Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Meestal geen
- Plasproblemen (moeilijk plassen, slappe straal, nadruppelen)
- Bloed in de urine
- Urineweginfecties
- Pijnklachten (vooral botpijnen in bekken en wervelkolom)
Hoe werkt het?
Alleen mannen hebben een prostaat (in het Nederlands: voorstanderklier). Hij bevindt zich direct onder de blaas, daar waar de urineleider de blaas verlaat. De prostaat ligt om het begin van de urineleider heen. De beide zaadleiders, elk afkomstig van één van beide testikels, monden via de prostaat in de urineleider uit. Het grootste deel van het zaadvocht dat vrijkomt als de man een orgasme krijgt wordt geproduceerd in de prostaat. Prostaatweefsel is gevoelig voor mannelijk geslachtshormoon (testosteron). Bij afwezigheid van testosteron stopt de groei ervan. Uit prostaatweefsel komt een eiwit vrij, het PSA (Prostaat Specifiek Antigeen). Het PSA is meetbaar in het bloed. Het PSA gehalte in het bloed is verhoogd als de prostaat vergroot is, bij ontstekingen van de prostaat en ook bij prostaatkanker. Hoe hoger het gehalte, hoe groter de kans op het bestaan van een kwaadaardigheid. Vele mannen krijgen prostaatkanker en toch krijgt slechts een beperkt deel van hen ook werkelijk klachten en ziekteverschijnselen: bij ongeveer de helft van de mannen boven de 70 jaar is prostaatkanker aantoonbaar en bij vrijwel alle mannen boven de 90 jaar. Echter, slechts drie procent van alle mannen overlijdt eraan.Hoe ontstaat het?
Vanaf het 50ste levensjaar neemt de kans op het krijgen van prostaatkanker toe. Welke factoren bijdragen aan het ontstaan van prostaatkanker is nog niet duidelijk. Wel is zeker dat erfelijkheid een rol speelt: als een familielid in de eerste graad (vader, broer) prostaatkanker heeft is de kans het zelf ook te krijgen twee tot vier maal zo groot als normaal.Hoe ga ik er zelf mee om?
U kunt zelf niet veel doen. Als in de nabije familie prostaatkanker voorkomt is het wel zinvol na het vijftigste jaar de prostaat regelmatig te laten controleren.Hoe gaat de arts er mee om?
Op grond van klachten of risicofactoren zal de arts onderzoek starten. Daarvoor staan een aantal methoden ter beschikking: meting van de PSA, het rectaal toucher (het via de anus met de vinger aftasten van de prostaat) en echografie van de prostaat. Elk afzonderlijk zijn geen van deze methoden voldoende gevoelig en betrouwbaar. Met elkaar maken ze wel een redelijk betrouwbare beoordeling mogelijk. De definitieve diagnose wordt pas gesteld door het aantonen van kankercellen. Daarvoor neemt de uroloog, via de anus, met een holle naald hapjes uit verdachte knobbels in de prostaat. Voor de behandeling zijn er twee mogelijkheden: de prostaat kan operatief verwijderd worden of hij wordt bestraald. Zijn er uitzaaiingen aangetoond dan is operatie of bestraling niet zinvol meer. De prognose van prostaatkanker hangt af van de uitgebreidheid (tumorgrootte, wel of geen uitzaaiingen) en de agressiviteit ervan (goed of slecht gedifferentieerd). De meeste mannen worden nooit ziek. Als het gezwel in een vroeg stadium wordt ontdekt en behandeld is er een grote kans op genezing; is het gezwel uitgezaaid, dan is doorgroei een paar jaar af te remmen, maar niet blijvend.Wetenschappelijk nieuws
Publicatie Cancer: Voor- en nadelen prostaatkankerscreening beter in evenwicht gebracht
Sommige mannen hebben meer baat bij vroege opsporing van prostaatkanker dan andere. Onderzoekers van Erasmus MC hebben nu gevonden voor welke groep mannen dit geldt. Met hun inzichten kunnen de criteria voor screening en vroegdiagnostiek worden aangescherpt. Zo wordt voorkómen dat mannen die er geen baat bij hebben, onnodig een ingrijpende behandeling tegen prostaatkanker ondergaan. De onderzoekers publiceren hun bevindingen vandaag in het internationaal wetenschappelijke tijdschrift Cancer. Prostaatkanker is de meest voorkomende kankersoort bij mannen in Nederland. Het gaat dan vooral om mannen van 60 jaar en ouder. Prostaatkanker komt na longkanker op de tweede plaats van alle kankergerelateerde doodsoorzaken bij mannen. Door middel van vroege opsporing kan de sterfte aan prostaatkanker met minimaal 20 procent worden verminderd. Deze zogenoemde screening op prostaatkanker brengt echter ook nadelen met zich mee. Bij een deel van de mannen ontwikkelt de prostaatkanker zich namelijk zo langzaam, dat ze niet als gevolg van, maar wel mét de prostaatkanker overlijden. Bij sommige mannen blijft de tumor dermate klein, dat ze er zelfs geen klachten van ondervinden. Wanneer bij deze mannen de tumor door middel van screening vroeg wordt opgespoord, worden ze wellicht onnodig behandeld met een ingrijpende operatie of bestraling met alle mogelijke vervelende gevolgen van dien. Pim van Leeuwen, arts en wetenschappelijk onderzoeker van de afdeling Urologie van het Erasmus MC: "In tegenstelling tot eerdere studies is het ons nu gelukt om groepen mannen te identificeren die relatief het meeste voordeel hebben bij screening en vroege opsporing, maar ook de mannen bij wie de voordelen van screening en vroege opsporing niet lijken op te wegen tegen de nadelen." Bij vroege opsporing van prostaatkanker wordt eerst gekeken naar het zogenoemde prostaat specifiek antigen (PSA). Bij mannen van 55-74 jaar die een lage PSA-waarde hebben (tussen de 0.1 en 1.9 ng/ml) lijken de nadelen van herhaald screening aanzienlijk groter dan de voordelen. In deze groep zouden gedurende de eerste negen jaar na start van screening 24.642 mannen moeten worden onderzocht om één man te redden van de dood aan prostaatkanker en 724 mannen zouden onnodig worden behandeld. Bij mannen met een PSA-waarde tussen de 4 en 10 ng/ml of tussen de 10 en 20 ng/ml blijken de voordelen van herhaalde screening juist meer op te wegen tegen de nadelen. Zo geldt voor de laatste groep dat er slechts 133 mannen gescreend hoeven te worden om één sterfgeval als gevolg van prostaatkanker te voorkomen. Van Leeuwen: "Op basis van deze resultaten concluderen wij dat het raadzaam is om voorlopig terughoudend te zijn in het steeds opnieuw onderzoeken van mannen met een lage PSA-waarde. Wanneer deze PSA-grens goed wordt gehanteerd, ontstaat er een beter evenwicht tussen de voor- en nadelen van screening en vroegdiagnostiek. Op die manier voorkomen we dat mannen een behandeling ondergaan die ze eigenlijk niet nodig hebben en die alleen maar zou kunnen leiden tot nadelige effecten op de gezondheid van de patiënt en overbodig hoge kosten voor de gezondheidszorg.
