Hoe merk ik het?
- Pijnloze zweer op de geslachtsorganen of de anus
- Soms alleen toegenomen vaginale afscheiding
Hoe werkt het?
Syfilis (lues) is een seksueel overdraagbare aandoening (SOA) die wordt veroorzaakt door een bacterie (Treponema Pallidum). Een infectie met deze bacterie kent verschillende stadia: het primaire, het secundaire, het latente en het tertiaire stadium. Kenmerk van het primaire stadium is een pijnloze, harde zweer (sjanker of ulcus durum). Deze zweer ontstaat één tot dertien weken na besmetting op de plaats van de infectie, meestal op de penis, rond de vagina, rond de anus of in de mond. Zeker bij vrouwen kan hij onopgemerkt blijven en beperken de verschijnselen zich vaak tot een abnormale vaginale afscheiding. De lymfeklieren in die omgeving kunnen pijnloos gezwollen zijn. De zweer geneest binnen enkele weken. Maar de infectie blijft bestaan! Zo'n zes tot twaalf weken na de infectie begint het secundaire stadium. In dit stadium zijn de voornaamste verschijnselen: een niet jeukende huiduitslag, soms alleen zichtbaar op de handpalmen of de voetzolen, zweren in de mond, een grieperig gevoel, zwelling van de lymfeklieren en haaruitval. Rond de anus, de vagina en op de penis kunnen platte, wratachtige, vochtige en zeer besmettelijke verdikkingen ontstaan, de condylomata lata. De Symptomen in het secundaire stadium kunnen maanden duren. Na het verdwijnen van de verschijnselen in het tweede stadium gaat de syfilis over in het latente stadium; een periode van vele jaren, soms zelfs levenslang, zonder Symptomen. Na deze lange periode zonder verschijnselen kan de aandoening overgaan in het derde stadium; de syfilis heeft zich dan uitgebreid naar de huid in de vorm van knobbels en zweren (gumma), naar andere organen, het hart- en vaatstelsel en het zenuwstelsel. Dit derde stadium komt in de westerse wereld zelden voor. Een zwangere vrouw die aan syfilis lijdt kan de aandoening overdragen op haar kind vanaf de vierde maand van de zwangerschap. In Nederland wordt in het begin van iedere zwangerschap bloedonderzoek verricht naar de aanwezigheid van syfilis.
Hoe ontstaat het?
Syfilis is een geslachtsziekte en wordt overgedragen door seksueel contact. Mensen met primaire of secundaire syfilis zijn besmettelijk en moeten seksueel contact vermijden totdat de behandeling is afgerond.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Als u eenmaal besmet bent kunt u zelf niets meer doen. Nadat u seks hebt gehad met een mogelijk besmette partner moet u bij iedere zweer op of rondom de geslachtsorganen, rond de anus of de mond een afspraak maken met de huisarts. De huisarts zal u dan hoogstwaarschijnlijk verwijzen naar een specialist met kennis van geslachtsziekten, meestal de huidarts (dermatoloog).
Hoe gaat de arts er mee om?
- Syfilis is goed te behandelen met antibiotica. In het algemeen worden de antibiotica toegediend via injecties in de bil. Na behandeling zijn nacontroles, afhankelijk van het stadium, gedurende enkele tot vele jaren noodzakelijk. U moet uw partner(s) vertellen dat u syfilis heeft. Om besmetting van anderen te voorkomen moeten ook deze partners behandeld worden. Bij primaire syfilis lopen alle partners van de voorafgaande drie maanden gevaar. Bij secundaire syfilis zelfs die van het voorafgaande jaar.
- Immuniteit na een besmetting treedt niet op. De ziekte kan dus na herbesmetting opnieuw optreden.
Wetenschappelijk nieuws
De geslachtsziekte Syfilis is sinds kort weer aan een opmars begonnen in Europa. De voornaamste oorzaak daarvan is onbeschermd seksueel verkeer tussen homoseksuele mannen. De toename is vooral zichtbaar in de grote steden van Europa. Dat zegt het Europese Centrum voor Ziektepreventie en Bestrijding. Het aantal mensen met de ziekte is tussen 2000 en 2004 verdubbeld. Besmetting vindt plaats via slijmvliezen van penis, vagina, mond en anus. De eerste symptomen zijn zweren en jeukende uitslag op de besmette lichaamsdelen. In latere stadia kunnen ontstekingen in alle organen gaan optreden en zelfs hersenvliesontsteking en verwardheid. Bij tijdige ontdekking is de ziekte goed behandelbaar met antibiotica.
