Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Slecht slapen
- Vermoeidheid overdag
Hoe werkt het?
Om overdag goed te kunnen functioneren is een goede nachtrust noodzakelijk. Er is sprake van een slaapstoornis wanneer iemand slecht slaapt en daardoor overdag minder goed functioneert. Bij voorbeeld ten gevolge van moeheid, slaperigheid, een verminderd concentratievermogen of prikkelbaarheid. Minder dan acht uur slapen per nacht betekent nog niet dat u slecht slaapt. Niet iedereen heeft behoefte aan acht uur slaap. De gemiddelde slaaptijd varieert namelijk sterk per persoon, van vijf tot tien uur per nacht. 's Nachts twee tot drie keer wakker worden, vooral tegen de ochtend, is ook heel gewoon. De normale slaap bestaat gemiddeld uit vier of vijf slaapcycli van anderhalf uur. Zo'n cyclus bestaat uit de REM-slaap (Rapid Eye Movement, snelle oogbeweging) en de non-REM-slaap. De non-REM-slaap verloopt in een viertal fasen waarin de slaap steeds dieper wordt. Tijdens de REM-slaap, wanneer de slaap niet diep is, dromen we. In diepe slaap zijn lichaam en geest het meest ontspannen. Deze diepe slaap is waarschijnlijk het belangrijkste gedeelte van de nachtrust. Tegen het einde van de nacht wordt de slaap geleidelijk minder diep en nemen de perioden met REM-slaap toe. Omdat de diepe slaap zich het meest afspeelt in de eerste twee tot drie slaapcycli is er weinig verschil in aantal uren diepe slaap tussen kort- en langslapers.Hoe ontstaat het?
Kortdurende slapeloosheid kan ontstaan door psychische of sociale problemen, door lichamelijke klachten zoals jeuk of pijn of door een kortdurende verstoring van het dagnachtritme zoals bij een lange vliegreis of ploegendienst. Vaak is de oorzaak van deze kortdurende slapeloosheid te achterhalen. Langduriger slaapklachten kunnen ook ontstaan door (chronische) psychische of sociale problemen en (chronische) lichamelijke klachten maar bijvoorbeeld ook door een depressie, slechte slaapgewoonten, het drinken van koffie 's avonds of teveel alcohol. De directe oorzaak van deze langdurige slaapklachten is vaak niet meer te achterhalen. Een belangrijke en bijna altijd aanwezige indirecte oorzaak van langdurige slapeloosheid is conditionering. Conditionering wil zeggen dat we ons al bij voorbaat gespannen voelen omdat we denken dat we waarschijnlijk toch niet kunnen slapen. Deze spanning zorgt er dan voor dat we inderdaad niet kunnen slapen. Zo ontstaat een cirkel van niet slapen, spanning door de verwachting dat we de volgende keer ook niet kunnen slapen en daardoor niet slapen.Hoe ga ik er zelf mee om?
- Adviezen die het (in)slapen kunnen bevorderen:
- geen dutjes overdag;
- 's avonds geen koffie drinken;
- Twee tot drie uur voor het slapen geen vast voedsel meer nemen;
- een uur voor het slapen overmatige inspanning, zowel lichamelijk als geestelijk, vermijden;
- pas op met alcohol; het inslapen lijkt makkelijker te gaan maar u slaapt er minder goed door;
- makkelijk zittende nachtkleding, een goed bed en een rustige, goed geventileerde slaapkamer die niet gebruikt wordt als werk- studeer- of TV-kamer;
- zoveel mogelijk rond dezelfde tijd naar bed gaan en opstaan;
- rekening houden met de voor u optimale slaapduur;
- niet in bed blijven als het slapen niet lukt maar bijvoorbeeld wat gaan lezen in een andere kamer.
Hoe gaat de arts er mee om?
- U kunt naar uw huisarts gaan indien de adviezen hierboven u niet voldoende helpen. De huisarts kan proberen samen met u te achterhalen wat de oorzaak is van uw slaapprobleem en vervolgens proberen daar iets aan te doen. In een enkel geval is het zinvol tijdelijk een slaapmiddel te gebruiken.
- Slaapmiddelen worden veel en vaak zeer langdurig gebruikt. Met name veel ouderen nemen dagelijks hun slaaptabletje. Ofschoon slaapmiddelen in het algemeen goed worden verdragen hebben ze zeker ook bijwerkingen. Mogelijke bijwerkingen zijn onder andere: sufheid, concentratie- en geheugenstoornissen. En het is al lang bekend dat slaapmiddelen hun werking al na een week of twee verliezen.
Wetenschappelijk nieuws
Een kwart van de Nederlanders heeft last van Slaapstoornissen n. Tijdens de Nationale Slaapdag werd aandacht besteed aan slaapklachten. Daar is sprake van als iemand minimaal drie maanden achtereen niet voldoende slaapt. Neuroloog M. Laman stelt echter dat mensen zelf vaak veel kunnen doen aan hun slaappatroon.
Een goede nachtrust is goed voor de bloedvaten, volgens onderzoek door het medisch centrum van de universiteit van Chicago.
Britse onderzoekers maken zich zorgen om de kwaliteit van de slaap in de Westerse samenleving. Een goede nachtrust zou net zo belangrijk moeten zijn voor mensen als gezonde voeding en voldoende beweging.
Een kwart van de Nederlanders lijdt geregeld aan slapeloosheid. Dat is een van de uitkomsten van onderzoek door GFK Healthcare.
Als jonge kinderen te weinig slaap krijgen, lopen ze meer risico op overgewicht. Dat zegt onderzoekster F. Rutters van de Universiteit Maastricht.
Langdurige blootstelling aan verkeersgeluid leidt tot een slechtere slaap en daardoor een minder uitgerust gevoel. Dat blijkt uit onderzoek door het Erasmus MC en TNO onder ongeveer 18.000 mensen uit de regio Eindhoven.
Voor het Victoriaanse tijdperk was het niet ongebruikelijk dat echtelieden apart sliepen. Dat zegt Dr. N. Stanley van het slaaponderzoekcentrum van de universiteit van Surrey (Engeland). Voor de oude Romeinen was het echtelijk bed de plaats waar zij de liefde bedreven, maar slapen deden ze toch liever apart. Pas met de Industriële Revolutie werd het gebruikelijk dat echtelieden samen in een bed sliepen .
Wie minder dan zeven uur per nacht slaapt, heeft volgens onderzoekers van de Carnegie Mellon University (VS) drie maal zo veel kans om kou te vatten.
Slaaptekort door snurken beïnvloedt de werkprestaties. Niet alleen de snurker slaapt slechter, vooral zijn of haar partner lijdt er onder. Dat blijkt uit Europees onderzoek in opdracht van Breathe Right, waaraan 1505 Nederlanders deelnamen.
Voldoende en goede slaap is belangrijk voor de leerprestaties. Dat zeggen onderzoekers van het medisch centrum van de universiteit van Pittsburgh.
Slecht en te weinig slapen is een risicofactor voor het ontstaan van een postnatale depressie. Dat blijkt uit onderzoek door het universitair ziekenhuis van Stavanger (Noorwegen) onder 2830 vrouwen, die daar zijn bevallen van hun kind.
Te kort slapen kan een factor zijn bij overgewicht. Dat zeggen Amerikaanse onderzoekers.
