Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Geleidelijk minder scherp zien
- Kleuren worden minder helder
- Licht geeft een irriterende schittering in de ogen
Hoe werkt het?
Staar is een vertroebeling van de ooglens. Deze ooglens bevindt zich direct achter de pupil. Via de pupil valt het licht in het oog. De lens zorgt ervoor dat er op het netvlies achter in het oog een scherp beeld wordt gevormd. Daardoor kunnen we scherp zien. Als de lens troebel is blijft het beeld op het netvlies onscherp. Dit onscherpe beeld is niet met een bril te corrigeren. Het is alsof u door een beslagen ruit kijkt. De kleuren worden doffer. Fel licht kan een pijnlijke schittering in de ogen veroorzaken. Het kan zo erg worden dat de aandoening u in uw dagelijkse bezigheden (lezen, televisiekijken) belemmert.Hoe ontstaat het?
Staar kan aangeboren zijn of ontstaan door beschadiging van de lens, bijvoorbeeld door een ongeval. Ook kan geneesmiddelengebruik (prednison) de oorzaak van de vertroebeling zijn. Maar in verreweg de meeste gevallen is staar het gevolg van veroudering. En veroudering treedt bij iedereen op, alleen zal het bij de een vroeger en meer last geven dan bij de ander.Hoe ga ik er zelf mee om?
- Tijdig een zonnebril opzetten maakt dat u minder hinder ondervindt van de schitteringen.
- Merkt u dat u minder goed ziet, laat uw ogen dan controleren bij de opticien. Als u staar hebt zal deze uw gezichtsscherpte niet of slechts gedeeltelijk met een bril kunnen corrigeren en zal hij u adviseren een oogarts te raadplegen.
Hoe gaat de arts er mee om?
De oogarts onderzoekt uw oog met een spleetlamp. Daarmee schijnt hij een heel nauwe lichtbundel in het oog. Met een sterke vergroting kan hij de verschillende onderdelen van het oog bekijken. In geval van staar kan hij de vertroebelingen van de ooglens op deze manier goed waarnemen. Het is verstandig u te laten opereren als u veel hinder hebt van de staar. Bij zo'n operatie wordt de troebele lens verwijderd en vervangen door een klein kunststof lensje. Hiervoor zijn verschillende technieken voorhanden: de lens kan in zijn geheel verwijderd worden of de lensinhoud kan met ultrageluid worden opgelost en dan opgezogen worden. Deze operatie kan onder lokale verdoving of onder algehele narcose verricht worden. Na enkele maanden, als het oog genezen is en weer tot rust is gekomen, kan een passende bril worden aangemeten zodat u weer scherp ziet.Wetenschappelijk nieuws
Als bij het maken van kunstlenzen voor staaroperaties rekening wordt gehouden met kleine beschadigingen op het hoornvlies, kan het zicht na een staaroperatie nog beter worden. Daarvoor zijn echter nog veel obstakels te overwinnen concludeert Tim de Jong in zijn proefschrift. Hij testte onder andere verschillende apparaten bij metingen aan het hoornvlies, dat een belangrijke rol speelt in het scherp stellen van beeld. Kennis van de eigenschappen van het hoornvlies kunnen helpen bij het personaliseren van kunstlenzen, zodat patiënten na een staaroperatie weer scherp kunnen zien. Twee onderdelen in het oog maken dat we scherp kunnen zien: de lens en het hoornvlies. Bij een staaroperatie wordt de troebel geworden lens vervangen door een kunststoflens. Deze lenzen zijn in de afgelopen jaren steeds beter geworden, zodat scherp zien na een operatie ook mogelijk is. Iedereen heeft kleine beschadigingen aan het hoornvlies, maar soms worden deze verstorend, bijvoorbeeld door ziekte of ooglaseren. Wanneer deze afwijkingen gecorrigeerd zouden kunnen worden met een persoonlijke kunstlens, zouden deze patiënten na de staaroperatie nog beter kunnen zien. De Jong focust in zijn proefschrift op deze kleine beschadigingen in het hoornvlies en de gevolgen voor het zicht. Meer inzicht daarin zou kunnen leiden tot nog betere, op maat gemaakte kunststof lenzen, die rekening houden met deze afwijkingen en een nog scherper beeld geven. Daarom probeerde hij de breking van licht als gevolg van hoornvliesbeschadigingen – het zogenaamde golfpatroon – te meten met vier verschillende apparaten. Twee apparaten, de ‘Pentacam’ en ‘Galilei’ bleken het meest geschikt om deze metingen te verrichten en een zo nauwkeurig mogelijke lens te maken. De Jong heeft hiermee nog geen gepersonaliseerde kunstlenzen voor staaroperaties ontwikkeld, maar de kennis uit zijn proefschrift zijn wel essentieel voor de toekomstige ontwikkeling daarvan. Tim de Jong (1985) studeerde Technische Natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichte zijn onderzoek bij onderzoeksinstituut BCN-BRAIN. Het onderzoek werd gefinancierd door Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De Jong is inmiddels werkzaam als Trainee BlueRiq modeleur en business engineer bij DICTU.