Het aantal mensen dat zich bij een Centrum Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op een seksueel overdraagbare aandoening (soa) blijft stijgen. Het percentage bij wie een soa wordt aangetroffen neemt eveneens toe, tot 15,5 procent in 2014. De stijgende lijn is ook te zien bij huisartsen, waar nog steeds de meeste soa-consulten worden verricht. Net als in voorgaande jaren is chlamydia de meest voorkomende soa. De CSG bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa’s. Daarnaast verstrekken zij medicatie als een soa wordt aangetroffen. In totaal waren er in 2014 141.191 consulten bij de CSG, een stijging van 6 procent ten opzichte van 2013. De meeste soa’s zijn geconstateerd bij personen die voor een soa waren gewaarschuwd door een (voormalige) partner en bij hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen (MSM). In 2014 had 12,6 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (17.753 diagnoses); een stijging van 0,8 procent ten opzichte van 2013. De grootste toename was te zien bij heteroseksuele mannen (van 12,8 procent in 2013 naar 13,9 procent in 2014). Chlamydia wordt nog steeds het meest aangetroffen bij vrouwen en bij heteroseksuele mannen onder de 25 jaar (15,6 procent had chlamydia). Bij MSM blijft het percentage chlamydia al jaren stabiel, rond de 10 procent. Sinds 2012 is het percentage CSG-bezoekers met gonorroe stabiel. Het bedroeg 3,6 procent in 2014 met in totaal 4.594 diagnoses. Gonorroe komt ruim vier keer zo vaak voor bij MSM als bij vrouwen en heteroseksuele mannen. In diverse Europese landen is gonorroe waargenomen die resistent is tegen de voorgeschreven antibiotica. In Nederland is deze resistentie nog niet aangetroffen. Het blijft van belang dit nauwkeurig in de gaten te houden. Syfilis werd bij de CSG vooral vastgesteld bij MSM (93 procent van de 742 syfilis-diagnoses in 2014). Het percentage MSM met een syfilis-infectie steeg van 2,0 procent in 2013 naar 2,3 procent in 2014. De stijging was het grootst bij hiv-positieve MSM: van 5,8 procent in 2013 naar 6,6 procent in 2014. Van alle MSM met syfilis wist 41 procent dat ze hiv hadden. Het aantal nieuwe hiv-diagnoses bij de CSG is in 2014 met 9 procent gedaald (323 versus 358 in 2013), waarvan bijna 90 procent werd aangetroffen bij MSM. Het percentage nieuwe hiv-diagnoses bij MSM daalde van 3,0 procent in 2008 naar 1,1 procent in 2014. Het aantal nieuwe hiv-diagnoses daalde ook bij de Nederlandse hiv-behandelcentra (van 1.311 in 2008 naar 992 in 2013).
Wetenschappers van Columbia University in New York hebben een ‘lab op een chip’ ontwikkeld. Dat is een minuscule testkit waarmee op basis van één druppel bloed kan worden nagegaan of iemand besmet is met hiv en/of syfilis. De diagnostische chip is goedkoop en snel – binnen 20 minuten is er een uitslag – en kan gemakkelijk gebruikt worden in afgelegen gebieden in bijvoorbeeld ontwikkelingslanden. AMC’er Janneke van de Wijgert testte de chip in de praktijk, in een kliniek in Rwanda. Voor de twee onderzochte infectieziekten hiv en syfilis is de testkit even nauwkeurig en gevoelig als de gangbare laboratoriumtests. Dit blijkt uit een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Medicine, dat gisteren verscheen. In ontwikkelingslanden bestaat grote behoefte aan simpele en goedkope diagnostiek. Amerikaanse onderzoekers bedachten daarom voor immunologische analyses een microfluïdische chip (een stukje glas of kunststof waarin kleine structuren zijn aangebracht die vloeistoffen kunnen bevatten). Deze zogeheten mChip vormt als het ware een mobiel laboratorium op postzegelformaat, een ‘lab on a chip’ zoals de onderzoekers het noemen. AMC-epidemioloog Janneke van de Wijgert, testte de mChip op bloedmonsters van prostituees die meededen aan onderzoeksprojecten in de Rwandese hoofdstad Kigali. De testkit bleek net zo goed te werken als de gangbare diagnostiek voor hiv en syfilis. Bovendien konden beide aandoeningen met de chip tegelijkertijd worden vastgesteld. De mChip is goedkoper dan bestaande diagnostiek – een ingewikkelde laboratoriuminfrastructuur is immers niet nodig. Daarnaast is de test veel sneller. De meeste klinieken in Rwanda beschikken niet over geavanceerde labfaciliteiten en moeten bloedmonsters daarom opsturen naar het National Referentie Laboratorium in de hoofdstad. Een testuitslag laat daardoor meestal minstens twee weken op zich wachten. Met de mChip is er binnen 20 minuten duidelijkheid. Het onderzoek van Van de Wijgert was een kleinschalig project; voor daadwerkelijke invoering van de test is grootschaliger vervolgonderzoek nodig. De mChip kan in de toekomst ook aangepast worden voor diagnostiek van andere infectieziekten zoals chlamydia, gonorroe en hepatitis. Janneke van de Wijgert is verbonden aan het Amsterdam Institute for Global Health and Development en het Center for Infection and Immunity (CINIMA), beide onderdeel van het AMC.