Dr. Marike Lancel is per 1 november benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Slaap en Psychopathologie' aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). De leerstoel, bij de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, afdeling Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie, is ingesteld door de RUG en GGZ Drenthe. Marike Lancel werkt als hoofdonderzoeker Forensische Psychiatrie bij GGZ Drenthe en is expert in de slaapgeneeskunde bij het Slaapcentrum voor Psychiatrie Assen. Marike Lancel: “Ik doe al heel lang wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de slaap, zoals de invloed van de biologische klok, veroudering en psychofarmaca op de slaap. In mijn werk bij GGZ Drenthe werd ik geconfronteerd met de praktijk dat zo veel mensen met psychische problemen langdurige en ernstige klachten hebben over hun slaap en met de positieve effecten die een goede behandeling van de slaapstoornissen vaak heeft, niet alleen op de slaap, maar ook op het psychisch welzijn en de kwaliteit van leven. Bij vrijwel alle psychische aandoeningen komen slaapproblemen voor. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat die slaapproblemen niet louter symptomen zijn van mentale stoornissen, maar beter kunnen worden gezien als een transdiagnostische factor die kan bijdragen aan zowel het ontstaan als aan het voortbestaan of terugkeren van psychische aandoeningen. Slaapproblemen lijken daarmee ook een belangrijk aanknopingspunt voor transdiagnostische interventies”. Veel behandelaren besteden volgens Marike Lancel nog te weinig aandacht aan de slaap van hun patiënten. “Maar het is juist heel belangrijk mensen met psychische aandoeningen regelmatig te vragen naar hun slaapkwaliteit en ernstige slaapproblemen, het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, goed te behandelen. Psychische aandoeningen en slaapstoornissen kunnen een vicieuze cirkel vormen, elkaar als het ware versterken.” Samen met haar collega’s doet Lancel onderzoek naar de prevalentie van verschillende slaapstoornissen in psychiatrische populaties en naar de rol van de slaapproblemen bij het ontstaan en/of voortduren van psychische aandoeningen. Het onderzoek is tevens gericht op het ontwikkelen en evalueren van vroegdetectie methoden en interventies gericht op het verminderen van slaapproblemen bij mensen met één of meerdere psychische stoornissen. “Met de leerstoel hopen we het onderzoek naar de wisselwerking tussen slaap en psychische aandoeningen te bevorderen en het thema slaap beter op de kaart te zetten bij de nieuwe generatie psychologen, zodat zij sneller dan nu vaak het geval is slaapproblemen detecteren en zo mogelijk mee behandelen”. Peter van der Noord, psychiater en directeur van GGZ Drenthe is bijzonder verheugd over de benoeming en de samenwerking tussen wetenschap en praktijk. “Er ontstaat inmiddels meer evidence voor de interactie tussen psychiatrische problematiek en problemen met slapen en de invloed die dat heeft op de behandeling van stoornissen en de adequate ontwikkeling van jonge kinderen en adolescenten. Ook media maken steeds meer melding van de rol van slecht slapen op mensen. We hebben het dus over iets wat iedereen aangaat, namelijk slapen, dat verstoord kan raken en dan enorm van invloed kan zijn op functioneren en welbevinden. Daarom ben ik blij en trots dat Marike Lancel via deze bijzondere leerstoel aandacht gaat geven aan de invloed van gezonde slaap en wat mis kan gaan wanneer hiervan geen sprake is in alle fases van het leven van mensen.” Marike Lancel doet sinds 1987 slaaponderzoek: tijdens haar studie fysiologische psychologie aan de Universiteit Leiden, haar promotieonderzoek aan de universiteit van Basel, Zwitserland, en als hoofd van de afdeling Slaapfarmacologie van het Max-Planck Instituut voor Psychiatrie in München, Duitsland. Sinds 2005 is ze bij GGZ Drenthe hoofdonderzoeker bij de TOPGGz gecertificeerde Forensische Psychiatrische Kliniek, waar ze met collega’s onder meer onderzoek doet naar de prevalentie van slaapstoornissen bij forensische patiënten en de relatie met impulsiviteit en agressie. Ze is ook oprichter van het Slaapcentrum voor Psychiatrie Assen waar ze, naast het werken in de praktijk, onderzoek is gestart naar de invloed van slaapinterventies op de ernst van de psychische symptomatologie.
Bron: RUG
Dr. Marike Lancel is per 1 november benoemd tot bijzonder hoogleraar ‘Slaap en Psychopathologie' aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). De leerstoel, bij de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen, afdeling Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie, is ingesteld door de RUG en GGZ Drenthe. Marike Lancel werkt als hoofdonderzoeker Forensische Psychiatrie bij GGZ Drenthe en is expert in de slaapgeneeskunde bij het Slaapcentrum voor Psychiatrie Assen. Marike Lancel: “Ik doe al heel lang wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de slaap, zoals de invloed van de biologische klok, veroudering en psychofarmaca op de slaap. In mijn werk bij GGZ Drenthe werd ik geconfronteerd met de praktijk dat zo veel mensen met psychische problemen langdurige en ernstige klachten hebben over hun slaap en met de positieve effecten die een goede behandeling van de slaapstoornissen vaak heeft, niet alleen op de slaap, maar ook op het psychisch welzijn en de kwaliteit van leven. Bij vrijwel alle psychische aandoeningen komen slaapproblemen voor. Er zijn belangrijke aanwijzingen dat die slaapproblemen niet louter symptomen zijn van mentale stoornissen, maar beter kunnen worden gezien als een transdiagnostische factor die kan bijdragen aan zowel het ontstaan als aan het voortbestaan of terugkeren van psychische aandoeningen. Slaapproblemen lijken daarmee ook een belangrijk aanknopingspunt voor transdiagnostische interventies”. Veel behandelaren besteden volgens Marike Lancel nog te weinig aandacht aan de slaap van hun patiënten. “Maar het is juist heel belangrijk mensen met psychische aandoeningen regelmatig te vragen naar hun slaapkwaliteit en ernstige slaapproblemen, het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, goed te behandelen. Psychische aandoeningen en slaapstoornissen kunnen een vicieuze cirkel vormen, elkaar als het ware versterken.” Samen met haar collega’s doet Lancel onderzoek naar de prevalentie van verschillende slaapstoornissen in psychiatrische populaties en naar de rol van de slaapproblemen bij het ontstaan en/of voortduren van psychische aandoeningen. Het onderzoek is tevens gericht op het ontwikkelen en evalueren van vroegdetectie methoden en interventies gericht op het verminderen van slaapproblemen bij mensen met één of meerdere psychische stoornissen. “Met de leerstoel hopen we het onderzoek naar de wisselwerking tussen slaap en psychische aandoeningen te bevorderen en het thema slaap beter op de kaart te zetten bij de nieuwe generatie psychologen, zodat zij sneller dan nu vaak het geval is slaapproblemen detecteren en zo mogelijk mee behandelen”. Peter van der Noord, psychiater en directeur van GGZ Drenthe is bijzonder verheugd over de benoeming en de samenwerking tussen wetenschap en praktijk. “Er ontstaat inmiddels meer evidence voor de interactie tussen psychiatrische problematiek en problemen met slapen en de invloed die dat heeft op de behandeling van stoornissen en de adequate ontwikkeling van jonge kinderen en adolescenten. Ook media maken steeds meer melding van de rol van slecht slapen op mensen. We hebben het dus over iets wat iedereen aangaat, namelijk slapen, dat verstoord kan raken en dan enorm van invloed kan zijn op functioneren en welbevinden. Daarom ben ik blij en trots dat Marike Lancel via deze bijzondere leerstoel aandacht gaat geven aan de invloed van gezonde slaap en wat mis kan gaan wanneer hiervan geen sprake is in alle fases van het leven van mensen.” Marike Lancel doet sinds 1987 slaaponderzoek: tijdens haar studie fysiologische psychologie aan de Universiteit Leiden, haar promotieonderzoek aan de universiteit van Basel, Zwitserland, en als hoofd van de afdeling Slaapfarmacologie van het Max-Planck Instituut voor Psychiatrie in München, Duitsland. Sinds 2005 is ze bij GGZ Drenthe hoofdonderzoeker bij de TOPGGz gecertificeerde Forensische Psychiatrische Kliniek, waar ze met collega’s onder meer onderzoek doet naar de prevalentie van slaapstoornissen bij forensische patiënten en de relatie met impulsiviteit en agressie. Ze is ook oprichter van het Slaapcentrum voor Psychiatrie Assen waar ze, naast het werken in de praktijk, onderzoek is gestart naar de invloed van slaapinterventies op de ernst van de psychische symptomatologie.