Publicatie Cancer: Voor- en nadelen prostaatkankerscreening beter in evenwicht gebracht
Sommige mannen hebben meer baat bij vroege opsporing van prostaatkanker dan andere. Onderzoekers van Erasmus MC hebben nu gevonden voor welke groep mannen dit geldt. Met hun inzichten kunnen de criteria voor screening en vroegdiagnostiek worden aangescherpt. Zo wordt voorkómen dat mannen die er geen baat bij hebben, onnodig een ingrijpende behandeling tegen prostaatkanker ondergaan. De onderzoekers publiceren hun bevindingen vandaag in het internationaal wetenschappelijke tijdschrift Cancer. Prostaatkanker is de meest voorkomende kankersoort bij mannen in Nederland. Het gaat dan vooral om mannen van 60 jaar en ouder. Prostaatkanker komt na longkanker op de tweede plaats van alle kankergerelateerde doodsoorzaken bij mannen. Door middel van vroege opsporing kan de sterfte aan prostaatkanker met minimaal 20 procent worden verminderd. Deze zogenoemde screening op prostaatkanker brengt echter ook nadelen met zich mee. Bij een deel van de mannen ontwikkelt de prostaatkanker zich namelijk zo langzaam, dat ze niet als gevolg van, maar wel mét de prostaatkanker overlijden. Bij sommige mannen blijft de tumor dermate klein, dat ze er zelfs geen klachten van ondervinden. Wanneer bij deze mannen de tumor door middel van screening vroeg wordt opgespoord, worden ze wellicht onnodig behandeld met een ingrijpende operatie of bestraling met alle mogelijke vervelende gevolgen van dien. Pim van Leeuwen, arts en wetenschappelijk onderzoeker van de afdeling Urologie van het Erasmus MC: "In tegenstelling tot eerdere studies is het ons nu gelukt om groepen mannen te identificeren die relatief het meeste voordeel hebben bij screening en vroege opsporing, maar ook de mannen bij wie de voordelen van screening en vroege opsporing niet lijken op te wegen tegen de nadelen." Bij vroege opsporing van prostaatkanker wordt eerst gekeken naar het zogenoemde prostaat specifiek antigen (PSA). Bij mannen van 55-74 jaar die een lage PSA-waarde hebben (tussen de 0.1 en 1.9 ng/ml) lijken de nadelen van herhaald screening aanzienlijk groter dan de voordelen. In deze groep zouden gedurende de eerste negen jaar na start van screening 24.642 mannen moeten worden onderzocht om één man te redden van de dood aan prostaatkanker en 724 mannen zouden onnodig worden behandeld. Bij mannen met een PSA-waarde tussen de 4 en 10 ng/ml of tussen de 10 en 20 ng/ml blijken de voordelen van herhaalde screening juist meer op te wegen tegen de nadelen. Zo geldt voor de laatste groep dat er slechts 133 mannen gescreend hoeven te worden om één sterfgeval als gevolg van prostaatkanker te voorkomen. Van Leeuwen: "Op basis van deze resultaten concluderen wij dat het raadzaam is om voorlopig terughoudend te zijn in het steeds opnieuw onderzoeken van mannen met een lage PSA-waarde. Wanneer deze PSA-grens goed wordt gehanteerd, ontstaat er een beter evenwicht tussen de voor- en nadelen van screening en vroegdiagnostiek. Op die manier voorkomen we dat mannen een behandeling ondergaan die ze eigenlijk niet nodig hebben en die alleen maar zou kunnen leiden tot nadelige effecten op de gezondheid van de patiënt en overbodig hoge kosten voor de gezondheidszorg.