Het aantal mensen dat zich bij een Centrum Seksuele Gezondheid (CSG) heeft laten testen op een seksueel overdraagbare aandoening (soa) is, na een daling in 2015, in 2016 weer toegenomen. Het percentage bij wie een soa werd vastgesteld is ook gestegen, tot 18,4 procent in 2016. Naar schatting is het aantal soa-consulten bij huisartsen licht gedaald. Chlamydia blijft de meest voorkomende soa onder heteroseksuelen. Onder mannen die seks hebben met mannen (MSM) werd vaker gonorroe dan chlamydia gevonden. De CSG’s bieden hoog-risicogroepen de mogelijkheid om zich gratis te laten testen op soa’s. In totaal zijn er in 2016 143.139 consulten geregistreerd bij de CSG’s, een stijging van 5 procent ten opzichte van 2015. Het percentage gevonden soa’s varieerde tussen de GGD-en; van 12,8 tot 20,9. De meeste soa’s zijn gevonden bij mensen met hiv, gevolgd door mensen die waren gewaarschuwd voor een soa. In 2016 had 14,5 procent van de CSG-bezoekers een chlamydia-infectie (20.698 diagnoses; een toename van 11 procent ten opzichte van het jaar ervoor). Deze stijging is mogelijk deels te verklaren doordat GGD-en sinds 2015 eerder voorrang verlenen aan personen met hoog risico op soa. De grootste toename was te zien bij heteroseksuele mannen (van 16,1 in 2015 naar 18,0 procent in 2016). Bij vrouwen nam het percentage vastgestelde chlamydia toe van 14,2 naar 15,4. Onder MSM ligt dit percentage al jaren rond 10 procent. Het aantal gonorroe-diagnoses bij de CSG is het afgelopen jaar met 13 procent toegenomen tot 6.092 infecties. Het percentage positieven onder heteroseksuele mannen (1,7 procent) en vrouwen (1,4 procent) bleef stabiel ten opzichte van voorgaande jaren. Onder MSM is het percentage toegenomen van 10,7 procent in 2015 naar 11,3 procent in 2016. Bij CSG-bezoekers is nog steeds geen gonorroe resistent gevonden tegen het ‘eerstekeus’ antibioticum ceftriaxon. Het aantal gonorroe-infecties gediagnosticeerd door huisartsen in 2015 nam licht af onder vrouwen, maar steeg onder mannen met 20 procent ten opzichte van 2014. In 2016 is het aantal diagnoses van syfilis met 30 procent gestegen ten opzichte van 2015, tot 1.223 infecties. Deze stijging komt voornamelijk door een toename in het aantal diagnoses onder MSM, zowel met als zonder hiv. Van alle syfilis-infecties werd 95 procent bij MSM vastgesteld. Het percentage positieve diagnoses onder heteroseksuele mannen en vrouwen blijft zeer laag; respectievelijk 0,19 en 0,07 procent van alle consulten waarin getest werd op syfilis. In 2016 zijn 285 nieuwe diagnoses van hiv gesteld bij de CSG, vrijwel evenveel als in 2015 (288). Drieënnegentig procent daarvan werd bij MSM vastgesteld. Het percentage hiv-diagnoses bij MSM is gedaald van 2,8 procent in 2007 tot 0,8 procent in 2016. Het aantal hiv-patiënten dat voor het eerst ‘in zorg’ was bij de Nederlandse hiv-behandelcentra daalde opnieuw, van 1.033 gevallen in 2015 tot 976 in 2016. Van hen hadden 666 personen de diagnose in 2016 gekregen.
Bron: RIVM
De seksueel overdraagbare aandoeningen syfilis en gonorroe worden veroorzaakt door de bacteriën Treponema pallidum en Neisseria gonorrhoeae. Heijmans onderzocht technieken voor de moleculaire genotypering van deze ziekteverwekkers. Genotypering van T. pallidum op basis van het sterk polymorfe tprK-gen bleek ongeschikt om de overdracht van de bacteriën te bestuderen in hoogrisico-populaties. Heijmans gebruikte MLVA, een techniek voor genotypering, om de moleculaire epidemiologie van N. gonorrhoeae te bestuderen. Dat verschafte waardevolle inzichten in de verschillende genotypen van de gonorroe-bacterie, de infectiebron van besmettingen, seksuele transmissienetwerken en de populatiedynamiek van de betreffende bacteriesoort. Proefschrift: Raymond Heijmans: ‘Molecular typing of Treponema pallidum and Neisseria gonorrhoeae’.
Ziektes die genitale zweren veroorzaken, zoals syfilis en chancroid, waren de hoofdreden van het ontstaan en de verspreiding van HIV in het begin van de 20ste eeuw. Dat blijkt uit een gezamenlijk onderzoek van wetenschappers uit Leuven, Lissabon en Boedapest en is te lezen in op Plos One, een online wetenschappelijk tijdschrift.