Bron: RUG
Als bij het maken van kunstlenzen voor staaroperaties rekening wordt gehouden met kleine beschadigingen op het hoornvlies, kan het zicht na een staaroperatie nog beter worden. Daarvoor zijn echter nog veel obstakels te overwinnen concludeert Tim de Jong in zijn proefschrift. Hij testte onder andere verschillende apparaten bij metingen aan het hoornvlies, dat een belangrijke rol speelt in het scherp stellen van beeld. Kennis van de eigenschappen van het hoornvlies kunnen helpen bij het personaliseren van kunstlenzen, zodat patiënten na een staaroperatie weer scherp kunnen zien. Twee onderdelen in het oog maken dat we scherp kunnen zien: de lens en het hoornvlies. Bij een staaroperatie wordt de troebel geworden lens vervangen door een kunststoflens. Deze lenzen zijn in de afgelopen jaren steeds beter geworden, zodat scherp zien na een operatie ook mogelijk is. Iedereen heeft kleine beschadigingen aan het hoornvlies, maar soms worden deze verstorend, bijvoorbeeld door ziekte of ooglaseren. Wanneer deze afwijkingen gecorrigeerd zouden kunnen worden met een persoonlijke kunstlens, zouden deze patiënten na de staaroperatie nog beter kunnen zien. De Jong focust in zijn proefschrift op deze kleine beschadigingen in het hoornvlies en de gevolgen voor het zicht. Meer inzicht daarin zou kunnen leiden tot nog betere, op maat gemaakte kunststof lenzen, die rekening houden met deze afwijkingen en een nog scherper beeld geven. Daarom probeerde hij de breking van licht als gevolg van hoornvliesbeschadigingen – het zogenaamde golfpatroon – te meten met vier verschillende apparaten. Twee apparaten, de ‘Pentacam’ en ‘Galilei’ bleken het meest geschikt om deze metingen te verrichten en een zo nauwkeurig mogelijke lens te maken. De Jong heeft hiermee nog geen gepersonaliseerde kunstlenzen voor staaroperaties ontwikkeld, maar de kennis uit zijn proefschrift zijn wel essentieel voor de toekomstige ontwikkeling daarvan. Tim de Jong (1985) studeerde Technische Natuurkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichte zijn onderzoek bij onderzoeksinstituut BCN-BRAIN. Het onderzoek werd gefinancierd door Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De Jong is inmiddels werkzaam als Trainee BlueRiq modeleur en business engineer bij DICTU.
Bron: RUG
Tijdens staaroperaties bestaat een risico op IFIS (intra-operatief floppy iris-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die risperidon (Risperdal, Risperdal Quicklet, Risperdal Consta; en generieke varianten), paliperidon (Invega) of paliperidonpalmitaat (Xeplion) bevattende geneesmiddelen gebruiken. Artsen wordt geadviseerd om voorafgaand aan de operatie te vragen naar huidig of eerder gebruik van de genoemde geneesmiddelen. Bij gebleken gebruik moet de staaroperatie met de grootst mogelijke voorzichtigheid uitgevoerd worden. Dit schrijft de firma Janssen-Cilag International NV in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar oogartsen, oogartsen in opleiding en ziekenhuisapothekers. Risperidon en paliperidon zijn antipsychotica die worden gebruikt bij de behandeling van schizofrenie, manische episodes bij bipolaire stoornissen en agressie die verband houdt met psychiatrische aandoeningen. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een ‘Direct Healthcare Professional Communication’ op de hoogte gebracht.
Statinegebruikers hebben een verhoogd risico op staar, leverfunctiestoornissen en nierfalen [BMJ 2010;340:c2197]. Britse onderzoekers hebben de gegevens van ruim 2 miljoen mensen onderzocht. De statinegebruikers hadden geen verhoogd risico op onder meer parkinson, reuma, dementie en diverse soorten kanker. Het risico op slokdarmkanker was zelfs verlaagd bij deze groep. Tussen de verschillende soorten statines was geen verschil in bijwerkingen. Alleen fluvastatine bleek een hoger risico op leverdisfunctie te geven. Ondanks deze resultaten menen de onderzoekers dat de voordelen van statines bij mensen met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten opwegen tegen de nadelen. Bron: PW 2010;145(23):19 + FUS
Systemisch toegediende geneesmiddelen kunnen bijwerkingen in of om het oog veroorzaken. Patiënten die bepaalde geneesmiddelen als chloroquine (maculadegeneratie), prednison (glaucoom, cataract), ethambutol (opticusatrofie), amiodaron (opticusneuropathie) en vigabatrine (gezichtsvelddefecten) gebruiken. Chronische gebruikers, dienen daarom regelmatig door de oogarts te worden gecontroleerd. Dat geldt ook als deze middelen in zogenoemde veilige doseringen worden toegepast. Bron: Gebu 2002;36(11):125-7.
Suman Shumsher Thapa concludeert dat er onder inwoners van het district Bhaktapur in Nepal weinig kennis is van de meest voorkomende oogziekten als glaucoom en staar. De eerste Nepalese oogarts die een doctorstitel behaalt, onderzocht het vóórkomen van glaucoom in dit district. Op 1 juli promoveert hij aan VU medisch centrum. Het onderzoek vond plaats onder circa 4.000 inwoners in het Nepalese district Bhaktapur, in de Kathmanduvallei. De deelnemers van 40 jaar en ouder werden uitgebreid oogheelkundig onderzocht. Bijna 2% van deze mensen bleek te lijden aan het ziektebeeld glaucoom, waarbij door te hoge oogboldruk of te slechte doorbloeding de oogzenuw langzaam afsterft en het gezichtvermogen verloren raakt. Anders dan in de meer oostelijk gelegen landen in Azië - zoals China en Japan - komt het zogenaamde 'openkamerhoekglaucoom' in Nepal het meeste voor. Blindheid kwam slechts weinig voor (0,7%), en werd vooral veroorzaakt door staar en het niet bezitten van een bril. Het lage percentage blindheid bewijst dat de campagnes om staar te opereren in dit gebied succesvol zijn geweest. Naast het verstrekken van brillen lijkt het zinvol meer aandacht te schenken aan voorlichting aan de bevolking om zo mensen bewust te maken van de meest voorkomende oogziekten en de mogelijke behandelingen. Promovendus: S.S. Thapa, titel proefschrift: Bhaktapur glaucoma study. An epidemiological study on glaucoma in Nepal.