Publicatie Cancer: Voor- en nadelen prostaatkankerscreening beter in evenwicht gebracht
Sommige mannen hebben meer baat bij vroege opsporing van prostaatkanker dan andere. Onderzoekers van Erasmus MC hebben nu gevonden voor welke groep mannen dit geldt. Met hun inzichten kunnen de criteria voor screening en vroegdiagnostiek worden aangescherpt. Zo wordt voorkómen dat mannen die er geen baat bij hebben, onnodig een ingrijpende behandeling tegen prostaatkanker ondergaan. De onderzoekers publiceren hun bevindingen vandaag in het internationaal wetenschappelijke tijdschrift Cancer. Prostaatkanker is de meest voorkomende kankersoort bij mannen in Nederland. Het gaat dan vooral om mannen van 60 jaar en ouder. Prostaatkanker komt na longkanker op de tweede plaats van alle kankergerelateerde doodsoorzaken bij mannen. Door middel van vroege opsporing kan de sterfte aan prostaatkanker met minimaal 20 procent worden verminderd. Deze zogenoemde screening op prostaatkanker brengt echter ook nadelen met zich mee. Bij een deel van de mannen ontwikkelt de prostaatkanker zich namelijk zo langzaam, dat ze niet als gevolg van, maar wel mét de prostaatkanker overlijden. Bij sommige mannen blijft de tumor dermate klein, dat ze er zelfs geen klachten van ondervinden. Wanneer bij deze mannen de tumor door middel van screening vroeg wordt opgespoord, worden ze wellicht onnodig behandeld met een ingrijpende operatie of bestraling met alle mogelijke vervelende gevolgen van dien. Pim van Leeuwen, arts en wetenschappelijk onderzoeker van de afdeling Urologie van het Erasmus MC: "In tegenstelling tot eerdere studies is het ons nu gelukt om groepen mannen te identificeren die relatief het meeste voordeel hebben bij screening en vroege opsporing, maar ook de mannen bij wie de voordelen van screening en vroege opsporing niet lijken op te wegen tegen de nadelen." Bij vroege opsporing van prostaatkanker wordt eerst gekeken naar het zogenoemde prostaat specifiek antigen (PSA). Bij mannen van 55-74 jaar die een lage PSA-waarde hebben (tussen de 0.1 en 1.9 ng/ml) lijken de nadelen van herhaald screening aanzienlijk groter dan de voordelen. In deze groep zouden gedurende de eerste negen jaar na start van screening 24.642 mannen moeten worden onderzocht om één man te redden van de dood aan prostaatkanker en 724 mannen zouden onnodig worden behandeld. Bij mannen met een PSA-waarde tussen de 4 en 10 ng/ml of tussen de 10 en 20 ng/ml blijken de voordelen van herhaalde screening juist meer op te wegen tegen de nadelen. Zo geldt voor de laatste groep dat er slechts 133 mannen gescreend hoeven te worden om één sterfgeval als gevolg van prostaatkanker te voorkomen. Van Leeuwen: "Op basis van deze resultaten concluderen wij dat het raadzaam is om voorlopig terughoudend te zijn in het steeds opnieuw onderzoeken van mannen met een lage PSA-waarde. Wanneer deze PSA-grens goed wordt gehanteerd, ontstaat er een beter evenwicht tussen de voor- en nadelen van screening en vroegdiagnostiek. Op die manier voorkomen we dat mannen een behandeling ondergaan die ze eigenlijk niet nodig hebben en die alleen maar zou kunnen leiden tot nadelige effecten op de gezondheid van de patiënt en overbodig hoge kosten voor de gezondheidszorg.
Publicatie Cancer: Voor- en nadelen prostaatkankerscreening beter in evenwicht gebracht
Sommige mannen hebben meer baat bij vroege opsporing van prostaatkanker dan andere. Onderzoekers van Erasmus MC hebben nu gevonden voor welke groep mannen dit geldt. Met hun inzichten kunnen de criteria voor screening en vroegdiagnostiek worden aangescherpt. Zo wordt voorkómen dat mannen die er geen baat bij hebben, onnodig een ingrijpende behandeling tegen prostaatkanker ondergaan. De onderzoekers publiceren hun bevindingen vandaag in het internationaal wetenschappelijke tijdschrift Cancer. Prostaatkanker is de meest voorkomende kankersoort bij mannen in Nederland. Het gaat dan vooral om mannen van 60 jaar en ouder. Prostaatkanker komt na longkanker op de tweede plaats van alle kankergerelateerde doodsoorzaken bij mannen. Door middel van vroege opsporing kan de sterfte aan prostaatkanker met minimaal 20 procent worden verminderd. Deze zogenoemde screening op prostaatkanker brengt echter ook nadelen met zich mee. Bij een deel van de mannen ontwikkelt de prostaatkanker zich namelijk zo langzaam, dat ze niet als gevolg van, maar wel mét de prostaatkanker overlijden. Bij sommige mannen blijft de tumor dermate klein, dat ze er zelfs geen klachten van ondervinden. Wanneer bij deze mannen de tumor door middel van screening vroeg wordt opgespoord, worden ze wellicht onnodig behandeld met een ingrijpende operatie of bestraling met alle mogelijke vervelende gevolgen van dien. Pim van Leeuwen, arts en wetenschappelijk onderzoeker van de afdeling Urologie van het Erasmus MC: "In tegenstelling tot eerdere studies is het ons nu gelukt om groepen mannen te identificeren die relatief het meeste voordeel hebben bij screening en vroege opsporing, maar ook de mannen bij wie de voordelen van screening en vroege opsporing niet lijken op te wegen tegen de nadelen." Bij vroege opsporing van prostaatkanker wordt eerst gekeken naar het zogenoemde prostaat specifiek antigen (PSA). Bij mannen van 55-74 jaar die een lage PSA-waarde hebben (tussen de 0.1 en 1.9 ng/ml) lijken de nadelen van herhaald screening aanzienlijk groter dan de voordelen. In deze groep zouden gedurende de eerste negen jaar na start van screening 24.642 mannen moeten worden onderzocht om één man te redden van de dood aan prostaatkanker en 724 mannen zouden onnodig worden behandeld. Bij mannen met een PSA-waarde tussen de 4 en 10 ng/ml of tussen de 10 en 20 ng/ml blijken de voordelen van herhaalde screening juist meer op te wegen tegen de nadelen. Zo geldt voor de laatste groep dat er slechts 133 mannen gescreend hoeven te worden om één sterfgeval als gevolg van prostaatkanker te voorkomen. Van Leeuwen: "Op basis van deze resultaten concluderen wij dat het raadzaam is om voorlopig terughoudend te zijn in het steeds opnieuw onderzoeken van mannen met een lage PSA-waarde. Wanneer deze PSA-grens goed wordt gehanteerd, ontstaat er een beter evenwicht tussen de voor- en nadelen van screening en vroegdiagnostiek. Op die manier voorkomen we dat mannen een behandeling ondergaan die ze eigenlijk niet nodig hebben en die alleen maar zou kunnen leiden tot nadelige effecten op de gezondheid van de patiënt en overbodig hoge kosten voor de gezondheidszorg.