Bron: RUG
Is cannabis effectief voor medicinaal gebruik? Een literatuuranalyse van zo’n 80 gerandomiseerde studies geeft een wisselend beeld van de bewijzen voor de werking van cannabis en haar bestanddelen (zgn. cannabinoïden). Zo is de kwaliteit van het onderzoek naar de behandeling van chronische pijn matig, terwijl de kwaliteit van het bewijs voor verbetering van misselijkheid en overgeven bij chemotherapie, slaapstoornissen en Tourette zelfs laag is. Dat blijkt uit een studie die gepubliceerd is in het juninummer van JAMA. In verschillende landen is cannabis wettelijk toegestaan voor medicinaal gebruik. Ondanks deze brede toepassing is de werkzaamheid van medicinale cannabis niet goed aangetoond, zo blijkt uit het JAMA artikel. De onderzoekers, waaronder prof. dr. Jos Kleijnen, hoogleraar Systematic reviews in health care aan de Universiteit Maastricht en projectleider van de literatuurstudie, onderzochten het wetenschappelijk bewijs voor de behandeling van verschillende aandoeningen. In diverse databases voor gerandomiseerde studies vonden zij 79 studies met in totaal 6.462 deelnemers die pasten binnen de criteria voor meta-analyse. De meeste studies wekten de suggestie dat cannabinoïden de symptomen verbeterden, maar die verbanden waren niet in alle studies statistisch significant. Er werd een matig bewijs gevonden voor gunstige effecten bij de behandeling van chronische neuropatische pijn en spasticiteit als gevolg van Multipele Sclerose. Het bewijs was zwak voor de verbetering van misselijkheidsklachten bij chemotherapie, gewichtstoename bij HIV, slaapstoornissen en Tourette. De verbetering van angststoornissen was nog slechter bewezen. De beweringen dat cannabinoïden geen effect zouden hebben op psychose of depressie bleken op zeer zwakke bewijsvoering te rusten. Wel was er een verhoogd risico op korte termijn-bijwerkingen zoals duizeligheid, droge mond, misselijkheid, moeheid, slaperigheid, euforie, overgeven, desoriëntatie, sufheid, verwardheid, evenwichtsstoornissen en hallucinaties. Er is geen verschil gevonden in resultaten bij verschillende typen cannabinoïden of toedieningswijze.
Bijna twee procent van de Britse en Amerikaanse kinderen van acht tot zeventien jaar heeft zodanig ernstige symptomen van het rusteloze benen syndroom, dat dit resulteert in slaapstoornissen en negatieve stemmingen. Daarmee komt RLS onder kinderen en adolescenten vaker voor dan diabetes en epilepsie, stelt onderzoeker Daniel Pitchietti van de universiteit van Illinois. Veel volwassen RLS-patiënten geven aan dat de symptomen al in hun jeugd de kop op staken. Pitchietti zegt dat hem begin jaren negentig al opviel dat sommige kinderen met concentratie- en slaapstoornissen in zijn praktijk ook last hadden van symptomen die horen bij RLS. Op dat moment was er echter nauwelijks onderzoek gedaan.
Fibromyalgie is een ziektebeeld dat zich uit in een verscheidenheid van klachten zoals pijn, stijfheid, vermoeidheid, slaapstoornissen en soms stemmingswisselingen. De pijn komt vooral voor in de spieren, het bindweefsel en in en rondom de gewrichten. De klachten kunnen erg wisselen en zijn niet altijd even ernstig. De medicamenteuze behandeling is tot nu toe gericht geweest op symptoombestrijding. De diagnose wordt gesteld op basis van de volgende criteria: chronische pijn en/of stijfheid, op drie of meer plekken in het lichaam, zowel boven als onder de taille, zowel links als rechts in het lichaam, die langer dan drie maanden duurt. De patiënten hebben pijnpunten, zogenaamde "tender points", op internationaal afgesproken plaatsen. Voor de diagnose pleit het bestaan van pijn op meer dan 11 van de 18 tender points. De oorzaak van het ziektebeeld is onduidelijk en het is ook niet vastgesteld of het een eigen ziektebeeld is of een uiting van onderliggende aandoeningen. Het mogelijke spectrum loopt van artritis tot depressie. Fibromyalgie komt voor bij 2% van de bevolking. Medicijnen hebben bij de behandeling van fibromyalgie tot op heden bij voorkeur slechts een aanvullende rol naast bewuste leefgewoonten en bewegingstherapie. Pijnstillers, benzodiazepines en antidepressiva worden veel toegepast. In 2007, 2008 en 2009 werden door de FDA respectievelijk pregabaline, duloxetine en milnacipran (Savella in de VS) voor fibromyalgie geregistreerd. De EMEA weigerde elk van deze stoffen voor deze indicatie toegang tot de Europese markt, wegens onvoldoende effect in de merendeels ook nog kortdurende fase 3 onderzoeken. Antidepressiva zijn het meest onderzocht als mogelijke behandeling van fibromyalgie, maar door beperkte behandeleffecten en te kleine onderzoekspopulaties worden zelden significante verschillen ten opzichte van placebo aangetoond. Hauser en medewerkers voerden daarom een meta-analyse uit van tot augustus 2008 gepubliceerde onderzoeken van antidepressiva bij fibromyalgie. Achttien gerandomiseerde onderzoeken met in totaal 1.427 patiënten werden in hun analyse betrokken. Het ging in alle gevallen om kortdurende studies, wisselend van 4 tot 28 weken. De onderzoekers richtten zich op het effect van de medicatie op pijn, vermoeidheid, slaap, depressie en kwaliteit van leven. Antidepressiva bleken telkens een, beperkt, positief effect te hebben op bovengenoemde uitkomstmaten. Alleen de tricyclische antidepressiva hadden een betrekkelijk groot effect. De auteurs concluderen dat amitriptyline toegepast kan worden voor de bestrijding van pijn en slaapstoornissen wegens de grootte van het effect. Duloxetine zou voor dezelfde indicaties toegepast kunnen worden wegens de relatief grote patiëntenpopulatie van het onderzoek. De keuze kan gemaakt worden op grond van de te verwachten bijwerkingen en de voorkeur van de patiënt. Het behandeldoel moet goed voor ogen worden gehouden en omdat langetermijngegevens ontbreken moet op gezette tijden worden beoordeeld of de voordelen nog opwegen tegen de nadelen. Er zal nog veel onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat antidepressiva een vaste plaats verdienen bij de behandeling van fibromyalgie. Bron: MFM 2010;48(2):23.