Het Health Programma van de EU heeft elf grote subsidies toegekend voor onderzoeksprojecten in de systeembiologie. Van de elf Europese projecten gaan er twee naar Nederland. Beide projecten, met een waarde van ruim 22 miljoen euro, zijn toegekend aan de afdeling Antropogenetica van het UMC St Radboud in Nijmegen. De systeembiologie onderzoekt hoe moleculen, cellen, organen en alle tussenliggende niveaus met elkaar samenwerken zodat een organisme, zoals de mens bijvoorbeeld, goed kan functioneren. Op zoek naar de oorzaken van cognitieve problemen richt het GENCODYS project zich op de ontrafeling van moleculaire netwerken in het brein. Het SYSCILIA project gaat een geavanceerd computermodel maken van de moleculaire machinerie van klein maar essentieel onderdeel van de cel, het cilium. Het project GENCODYS, geleid door Hans van Bokhoven, stelt de zoektocht centraal naar de relatie tussen genen en cognitieve problemen, zoals verstandelijke handicaps en autisme. Van Bokhoven: "De afgelopen jaren zijn al enkele honderden genen gevonden die - als ze defect zijn - tot ernstige cognitieve problemen kunnen leiden. Een groot deel van die genen is gevonden door onze onderzoeksgroepen. In dit prestigieuze project willen we daar nog vele honderden tot misschien wel meer dan duizend genen aan toevoegen." Bij het goed functioneren van de hersenen zijn dus enorm veel genen en eiwitten betrokken, elk met hun eigen specifieke rol in het geheel. Maar de hypothese van het GENCODYS project is dat deze verschillende functies op elkaar ingrijpen binnen een klein aantal gemeenschappelijke moleculaire netwerken. Eén van die gemeenschappelijke netwerken wordt gevormd door genen die een belangrijke rol hebben bij cognitieve processen door epigenetische controle van genexpressie. Het ophelderen van die cruciale moleculaire netwerken gebeurt door het groeperen van al die genen aan de hand van de rol die ze spelen bij de opbouw en werking van de hersenen. Bioinformatici van het Nijmeegse Centre for Molecular and Biomolecular Informatics onder leiding van Martijn Huynen zijn daarbij onmisbaar. Op die manier wordt een beperkt aantal essentiële netwerken en signaalroutes van de hersenen blootgelegd. En juist de foutjes en mutaties in deze netwerken leiden tot de - soms zeer ernstige - cognitieve problemen. Van Bokhoven: "Met topinstituten in Europa en enkele niet-Europese partners willen we die netwerken beter leren kennen, onder andere door ze te testen in fruitvliegjes en muizen. Zo zien we op welke essentiële punten in de verschillende netwerken iets kan misgaan en welke gevolgen dat heeft in de context van een organisme. De diermodellen, met name fruitvliegjes, zijn uitermate geschikt om genetische en omgevingsfactoren op te sporen die het moleculaire netwerk kunnen sturen en daarmee het mutante fenotype kunnen beïnvloeden. Daarmee kan de volgende, belangrijke stap genomen worden: de ontwikkeling van therapieën. We stappen hierbij af van het idee van een therapie gericht op een enkel gen (gen-therapie). We denken en hopen dat we op termijn met een goed gerichte "netwerk-therapie" meerdere cognitieve aandoeningen kunnen aanpakken. Juist vanwege onze kennis van de netwerken kunnen we ons precies richten op de essentiële schakels in zo"n netwerk. Het Europese project biedt hoe dan ook prachtige kansen om onze toonaangevende rol op dit gebied verder uit te bouwen."
In SYSCILIA, het project dat gecoördineerd wordt door Ronald Roepman, draait het allemaal om een tot voor kort tamelijk onbekend onderdeeltje dat in veel cellen een essentiële rol speelt, namelijk het cilium. Roepman: "Voor veel mensen is het meest bekende voorbeeld van een cilium het bewegende zweepstaartje van een spermacel. Het belang van dit staartje is duidelijk. Er bestaan echter ook veel cellen met een cilium dat niet kan bewegen. Tot voor kort dacht men dat dit organel in deze cellen zijn functie had verloren. Totdat een verstoorde opbouw van deze cilia door een gendefect in verband gebracht kon worden met complexe ziektebeelden. Deze cellen verloren als het ware hun antenne, waardoor overdracht van essentiële signalen niet meer kon plaatsvinden."
Cilia spelen in veel celtypen een rol. Nieren en luchtwegen bezitten bijvoorbeeld ook cellen die een soort zweepstaartjes hebben. Bij de nieren "pompen" ze de voorurine rond en leidt uitval tot ernstige nierziekten. In de luchtwegen vegen ze als een soort borsteltjes voortdurend het vuil naar buiten. Roepman heeft veel onderzoek gedaan naar de functie van cilia in de fotoreceptoren van het netvlies: "Als het cilium in deze cellen niet goed werkt, wordt het licht niet omgezet in elektrische signalen en raken mensen blind. Ook in de hersenen, het hart en de botten spelen cilia een essentiële rol." Gaat het mis met de cilia, dan is sprake van een ciliopathie, met symptomen variërend van overgewicht en doofheid, tot nierfalen, verstandelijke handicaps en hartafwijkingen.
Pauline Kok: ‘Optical coherence tomography; beware of optical illusions’. Met behulp van een techniek met licht, vergelijkbaar met een echo (beeldvorming met geluid), is een dwarsdoorsnede van het netvlies te maken. Kok beschrijft in haar proefschrift de factoren die van invloed zijn op de beeldkwaliteit van de OCT-scan (Optical Coherence Tomography) en de interpretatie van de scan bij de diktemeting van het netvlies. De promovendus heeft onder meer gekeken naar het gebruik van OCT bij staar, vertroebeling, van de ooglens. Het effect daarvan heeft ze nagebootst met filters in de hoop te kunnen corrigeren voor de onderschatting van de OCT- netvlieslaagdiktemeting die wordt gebruikt voor diagnostiek en follow-up van glaucoom of groene staar. Een bevinding was dat met behulp van een filtermodel de verbetering van de OCT–scan na een staaroperatie weinig betrouwbaar is te voorspellen. Ook onderzocht de promovenda diktemetingen van het netvlies in ogen met amblyopie (lui oog) en in ogen met beginnende vaatafwijkingen als gevolg van diabetes (retinopathie).