Prostaatkanker komt wereldwijd veel voor. Nauwkeurige bepaling van het stadium van de ziekte is moeilijk en voor verbetering vatbaar. De Gastrin-Releasing Peptide Receptor (GRPR) komt tot overexpressie in prostaatkanker. UMCG-onderzoeker Hildo Ananias onderzocht of GRPR met radioactieve technieken kan worden gebruikt voor gerichte beeldvorming door gebruik te maken van radioactief gelabelde bombesine analogen. Ananias bepaalde de expressie van GRPR en diverse andere antigenen in prostaatkanker metastasen en post-radiotherapie lokaal recidief prostaatkanker door immunohistochemische kleuring van humane weefselmonsters. GRPR bleek bij 86% van de lymfkliermetastasen en bij 53% van de botmetastasen van prostaatkanker voor te komen. Hoewel expressie van GRPR werd waargenomen in al het prostaatkankerweefsel met lokaal recidief, was er geen tumoronderscheidend vermogen van GRPR omdat GRPR in goedaardig prostaatstroma ook wordt gekleurd. Verder onderzocht Ananias twee nieuwe bombesine-achtige radiofarmaca in muismodellen op geschiktheid voor beeldvorming in prostaatkanker. Beide stoffen toonden goede en specifieke tumoropname, hoge stabiliteit in menselijk serum en hoog tumor-achtergrond contrast. Gebaseerd op deze resultaten werd 99mTc-HYNIC(tricine/TPPTS)-Aca-Bombesin(7-14) ook geëvalueerd met SPECT/CT bij acht prostaatkankerpatiënten. Ananias vond geen opname in de prostaat als gevolg van de slechte stabiliteit van het radiofarmacon. Hij concludeert dat deze bevinding in strijd is met de uitstekende resultaten van eerdere preklinische onderzoeken, hetgeen vervolgonderzoek vraagt. Hildo Ananias (1979) studeerde Geneeskunde en verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdelingen Urologie, Nucleaire geneeskunde en Moleculaire beeldvorming van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), in het kader van het Cancer Research Center Groningen. Na zijn onderzoek en het afronden van zijn specialisten opleiding in december 2014, zal hij gaan werken als uroloog bij het UMCG.
Onderzoek uitgevoerd door de Universiteit Maastricht laat zien dat een hogere seleniumwaarde in teennagels samenhangt met een verlaagd risico op gevorderde prostaatkanker. Mannen met de hoogste teennagel-seleniumwaarden hadden een meer dan 60 procent lager risico in vergelijking met mannen met de laagste seleniumwaarden. Dit impliceert dat een gebrekkige inname van selenium gepaard gaat met een verhoogd risico op gevorderde prostaatkanker. Deze opvallende resultaten worden vandaag door promovendus Milan Geybels gepresenteerd op de jaarlijkse bijeenkomst van de American Association for Cancer Research (AACR). De Nederlandse Cohort Studie naar voeding en kanker omvat 58.279 mannen die bij aanvang in september 1986, een leeftijd hadden van 55 tot 69 jaar. Deze mannen werden gevolgd en na meer dan 17 jaar van follow-up waren 898 patiënten met gevorderde prostaatkanker beschikbaar voor analyse. Volgens Geybels hebben eerdere studies die het verband onderzochten tussen seleniumwaarden en prostaatkanker wisselende resultaten opgeleverd. “Onze studie is interessant, omdat we specifiek mannen met gevorderde prostaatkanker onderzocht hebben, een type prostaatkanker met een slechtere prognose dat daarom klinisch relevant is,” aldus Geybels. “Een ander belangrijk verschil is dat eerder onderzoek meestal verricht werd onder mannen met matige tot hoge seleniumwaarden. De seleniumwaarden van de mannen uit de Nederlandse Cohort Studie variëren van laag tot matig. Dat is belangrijk, omdat verwacht wordt dat juist een lage seleniumwaarde samenhangt met een hoger risico op prostaatkanker.” Geybels en zijn collega’s kozen als biomarker teennagelselenium, omdat het een weergave is van een langdurige blootstelling aan selenium. Selenium in bloed is weer beter voor het bestuderen van recente seleniumblootstelling. Om selenium daadwerkelijk te kunnen toepassen ter voorkoming van prostaatkanker is meer onderzoek nodig, vooral in populaties met lage seleniumwaarden. “De resultaten tot nu toe zijn in ieder geval veelbelovend,” aldus Geybels.