Ploegendiensten doen het brein sneller verouderen. Dat blijkt volgens de Volkskrant uit een tien jaar durend onderzoek onder 3000 Franse werknemers, waarvan de uitkomsten onlangs zijn gepubliceerd in het British Medical Journal. Onregelmatige werktijden werden al in verband gebracht met een grotere kans op slaapstoornissen, maagzweren, diabetes type 2, hart- en vaatziekten, beroerte en mogelijk zelfs kanker. Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat tien jaar lang onregelmatig werken het brein 30 tot 40 procent sneller doet verouderen. Vermoedelijk speelt het stresshormoon cortisol een rol. Wetenschappers van het Maastricht UMC doen nu onderzoek naar een minder belastend ritme. Goed nieuws is dat het functioneren van het brein kan worden hersteld met een gewoon dagritme.
Parkinsonpatiënten die veel trage hersenactiviteit vertonen, hebben een grote kans om dementie te krijgen. Dit blijkt uit onderzoek van Kim Olde Dubbelink die op 6 mei promoveert bij VUmc. Door deze ontdekking kunnen patiënten voortaan in een vroeg stadium van de ziekte beter worden geïnformeerd over hun toekomst. De ziekte van Parkinson wordt vaak gezien als een bewegingsstoornis waarbij traagheid, stijfheid en trillen op de voorgrond staan. Daarnaast uit de ziekte zich echter ook door onder andere angst, slaapstoornissen en cognitieve beperkingen zoals geheugenproblemen. Deze cognitieve beperkingen kunnen op termijn leiden tot een parkinsondementie. Promovenda Kim Olde Dubbelink van VUmc onderzocht de mechanismen die hieraan ten grondslag liggen. Olde Dubbelink combineerde de technieken MRI en MEG om de hersenactiviteit te relateren aan cognitieve beperkingen bij de ziekte van Parkinson. Met MRI kunnen de anatomie en doorbloeding van de hersenen worden afgebeeld. MEG wordt gebruikt om de activiteit van hersencellen nauwkeurig te meten. Tijdens haar onderzoek onderzocht Olde Dubbelink een groep van zeventig parkinsonpatiënten en 21 gezonde vrijwilligers in 2005, 2009 en 2013. Uit het onderzoek blijkt dat de hersenactiviteit bij parkinsonpatiënten door de jaren heen vertraagt. Bovendien bleek dit gepaard te gaan met toenemende geheugenproblemen. Bij patiënten die gedurende de periode van het onderzoek dementie ontwikkelden bleek de hersenactiviteit al vertraagd bij de start van het onderzoek. Het ontbreken van snelle hersengolven is dus een voorspeller voor het ontwikkelen van dementie. Hierdoor kunnen artsen een betere prognose geven aan patiënten. Olde Dubbelink ontdekte verder dat de verbindingen tussen hersengebieden bij parkinsonpatiënten minder sterk zijn. Dit gaat gepaard met een achteruitgang van het geheugen en de motoriek.Ten slotte keek Olde Dubbelink naar de organisatie van de hersenenals geheel en hoe alle delen met elkaar zijn verbonden: het hersennetwerk. Zij ontdekte dat al vroeg in de ziekte het aantal korte verbindingen tussen hersengebieden afneemt. Later neemt ook de hoeveelheid lange verbindingen af, waardoor de efficiëntie van de hersenen daalt. Deze ontdekkingen dragen bij aan een beter inzicht in de oorzaken van dementie bij parkinsonpatiënten en de ontwikkeling van nieuwe behandelingen.
Migraine zorgt voor heel wat verloren werkdagen en in het water gevallen feestjes. Het loont de moeite om goed uit te zoeken welke medicijnen het beste werken, want dat verschilt per persoon. In het LUMC wordt veel onderzoek gedaan om de aandoening beter te begrijpen. Veel mensen kennen het: bonzende hoofdpijn, meestal aan één kant van het hoofd. Als je daarbij ook nog misselijk bent of geen geluid en licht kunt verdragen, dan heb je vrijwel zeker migraine. Wie pech heeft is er drie dagen zoet mee, maar het kan ook na een paar uur weer over zijn. “De eerste migraineaanval treedt vaak op in de puberteit of vlak erna. Vanaf middelbare leeftijd nemen de aanvallen meestal af of verdwijnen”, vertelt dr. Gisela Terwindt van de hoofdpijnpoli van het LUMC. Terwindt en haar collega’s doen onderzoek naar hoe een migraineaanval ontstaat. “We weten al goed wat er tijdens een aanval gebeurt. Maar wat wij, en onze patiënten, heel graag willen weten is waarom een aanval op een bepaald moment begint. Wat is de oorzaak? Met die kennis kunnen we betere behandelingen ontwikkelen die echt helpen om aanvallen te voorkomen.” Er zijn nu al verschillende medicijnen waaruit migrainepatiënten kunnen kiezen, maar daar bestaat een aantal problemen mee. “Niet iedere migrainepatiënt slikt de pillen die voor hem of haar het beste werken”, zegt dr. Frans Dekker. Hij deed onderzoek onder migrainepatiënten en promoveerde daarop vorig jaar bij het LUMC. “Veel mensen gaan nooit naar de huisarts met hun migraine. Bijvoorbeeld omdat ze niet weten dat ze migraine hebben, of omdat ze denken dat de huisarts niets voor ze kan doen. Ze kopen pillen bij de drogist en die helpen meestal wel, maar lang niet altijd optimaal. Mijn onderzoek laat zien dat er niet één beste middel tegen migraine is”, aldus Dekker. ' Voor zijn promotieonderzoek liet Dekker patiënten drie van hun migraineaanvallen bestrijden met paracetamol, drie met ibuprofen en voor drie andere aanvallen kregen ze triptanen, speciale migrainemedicijnen die alleen op recept verkrijgbaar zijn. Zowel arts als patiënt wist niet welk middel op welk moment gebruikt werd. Wat bleek? Bij een deel van de patiënten werd de hoofdpijn het meest effectief bestreden met paracetamol, een andere groep was juist het meest gebaat bij ibuprofen en weer andere patiënten waren het beste af met triptanen. In de nieuwe migrainerichtlijnen voor huisartsen is het advies dan ook om mensen verschillende middelen te laten uitproberen. “Frequente migraine is een ernstige aandoening die mensen treft in de bloei van hun leven. Het loont dus absoluut de moeite om heel goed uit te zoeken wat voor iemand persoonlijk het meest geschikte medicijn is”, aldus Dekker, die als huisarts in Purmerend werkt. Een ander probleem is dat migrainepatiënten soms verkeerd met hun medicijnen omgaan. Ze nemen soms uit voorzorg pillen in die daar niet voor bedoeld zijn, bijvoorbeeld wanneer ze naar hun werk moeten. Veel patiënten weten niet dat het gebruik van te veel pijnstillers ook weer hoofdpijn kan uitlokken. Migrainepatiënten kunnen daardoor in een vicieuze cirkel terechtkomen, waarbij ze meer en meer pijnstillers gaan gebruiken omdat ze steeds vaker hoofdpijn hebben. “Het sluipt erin, zonder dat mensen zich er van bewust zijn. Het verraderlijke is dat de pillen de aanvallen vaak wel minder hevig maken, maar mensen krijgen er een ander soort hoofdpijn voor terug, die veel vaker optreedt”, aldus Dekker. Hij berekende dat triptanen in Nederland zelfs meer hoofdpijn veroorzaken dan verhelpen. Neuroloog dr. Gisela Terwindt beaamt dat te veel gebruik van medicatie een groot probleem is. In het LUMC is er veel aandacht voor. “Patiënten die te veel