De uitdaging van de regeneratieve geneeskunde is om weefsels opnieuw te laten groeien, zoals dat bij de staart van een salamander kan nadat die is afgebroken. In zijn oratie op 8 november spreekt Theo Smit over de toekomstige mogelijkheden van 'intelligente implantaten'. Wij mensen zijn de meest complexe systemen die bestaan. We zijn opgebouwd uit tal van weefsels, ieder met hun eigen functie, gespecialiseerde cellen en architectuur. Het is nauwelijks voor te stellen dat dit allemaal voortkomt uit één enkele bevruchte eicel. Ergens onderweg van eicel tot mens worden stamcellen omgebouwd tot botcellen, hersencellen, spiercellen, en maken ze een structuur die past bij hun functie. De instructies daarvoor krijgen de cellen uit hun omgeving: chemische signalen, elektrische velden en mechanische stimuli. Het begrijpen van dit proces, morfogenese, is de grootste wetenschappelijke uitdaging die er is. Ons lichaam is in een voortdurende staat van onderhoud. Afstervende cellen worden vervangen en kleine beschadigingen worden gerepareerd. Dit zorgt ervoor dat we gezond oud kunnen worden. Soms zijn de beschadigingen echter te groot en schiet het regenererend vermogen van het lichaam tekort. De chirurg probeert dan de functie van het beschadigde weefsel te herstellen met implantaten of donororganen. Implantaten kunnen zich echter niet vernieuwen en zijn onderhevig aan slijtage; hun duurzaamheid is beperkt. Levend weefsel is superieur aan technische materialen, maar donorweefsel is schaars en heeft het risico van afstoting. De uitdaging van de regeneratieve geneeskunde is om weefsels opnieuw te laten groeien, zoals dat bij de staart van een salamander kan nadat die is afgebroken. Defecten worden tijdelijk gerepareerd met oplosbare biomaterialen, die de ideale omgeving scheppen voor lichaamseigen cellen die de nieuwe structuur opbouwen. De ontwikkelingsbiologie helpt ons uit te zoeken welke prikkels ze daarbij nodig hebben. Zo ontwerpen chirurgen, biologen en ingenieurs gezamenlijk de intelligente implantaten van de toekomst.
Jaarlijks krijgen meer dan 51.000 mensen in Nederland te horen dat ze huidkanker hebben en overlijden ruim 900 mensen aan de gevolgen ervan. Sinds 1990 is het aantal gevallen verviervoudigd. Deze stijging is veel sterker dan bij andere vormen van kanker, en een verdere stijging dreigt (met een factor 2 tot 5). De gevaarlijkste vorm van huidkanker komt in Nederland relatief vaak voor, en binnen Europa behoort Nederland tot de koplopers. Blootstelling van de huid aan UV-straling is de voornaamste oorzaak van het ontstaan van huidkanker, en dan vooral door onverstandig zongedrag. De vergrijzing en de aantasting van de ozonlaag blijken slechts een deel van de toename aan huidkanker te verklaren. Het blootstellingsgedrag lijkt de hoofdrol te spelen en daarbij zijn het dragen van minder bedekkende kleding, meer vrije tijd en langere (zon/strand) vakanties van belang, maar ook klimaatverandering en het gebruik van kunstmatige UV-bronnen voor bruining dragen mogelijk bij. De belangrijkste manier om huidkanker te voorkomen is dan ook ervoor te zorgen dat de huid niet verbrandt door de zon of zonnebank. Maar ook zonder te verbranden kan de huid beschadigd raken. Daarom is het verstandig om de huiddelen die veelvuldig worden blootgesteld extra te beschermen en om daarbij rekening te houden met de zonkracht en de duur van het verblijf in de zon. Bij een hoogstaande (zomer)zon tussen 11 en 16 uur is meer bescherming nodig dan 's morgens vroeg en in de namiddag. Behalve aan huidkanker draagt UV-straling bij aan de vorming van staar en veroorzaakt het huidveroudering en sneeuwblindheid. Het is niet wenselijk om de zonblootstelling volledig te vermijden, omdat UV-blootstelling van de huid ook de voornaamste bron is van vitamine D. Deze vitamine is essentieel voor gezonde botten en spieren. Bovendien zijn er aanwijzingen dat vitamine D de kans op darmkanker kan verkleinen. Momenteel is er een felle wetenschappelijke discussie gaande welke hoeveelheid vitamine D de meeste gezondheidswinst oplevert. De kosten van de medische behandeling van huidkanker bedragen naar schatting circa 325 (250-400) miljoen euro per jaar. De kosten voor de behandeling van door UV veroorzaakte staar, worden geschat op 75-150 miljoen euro per jaar. De kosten zijn grotendeels vermijdbaar door verstandiger (zon)gedrag. De actuele zonkrachtmetingen (www.rivm.nl/zonkracht) en betere kennis over (ontwikkelingen in) blootstellingsgedrag en gezondheidseffecten dragen bij aan een goede voorlichting en preventie. Er is alle reden de kennisopbouw met betrekking tot UV-stralingsbescherming te versterken.
Bron: RIVM
Ivanka van der Meulen: ‘Straylight in anterior segment disorders of the eye’’. Niet alleen de gezichtscherpte, maar ook strooilicht is van invloed op het zien. Veelal kijken oogartsen vooral naar de scherpte, maar uit het onderzoek van Van der Meulen blijkt dat lichtverstrooiing in het oog een even belangrijke beperkende factor is. Verstrooiing van het licht kan leiden tot wazig zien, problemen bij gezichtsherkenning en verblinding bij autorijden in het donker. Patiënten met hoornvliesaandoeningen en een aanzienlijk deel van de patiënten met staar hadden last van verhoogd strooilicht terwijl de gezichtsscherpte nog goed was. Van der Meulen adviseert bij het beoordelen of staarpatiënten moeten worden geopereerd ook rekening te houden met lichtverstrooiing. Op grond daarvan kan worden vastgesteld of een oogoperatie wenselijk en/of noodzakelijk is, en de verbetering van het zicht na de ingreep beter worden gevolgd.