Een bepaalde combinatie van éénlettervariaties in het mannelijk genoom hangt samen met de PSA-waarde van het bloed. Deze ontdekking is een eerste stap voor verbetering van de kwaliteit van de PSA-waarde als indicator voor prostaatkanker. De resultaten van het onderzoek, door een internationale groep wetenschappers, waaronder epidemiologen en biochemici van het UMC St Radboud, staan in het gezaghebbende blad Science Translational Medicine (on line, 15 december). PSA (Prostaat Specifiek Antigen) is een stof in het bloed, die een aanwijzing vormt voor de aanwezigheid van een tumor in de prostaat. Urologen gebruiken de PSA-waarde als een eerste stap bij de diagnose van prostaatkanker. Bij een hoge waarde krijgt de betrokkene het advies om biopsieën van de prostaat te laten uitvoeren. Dan kan definitief worden vastgesteld of iemand al dan niet prostaatkanker heeft. Een biopsie is een onprettige ingreep, die in driekwart van de gevallen uitwijst dat er geen sprake is van prostaatkanker. Achteraf gezien is de biopsie dan overbodig geweest. Een hoge PSA-waarde betekent dus niet altijd prostaatkanker, terwijl aan de andere kant een lage waarde geen vrijwaringsbewijs is. Ook mannen bij wie een PSA-waarde wordt gevonden onder het standaard afkappunt kunnen prostaatkanker hebben. Bij hen wordt de ziekte mogelijk pas later ontdekt, in een slechter stadium. Het afkappunt is de PSA-waarde, waaronder een biopsie niet nodig is, en waarboven wel. In de PSA-waarde zit veel variatie: de ene man heeft van nature een hogere PSA-waarde dan de andere. Nu heeft een internationale groep onderzoekers een bepaalde combinatie van genetische factoren gevonden, die invloed heeft op het PSA-gehalte in het bloed. De vraag ligt dan voor, of je mannen op basis van hun genetische aanleg een eigen persoonlijk afkappunt voor de PSA-waarde kunt toekennen. Met zulke persoonlijke afkappunten zou het aantal onnodige biopsieën wellicht kunnen dalen. Prof.dr. Bart Kiemeney, hoogleraar kankerepidemiologie van het UMC St Radboud en één van de auteurs van deze nieuwe studie, zegt hierover: "Wetenschappelijk is dit heel interessant. We hebben nu vier markers gevonden die, in combinatie, aangeven of bij een man een hogere of lagere PSA-waarde als afkappunt zou kunnen worden gekozen. Het laat zien dat we eigenlijk te grof te werk gaan door voor iedereen een standaard afkappunt te kiezen. Maar praktisch bruikbaar is het in mijn ogen nu nog niet. Daarvoor is het verband tussen de gevonden genetische varianten en de PSA-waarde te zwak. We moeten meer van de erfelijke variatie in PSA kunnen verklaren voordat we het bijvoorbeeld aandurven om bij een man met een hoge PSA-waarde toch geen biopten te nemen." Met de huidige kennis zou bij minder dan tien procent van de mannen een ander biopsiebeleid gekozen worden, als we het persoonlijke genotype (genetisch paspoort) zouden meten. Volgens Kiemeney weegt de informatie die het genotype toevoegt aan de PSA-waarde niet op tegen de praktische belasting om naast de PSA-waarde ook het genotype te bepalen. Toch is dit een belangrijke studie, benadrukt hij. "Het is één van de eerste genoombrede associatiestudies die laten zien dat een meer individuele vorm van geneeskunde mogelijk is door de genetische aanleg van een patiënt mee te laten wegen. "
Mannen hebben vertrouwen in actief afwachtend beleid. Mannen met een niet levensbedreigende vorm van prostaatkanker ervaren geen angst of stress als zij kiezen voor actief afwachtend beleid. Zij laten zich regelmatig controleren door hun behandeld arts in plaats van dat zij zich direct laten opereren of bestralen met nadelige bijwerkingen tot gevolg. Dat blijkt uit het proefschrift van Lionne Venderbos van het Erasmus MC waarop zij woensdag 2 december promoveert. Prostaatkanker komt veel voor bij mannen boven de 55 jaar. Bij actief afwachtend beleid kiezen mannen ervoor zich niet direct te laten opereren of bestralen na de diagnose prostaatkanker, maar zich regelmatig te laten controleren. Mannen die een niet agressieve, traag groeiende tumor in de prostaat hebben en dus weinig risico lopen, hoeven niet behandeld te worden. Zo worden onnodige behandelingen voorkomen en ook de nadelige bijwerkingen van deze ingrepen zoals incontinentie of impotentie. Als de ziekte verergert, krijgen deze mannen het advies om zich alsnog te laten behandelen. “Uit mijn proefschrift blijkt dat de mannen die dit beleid enige tijd volgen geen angst of stress van deze keuze ondervinden. Terwijl het begrijpelijk zou zijn als dit wel zo is. Want zij leven in de wetenschap dat zij prostaatkanker hebben, die nog niet wordt behandeld”, zegt promovendus Lionne Venderbos van de afdeling Urologie van het Erasmus MC. Venderbos onderzocht bij 130 Nederlandse mannen in hoeverre zij angst of stress ondervonden als gevolg van dit beleid. Bijvoorbeeld omdat zij steeds opnieuw moeten afwachten of de uitslagen van controles nog gunstig zijn. Deze mannen vulden vragenlijsten in bij de start van het actief afwachtend beleid en na 9 maanden en 18 maanden na de diagnose. Venderbos: “Opvallend is dat de meeste mannen zowel bij de start als bij de laatste meting weinig stress ervoeren. Ook waren zij na 18 maanden minder ongerust over een mogelijke verergering van de ziekte dan bij de start van het onderzoek. Zij gaven aan vertrouwen te hebben in het beleid. Uiteindelijk besloot 5 procent van de patiënten over te gaan tot een actieve behandeling uit angst voor de ziekte.” De promovendus vergeleek voor haar onderzoek ook de kwaliteit van leven van mannen die 5 jaar het actief afwachtend beleid volgden met mannen zonder prostaatkanker en mannen die 5 tot 10 jaar geleden een chirurgische verwijdering van de prostaat of bestraling ondergingen. Hieruit blijkt dat de kwaliteit van leven van de mannen die actief afwachten bijna gelijk is aan die van mannen zonder prostaatkanker, want er zijn vrijwel geen verschillen in het fysiek welbevinden. Daarnaast hebben deze mannen minder last van incontinentie en functioneren zij seksueel beter dan de mannen die zich lieten opereren of bestralen. Venderbos: “Deze unieke lange termijn resultaten bevestigen onze eerdere bevindingen op de korte termijn.” Venderbos maakte gebruik van gegevens van de internationale Prostate cancer Research International: Active Surveillance (PRIAS) en European Randomized study of Screening for Prostate Cancer (ERSPC) studie.
