoutstofwisseling en de galzoutsamenstelling blijkt anders te zijn dan die van gezonde muizen. Bodewes oppert dat de verstoorde galzoutstofwisseling de oorzaak kan zijn van een aanhoudende, verminderde vetopname in de darm, met als gevolg een slechte groei. Dat zou verklaren waarom bijvoorbeeld de huidige medicatie voor een betere vetopname van de darm de slechte groei, kenmerkend voor CF-patiënten, niet altijd kan voorkomen. De promovendus benadrukt dat er meer onderzoek nodig is voordat dit preklinische onderzoek gebruikt kan worden voor patiënten met CF. Frank Bodewes (Eelde, 1966) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de Graduate School for Medical Sciences en Onderzoeksinstitiuut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Bodewes werkt als kinderarts maag-, darm- en leverziekten in het UMCG.
Onderzoekers van het Hubrecht Instituut en het UMC Utrecht hebben een nieuwe bloedtest ontwikkeld om vroeg in de zwangerschap de aanwezigheid van ernstige aandoeningen te bepalen. Het gaat daarbij om monogenetische aandoeningen: ziektes die door één gen worden veroorzaakt. Deze methode, MG-NIPD, is daarmee veel verfijnder dan de NIPT. Ook kan de test mogelijk ingrijpend onderzoek, zoals een punctie of een vlokkentest, vervangen. De onderzoekers publiceren hun resultaten vandaag in het American Journal of Human Genetics. De nieuwe methode, afgekort als MG-NIPD (monogentische niet-invasieve prenatale diagnostiek), is ontwikkeld door de onderzoeksgroep van prof. Wouter de Laat bij het Hubrecht Instituut, in samenwerking met de afdeling Genetica van het UMC Utrecht en artsen uit Griekenland en Iran. Prenatale diagnostiek wordt gebruikt om tijdens de zwangerschap bij de foetus ernstige genetische aandoeningen op te sporen. Twee bekende vormen van prenatale diagnostiek zijn de vlokkentest en de vruchtwaterpunctie. Deze testen kunnen echter belastend zijn voor moeder en kind. In de afgelopen jaren zijn daarom niet-invasieve prenatale genetische testen ontwikkeld waarvoor tijdens de zwangerschap alleen een bloedafname nodig is. Zo is het met de niet-invasieve prenatale test (NIPT) al mogelijk om in celvrij DNA uit het bloed van de moeder te onderzoeken of de foetus een chromosoom extra heeft en bijvoorbeeld het syndroom van Down heeft. Veel ernstige erfelijke ziekten zijn echter niet aan te tonen met de NIPT. Zijn de ouders drager van een ernstige erfelijke ziekte, dan wordt die veelal veroorzaakt door een kleine genetische variatie. Daarbij zijn slechts één of enkele DNA-bouwstenen in één gen veranderd. Dat is onder andere het geval bij taaislijmziekte (cystic fibrosis, CF), thalassemie en sikkelcelziekte (erfelijke bloedziekten). Deze monogenetische aandoeningen kunnen niet met de NIPT worden aangetoond, maar wel met MG-NIPD. Die nieuwe test maakt gebruik van celvrij DNA uit het bloed van de zwangere vrouw. Tijdens een zwangerschap bestaat het celvrij DNA voor het grootste gedeelte uit DNA van de moeder en een snufje DNA van de foetus. Met meer dan drie miljard bouwstenen in ons DNA is het uiterst ingewikkeld om nauwkeurig te bepalen of de foetus de afwijking van beide ouders heeft gekregen. MG-NIPD maakt dit nu mogelijk. Het is een zeer verfijnde test gericht op één gen en ontwikkeld door het Hubrecht Instituut en het UMC Utrecht. De test maakt gebruik van de Targeted Locus Amplification (TLA) technologie. Dit is een door het Hubrecht Instituut en haar spin-off bedrijf Cergentis ontwikkelde nieuwe methode voor DNA-analyse. Een groot voordeel van deze technologie is dat die de twee kopieën die ieder mens van elk gen bij zich draagt, afzonderlijk in kaart kan brengen. Dat is belangrijk omdat bij bijna ieder mens deze twee kopiëen genetisch van elkaar verschillen. Bij toekomstige ouders die drager zijn van een erfelijke aandoening is één van beide kopieën ziekteveroorzakend. Door met TLA-technologie te bepalen welke DNA-variaties uniek zijn voor de gezonde en de ziekteveroorzakende kopie, kunnen al voor de zwangerschap bij beide ouders honderden ziekte-onderscheidende variaties worden vastgesteld. Deze zijn later allemaal afzonderlijk te meten in het bloed van de zwangere vrouw. Dit maakt betrouwbare niet- invasieve prenatale diagnostiek mogelijk voor onder meer taaislijmziekte, thalassemie en sikkelcelziekte. Het onderzoek is mede mogelijk mogelijk gemaakt dankzij steun van het U-fonds en het K.F. Heinfonds. Patiëntenorganisaties als de Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting en Oscar Nederland (voor dragers en patiënten met thalassemie en sikkelcelziekte) onderschrijven het belang van niet-invasieve diagnostische testen. De volgende stap is het testen van MG-NIPD in een studie met grote groepen risicofamilies uit de patiëntbestanden van verschillende UMC’s in Nederland. Dit onderzoek zal uitwijzen of MG-NIPD inderdaad op termijn de vlokkentest en vruchtwaterpunctie kan vervangen. Bij goede resultaten kan MG-NIPD naar verwachting binnen enkele jaren worden ingezet voor prenatale diagnostiek in het geval er monogenetische ziekten in de familie voorkomen.