medicijnen gebruiken en bij ons op de hoofdpijnpoli komen proberen we te laten afkicken. Onze hoofdpijnverpleegkundige speelt hier een belangrijke rol bij. Door goede begeleiding bij dit afkickproces houden meer patiënten het vol.” Voor wie migraineaanvallen liever voorkomt dan bestrijdt zijn er wel degelijk preventieve medicijnen. Patiënten met meer dan twee aanvallen per maand komen hiervoor in aanmerking. “Sommige mensen willen hier niet aan, omdat ze niet elke dag een pil willen slikken. Maar mensen met ernstige migraine kunnen er veel baat bij hebben.” Een groot deel van de migrainepatiënten blijkt ooit preventieve medicijnen geprobeerd te hebben, maar er al snel weer mee gestopt te zijn, vaak vanwege bijwerkingen, zoals een lage bloeddruk. “Het is jammer dat mensen vaak maar één poging ondernemen met preventieve medicijnen. Als die toevallig niet aanslaan, stoppen ze er helemaal mee. Maar er zijn meerdere soorten en ook hier geldt: wat bij de een werkt, werkt niet altijd bij de ander”, aldus Dekker. Hij pleit ervoor om minstens twee of drie middelen uit te proberen. Te hoge dosering De preventieve medicijnen die voor migraine worden gebruikt zijn niet speciaal voor migraine gemaakt. Het zijn bijvoorbeeld bloeddrukverlagers of medicijnen tegen epilepsie. Nieuwe, specifiek op migraine gerichte medicijnen zijn wel in de maak. “De nadruk ligt nog te veel op pijnstillers, terwijl je met preventieve medicijnen gemiddeld de helft van de aanvallen kunt voorkomen. Je slikt ze een aantal maanden en daarna stop je een tijdje om te zien of je weer vaker migraine krijgt. Zo kun je zien of je er baat bij hebt”, legt Dekker uit. Terwindt is ook van mening dat er meer aandacht zou moeten zijn voor preventieve medicijnen. En zij ziet ook dat mensen er soms snel mee stoppen vanwege bijwerkingen. “Niet alle huisartsen en neurologen hebben evenveel affiniteit of ervaring met de preventieve behandeling. Patiënten beginnen daarom soms met een te hoge dosering, terwijl je deze middelen langzaam moet opbouwen om zo min mogelijk last van bijwerkingen te hebben. Wij zien veel patiënten in het LUMC bij wie daarin nog winst valt te halen.” Veel migrainepatiënten hebben het idee dat hun aanvallen worden uitgelokt door een bepaald voedingsmiddel, bijvoorbeeld chocolade. Maar volgens Terwindt denken patiënten dit vaak ten onrechte. “Bij een beginnende aanval treden allerlei verschijnselen op die voorafgaan aan de hoofdpijn, zoals gapen, vocht vasthouden, vermoeidheid, of gevoelens van stress of somberheid. Ook kan er behoefte aan het eten van bepaald voedsel ontstaan. Als mensen dan bijvoorbeeld chocolade eten en de migraineaanval zet door, dan denken ze dat het door de chocolade komt. Oorzaak en gevolg worden dus omgedraaid. Het is te vergelijken met vrouwen die vlak voor de menstruatie trek krijgen in lekkere dingen. Niemand denkt dat chocolade in dat geval de menstruatie veroorzaakt. Overigens denken we dat zowel bij migraine als bij menstruatie die voorafgaande verschijnselen worden veroorzaakt door een bepaald gebied in de hersenen, de hypothalamus. We zoeken dit nu verder uit.” Van maar een paar zaken is echt bewezen dat ze een migraineaanval kunnen uitlokken, zoals slaapgebrek en (vrouwelijke) hormonen. Bij vrouwen is vaak sprake van ‘hormonale migraine’, zij hebben dan vooral last van aanvallen tijdens de menstruatie. Migraine en depressie Mensen die migraine hebben lopen een groter risico om depressief te worden. LUMC-onderzoekers ontdekten een aantal jaar geleden dat dit niet komt doordat mensen somber worden van de hoofdpijn. Terwindt: “We hebben aanwijzingen dat het in de genen zit: waarschijnlijk verhogen bepaalde erfelijke factoren zowel de kans op migraine als op depressiviteit.” Het LUMC doet nu onderzoek naar migraine en depressie onder de ongeveer zesduizend mensen die zich voor het migraineonderzoek in het LUMC hebben aangemeld. “We hebben aangetoond dat depressie een risicofactor is voor het chronisch worden van migraine. We spreken van chronische migraine als iemand de helft of meer dagen van de maand hoofdpijn heeft of pijnmedicatie gebruikt. We denken ook dat er bij patiënten met chronische migraine iets in de hersenen verandert, wat ze blijvend gevoeliger maakt voor terugkerende migraineaanvallen. Dat onderzoeken we nu met hersenscans.” Omdat er nog veel onbekend is over migraine, loopt er ook een groot algemeen onderzoek naar de biochemie in de hersenen van migrainepatiënten. Hiervoor wordt hersenvocht van migrainepatiënten afgenomen via een ruggenprik en vergeleken met hersenvocht van gezonde proefpersonen. “We kijken hierin onder andere naar eiwitten en stofwisselingsproducten. Juist omdat we nog niet goed weten hoe een migraineaanval ontstaat, willen we heel breed kijken. De grote vraag is: wat is er anders in de hersenen van migrainepatiënten waardoor er op een bepaald moment een aanval ontstaat?” Lees meer over migraine en de behandeling op www.lumc.nl/migraine. U kunt zich daar ook aanmelden voor wetenschappelijk onderzoek naar migraine, en u vindt er informatie over clusterhoofdpijn.
Feiten over migraine:
Ruim 15 procent van de mensen heeft regelmatig een migraineaanval.
Iemand heeft officieel migraine als hij of zij ten minste vijf migraineaanvallen heeft gehad zonder aura, of twee aanvallen met aura. Ongeveer een op de drie vrouwen voldoet hieraan. Bij mannen komt het drie keer minder voor: ongeveer een op de negen mannen lijdt aan migraine.
Veel vrouwelijke migrainepatiënten krijgen tijdens hun zwangerschap minder of geen migraineaanvallen.
Ook kinderen kunnen aan migraine lijden. Bij hen zit de bonzende hoofdpijn vaak aan beide kanten van het hoofd en duurt de aanval meestal korter.
Mensen met migraine hebben meer kans op een aantal andere aandoeningen, zoals flauwvallen, slaapstoornissen, epilepsie en depressie.
Migraine wordt in een aantal soorten onderscheiden, zoals migraine met en zonder aura. Migraine met aura houdt in dat iemand schitteringen, flitsen of golvende beelden ziet aan het begin van de aanval. Ongeveer 30 procent van de migrainepatiënten heeft aurasymptomen. Bij een zeldzamere vorm van migraine (hemiplegische migraine) gaat de aura gepaard met krachtsverlies. Die verschijnselen variëren van krachtsvermindering in één hand, tot verlamming in een hele lichaamshelft. Migraine moet niet verward worden met clusterhoofdpijn, waarnaar het LUMC ook onderzoek doet. Iemand met clusterhoofdpijn heeft korte periodes van vijftien minuten tot drie uur met zeer ernstige, eenzijdige hoofdpijn. Deze treden één tot tien keer per dag op, met name ’s nachts. De pijn zit dan vaak rond het oog. Typisch voor clusterhoofdpijn zijn verschijnselen zoals een tranend, rood oog, een hangend ooglid, een verstopte neus of loopneus en/of bewegingsdrang (patiënten kunnen niet stilliggen maar willen graag bewegen).