Screening op prostaatkanker heeft belangrijke nadelen, maar beperkt screenen kan zinvol zijn. Deelname aan screening voor mannen van 55-69 jaar elke 4 jaar vermindert de kans op overlijden aan de ziekte met 32%. Als met alle nadelen rekening wordt gehouden kan een man 6,8 gezonde levensjaren winnen. Testen van mannen ouder dan 70 jaar is niet zinvol. Bij mannen vanaf die leeftijd zou behandeling van prostaatkanker de kwaliteit van leven onnodig verminderen. Dit schrijven onderzoekers van Erasmus MC in het wetenschappelijke tijdschrift /New England Journal of Medicine/. Screening op prostaatkanker, als bevolkingsonderzoek of preventief individueel via huisartsen bij mannen boven 70 jaar is niet aan te bevelen. Boven die leeftijd is behandeling soms niet zinvol omdat het de kwaliteit van leven ernstig zou verminderen, zonder dat de patiënt last zou hebben gekregen van de prostaatkanker. Onderzoekers van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC trekken deze conclusies uit hun analyse van gegevens van de European Randomized Study of Screening for Prostate Cancer (ERSPC) onder 162.000 mannen. De discussie over nadelen van met name prostaatkankerscreening is niet nieuw. De onderzoekers, onder leiding van prof.dr. Harry de Koning, hebben nu de mogelijke gezondheidswinst kunnen corrigeren voor alle verwachte nadelen van screening, zowel op de korte als de lange termijn, rekening houdend met de consequenties voor de kwaliteit van leven van een deelnemer of patiënt. Dr. Eveline Heijnsdijk is eerste auteur van het artikel: “Uit eerdere publicaties van de ERSPC bleek al dat screening van mannen zinvol kan zijn. Wat nu nieuw en uniek is, is dat we door middel van een computermodel veel verder kunnen kijken dan de 11 jaar follow-up uit de ERSPC trial. Bovendien hebben we de kwaliteit van leven erbij betrokken.” Door correct rekening te houden met een langere follow-up worden de nadelen juister berekend: zo heeft de ERSPC gepubliceerd dat in de eerste 11 jaar follow-up 1055 screeningen nodig zijn voor 1 belangrijk effect: sterfte voorkomen. “Wij komen met een levenslange follow-up op slechts 129 mannen die gescreend moeten worden om 1 sterfgeval aan de ziekte te voorkomen.” De Koning: “We hebben echt een heel belangrijke stap gemaakt. We zijn als een van de eersten kritisch geweest op een screeningsprogramma op prostaatkanker, maar de gunstige effecten op lange termijn zijn veelbelovend. De nadelen verminderen dit gunstige effect met zo’n 20%, maar of dat veel of weinig is moeten individuen en de Gezondheidsraad de komende jaren gaan bepalen, denk ik.”
Immuuntherapie bij uitgezaaide prostaatkanker is nog experimenteel, maar lijkt veelbelovend voor een specifieke groep patiënten. Het gaat om patiënten met relatief weinig ziekteverschijnselen en een stijging in het bloed van het eiwit PSA, dat geproduceerd wordt door de kankercellen. Dit blijkt uit een fase I/II studie van onderzoekers van VUmc naar de effecten van de behandeling met gecombineerde prostaat GVAX/Ipilimumab immuuntherapie bij patiënten met gemetastaseerde prostaatkanker. Dit onderzoek is nu gepubliceerd op de website van the Lancet Oncology. Onderzoekers van de afdeling medische oncologie van VUmc toonden met deze studie aan dat de combinatie van twee middelen, het GVAX-vaccin en de antistof Ipilimumab, effect had. Van de 28 patiënten die aan deze studie deelnamen, daalde bij 5 patiënten het door de kankercellen geproduceerde PSA-eiwit met meer dan 50%, een aanwijzing voor tumorafname. Bij 12 patiënten bleef het eiwit stabiel, duidend op een gestabiliseerd ziekteproces. Daarnaast vonden de onderzoekers ook effecten van de behandeling op het immuunsysteem. Behandeling met GVAX en een hoge dosis Ipilimumab leidde tot een toename in het percentage geactiveerde T-cellen, afweercellen, in het bloed. Bovendien vonden de onderzoekers na toediening van GVAX en Ipilimumab toegenomen afweerreacties tegen eiwitten die in prostaatkanker voorkomen. De patiënten waarbij de afweerreactie tegen deze eiwitten werd waargenomen, leefden ook significant langer dan de patiënten waarbij geen sprake was van een dergelijke immuunrespons. De onderzoekers willen deze eiwitten ontwikkelen tot een nieuw specifiek vaccin, met als doel het gericht in te zetten voor de behandeling van gemetastaseerde prostaatkanker. Het GVAX-vaccin bestaat uit twee prostaatkankercellijnen die GM-CSF produceren, een eiwit dat het immuunsysteem stimuleert. De cellen werden op meerdere plaatsen in de huid van de patiënten ingespoten. De prostaatkankercellen in het vaccin werden vóór het inspuiten met een zeer hoge dosis bestraald zodat ze niet meer konden delen. Daarnaast werden alle patiënten behandeld met de antistof Ipilimumab, die gericht is tegen het eiwit CTLA-4. Dit eiwit komt tot expressie op geactiveerde afweercellen (T-cellen) en zorgt ervoor dat de afweerreactie niet te sterk wordt. Wanneer de afweerreactie tegen kanker gericht is, lijkt het beter om de afweerreactie juist niet te remmen. Ipilimumab werd daarom gebruikt om CTLA-4 te blokkeren en zo de afweerreactie op gang te houden. Prostaatcarcinoom is één van de meest voorkomende kankersoorten in Nederland. Als er uitzaaiingen zijn, is genezing niet meer mogelijk. Hormonale therapie is aanvankelijk effectief bij meer dan 85% van de patiënten, maar de ziekte zal na een aantal jaren uiteindelijk bij de overgrote meerderheid weer progressief worden. In eerste instantie uit zich dat in een stijging van de concentratie van het PSA-eiwit in het bloed. Pas vele maanden later krijgen patiënten klachten.