Bron: UMC
Van 18 tot en met 22 juni wordt in De Doelen in Rotterdam het 18e congres van de International Society for Aerosols in Medicine (ISAM) gehouden. De organisatie is in handen van een comité van deskundigen aangevoerd door prof.dr. Harm Tiddens, kinderlongarts in Erasmus MC - Sophia. Experts van over de hele wereld komen naar het congres, met als doel medicijnen op een slimmere manier op de juiste plaats van bestemming te krijgen. Een op de tien mensen in de Westerse wereld gebruikt dagelijks een vorm van aerosol therapie: het inhaleren van medicijnen door middel van een puffer, poeder of vernevelapparaat. Naar schatting 80procent van de patiënten inhaleren minder dan de helft van de voorgeschreven toedieningen correct. Tiddens: "Het kan hierbij gaan om medicatie die 12.000 tot 25.000 Euro per jaar kost. Gezondheidswinst en vele miljoenen euros worden jaarlijks weggegooid door onjuist gebruik Om aerosol therapie te verbeteren zal het in Rotterdam naast therapietrouw vooral gaan over het bevorderen van inhalatie competentie door inzet van slimme inhalatoren. " Nieuwe technologieën zorgen ervoor dat het medicijn als vanzelf op de juiste manier wordt geïnhaleerd. Ook is de patiënt nu in staat, zelf zijn therapie trouw te volgen. Tiddens: "De patiënt kan steeds meer zelf zijn ziekte "managen ". Recent hebben we aangetoond dat door het gebruik van slimme vernevelaars de effectiveit van behandeling van kinderen met taaislijmziekte bijna verdubbelde ". Ook voor de behandeling van astma en COPD zal de invoer van slimme inhalatoren de effectiviteit van de behandeling dramatisch kunnen verbeteren. Tiddens: "Een puber met taaislijmziekte is twee uur per dag bezig met zijn behandeling. Het grootste deel van die tijd wordt besteed aan therapie met een inefficiënte vernevelaar waarbij je je goed moet concentreren. Dat is een niet haalbare opgave voor de gemiddelde puber. De nieuwe vernevelaars verminderen niet alleen de tijd nodig voor de behandeling maar verbeteren ook de effectiviteit en de kwaliteit van leven van de patiënt. Was de patiënt vroeger de passagier in de behandeling, nu is hij co-piloot. Ik verwacht dat de patiënt over vijf jaar de eerste piloot is en de arts de verkeersleiding. E-health technologie gaat in de komende jaren de kwaliteit van deze behandelingen dramatisch verbeteren. "
Het UMC Utrecht en de Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting (NCFS) gaan intensief samenwerken op gebied van wetenschappelijk onderzoek. De ambitie is om komende vier jaar geïndividualiseerde behandeling voor alle mensen met cystic fibrosis (CF) in Nederland te realiseren. Als dat lukt, is CF in de toekomst wellicht geen dodelijke ziekte meer. Beide instellingen ondertekenden woensdag 11 januari een strategische alliantie-overeenkomst. Een dergelijke nauwe samenwerking tussen een ziekenhuis en een patiëntenorganisatie is in Nederland uniek. “Er komen nieuwe geneesmiddelen die niet alleen de symptomen van CF bestrijden, maar die óók de oorzaak van CF in de cel aanpakken. Maar iedere patiënt reageert weer anders, want er zijn heel veel verschillende genetische vormen van CF. Voorspellen welk geneesmiddel bij welke patiënt gaat werken is daarom erg belangrijk’ aldus prof. dr. Kors van der Ent, hoogleraar kinderlongziekten in het Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ), onderdeel van het UMC Utrecht. Samen met het Hubrecht Instituut ontwikkelde het ziekenhuis een innovatieve methode voor het testen van medicijnen in stamcellen van de patiënt. Na een eenmalige afname van wat stamcellen kunnen deze oneindig worden ingevroren, ontdooid en opgekweekt. Hierdoor kunnen op een efficiënte manier grote aantallen geneesmiddelen tegelijkertijd worden getest. Ook voor patiënten met zeer zeldzame mutaties kunnen zo medicijnen worden ontwikkeld. De alliantie zal nauw samenwerken met artsen en onderzoekers uit andere Nederlandse CF-centra en met internationale partners. Het doel is de kennis zo breed mogelijk beschikbaar te maken voor patiënten in Nederland en daarbuiten. NCFS-directeur Jacquelien Noordhoek: “Door deze alliantie ontstaat een sterke positie om het onderzoeksprogramma en de benodigde financiering te realiseren. Wetenschappelijk onderzoek kan hierdoor sneller worden uitgevoerd, bij grotere groepen patiënten en de resultaten komen sneller bij de patiënten terecht. CF, ook wel taaislijmziekte genoemd, is een erfelijke, chronische ziekte. De longen, lever, darmen en andere organen worden door de ziekte ernstig aangetast. De gemiddelde levensverwachting voor mensen met CF is op dit moment ongeveer 40 jaar. Op locatie WKZ (kinderen) alsmede op locatie UMC (volwassenen) wordt zorg verleent aan een grote groep kinderen en volwassenen en verricht men baanbrekend translationeel onderzoek naar deze aandoening. De NCFS is een Nederlandse patiëntenorganisatie en gezondheidsfonds, dat de belangen behartigt van mensen met CF en onderzoek naar CF stimuleert en faciliteert. De voorkeuren van patiënten en ouders worden iedere vijf jaar gepeild, waarna de onderzoeksprioriteiten worden vastgesteld. Onderzoek naar het basisdefect in de cel bij CF heeft verreweg de hoogste prioriteit. Voor meer informatie, ga naar www.ncfs.nl.