Eveline Hagebeuk: ‘Rett syndrome: neurologic and metabolic aspects’. Folinezuur, een middel gelijkend op foliumzuur, vermindert niet het aantal epileptische aanvallen en verbetert niet andere klinische parameters bij patiënten met het Rett-syndroom. Dit is de belangrijkste conclusie uit het proefschrift van Hagebeuk naar het Rett-syndroom bij kinderen in Nederland. Deze ontwikkelingsstoornis kenmerkt zich door een langzaam verlies van cognitieve functies en motorische vaardigheden, met name in het gebruik van de hand. Bij de meeste, veelal jonge patiënten is een bepaald gen gemuteerd. Hagebeuks hypothese was dat het bewuste gen (MECP2) van invloed is op de algemene functie van het DNA. Folinezuur zou dit kunnen verbeteren. Promovenda testte dit in een groot onderzoek en keek naar epileptische aanvallen en ademhalingsstoornissen, de meest schadelijke symptomen die kunnen optreden bij kinderen met het Rett-syndroom. Op grond van haar onderzoek adviseert ze geen folinezuur voor te schrijven aan deze groep patiënten. Tevens pleit ze, op basis van een ander onderzoek met Rett-patiënten, uitgebreid slaaponderzoek (polysomnografie) om bij Rett-patiënten zowel overdag als ’s nacht ademhalings- en slaapstoornissen in kaart te brengen.
Enrique Gil Ponce ontwikkelde een zeer eenvoudige methode om de stand van de biologische klok (circadiane fase) bij een individu vast te stellen. Hij deed dit door met een sensor in de vorm van een polshorloge een etmaal lang de (verschillen in) hartslagfrequentie te meten. De gebruikelijke manier om de circadiane fase te bepalen - het gedurende een etmaal ieder uur prikken van het bloed en daarin het melatoninegehalte te meten - is veel tijd- en geldrovender en meer belastend voor de patiënt. Het circadiane systeem beïnvloedt allerlei aspecten van onze fysiologie en ons gedrag, en daarmee speelt het een belangrijke rol voor ons welbevinden. De centrale biologische klok, gelegen in het centrum van onze hersenen, beïnvloedt diverse fysiologische processen waaronder hartslag, lichaamstemperatuur, energie metabolisme, hormoonproductie en slaap. Als onderdelen van het circadiane systeem onderling niet goed op elkaar zijn afgestemd kan dat leiden tot problemen, zowel op de korte als op de lange termijn. Een bekend voorbeeld is het effect van jetlag in reactie op het reizen over meerdere tijdzones. De circadiane klok stelt zich af op de licht-donker afwisseling in onze omgeving. Dat proces heet entrainment. Blootstelling aan licht in de vroege ochtend verschuift de stand van de klok naar een vroeger tijdstip, en blootstelling aan licht in de late avond naar een later tijdstip. Door gebruik te maken van licht therapie kan de klok dus naar believen vooruit of achteruit geschoven worden. Dit kan van belang zijn, niet alleen bij de bestrijding van jetlag, maar ook bij sommige aandoeningen zoals vormen van slaapstoornissen. In die gevallen is het van belang om te meten wat de stand van de klok is alvorens een behandeling uit te voeren. Er zijn veel variabelen die gemeten kunnen worden om circadiane fase te bepalen. Gil Ponce heeft zich geconcentreerd op de variabiliteit van de hartslagfrequentie (Heart Rate Variability – HRV). Het is bekend dat HRV door de biologische klok wordt beïnvloed. HRV laat een duidelijk 24-uurs patroon zien als dit gedurende het etmaal wordt gemeten. Deze aanpak paste hij toe op gegevens van een groep van gezonde proefpersonen en ook op een groep patiënten die lijden aan sleep-onset insomnia(een aandoening waarbij mensen grote moeite hebben om in slaap te vallen, maar daarna een redelijk normale slaap hebben). Op deze manier toonde Gil Ponce aan dat de piek in HRV in de vroege ochtend, zoals die altijd bij gezonde mensen wordt gevonden, bij de patiënten verschoven is naar de avond, voorafgaand aan het begin van de slaap. Dit verschil is heel opvallend en zou informatie kunnen bevatten over de oorzaak van sleep-onset insomnia. Enrique Gil Ponce voerde zijn onderzoek uit bij de afdeling Chronobiologie van het instituut CBN. Het werd gefinancierd door de EU (EU FP7 Marie Curie Network iCareNet, 264738). Gil Ponce vervolgt zijn loopbaaan als onderzoeker bij Philips.
Bron: RUG
Chirurgische kaakorthopedie is tegenwoordig meer dan het corrigeren van kaken en tanden. "Het is meer dan op het eerste gezicht lijkt", zegt Bram Tuinzing in zijn afscheidsrede als hoogleraar Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie bij VUmc/ACTA. Hij spreekt deze afscheidsrede uit op 19 november in de aula van de VU. Chirurgische kaakorthopedie, ook wel chirurgische orthodontie genoemd, is een onderdeel van het specialisme Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie (MKA), dat al een lang verleden heeft. Chirurgische kaakcorrectie kan zorgen voor spectaculaire veranderingen in het gezicht. Tot voor kort werd met "eenvoudige middelen" zoals gipsmodellen en één à twee röntgenfoto's de operatie voorbereid. Tegenwoordig wordt er steeds vaker gebruikgemaakt van 3D-scanning en -printing. Het doel van kaakcorrectie om het gezicht te veranderen was om de karakteristieke trekken van het gezicht zo veel mogelijk te behouden. Tegenwoordig is vaak het streven om het "nieuwe gezicht" aan strakke van tevoren vastgelegde 3D-maten te laten voldoen. Niet alleen worden operaties toegepast om onze kaken en tanden te corrigeren, ook worden operaties nu toegepast bij asymmetrische groei van het gezicht, posttraumatische afwijkingen, hazenlippen, slaapstoornissen, geslachtsidentiteitsstoornis en aangeboren afwijkingen. "We kunnen dus stellen dat chirurgische kaakorthopedie meer is dan op het eerste gezicht lijkt", aldus prof. dr. Bram Tuinzing.