Mannen met prostaatkanker kunnen baat hebben bij een speciaal, ondersteunend zorgprogramma. Dat concludeert Bert Voerman, die als een van de eersten in Nederland in een grootschalige studie inventariseerde welke zorgbehoeften deze patiënten hebben. Een opvallende conclusie uit zijn onderzoek is dat slechts een kleine minderheid van de mannen contact zoekt met een steungroep. Sociale steun kan volgens Voerman helpen bij een betere aanpassing aan de ziekte. In 2012 werd bij 11.000 mannen in Nederland prostaatkanker vastgesteld. Het is daarmee in Nederland én wereldwijd een van de meest voorkomende vormen van kanker bij mannen. De ziekte heeft een belangrijke psychosociale component. Voerman onderzocht in een studie onder 238 mannen met prostaatkanker hoe het gesteld is met de kwaliteit van leven in deze groep. Ook wilde hij weten welke psychosociale problemen deze mannen ervaren. Voerman ontdekte dat de prostaatkankerpatiënten in zijn onderzoeksgroep hun leven positief beoordelen, ondanks plas- en erectieproblemen. Hij concludeert verder dat onderzoek in de laatste 10 jaar de psychosociale problemen goed in kaart heeft gebracht, maar dat er, zeker in vergelijking met borstkankeronderzoek, nog onbekend is hoe deze problemen doorwerken in het dagelijks leven. In een door Voerman uitgevoerde steekproef onder 238 mannen met prostaatkanker gaf de helft aan behoefte te hebben aan ondersteunende zorg, zoals voorlichtingsbijeenkomsten of contact met een steungroep. Toch maakte slechts een kleine minderheid gebruik van de aangeboden steungroep. Deze mannen waren over het algemeen jonger, hoger opgeleid, beter geïnformeerd over de ziekte en minder tevreden met de ondersteuning vanuit het ziekenhuis. In het laatste deel van zijn onderzoek ontwikkelde Voerman een ondersteunend zorgprogramma voor prostaatkankerpatiënten. Uiteindelijk namen 48 mannen (6% van de benaderde groep) deel aan dit programma, dat bestond uit zeven tweewekelijkse sessies van 2,5 uur. Daarin werd onder andere gesproken over ervaringen in het ziekenhuis, het delen van informatie, seksualiteit, fysieke beperkingen en omgaan met emoties. Het programma voldeed aan de verwachtingen van de mannen, al bleek het voor mannen die vooral emotionele ondersteuning wensten nog tekort te schieten. Voerman concludeert dat doorverwijzing naar steungroepen belangrijk is wanneer het eigen sociale netwerk tekort schiet. In dit proces ziet hij een belangrijke rol weggelegd voor urologen en medisch specialisten. Bert Voerman (1965) studeerde psychologie aan de Universiteit Utrecht. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij het Helen Dowling Instituut in Bilthoven en binnen onderzoeksschool SHARE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd financieel mogelijk gemaakt door KWF Kankerbestrijding. Voerman werkt als GZ-psycholoog in het Samenwerkingsverband Psychologen Almere.
In het UMC Utrecht zijn de eerste elf patiënten behandeld met een prostaat-sparende bestralingsmethode. Een speciale MRI-scan van de prostaat maakt preciezere bestraling mogelijk. Arts-onderzoeker Maaike Moman van het UMC Utrecht beschrijft dit in haar proefschrift. Moman onderzocht patiënten waarbij prostaatkanker na de eerste behandeling terugkeert. Artsen hebben voor deze patiënten nog maar één genezend redmiddel: de prostaat nogmaals volledig bestralen of verwijderen. Vanwege de ernstige bijwerkingen - plasproblemen, endeldarm-ontsteking, impotentie- gaan artsen niet graag over tot deze drastische ingreep. Het onderzoek van Moman biedt een alternatief. Zij gebruikt een speciale MRI-scan (dynamisch contrast versterkte MRI) om bloedvaten - en daarmee ook goed doorbloede tumoren - beter zichtbaar te maken. Dankzij de scan is te zien in welk deel van de prostaat de tumor is teruggekeerd. Inwendige bestraling via radioactieve jodiumzaadjes behandelt vervolgens alleen het aangedane deel van de prostaat. Door de gerichtere bestraling ontvangt de patiënt in een kleiner gebied straling en blijft meer gezond weefsel intact. Inmiddels zijn de eerste elf patiënten via deze methode behandeld. De mannen zijn 60 tot 70 jaar oud en drie tot tien jaar na de eerste behandeling is bij hun de prostaatkanker teruggekomen. Na de nieuwe behandeling lijkt de prostaattumor vooralsnog verdwenen te zijn. Maar gemiddeld is nog slechts zes maanden verstreken sinds de behandeling dus het is te vroeg om te zeggen of de kanker op de lange termijn ook wegblijft. Maar bovenal ondervinden de patiënten weinig bijwerkingen, dat is een sterke vooruitgang ten opzichte van de standaardbehandeling. "De techniek staat nog in de kinderschoenen", aldus Moman, "maar ik hoop dat we het kunnen ontwikkelen tot een succesvolle behandeling. Overigens komen niet alle patiënten met prostaatkanker in aanmerking voor de nieuwe behandeling. We selecteren geschikte patiënten op basis van hun gezondheidstoestand en de grootte en plaats van de tumor." In principe zou de techniek ook geschikt zijn om voor het eerst vastgestelde prostaatkanker te behandelen. Maar artsen in het UMC Utrecht kiezen ervoor om in die fase van de ziekte de hele prostaat te bestralen. Prostaatkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij mannen. In Nederland hebben ongeveer 35.800 mannen prostaatkanker (4,5 per 1.000 mannen). Ongeveer de helft daarvan is ouder dan 75 jaar. De prostaat is een klier die om de urinebuis heen ligt en hulpstoffen maakt die aan het sperma worden toegevoegd. Ook voorkomt de prostaat dat sperma de blaas in stroomt. De klier heeft bij een jongvolwassen man ongeveer het formaat van een walnoot, het volume neemt toe met de leeftijd. Een vergrote prostaat leidt tot plasproblemen. Maaike Moman verrichtte haar onderzoek bij de afdeling Radiotherapie van het UMC Utrecht, in februari 2011 start zij met haar opleiding tot radioloog. Prof. dr. Willem Mali en prof. dr. Jan Battermann begeleidden het onderzoek. Moman promoveert op 7 september.