Bron: VUmc
Drie keer per dag medicatie gebruiken, áltijd vetten en calorieën tellen, op vaste tijden naar de supermarkt en altijd noodmedicatie mee; chronisch zieke patiënten hebben veel leefregels. Artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners weten dit goed te adviseren, maar begrijpen ze ook hoe het is om zo elke dag te moeten leven? Om daar achter te komen gaan vanaf 9 mei meer dan 120 medewerkers van het UMC Utrecht en Wilhelmina Kinderziekenhuis (WKZ) de ‘serious challenge’ aan en 14 dagen leven volgens de gesimuleerde leefregels van een chronisch zieke jongere. In Nederland heeft 15 procent van de bevolking jonger dan 18 jaar een chronische aandoening. Deze patiënten moeten zich in het dagelijks leven aan veel regels houden. Drie keer per dag medicatie slikken bijvoorbeeld, beweegnormen halen of een streng dieet volgen. Patiënten met een taaislijmziekte (cystic fibrosis) mogen zelfs niet tussen 17.00 en 20.00 uur naar de supermarkt, omdat de kans op infecties dan een stuk groter is door de hoeveelheid mensen in de winkel. Tijdens de challenge volgen medewerkers twee weken lang een aantal vooraf bepaalde leefregels, om beter te kunnen begrijpen waar patiënten tegenaan lopen. “Kors van der Ent, kinderlongarts en één van de initiatiefnemers van de serious challenge: “Natuurlijk kunnen we ons nooit precies hetzelfde voelen als een echt zieke patiënt en reageert iedereen op zijn eigen manier. Door deze actie willen we beter ervaren hoe lastig het soms voor ze is om zich aan deze regels te houden”. Stefan van Geelen, onderzoeker en mede-initiatiefnemer, vult aan: “Juist voor patiënten die wel verminderde lichaamsfuncties hebben, maar geen directe klachten ervaren is het extra lastig om zich aan alle regels te houden. Door de challenge hopen we patiënten nog beter te begrijpen en daardoor de zorg beter af te kunnen stemmen op de individuele patiënt.” De serious challenge is onderdeel van de Child Health week. Tijdens deze week, van 8 – 12 mei 2017, laat het WKZ aan haar medewerkers en bezoekers (ouders en patiënten) zien en ervaren hoe wetenschappelijk onderzoek bijdraagt aan betere zorg in het WKZ. Zij kunnen presentaties volgen over hoe het WKZ samen met patiënten onderzoek doet en over onderzoeksresultaten waaruit blijkt dat er steeds meer maatwerk behandelingen voor kinderen mogelijk zijn. Er is onder andere een publiekslezing (interessant voor jong én oud) over jeugdreuma en er zijn allerlei activiteiten in de hal van het WKZ.
Zelfs als er geen ziekte in de familie voorkomt, kan er een verhoogde kans op het krijgen van een kind met een erfelijke ziekte zijn. Mensen kunnen - zonder het te weten- drager zijn van een aanleg die bij hun kinderen een erfelijke ziekte kan veroorzaken. Bij sommige bevolkingsgroepen in Nederland komt dragerschap van bepaalde zeldzame erfelijke ziektes zelfs vaker voor. Om dit onderwerp meer bekendheid te geven bij mensen met een kinderwens hebben Erfocentrum, VUmc, en AMC de site www.benikdrager.nl ontwikkeld. Tegenwoordig kunnen stellen al vóór een zwangerschap met een dragerschapstest laten onderzoeken of zij beiden drager zijn van dezelfde ernstige, erfelijke ziekte. Als dat het geval is, dan heeft hun kind een kans van één op vier (25 procent) op deze ziekte. Op www.benikdrager.nl is meer informatie te vinden over dragerschap en de mogelijkheden die er zijn om na te gaan of er sprake is van een verhoogde kans op een kind met een ernstige erfelijke ziekte. Daarnaast bevat de website informatie voor medische professionals. Klinische geneticus AMC Phillis Lakeman: "Met deze site geven we mensen meer bekendheid over de kans op het krijgen van een kind met een erfelijke ziekte. Ook als er nog geen ziektes in de familie voorkomen. Wij hopen ook meer informatie te geven over welke dragerschapstesten er voor stellen met kinderwens zijn." Er worden in Nederland dragerschapstesten aangeboden voor een aantal ernstige erfelijke aandoeningen voor verschillende doelgroepen. Dit zijn erfelijke bloedarmoede (sikkelcelziekte en thalassemie) bij Surinamers, Antillianen, Afrikanen, Turken en Marokkanen; cystic fibrosis (taaislijmziekte) bij mensen van Nederlandse/Europese afkomst en een aantal ernstige erfelijke ziektes binnen de Joodse en Volendamse gemeenschap. Ook mensen die een partner hebben binnen de eigen familie kunnen een verhoogde kans hebben op een kind met een erfelijke ziekte. Voor de testen kun je via de huisarts of verloskundige verwezen worden naar één van de afdelingen Klinische Genetica.