Mw. drs. Nienke Visser, “Toric Intraocular lenses in cataract surgery”. Ongeveer 20% van alle patiënten met cataract (staar) heeft ook een substantiële hoeveelheid hoornvlies astigmatisme. Torische intraoculaire lenzen (IOLs) bieden de mogelijkheid om tijdens een cataractoperatie hoornvlies astigmatisme te corrigeren. In dit proefschrift wordt het gebruik van torische IOLs bij patienten met cataract en hoornvlies astigmatisme geëvalueerd. In een gerandomiseerde klinische studie vergeleken we brilgebruik na bilaterale torische IOL implantatie met bilaterale niet-torische IOL implantatie (controle groep). Na torische IOL implantatie was 84% van de patiënten brilonafhankelijk voor vertezien, vergeleken met 31% in de controle groep. Tevens hebben we verschillende factoren geanalyseerd die de uitkomsten met deze IOLs verder kunnen optimaliseren.
Bron: UM
Sarah Janssen: ‘Molecular mechanisms underlying primary open angle glaucoma’. Bij het ontstaan van glaucoom (groene staar) spelen 65 genen een rol. Uit het onderzoek van Janssen blijkt dat deze genen betrokken zijn bij celsignalering, vetstofwisseling, stress en immune processen, en ontwikkelingsfuncties. Het promotieonderzoek gaat over de zogenoemde primaire open kamerhoek glaucoom, een van de vormen van glaucoom. Dit is een multifactoriële, complexe genetische ziekte, waarbij de zenuwvezellaag van het oog afsterft. Glaucoom is een sluipende oogziekte, die onbehandeld tot onomkeerbaar gezichtsveldverlies leidt. Wereldwijd veroorzaakt glaucoom ongeveer 12 procent van de blindheid. Dit onderzoek had tot doel meer inzicht te krijgen in welke genen betrokken zijn bij glaucoom, en op welke manier deze genen glaucoom veroorzaken. Het blijkt dat de 65 kandidaat glaucoom genen vaak in verschillende oogweefsels hoog tot expressie te komen. Mutaties in deze genen kunnen veranderingen geven in de vitaliteit van de weefsels, de oogdruk en de stevigheid van het oog. De oorzaak van glaucoom is complex en met dit onderzoek nog niet volledig ontrafeld. Deze studie bouwt verder aan de glaucoom-puzzel en geeft inzicht in de moleculaire en genetische achtergrond daarvan. Met DNA-onderzoek zal het in de toekomst mogelijk zijn het risico op glaucoom tijdig te detecteren om snel te kunnen beginnen met behandeling om zo gezichtsveldverlies te voorkomen.
Per 1 juni 2017 is het Kwaliteitsvenster van het UMC Utrecht uitgebreid met kwaliteitscijfers over baarmoederhalsafwijkingen, galblaasverwijdering, geboortezorg, longkanker, prostaatoperaties, staar, vernauwde halsslagader en verwijde buikslagader. Voor een breed publiek is te zien hoe het UMC Utrecht presteert op deze behandelingen. Daarnaast geeft het kwaliteitsvenster inzicht in de algemene kwaliteit van zorg en de revalidatiezorg. Zo is bijvoorbeeld te zien dat patiënten het UMC Utrecht een 8,1 geven en dat er specifieke aandacht en zorg is voor de oudere patiënt. In het kwaliteitsvenster ziet u in één oogopslag hoe wij scoren op dertig onderwerpen die belangrijk zijn voor de kwaliteit van zorg in ons ziekenhuis. Deze onderwerpen worden al meerdere jaren geregistreerd. U kunt ook de kwaliteitsvensters van andere ziekenhuizen bekijken. De cijfers tussen ziekenhuizen zijn niet direct vergelijkbaar. In niet alle gevallen zijn de gepresenteerde cijfers gecorrigeerd voor complexiteit van de patiënten (casemix), en zelfs waar dit wel zo is blijft vergelijken moeilijk. De winst voor patiënten is dat zij prestaties van ziekenhuizen op een eenduidige manier kunnen vinden. Per onderdeel krijgt de patiënt niet alleen cijfers te zien, maar ook informatie over wat een score zegt over de kwaliteit.
Bron: UMC
De meeste Nederlanders zijn gezond en de levensverwachting stijgt. Tegelijkertijd heeft de helft van de Nederlanders overgewicht; in lagere sociaaleconomische groepen is dit nog meer. Ook eten 9 van de 10 mensen te weinig groente en fruit en is bijna 30 procent van ons eten van dierlijke oorsprong. Het voedingspatroon van een gemiddelde Nederlander leidt niet alleen tot gezondheidsverlies, maar vormt ook een grote belasting voor het milieu. Het zorgt voor een uitstoot aan broeikasgassen die vergelijkbaar is met die van vervoer. Jaarlijks verspillen Nederlanders per persoon 47 kilogram voedsel. Voedsel in Nederland is overwegend veilig: ongeveer 1 op de 24 mensen maakt jaarlijks een voedselinfectie door, die meestal niet ernstig verloopt. Voor de meeste chemische stoffen in voedsel is het risico voor de volksgezondheid verwaarloosbaar. Nederland wil voorop lopen in de internationale ambitie voor een gezond, duurzaam en veilig voedingspatroon. Om dat te realiseren is integraal beleid nodig gericht op veiligheid, gezondheid en duurzaamheid tegelijkertijd. In dit onderzoek heeft het RIVM de feiten en cijfers over de veiligheid, gezondheid en ecologische duurzaamheid van voedsel in Nederland verzameld en geanalyseerd welke kansen en dilemma's er zijn voor een integraal voedselbeleid. Niet teveel eten, een voedingspatroon met meer plantaardige en minder dierlijke producten en minder suikerhoudende en alcoholische dranken: dat zijn drie kansen voor een gezonder en duurzamer voedingspatroon. Deze veranderingen verminderen het aantal chronisch zieken, verkleinen de gezondheidsverschillen en beperken de milieubelasting van voedsel. In de meeste gevallen wordt het voedsel daarmee ook veiliger; zo gaat de consumptie van minder vlees samen met minder voedselinfecties. Er zijn ook dilemma's. Niet alle maatregelen voor gezonde voeding zijn duurzaam en veilig, en vice versa. Zo is het duurzaam om bij vleesconsumptie het hele dier van kop tot staart te eten. Dit betekent ook bewerkte vleesproducten, zoals worst, die weer minder gezond zijn. Daarnaast bestaat er een spanningsveld tussen abstracte doelstellingen op lange termijn ('gezonder, duurzamer en veilig') en concrete keuzen in het dagelijks leven. Veel burgers en bedrijven vinden gezondheid en duurzaamheid belangrijk, maar in de winkel letten consumenten toch vooral op prijs en gemak. Bedrijven willen op hun beurt deze consument dienen en winst maken. De spanning tussen duurzaam, gezond en veilig voedsel, en het gemak, de betaalbaarheid en de economie vraagt om keuzen. Om hier een uitweg in te vinden is een actieve rol van de overheid gewenst, die samen optrekt met de agrarische sector, bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties. Daarbij is niet alleen een goede informatievoorziening voor de consument nodig, maar ook een gezonder en duurzamer aanbod. Hetzelfde geldt voor een omgeving die gezond en duurzaam gedrag stimuleert. Partijen die hier veel invloed op hebben, zoals inkooporganisaties voor supermarkten en de detailhandel, kunnen een belangrijke partner zijn. Dat veel burgers en bedrijven duurzaam, gezond en veilig voedsel belangrijk vinden, creëert legitimiteit voor deze actieve rol. Kansen voor een integrale aanpak zijn er. De Nederlandse maatschappij kenmerkt zich door ondernemingsgeest en innovatievermogen. Er zijn al burgerinitiatieven gaande die werk maken van verantwoord voedsel. Bedrijven en de agrarische sector willen hieraan bijdragen door slimme oplossingen waarmee winst te maken is. Als de overheid deze ontwikkelingen stimuleert en faciliteert, worden de maatschappelijke ambities, de ondernemingsgeest en het innovatievermogen van alle partijen benut.