Slaap-waakritmestoornissen, zoals jetlag en ploegendienst, kunnen leiden tot slaperigheid en vermoeidheid, wat de kans op lichamelijk letsel op het werk kan vergroten. Gebrek aan slaap is een risicofactor voor gezondheidsproblemen zoals sterfte, diabetes, hartklachten en dementie. Slaap-waakritmestoornissen verschillen van andere slaapstoornissen, omdat mensen met deze stoornissen onder normale omstandigheden wel een goedwerkend slaap-waakritme hebben. Een stof die alertheid bevordert is cafeïne. Als er echter teveel van gebruikt wordt geeft het bijwerkingen zoals spanning, stress en slaaponderbreking. Door middel van een systematische review van gerandomiseerde studies is het effect van cafeïne op het voorkomen van lichamelijke ongevallen en het maken van fouten door ploegendienstwerkers en mensen met een jetlag onderzocht. Er werden geen studies gevonden waarin het preventieve effect van cafeïne op ongevallen was onderzocht. Twee studies vergeleken het effect op fouten bij inname van cafeïne met respectievelijk het doen van een dutje, inname van modafinil of placebo. Eén studie liet jonge proefpersonen 200 km autorijden en in de andere studie werden de deelnemers getest in een vluchtsimulator. Er was een significante afname van fouten in de groep die cafeïne had gebruikt ten opzichte van placebo en het doen van een dutje, maar niet ten opzichte van inname van modafinil. Wegens gebrek aan studies is het niet bewezen dat cafeïne ongevallen bij ploegendienstwerkers vermindert. De positieve effecten van cafeïne op foutenvermindering zijn gebaseerd op twee kleine studies. De resultaten kunnen beperkt vertaald worden naar ploegendienstwerkers of mensen met een jetlag, omdat het in de studies jonge vrijwilligers betrof of de studie in het laboratorium werd uitgevoerd. Er blijft daarom enige onzekerheid. Bron: NTvG 2010;154(45) + FUS
In schril contrast met vastgeroeste vooroordelen moeten we daarvoor niet gaan zoeken in de hersenen. Miljoenen mensen, waarvan de meerderheid vrouwen, zijn al jaren wanhopig op zoek naar een doeltreffende behandeling. Tot op vandaag dachten veel artsen dat fibromyalgie een imaginaire, puur psychologische aandoening was, maar baanbrekend onderzoek wijst uit dat de ziekte veroorzaakt wordt door een teveel aan zenuwvezels in de bloedvaten. Letterlijk betekent fibromyalgie 'pijn in bindweefsel en spieren'. Mensen met deze aandoening hebben last van verschillende klachten, heel vaak op hetzelfde moment: pijn, stijfheid, slaapstoornissen, hoofdpijn en darmproblemen. De ziekte behoort tot de meest voorkomende pijnsyndromen. Met dank aan de nieuwe bevindingen kan nu gewerkt worden aan alternatieven op vlak van behandeling. Het ultieme doel is een permanente oplossing te vinden voor de aandoening. Amerikaanse neurowetenschappers onderzochten de huid op de handen van mensen die door gebrek aan sensorische zenuwvezels amper reageren op pijnprikkels. Vervolgens deden ze hetzelfde met handen van fibropatiënten. Zo zagen ze een overdreven hoeveelheid van één specifiek type zenuwvezels, genaamd arteriool-venulen (AV). Tot voor dit onderzoek dachten wetenschappers dat deze vezels alleen verantwoordelijk waren voor het regelen van de doorstroom in de bloedvaten. Nu weten ze echter dat er een rechtstreekse link is tussen deze zenuweindes en de wijdverspreide pijn die patiënten met fibromyalgie voelen. De studie geeft dan ook een verklaring waarom veel mensen met fibro extreem overgevoelige handen en andere delicatie zones (zogenaamde tenderpoints of drukpunten) op het lichaam hebben. Ook verklaart het waarom koud weer de symptomen alleen maar erger maakt. "Deze verstoorde bloedstroom kan perfect de oorzaak zijn van spierpijn en andere pijnprikkels, maar ook van oververmoeidheid", verklaart neurowetenschapper Dr. Frank L. Rice. Nieuwe behandelingen zijn broodnodig, aangezien de huidige opties zelden het leed van mensen met fibromyalgie echt verzachten. Zo krijgen ze nu allerhande pijnstillers en antidepressiva voorgeschreven of worden ze afgewimpeld met het 'advies': "Slaap en beweeg gewoon een beetje meer".
Patiënten met chronische nierschade hebben een sterk verhoogd cardiovasculair risico. Professor Carlo Gaillard wil met zijn onderzoek meer behandelingsmogelijkheden voor deze patiënten bereiken. Zo richt hij zich op ijzertekort, bloedarmoede en stoornissen in het biologische ritme van patiënten met chronische nierschade. Gaillard spreekt op 13 april zijn oratie uit als hoogleraar cardiometabole veranderingen van chronische nierschade en nierfunctievervangende behandeling bij VU medisch centrum. Het onderzoek van Gaillard heeft als centrale vraag: welke mechanismen zijn verantwoordelijk voor de interactie van hart en nieren? Patiënten met chronische nierschade (CNS) zijn aan twee risico's blootgesteld. Enerzijds aan het risico op verdere verslechtering van de nierfunctie met uiteindelijk de noodzaak tot het ondergaan van nierfunctievervangende behandeling en anderzijds aan een verhoogd cardiovasculair risico. Terwijl de meeste patiënten vooral bezorgd zijn om ooit dialysepatiënt te worden, lopen zij met hun cardiovasculaire profiel een veel groter risico en is dat bedreigender voor hun gezondheid. Naast een verhoogd risico bij deze patiënten door hoge bloeddruk, roken en overgewicht hebben ze vaak ook te maken met een verdikking van de hartspier en hartfalen (met en zonder kransslagaderziekte). Ook komt zogenaamde "plotse hartdood" relatief vaak voor bij deze patiënten. Bewust of onbewust speelt het biologische 'circadiane' ritme een belangrijke rol in ieders leven. Gaillard heeft aandacht voor dit ritme omdat het vaak gestoord is bij patiënten met CNS, zeker als er ook sprake is van hartfalen en/of ijzertekort. Patiënten met ernstige nierfunctiestoornissen lijden vaak aan slaapstoornissen en andere slaap gerelateerde ongemakken, zoals bijv. restless legs. Maar de verstoring heeft niet alleen consequenties voor slaap, ook voor het cardiovasculaire risico, onder andere omdat de nachtelijke daling van de bloeddruk afwezig is.
Neurowetenschappers van het UMC Utrecht hebben ontdekt hoe de hersenen voorkomen dat ze overspoeld raken met emotionele herinneringen. Dit mechanisme is wellicht verstoord bij patiënten met posttraumatische stress-stoornis. Ze beschreven hun vinding in het tijdschrift PNAS van begin augustus. Neurowetenschapper dr. Henk Karst van het UMC Utrecht bestudeerde zenuwcellen in de amygdala van muizen, een hersengebied dat betrokken is bij het opslaan van emoties. Het toedienen van het stresshormoon cortisol aan deze zenuwcellen bootst het meemaken van een angstige of stressvolle situatie na. De zenuwcellen worden actiever na blootstelling aan het stresshormoon, dat legt een stressvolle herinnering vast in het geheugen. Maar, ontdekte Karst, als dezelfde zenuwcellen een paar uur later weer in aanraking komen met het stresshormoon, daalt hun activiteit juist. Een nieuwe stressvolle ervaring wordt daardoor niet opgeslagen in het geheugen. "Dit mechanisme beschermt het geheugen tegen een overload aan stressvolle herinneringen", zegt Karst. "Het betekent ook dat je het stresshormoon juist nodig hebt om ervoor te zorgen dat je niet overspoeld raakt met traumatische herinneringen. Patiënten met het posttraumatische stress-syndroom maken minder cortisol. Onze resultaten zouden kunnen verklaren waarom deze mensen last hebben van hun herinneringen." Het verkeerd verwerken van stressvolle situaties door de hersenen speelt waarschijnlijk een rol bij het ontstaan van angststoornissen zoals posttraumatische stress-stoornis. Oorlogs-veteranen met posttraumatische stress-stoornis kampen met herbelevingen van traumatische herinneringen. Zij hebben vaak ook slaapstoornissen, concentratieproblemen en geheugenproblemen.