De Europese Unie stelt 6,6 miljoen euro beschikbaar voor onderzoek naar het behandelen van osteogenesis imperfecta vóór de geboorte. De behandeling wordt de komende jaren getest bij 20 kinderen met de meest ernstige vorm van deze ‘brozebottenziekte’. Kinderen met osteogenesis imperfecta groeien slecht en hunbotten breken makkelijk, soms al in de baarmoeder. “Er is nugeen goede behandeling voor, vertelt prof. Dick Oepkes, hoogleraar foetale therapie in het LUMC. “Soms worden stamcellen na de geboorte gegeven, maar de kans op afstoting is dan groot.” Osteogenesis imperfecta komt voor bij 1 op de 10.000 tot 20.000 pasgeborenen. Oepkes wil osteogenesis imperfecta (OI) al in de baarmoeder gaan behandelen met mesenchymale stamcellen. “Voor de geboorte is het afweersysteem nog niet rijp en daardoor zullen de stamcellen niet worden afgestoten”, aldus Oepkes. Als de behandeling aanslaat kan deze na de geboorte worden voortgezet met dezelfde stamcellen. Dat is waarschijnlijk nodig omdat één behandeling onvoldoende is. In dit onderzoek wordt de behandeling getest bij kinderen met de meest ernstige vormen van de aandoening (type 3 en 4). Nu overlijden zij soms al in de baarmoeder. De stamcellen worden in de navelstreng ingespoten en zijn afkomstig van foetale levers die overblijven na abortus in Zweden. Het onderzoek heeft een subsidie van 6,6 miljoen euro toegekend gekregen via het Horizon 2020 programma. In de studie wordt samenwerkt met onder andere de afdeling immunohematologie LUMC (prof. Wim Fibbe en prof. Jaap Jan Zwaginga), het kinderorthopediecentrum van het UMC Utrecht, University College London en het Karolinska Institute in Zweden, dat de studie coördineert. “We willen de komende drie jaar twintig foetussen met OI behandelen en hen na de geboorte twee jaar volgen. Daarbij vergelijken we hun ontwikkeling met die van kinderen die niet al in de baarmoeder zijn behandeld, bijvoorbeeld omdat de ziekte te laat ontdekt is. We verwachten niet dat de kinderen helemaal genezen, maar wel dat ze aanzienlijk minder botbreuken hebben, beter groeien en minder pijn hebben”, aldus Oepkes, projectleider van het Nederlandse deel van de studie. “Als het principe van foetale stamceltherapie werkt, kunnen we dat ook voor andere ziektes gebruiken. Ons doel is om veel aangeboren ziektes al in de baarmoeder met stamcellen te behandelen, zoals taaislijmziekte, bloedziektes als thalassemie en sikkelcelanemie en immunologische stoornissen”, aldus Oepkes. Wat hierbij helpt is dat steeds meer ziektes vroeg kunnen worden opgespoord met echografisch onderzoek en genetische testen. Het LUMC is het landelijk centrum voor foetale therapie in Nederland. Het LUMC behandelt onder meer foetussen met hartritmestoornissen, tweelingen met het tweelingtransfusiesyndroom en foetussen met ernstige bloedarmoede.
Promovendus: ‘Betrek kinderen actief bij het opzetten van wetenschappelijk onderzoek’ Kinderen ervaren van veel wetenschappelijk onderzoek nauwelijks last. De reistijd, lang wachten of niet weten wat komt, vinden zij belangrijke nadelen. Van alles te weten komen over hun eigen lichaam of andere -zieke- kinderen kunnen helpen, motiveert hen om mee te doen. Dat zeggen kinderen in het proefschrift van Mira Staphorst van het Erasmus MC dat zij verdedigt op woensdag 21 juni 2017. Zij pleit voor het actief betrekken van kinderen bij de wijze waarop wetenschappelijk onderzoek wordt uitgevoerd. Er is veel terughoudendheid over deelname van kinderen aan wetenschappelijk onderzoek. Ethische commissies maken een inschatting of een bepaald onderzoek niet te belastend is voor de deelnemende kinderen. “Maar tot nu toe is er nog maar weinig onderzoek gedaan naar wat kinderen hier zelf van vinden”, zegt Mira Staphorst van de sectie Medische Psychologie van het Erasmus MC. “Terwijl die informatie juist zo belangrijk is om een goede inschatting te maken. Mijn onderzoek is een eerste aanzet om dit in kaart te brengen. Daarvoor sprak ik met kinderen die aan allerlei wettenschappelijke onderzoeken meedoen. Dit waren gezonde kinderen en kinderen met een chronische ziekte zoals taaislijmziekte, astma, ziekte van Cröhn of een cashewallergie tussen de 6 en 18 jaar. Ook vulden meer dan 350 kinderen een vragenlijst in over hun ervaring tijdens onderzoeken zoals longfunctietesten, allergietesten, bloedafnames en MRI-scans.” Staphorst: “Wat de kinderen als belastend ervaren is verrassend. Het loopt uiteen van zaken die te maken hebben met het onderzoek, zoals zenuwachtig zijn omdat je niet weet wat je te wachten staat en nuchter moeten zijn voor een onderzoek en daardoor honger of dorst hebben, tot belasting die te maken heeft met de logistiek van een onderzoek, zoals lang moeten wachten en veel onderzoeken achter elkaar moeten doen. Voor zieke kinderen speelt vaak ook de (reis)tijd mee die zij kwijt zijn aan het onderzoek, waardoor zij school en sociale activiteiten moeten missen. Het was opvallend dat de verschillende kinderen die ik geïnterviewd heb veel vergelijkbare ervaringen hebben.” “Kinderen zijn meestal heel gemotiveerd. Zo vinden gezonde kinderen het leuk om te ontdekken hoe ze er van binnen uitzien en vinden zieke kinderen het belangrijk om andere kinderen te kunnen helpen”, zegt Staphorst. “Suggesties van de kinderen zelf om de belasting te verminderen zijn vooral gericht op afleiding, zoals een film kijken en muziek luisteren. Ook noemen kinderen dat vooraf betere informatie over het onderzoek op hun niveau hen kan helpen: wat voel je van een MRI-scan of hoe smaakt contrastvloeistof?” Onlangs kwam er meer ruimte in de Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek (WMO) die kinderen moet beschermen tegen wetenschappelijk onderzoek die daar zelf geen medisch belang bij hebben, toch is er nog veel discussie over. “Wat mij betreft is er nog te veel oog voor het beschermen van kinderen zonder dat zij zelf hierbij worden betrokken. Ik verwacht dat dit verbetert wanneer zij actief betrokken worden, bijvoorbeeld door hun mening te laten geven over het onderzoek. De onderzoeken die ik heb bestudeerd zijn niet de meest ingrijpende, maar de resultaten zijn belangrijk omdat kinderartsen en ethische commissies vaak verschillen van mening over of deze procedures wel acceptabel zijn voor kinderen. Ook is het belangrijk om verder onderzoek te doen naar de impact van andere onderzoeken. Dankzij een subsidie van ZonMw kunnen we dat gaan doen.” Dit onderzoek werd gesubsidieerd door ZonMw en mede mogelijk gemaakt door medewerking van het AMC, VUMC en het Academisch Centrum voor Tandheelkunde in Amsterdam.