Bron : RIVM
Mensen van 70 jaar of ouder die hun rijbewijs willen verlengen, moeten daarvoor elke vijf jaar medisch gekeurd worden; binnenkort wordt deze leeftijd verhoogd naar 75 jaar. De minister van Infrastructuur en Milieu overweegt om deze 'seniorenkeuring' af te schaffen vanwege de administratieve lasten die deze met zich meebrengt. Volgens onderzoek van het RIVM is het echter aannemelijk dat de keuring de verkeersveiligheid bevordert. Er zijn alleen onvoldoende gegevens beschikbaar om concreet aan te geven hoeveel verkeersongevallen door de keuring worden voorkomen. Als de keuring wordt afgeschaft, is het in ieder geval raadzaam om de negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid te compenseren met alternatieve maatregelen. In 2012 werd 0,8% (N=2435) van de gekeurde senioren afgekeurd. Daarnaast werd 36% (N=109.278) van de gekeurden goedgekeurd met een beperking, wat bijvoorbeeld inhoudt dat de geldigheid van het rijbewijs wordt verkort. Ook kunnen ze worden verplicht een bril te dragen, mogen ze alleen overdag rijden, of mogen ze alleen in een auto met aanpassingen rijden, zoals een automaat. Hooguit 1% van de mensen gaat niet naar de medische keuring en ziet er daarmee vanaf het rijbewijs te verlengen. Ongeveer 15% van de ouderen neemt preventieve maatregelen om goedgekeurd te worden. Zij nemen bijvoorbeeld een bril om het gezichtsvermogen te verbeteren, of ondergaan een staaroperatie voorafgaand aan de keuring. Veel landen kennen geen leeftijdsgebonden keuring voor het rijbewijs. Vaak bestaan er dan wel andere regelingen waardoor mensen met een medische aandoening of beperking worden onderzocht, zoals een meldplicht. De verschillende regelingen zijn echter divers en de effecten ervan op de verkeersveiligheid niet duidelijk. Er kan geen aanbeveling worden gedaan voor een alternatief voor de seniorenkeuring in Nederland op basis van regelingen in het buitenland.
Virus gevonden in poepmonsters van smienten. Op maandag 24 november 2014 zijn poepmonsters verzameld van smienten waarin het H5N8 vogelgriepvirus is aangetroffen. Het bemonsteren van wilde vogels in het kader van H5N8 monitoring is een samenwerking tussen het Erasmus MC en het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) waarbij met name eenden, ganzen en zwanen worden getest. Eenden, ganzen en zwanen zijn een natuurlijke gastheer van de gewone milde varianten van vogelgriep. Van een groep van 150 smienten zijn 52 poepmonsters verzameld waarvan in twee poepmonsters het virus is aangetroffen. De smienten bevonden zich op een grasland tussen Kockengen en Kamerik in de gemeente Woerden, provincie Utrecht. Het deel van het vogelgriepvirus van de smienten dat is onderzocht, is genetisch bijna identiek aan het virus dat eerder is gevonden in een pluimveebedrijf in Hekendorp. Smienten zijn eenden die met name in de winter in grote aantallen in Nederland voorkomen. Ruim 40% van de Noordwest –Europese populatie overwintert in Nederland. De verwachting is dat de overwinterende smienten de komende maand nog in aantallen zullen toenemen. De grootste aantallen smienten worden waargenomen in waterrijke gebieden in het westen, maar ook meer naar het oosten langs de grote rivieren van Nederland. Onlangs is in Duitsland het vogelgriep H5N8 virus aangetroffen bij een wintertaling. Ook wintertalingen in Nederland zullen meer intensief worden getest op de aanwezigheid van H5N8 vogelgriepvirus. Of het virus ook bij andere wilde vogel soorten voorkomt wordt nog onderzocht. De afgelopen weken zijn meer dan duizend vogels getest op de aanwezigheid van vogelgriep H5N8. In de bemonsterde wilde eenden, wintertalingen, krakeenden, pijlstaarten, slobeenden, grauwe ganzen en knobbelzwanen werd het H5N8 vogelgriepvirus niet aangetroffen. Meer onderzoek is nodig om uit te zoeken hoe vaak het H5N8 virus voorkomt onder smienten en andere wilde vogels. De aanwezigheid van H5N8 in smienten geeft aan dat er extra aandacht dient te zijn bij pluimveehouders met betrekking tot de hygiëne om insleep en verdere uitbraken te voorkomen. Het is niet zinvol om maatregelen te nemen met betrekking tot populaties smienten en andere wilde vogels. Het aantonen van het virus in smienten heeft geen directe gevolgen voor de volksgezondheid. Het virus is niet aangetroffen bij mensen die intensief contact hebben gehad met besmet pluimvee.