Niet-motorische stoornissen zoals somberheid, verslaving, hallucinaties en een verslechtering van het reukvermogen bij Parkinsonpatiënten zijn te lang onderbelicht gebleven. Zij blijken te maken te hebben met een veel uitgebreidere aantasting van de hersenen dan lange tijd is gedacht. Dit nieuwe inzicht biedt mogelijkheden om de onderliggende ziektemechanismen beter te begrijpen en daarmee uitzicht op een belangrijke verbetering van de behandeling van deze ingrijpende ziekte. Henk Berendse, hoogleraar neurologie, spreekt hierover op 16 mei zijn oratie uit. Het bewegen van een mens is een harmonisch samenspel tussen lichaam en geest. Deze harmonie is verstoord bij neurologische bewegingsstoornissen, een groep hersenziekten die gekenmerkt wordt door een bewegingsarmoede of juist een overmaat aan bewegingen. De ziekte van Parkinson is een van de meest voorkomende bewegingsstoornissen, waar in Nederland ongeveer 50.000 personen aan lijden. De meeste patienten zijn tussen de 50 en 60 jaar oud wanneer de ziekte begint en staan dus nog volop in het leven. Jarenlang is de meeste aandacht bij de ziekte van Parkinson uitgegaan naar het beven, de traagheid en de stijfheid, die het gevolg zijn van een tekort aan de stof dopamine in de hersenen. Het onderzoek van de afdeling neurologie van VU medisch centrum heeft bijgedragen aan het inzicht dat de ziekte van Parkinson veel meer is dan een stoornis van het bewegen. Parkinsonpatiënten ervaren een scala aan klachten die niets met bewegen te maken hebben, zoals somberheid, angst, stoornissen van blaas- en darmfunctie, verslaving, hallucinaties en geestelijke achteruitgang. Een verslechtering van het reukvermogen en slaapstoornissen kunnen zelfs vooraf gaan aan de stoornis van het bewegen. Al deze zogenaamde niet-motorische stoornissen zijn te lang onderbelicht gebleven en blijken te maken te hebben met een veel uitgebreidere aantasting van de hersenen dan lange tijd is gedacht. Dit nieuwe inzicht biedt ongekende mogelijkheden om de onderliggende ziektemechanismen beter te begrijpen en daarmee uitzicht op een belangrijke verbetering van de behandeling van deze ingrijpende ziekte. Het onderzoek in VU/VU medisch centrum zal zich de komende jaren vooral richten op behandelingen die het ziekteproces afremmen en op behandelingen die de niet-motorische stoornissen kunnen verlichten.
Een groep onderzoekers uit Maastricht, Leuven, Bristol en Cambridge heeft met een publicatie in het gezaghebbend tijdschrift The Lancet de effectiviteit aangetoond van een nieuwe behandeling tegen tinnitus (oorsuizen). Tinnitus is de continue waarneming van een geluid zonder dat er een bron in de omgeving aanwezig is. Ongeveer vijftien procent van de bevolking heeft daar in meer of mindere mate last van, en kampt onder andere met concentratie- en slaapstoornissen, angst, somberheid en extreme vermoeidheid. Soms worden zij hierdoor zo ernstig gehinderd dat zij hun dagelijkse activiteiten niet meer kunnen uitvoeren. Helaas bestaat er geen behandeling die de tinnitus wegneemt of geneest. Het onderzoek van Rilana Cima en haar collega’s levert echter aanwijzingen dat cognitieve gedragstherapie tinnituspatiënten helpt beter te functioneren. Deze onderzoeksresultaten zijn zo opzienbarend dat The Lancet een redactioneel commentaar aan de publicatie heeft gewijd, onder de titel ‘Tinnitus: The end of therapeutic nihilism’. In de studie, uitgevoerd binnen Adelante Audiologie & Communicatie, zijn 492 volwassen tinnituspatiënten gevolgd over een periode van twaalf maanden. Daarbij werd de effectiviteit van een innovatief tinnitus-behandelprotocol vergeleken met de gebruikelijke zorg, zoals deze in de rest van Nederland wordt aangeboden. De innovatieve trapsgewijze behandeling bestaat uit cognitieve gedragstherapie, die psychologische elementen en elementen uit de audiologie combineert. De therapie is gericht op vermindering van negatieve gedachten en gevoelens ten aanzien van de tinnitusklachten, bijvoorbeeld door blootstellingstechnieken, beweging en ontspanningsoefeningen, en aandachtgerichte therapie. Dit wordt aangevuld met elementen uit de zogeheten tinnitus retraining therapy (TRT), waarbij er wordt gekeken naar de problemen op geluidsperceptie niveau. De behandeling wordt gegeven door een multidisciplinair team van audiologen, psychologen, spraak-, bewegings- en fysiotherapeuten en sociaal werkers. De studie is uitgevoerd met een subsidie van ZonMW, programma doelmatigheidsonderzoek, toegekend aan Johan W.S. Vlaeyen, hoogleraar aan de KU Leuven en Universiteit Maastricht. De resultaten leveren overtuigend bewijs dat deze innovatieve gespecialiseerde trapsgewijze tinnitus-zorg effectiever is dan de gebruikelijke zorg. De algemene gezondheid van tinnituspatiënten is verbeterd en de ernst van de tinnitus-klachten en ervaren belemmeringen in het dagelijks leven zijn verminderd na de therapie. Bovendien is de nieuwe behandeling effectiever in het verminderen van de algemene negatieve gemoedstoestand, dysfunctionele gedachten over tinnitus en tinnitus-gerelateerde vrees. De gespecialiseerde tinnitusbehandeling blijkt effectief voor zowel mildere vormen van tinnitus als ernstige tinnitusklachten. De onderzoekers pleiten daarom voor wijdverspreide invoering van het nieuwe behandelprotocol.
De PRAC heeft een herbeoordeling gestart van zolpidem bevattende geneesmiddelen. Zolpidem wordt gebruikt voor de kortdurende behandeling van slaapstoornissen. De herbeoordeling is gestart vanwege zorgen dat sommige patiënten meer slaperigheid en een vertraagd reactievermogen zouden kunnen hebben de dag na inname. Dit zou mogelijk het risico op ongelukken kunnen verhogen bij activiteiten zoals autorijden. Patiënten die zolpidem bevattende geneesmiddelen gebruiken en zich zorgen maken, wordt aangeraden contact op te nemen met hun arts of apotheker.
Volgens Noorse onderzoekers zijn de geruchten dat je van de elektromagnetische straling van gsm’s en smartphones en andere apparaten kanker zou kunnen krijgen een fabeltje. Dat meldt De Morgen. De onderzoekers vonden geen enkel bewijs hiervoor. Wat wel mogelijk is, is het bestaan van elektromagnetische gevoeligheid. Hoofdpijn, vermoeidheid, stress, slaapstoornissen, huidproblemen en spierpijn kunnen wel degelijk het gevolg zijn van een overdosis blootstelling aan elektromagnetische velden, zeggen de onderzoekers. Daarom zou dit sterk moeten worden beperkt.
Sommige anti-allergiemiddelen (antihistamines) kunnen voor vermoeidheid zorgen. In de behandeling van hooikoorts is deze vermoeidheid ongewenst want deze kan het risico op auto-ongelukken vergroten. Maar bij de behandeling van bijvoorbeeld slaapstoornissen, kan deze vermoeidheid juist gewenst zijn. In dit proefschrift werd nagegaan welke mechanismen in het lichaam ervoor zorgen dat bepaalde anti-allergiemiddelen vermoeidheid veroorzaken. Het onderzoek toont dat genetische individuele verschillen tussen mensen een rol spelen in de mate van vermoeidheid. De conclusie is dat bij behandelingen met medicatie rekening gehouden moet worden met deze individuele verschillen, om de veiligheid van behandelingen met onder andere antihistamines te waarborgen.