Bron: EUR
Dit jaar bestaat de hielprikscreening veertig jaar. Alle ouders in Nederland kunnen hun pasgeboren baby laten screenen op enkele ernstige aandoeningen. Jaarlijks worden zo’n 200 kinderen met een aandoening opgespoord die anders misschien zouden zijn overleden of ernstig gehandicapt zouden zijn. Dit goedlopende en breed gesteunde programma is een van de langst lopende landelijke screeningsprogramma’s in de publieke gezondheidszorg. Bij dit jubileum verschijnt het boek ‘Veertig jaar Hielprikscreening in Nederland’ waarin grondleggers en experts van de screening aan het woord komen over verleden en heden van deze bijzondere aanpak. De presentatie vindt plaats tijdens het symposium 'Veertig jaar Hielprikscreening in Nederland' op donderdag 11 september 2014 bij het RIVM in Bilthoven. In de jaren zestig startten de Verenigde Staten en Groot-Brittannië met de hielprikscreening. De ontdekking dat ernstige verstandelijke handicaps in sommige gevallen voorkomen konden worden was een doorbraak. Nederland startte in 1974 met screening op de stofwisselingsziekte PKU (fenylketonurie). Door betere testen en behandelingsmethoden kon het programma gestaag worden uitgebreid. Tot 2007 werd op 3 aandoeningen gescreend. Daarna werd het programma sterk uitgebreid en momenteel omvat het 18 aandoeningen. In de meeste gevallen zijn het stofwisselingsproblemen, maar ook afwijkingen aan schildklier,bijnier, taaislijmziekte en sikkelcelziekte worden opgespoord. In de eerste week na de geboorte krijgt elke baby in Nederland een hielprik. De screening van het hielprikbloed levert belangrijke informatie op over een aantal ernstige ziektes. Vroegtijdige opsporing hiervan is belangrijk om schade aan de gezondheid te voorkomen of te beperken. Jaarlijks wordt de hielprik uitgevoerd bij bijna 180.000 pasgeborenen. De hielprik richt zich op behandelbare aandoeningen waarbij door tijdig ingrijpen ernstige gezondheidsschade kan worden voorkomen. Behandeling kan bestaan uit medicatie of een dieet. Niet altijd verdwijnen alle klachten, maar wel kunnen complicaties verminderen en KAN de conditie van de kinderen verbeteren. Tegenwoordig worden zo ongeveer 200 kinderen per jaar opgespoord en daarmee is het programma succesvol en kosteneffectief. Op landelijk niveau wordt de screening georganiseerd door het RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek. Momenteel bereidt de Gezondheidsraad een rapport voor over de mogelijke uitbreiding van het hielprikprogramma. Het boek "Veertig jaar Hielprikscreening in Nederland" is geschreven door dr. J. Gerard Loeber, voormalig hoofd RIVM-Laboratorium voor Infectieziekten en Screening, met medewerking van dr. Carla van El, als onderzoekster verbonden aan de Sectie Community Genetics & Public Health Genomics, EMGO+ en Afdeling Klinische Genetica van VUmc. Het boek is gebaseerd op een onderzoeksproject van het CSG Centre for Society and the Life Sciences, getiteld 'Neonatal screening in the Netherlands: a historical-comparative and policy perspective', gefinancierd door het Netherlands GenomicsInitiative. "Veertig jaar Hielprikscreening in Nederland" wordt uitgegeven door Uitgeverij Prelum, www.prelum.nl en is mede mogelijk gemaakt door VUmc en RIVM-Centrum voor Bevolkingsonderzoek. bron: Origineel
Jongeren die ernstig ziek zijn geweest en dankzij de moderne geneeskunde zijn hersteld, blijven in hun latere leven vaak de gevolgen daarvan ondervinden. Hun levensloop is vertraagd, ze worden later zelfstandig en hun psychoseksuele en sociale ontwikkeling blijft achter bij gezonde levensgenoten. Dit blijkt uit het proefschrift van Eefje Verhoof die vrijdag 1 mei promoveert aan het AMC. Verder ervaren ze als jongvolwassenen een lagere kwaliteit van leven en kennen ze meer gevoelens van angst, depressie en hulpeloosheid. Volgens het onderzoek van Verhoof zijn ze gemotiveerd om deel te nemen aan het arbeidsproces, maar werken ze minder dan ze zouden kunnen en hebben ze vaak ondersteuning nodig bij hun werk. Verhoof: ‘Hier ontstaat een probleem, omdat het de vraag is of de samenleving deze personen aan het werk wil en kan helpen. De behandeling van deze patiënten moet erop gericht zijn dat ze later op een betekenisvolle en bevredigende manier kunnen meedraaien in de samenleving.’ Er zijn wetten, zoals de Wajong, die jongeren bijstaan met een uitkering. Deze wet is vervangen door de Participatiewet, maar volgens de promovendus is onduidelijk hoe de gemeenten deze wet gaan uitvoeren. Vandaar haar vrees dat veel jongvolwassenen die als kind een zware ziekte hebben doorgemaakt, tussen wal en schip gaan vallen. De groep jongeren die na een ernstige ziekte in de kinderjaren volwassen wordt, neemt snel toe. In het verleden waren veel kinderziekten fataal. Als gevolg van verbeterde behandelingsmogelijkheden binnen de kindergeneeskunde zijn artsen in staat om het beloop van nierziekten, kanker, stofwisselingsziekten, aangeboren hartafwijkingen en taaislijmziekte, te verbeteren. Hierdoor is de kans toegenomen om de ziekte te overleven en stijgt het aantal kinderen dat opgroeit met chronische gezondheidsproblemen. Het gaat om een groep van circa een half miljoen Nederlanders. Als reactie op de uitkomsten van het onderzoek hebben de twee promotoren van Verhoof, prof. dr. Hugo Heymans, oud-hoogleraar kindergeneeskunde van het Emma Kinderziekenhuis AMC en prof. dr. Martha Grootenhuis, hoogleraar psychosociale zorg voor het chronisch zieke kind, op 1 mei de Dag van de Arbeid, een brandbrief gestuurd naar minister Asscher van Sociale Zaken en minister Schippers van Volksgezondheid. Volgens de briefschrijvers heeft de maatschappij de plicht om deze groep een zo volwaardig mogelijk plaats te geven om ze werkelijk te laten profiteren van de ‘successen van de kindergeneeskunde’. AMC Voorlichting (020) 5662421 is buiten kantooruren en in het weekend per sematoon oproepbaar via de telefooncentrale (020) 5669111 Dit kan door betere, vroegtijdige en langdurige monitoring, aangepaste begeleiding met nadruk op participatie. Heymans: ‘Het doet pijn als ik iemand spreek die na een lang ziekbed is genezen en dan vertelt: ‘Ik doe eigenlijk niks. Ik heb niks geleerd.’ Dan denk ik als kinderarts: doen we het hiervoor? Om mensen lichamelijk op te knappen en ze vervolgens aan de kant te zien staan?”
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Bretaris Genuair / Eklira Genuair (aclidinium bromide) voor de symptomatische onderhoudsbehandeling van COPD.
- Fycompa (perampanel), een nieuw anti-epilepticum voor additionele behandeling van partiële aanvallen met of zonder generalisatie bij patiënten ouder dan 12 jaar.
- Inlyta (axitinib) voor de behandeling van gevorderd niercelcarcinoom bij volwassenen wanneer eerdere behandelingen niet werkten.
- Jentadueto (linagliptin / metformin) voor de behandeling van type 2 diabetes bij volwassenen wanneer een behandeling met metformine of sulfonylureumderivaten alleen niet voldoende is.
- Kalydeco (ivacaftor) voor de behandeling van cystic fibrosis (taaislijmziekte) bij patiënten ouder dan 6 jaar met een G551D mutatie.
- NovoThirteen (catridecacog) voor de profylactische behandeling van bloedingen in patiënten ouder dan 6 jaar met congenitale factor XIII A-subunit deficiëntie.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Protelos (strontium ranelate) nieuw voor de behandeling van osteoporose bij mannen met een verhoogd risico op botbreuken.
- Votrient (pazopanib) nieuw voor de behandeling van patiënten met specifieke vormen van gevorderd weke delen sarcoom (STS) na eerdere chemotherapie of patiënten die niet geschikt zijn voor chemotherapie.
- Zonegran (zonisamide), nieuw voor de inzet als monotherapie bij de behandeling van partiële epilepsieaanvallen.
Aanpassing contra-indicaties Pradaxa
De CHMP heeft enkele contra-indicaties aangepast in de SPC vanPradaxa (dabigatran etexilaat) om voorschrijvers en patiënten te wijzen op het risico op ernstige bloedingen. Dit betreft in het bijzonder patiënten met een sterk verhoogd risico op bloedingen en gelijktijdige behandeling met andere anticoagulantia. Tevens wordt gewaarschuwd voor andere situaties waarbij het bloedingsrisico verhoogd kan zijn, zoals een gestoorde nierfunctie en het gelijktijdig geven van geneesmiddelen die de plaatjesaggregatie remmen. Bij overdosering kan het geven van bepaalde stollingsfactoren overwogen worden. De CHMP concludeerde op basis van alle beschikbare data dat de baten-risicobalans van Pradaxa positief blijft.
Positieve baten-risicobalans MabThera
De CHMP heeft de beoordeling afgerond van MabThera (rituximab). Deze beoordeling werd in gang gezet na de detectie van de Leptospira licerasiae-bacterie in een van de bioreactors in Vacaville, USA. Al het mogelijk besmette materiaal is direct vernietigd. Nieuwe batches rituximab zijn voor gebruik zorgvuldig getest.
Op basis van de beschikbare data concludeert de CHMP dat er geen risico bestaat voor de patiënt.
Harmonisatieprocedures afgerond
De CHMP heeft de harmonisatie afgerond van de productinformatie van de onderstaande producten. Door nationale registraties was diversiteit ontstaan.