Er kunnen meer tumoren worden opgespoord met een nieuwe diagnostische techniek met microbubbels. Dit zijn kleine gasbelletjes, voorzien van een ‘moleculaire kleefstof’. Gezwellen die voorheen bijna onvindbaar waren, kunnen met deze techniek wel zichtbaar worden gemaakt. De nieuwe techniek heeft onderzoeker prof. dr. Hessel Wijkstra van de afdeling Urologie van het AMC en hoogleraar bij de Technische Universiteit Eindhoven, gisteren gepresenteerd op een congres over ‘microbubbels’ in Chicago. ‘Wij zijn de eersten die dergelijke bubbels gebruiken bij mensen. Ik zie een grote toekomst bij vele vormen van kanker.’ Wijkstra heeft samen met urologen onderzoek gedaan bij mannen met prostaatkanker. In bloed wijst het antigeen PSA op de aanwezigheid van een tumor. Er worden dan stukjes weefsel uit de prostaat genomen en onderzocht op kankercellen. Vaak is er in de prostaat niets te vinden ondanks het hoge PSA-gehalte. Als er kankercellen worden gevonden moet vaak de hele prostaat worden bestraald of eruit worden gehaald. Dat is een radicale ingreep. De minuscule belletjes kunnen helpen. Ze worden in het lichaam gebracht en stromen mee met het bloed. Omdat ze klein zijn, is een afzonderlijk belletje tot in het kleinste bloedvat te volgen. ‘Vooral die kleine bloedvaatjes zijn van belang want die voorzien een tumor van voedingstoffen’, zegt Wijkstra. ‘Zie je op een echo een kluwen van microvaatjes dan is dat verdacht. Daar moet je weefsel prikken voor verder onderzoek.’ De bestaande belletjes zijn nog niet goed genoeg. De AMC-onderzoekers hebben ze daarom voorzien van een moleculaire staart waardoor ze kleven aan karakteristieke receptoren die te vinden zijn in prostaattumoren. ‘Dat werkt goed. Op een echo zie je soms dat belletjes op een bepaalde plaats blijven plakken. De tumor licht op als een kerstboom.’ De nieuwe belletjes moeten verder worden getest voor ze kunnen worden toegediend aan een grotere groep patiënten. Ook worden ze verder aangepast. Je kunt ze beplakken met moleculen voor allerlei receptoren. Omdat er veel ziekten zijn waarbij karakteristieke receptoren plaatselijk vaker voorkomen, zoals bij talloze soorten kanker, hart- en vaatziekten en chronische ontstekingen, kun je de belletjes gebruiken om de ziekte op te sporen. Wijkstra heeft veel ideeën voor vervolgonderzoek. ‘De microbellen kunnen worden gevuld met medicijnen en vervolgens naar de zieke plek worden geloodst. Je trilt ze kapot met echogolven en zo kun je gericht medicijnen toedienen.’
Hoe krijgt de patiënt optimale zorg die ook optimaal georganiseerd en patiëntgericht is? Hoogleraar Public Health, prof. dr. Guus Schrijvers, laat in "Het zorgpadenboek" aan de hand van voorbeelden uit zestien ziekenhuizen zien hoe zorgpaden dat mogelijk maken. Op vrijdag 28 januari wordt het boek gepresenteerd op het congres "Zorgpaden in ziekenhuizen". Het Zorgpadenboek geeft zestien voorbeelden van goede ziekenhuiszorg waarbij de patiënt centraal staat. Artsen, verpleegkundigen en organisatie-experts beschrijven hoe zij diagnostiek, behandeling en voorlichting zo geregeld hebben dat zij vanuit het belang van de patiënt werken. Dit leidt tot snellere diagnoses en herstel. Zo zorgde de invoering van een zorgpad in het Alkmaar Medisch Centrum ervoor dat mensen met een gebroken heup nu gemiddeld drie dagen korter in het ziekenhuis liggen (van veertien naar elf dagen). De wachttijd voor een liesbreukoperatie in het Canisius Wilhelminaziekenhuis in Nijmegen duurde vroeger meerdere weken. Dankzij de zogeheten "liesbreukstraat" wordt de patiënt nu binnen een week geholpen. En in het UMC Utrecht is het mogelijk om in één dag de diagnose te stellen bij kinderen waarvan men vermoedt dat ze een ernstige neurologische aandoening hebben. Dat is niet alleen goedkoper, maar vooral ook prettiger voor de patiënt. In het Zorgpadenboek staan voorbeelden van zeer verschillende aandoeningen waaronder: gebroken heup, pijn op de borst, darm- en borstkanker, spataderen, staar en een rughernia. Het gaat zowel om eenvoudige als meer complexe behandelingen. De zorgpaden in het boek omvatten alle terreinen van ziekenhuiszorg: acute en planbare zorg, routine- en zeldzame zorg, in grote en kleine ziekenhuizen en in commerciële en non-profit klinieken. Per zorgpad komt aan de orde voor welke patiëntengroep het is bestemd, wat de verbetering was ten opzichte van de bestaande zorg, hoe de verandering tot stand kwam, hoe de kwaliteit wordt geregistreerd en of er een gemeenschappelijk elektronisch dossier wordt gebruikt. Daarnaast is bij iedere "best practice" beschreven wat het zorgpad opleverde aan extra professionele kwaliteit, veiligheid, overzichtelijkheid en zelfmanagement voor de patiënt, snelheid van diagnostiek en behandeling en doelmatigheid van de patiëntenzorg. Een zorgpad geeft aan wie er idealiter wat op welk moment moet doen. Zo is er een vaste agenda mogelijk en kan de patiënt en zijn familie voortdurend juist geïnformeerd worden. Op deze manier weten zowel de patiënt als de artsen en verpleegkundigen wat zij kunnen verwachten en waar zij aan toe zijn. "Hoewel zorgpaden relatief nieuw zijn in de ziekenhuiszorg, worden de principes waarop zij gebaseerd zijn, al tientallen jaren toegepast in de industrie." aldus prof. dr. Guus Schrijvers, hoogleraar Public Health aan het UMC Utrecht. In het boek beschrijft hij de parallel tussen productieprocessen en klantbenaderingen in de industrie en de gestroomlijnde zorg in ziekenhuizen.