- Flolan (epoprostenol) en generica. Dit geneesmiddel wordt gebruikt om bloedstolling tijdens haemodialyse te voorkomen en om Pulmonale Arteriële Hypertensie (hoge bloeddruk in de longen) te behandelen.
- Tavanic (levofloxacin) en generica, gebruikt bij de behandeling van bepaalde bacteriële infecties.
- Zinnat / Zinacef (cefuroxime) en generica, gebruikt bij de behandeling van bacteriële infecties.
Dit proefschift beschrijft de ontwikkeling en de toepassing van een methode, waarbij door het meten van vluchtige organische componenten (VOCs) in uitgeademde lucht verschillende ontstekingsgerelateerde luchtwegaandoeningen kunnen worden vastgesteld en bestudeerd. De uitgeademde lucht van mensen met ziektes als bijvoorbeeld cystic fibrosis (taaislijmziekte) en COPD (chronisch obstructieve longziekte) blijkt te verschillen van die van gezonde mensen. Met behulp van geavanceerde classificatiemodellen (support vector machines) is het mogelijk een beperkt aantal VOCs te selecteren, die vervolgens gebruikt kunnen worden om de diagnose te stellen. Diagnoses met behulp van de uitgeademde lucht blijken in meer dan 90% van de gevallen correct. Proefschrift: ir. Joep J.B.N. van Berkel, "There"s something in the air. Volatile organic compounds in exhaled air as biomarker in inflammatory lung diseases. Development and validation".
Cystic Fibrosis (CF) of taaislijmziekte kan worden ontdekt door de hielprik. Dit proefschrift onderzoekt de prestaties en kosteneffectiviteit van twee nieuwe testen voor toepassing in de hielprik. Het onderzoek toont aan dat de combinatie van beide testen de meeste voordelen biedt. De gecombineerde test vindt vrijwel alle patiënten met CF, en verkleint het aantal gevallen van vals alarm. Verder laat dit onderzoek zien dat patiënten waarbij CF vroeg is vastgesteld een verbeterde conditie hebben, waardoor kosten van diagnostiek en behandeling kunnen dalen. De investering in de uitvoering van de hielprik kan hierdoor tot kostenbesparingen leiden. Op basis van dit onderzoek is het Nederlandse hielprikprogramma gewijzigd. Sinds 1 mei 2011 worden baby’s ook onderzocht op CF.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Daklinza (daclatasvir) voor de behandeling (in combinatie met andere geneesmiddelen) van chronisch hepatitis C bij volwassenen.
- Abasria (insuline glargine) is de eerste biosimilar insuline in Europa voor de behandeling van diabetes mellitus.
- Vizamyl (flutemetamol [18F]) kan worden gebruikt voor de detectie van β-amyloïde neuritische plaques in de hersenen.
- Triumeq (combinatie van abacavir, dolutegravir en lamivudine) voor de behandeling van HIV infectie bij volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder met een lichaamsgewicht van tenminste 40 kg.
- Velphoro (mengsel van polynucleair ijzeroxyhydroxide, sucrose en zetmeel) kan worden gebruikt als fosfaatbinder bij volwassen patiënten met eindstadium nierfalen.
- Clopidogrel / Acetylsalicylzuur Teva is een combinatieproduct voor de preventie van atherotrombotische gebeurtenissen bij patiënten met acuut coronair syndroom in een vaste dosering bestemd voor substitutie wanneer patiënten op een stabiele onderhoudsdosis staan na acuut coronair syndroom.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicatie:
- Avastin (bevacizumab) wordt gebruikt - in combinatie met diverse andere geneesmiddelen – voor onder meer gemetastaseerde borstkanker. Het mag nu ook worden toegepast - in combinatie met paclitaxel, topotecan of liposomaal doxorubicine - voor de behandeling van patiënten met platinum-resistente epitheliale eierstok, eileider of primaire peritoneale (buikvlies) kanker die eerder meer dan twee chemotherapieën hebben gehad en niet eerder zijn behandeld met bevacizumab of andere VEGF remmers.
- Eliquis (apixaban) wordt gebruikt voor preventie van veneuze trombose, beroerte en systemische embolie bij patiënten na heup of knie chirurgie en van beroerte en systemische embolie bij patiënten met boezemfibrilleren. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van diep veneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en preventie van terugkerende DVT en PE bij volwassenen.
- Enbrel (etanercept) wordt gebruikt bij diverse vormen van artritis (gewrichtsontsteking). Het kan nu ook worden toegepast bij patiënten met ernstige niet-radiografische axiale spondylartritis met kenmerken van ontsteking op geleide van verhoogd C-reactief eiwit en/of onderbouwd met MRI beelden die onvoldoende reageren op non-steroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs).
- Eylea (aflibercept) wordt gebruikt voor patiënten met macula degeneratie (netvliesveroudering) en maculair oedeem (vochtophoping in de ‘gele vlek’ van het oog) t.g.v. centrale veneuze retinale occlusie (CRVO). Het kan nu ook worden toegepast bij patiënten met een verminderd gezichtsvermogen als gevolg van diabetisch maculair oedeem (DME).
- Isentress (raltegravir) wordt gebruikt, in combinatie met andere antiretrovirale therapieën, voor de behandeling van HIV-1 infectie bij volwassenen, adolescenten, kinderen vanaf 2 jaar. Het kan nu ook worden toegepast bij zuigelingen en baby’s vanaf 4 weken.
- Kalydeco (ivacaftor) wordt gebruikt voor patiënten met cystische fibrose (taaislijmziekte) van 6 jaar en ouder met een G551D mutatie in het CFTR gen. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van de aandoening bij een groot aantal andere mutaties (G551D, G1244E, G1349D, G178R, G551S, S1251N, S1255P, S549N, or S549R) in het betreffende gen.
- Stivarga (regorafenib) wordt gebruikt voor patiënten met gemetastaseerde darmkanker. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerde gastro intestinale stroma tumoren (GIST) die progressief zijn of intolerant zijn voor eerdere behandeling met imatinib en sunitinib.
Uitkomst arbitrageprocedure
Seasonique is een levonorgestrel en ethinylestradiol bevattende anticonceptiepil die door de fabrikant werd aangemeld in een decentrale procedure. De beoordeling werd verricht door Frankrijk, maar andere lidstaten waren het oneens met de conclusies, met name wat betreft de doorbehandeling gedurende 3 maanden zonder pil vrije periode. De CHMP kwam op basis van alle ingediende gegevens tot de conclusie dat de balans werkzaamheid – risico’s voor Seasonique positief was.
Uitkomst harmonisatieprocedure
Sandostatine en Sandostatine LAR bevatten octreotide dat het lichaamseigen hormoon somatostatine imiteert. Dit hormoon blokkeert de afgifte van groeihormoon. Sandostatine is in een groot aantal Europese lidstaten via een nationale procedure geregistreerd, waardoor er verschillen zijn ontstaan de in de wetenschappelijke bijsluiter, de SmPC. De CHMP heeft deze verschillen geïdentificeerd en de teksten geharmoniseerd.
Terugtrekking registratieaanvraag
De registratieaanvraag voor Faldaprevir (behandeling van hepatitis C) is door de firma teruggetrokken. Als reden wordt aangegeven dat er inmiddels meerdere soortgelijke geneesmiddelen op de markt beschikbaar zijn en dit middel niets toevoegt.
Terugtrekking aanpassing indicatie
Tasigna (nilotinib) wordt gebruikt bij de behandeling van chronische myeloïde leukemie bij patiënten met het Philadelphia chromosoom in de chronische fase. Een nieuwe indicatie was aangevraagd voor patiënten bij wie de moleculaire response op imatinib onvoldoende was. De firma trekt deze indicatie-uitbreiding terug omdat er tot dusver onvoldoende bewijs is verzameld om aanpassing van de indicatie mogelijk te maken.
Overig nieuws CHMP
De CHMP is een harmonisatieronde gestart voor Haldol en Haldol Decanonaat (haloperidol). De procedure is geïnitieerd door de Europese Commissie en heeft als doel de bijsluiterteksten in alle lidstaten te harmoniseren.
De CHMP keurde verder een groot aantal wetenschappelijke en protocol adviezen goed.
De CHMP ontving een overzicht van goed- en afgekeurde namen van nieuwe geneesmiddelen. Nieuwe namen worden bekeken en beoordeeld door de Name Review Group.
Marc van der Schee: ‘The volatile metabolome and microbiome in pulmonary and gastro-intestinal disease’. De analyse van vluchtige afbraakstoffen in de uitgeademde lucht of de ontlasting van patiënten biedt mogelijkheden voor diagnose, monitoring en screening van een aantal ziekten. Maar de techniek is nog niet zo ver ontwikkeld om direct toegepast te worden in de kliniek. In zijn proefschrift zegt Van der Schee dat het belangrijk is de volgende stap te zetten om uit te zoeken welke stoffen verantwoordelijk zijn en hoe de techniek gevoeliger is te maken. De promovendus heeft zich bij zijn onderzoek gericht op long- en darmziekten. Hij heeft gekozen voor een scala aan aandoeningen om de volledige potentie van de techniek te kunnen evalueren. Voor de screening heeft hij gekeken naar longkanker, asbest gerelateerde longkanker en een longinfectie door de schimmel aspergillose. Bij de monitoring van ziekten ging zijn aandacht uit naar taaislijmziekte, astma, de ziekte van Crohn/colitis ulcerosa en voor de prognose van het ziekteverloop naar astma bij jonge kinderen. Van der Schee stelt dat de analyse van vluchtige stoffen een grote impact kan hebben. Hij verwacht dat het ‘ruiken’ aan ontlasting op de korte termijn iets eerder bruikbaar is voor patiënten dan de analyse van uitgeademde lucht. Als vervolg werkt de promovendus aan meerdere studies om de techniek te verbeteren en inzicht te krijgen in de exacte origine van deze vluchtige stoffen. Met deze kennis tracht hij de vertaalslag naar de praktijk te maken.
"Strategies for Optimization of Aminoglycoside and Vancomycin Therapies". In een tijdperk van toenemende resistentie tegen eerstelijns antibiotica, is de verwachting dat het gebruik van “oudere” antibiotica zal toenemen. Om de werkzaamheid te borgen en daarnaast bijwerkingen en resistentie te voorkomen is een beter inzicht nodig in de inzet van deze soms levensreddende antibiotica. In dit proefschrift wordt naar strategieën gezocht die leiden tot betere behandeluitkomsten met de “oudere” reserve- antibiotica: aminoglycosiden en vancomycine. Een optimale blootstelling aan deze antibiotica vormde het uitgangspunt. De studies zijn uitgevoerd bij pasgeborenen, patiënten met taaislijmziekte en patiënten opgenomen op een intensive care. De resultaten laten zien dat de introductie van nieuwe doseerschema’s en een wijziging van eerste keus middel kan leiden tot betere behandelresultaten. Het proefschrift draagt hiermee bij aan een veiliger en effectiever gebruik van het huidige antibiotische arsenaal.