Kleine gasbelletjes (microbubbels) bieden een nieuwe methode om tumoren op te sporen. Dat zeggen onderzoekers van het AMC in Amsterdam. De nieuwe techniek maakt het mogelijk om tumoren te ontdekken, die tot nu toe bijna niet op te sporen waren. De minuscule belletjes worden in het lichaam gebracht en stromen mee met het bloed. Omdat ze zo klein zijn, is een afzonderlijk belletje tot in het kleinste bloedvat te volgen. Vooral zeer kleine bloedvaatjes zijn van belang, want er zijn er die een tumor van voedingstoffen voorzien. De onderzoekers hebben de microbubbels voorzien van een moleculaire ‘staart’, waardoor ze vastkleven aan karakteristieke receptoren van prostaattumoren. De tumor licht op de scan dan op als een kerstboom, zeggen de onderzoekers.
Bij kinderen met staar, ernstig oogletsel of het syndroom van Marfan moet soms een kunstlens worden geïmplanteerd. De promovenda onderzocht de resultaten van de Artisan aphakie-lens, die op de iris wordt gefixeerd. Dit type lens bevindt zich dicht bij de belangrijke binnenste laag van het hoornvlies, het endotheel. De klinische resultaten waren goed. Sminia vond, zelfs na ruim tien jaar, weinig tot geen lensgerelateerde complicaties en een normale endotheelceldichtheid van het hoornvlies. In subgroepen werden een grote spreiding in endotheelceldichtheid en veranderingen in de structuur van het endotheel gevonden. De implicaties daarvan zijn nog onduidelijk. Conclusie is dat de Artisan aphakie-lens goed voldoet; de resultaten zijn zeker even goed als die van andere, vergelijkbare soorten kunstlenzen. Promotie: Marije Sminia: ‘The Artisan aphakia intraocular lens in the paediatric eye’.
Mattheus Oomen: ‘Minimal access surgery in children: Implementation of an innovating technique’ Ingewikkelde operaties bij kinderen, zoals het verhelpen van een vernauwing van de maaguitgang (pylorushypertrophie) of het verwijderen van de milt, zijn goed uit te voeren via een kijkoperatie. Wel moet de procedure worden geoefend, zodat de chirurg leert en op den duur het aantal complicaties daalt. Dit stelt Oomen in zijn onderzoek naar kijkoperaties (laparoscopie en thoracoscopie). Deze vormen van opereren wordt bij kinderen steeds meer toegepast. Voor een veilige invoering is evaluatie van behaalde resultaten van groot belang. Oomen beschrijft gegevens uit de literatuur en eigen resultaten van het CA (KinderChirurgisch centrum Amsterdam) bij de behandeling van kinderen met een pylorushypertrophie. Bij laparoscopische behandeling blijkt sprake van een leercurve. Hoe vaker de ingreep wordt gedaan, hoe minder complicaties er zijn. In eerdere studies ontbrak deze zogenoemde staart-leercurve. Bij het laparoscopisch verwijderen van de milt blijkt dat een gevreesde complicatie (trombose van de poortader), weinig voorkomt. Oomen constateert dan ook dat laparoscopische miltverwijdering veilig is en gepaard gaat met een verkorting van de opnameduur. Thoracoscopische longresectie beschouwt men als een technisch veeleisende operatie en daarom lastig in te voeren. Als onervaren chirurgen echter goed worden begeleid door ervaren collega’s, kan deze procedure veilig worden geïmplementeerd.
Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) krijgt, tegelijkertijd en net zoals het UMC Utrecht, het op één na hoogste certificaat voor automatisering van de zorg van de Amerikaanse zorg-ICT-organisatie HIMSS. “Het LUMC is blij met dit certificaat op level zes”, zegt Karel van Lambalgen directeur ICT in het LUMC, “We krijgen dit certificaat onder andere omdat we hoogwaardige ICT-systemen voor de patiëntenzorg hebben die goed geïntegreerd zijn en een hoog functioneel niveau hebben.” De accreditatiecommissie van Healthcare Information and Management Systems Society (HIMSS) zegt verder nog: “Het LUMC voert een langetermijn-ICT-strategie uit waardoor deze level-6 bereikt is. Het ziekenhuis implementeerde onder meer ICT-oplossingen voor de ondersteuning van klinische besluitvorming die op dit moment vijf behandelingspaden ondersteunen: schildklierkanker, colorectale kanker, prostaatkanker, baarmoederhalskanker en staar. Ook het strategisch werken aan een volledige ‘Closed Loop Medication’ dossiervoering in de medische administratie is een vermelding waard.” Karel van Lambalgen is trots op het behalen van dit niveau: “We werken constant aan de beste zorg voor de patiënt: top ICT-processen en -faciliteiten horen daarbij.” In Nederland hebben nu twee UMC’s en drie algemene ziekenhuizen een niveau 6-certificering.
Het hormoon testosteron beïnvloedt sociaal gedrag sterk, maar altijd ter bescherming of verhoging van sociale status. In statusbedreigende situaties zorgt testosteron ervoor dat angstreacties afnemen en dat men eerder de sociale confrontatie aangaat. Dat zegt D. Terburg van de UU. In een interactieve oogbewegingsstudie liet hij zien dat iemand die na testosterontoediening boos aangekeken wordt, reflexmatig oogcontact houdt zoals in een staarwedstrijd om sociale dominantie. Testosteron heeft echter ook invloed op gedrag in situaties waar geen directe sociale dreiging aanwezig is. Het zorgt er dan niet alleen voor dat het vertrouwen in en empathie met anderen afneemt, maar kan ook zorgen voor meer sociale samenwerking.