Het moet in de toekomst mogelijk worden om teruggekeerde prostaatkanker gerichter te behandelen door kleine, nieuwe tumoren eerst met behulp van een speciaal ontwikkelde PET/CT scan in beeld te brengen. Zo kan de afbeeldingstechniek choline PET/CT scan al wel een nieuw gezwel afbeelden, maar moet de techniek nog verder worden verfijnd om uitbreiding van kanker binnen de hele prostaat vast te stellen. Dat zijn de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek van Maxim Rybalov. Rybalov stelt voorop dat het lastig is om na een operatie na te gaan of een tumor in de prostaat terugkeert, doordat een nieuw gezwel vaak klein is. Dat maakt het lastig om de plaats en uitgebreidheid van het gezwel nauwkeurig weer te geven. Tegelijk zijn er nieuwe technische technieken ontwikkeld om tumoren plaatselijk te kunnen behandelen, zoals met extreme kou (cryoablatie). Om zulke technieken in de toekomst beter te kunnen toepassen, onderzocht Rybalov of een choline PET/CT scan kan helpen om teruggekeerde prostaatkanker af te beelden. Dat blijkt inderdaad het geval, waardoor bijvoorbeeld cryoblatie van de gehele prostaat als behandeling van teruggekeerde prostaatkanker nauwkeuriger gebruikt kan worden. Rybalov onderzocht een plaatselijke behandeling bij 42 patiënten met teruggekeerde prostaatkanker in de prostaat zelf. Hij benadrukt dat een choline PET/CT scan niet accuraat genoeg lijkt om uitbreiding binnen de prostaat af te beelden, mogelijk omdat het stofje choline niet de best denkbare tracer (oplichtend stofje onder een scan) is voor het afbeelden van prostaatkanker. De promovendus identificeerde daarna zelf een aantal nieuwe receptoren, waarvoor inmiddels ook nieuwe tracers ontwikkeld worden. Maxim Rybalov (1983) studeerde geneeskunde aan de Pavlov Saint-Petersburg State Medical University (Rusland) waar hij ook de opleiding Urologie heeft afgerond. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen de drie afdelingen Urologie, Pathologie en Nucleaire Geneeskunde van het Universitair Medisch Centrum Groningen, in samenwerking met de afdeling Urologie van de Pavlov Saint-Petersburg State Medical University. Het onderzoek werd gefinancierd middels een Bernoulli beurs. Rybalov werkt als onderzoeker in de Pavlov Saint-Petersburg State Medical University.
Mannen met overgewicht hebben een grotere kans op gevorderde prostaatkanker, waaronder agressieve en dodelijke vormen. Dat blijkt uit een nieuw rapport dat het Wereld Kanker Onderzoek Fonds onlangs uitbracht op basis van analyses van wereldwijd onderzoek naar prostaatkanker. Gevorderde prostaatkanker wordt toegevoegd aan de groeiende lijst van kankersoorten waarvan bekend is dat ze een verband hebben met overgewicht. Wetenschappers hebben voor het eerst sterk bewijs voor dit verband gevonden tijdens grootschalige analyses van resultaten van onderzoek naar voeding, gewicht, lichaamsbeweging en prostaatkanker. Verder lopen lange mannen ook meer kans op prostaatkanker. Vermoedelijk heeft dat te maken met groeipatronen.
Onderzoekers van het UMC Utrecht zijn er als eerste ter wereld in geslaagd met een robot tijdens een MRI-scan een naald in de prostaat van een patiënt te brengen. Onderzoeker Michiel van den Bosch beschrijft dit in zijn proefschrift. Met behulp van een speciale robot konden onderzoekers bij een patiënt met prostaatkanker een naald precies in de prostaat brengen. Dit gebeurt terwijl de patiënt in de MRI-scanner ligt en artsen realtime volgen waar de naald zich bevindt. Met de naald is het in de toekomst mogelijk een biopt te nemen of zeer lokaal tumoren te bestralen. Dankzij het realtime MRI-beeld wordt de behandeling precies op de juiste plaats toegepast. Dat is een sterke verbetering ten opzichte van de methode waarbij eerst een scan wordt gemaakt en daarna bestraling plaatsvindt. In de tussentijd kunnen organen verschuiven waardoor de bestraling verkeerd terechtkomt. De robot is ontwikkeld in het UMC Utrecht en is uniek in de wereld. Het apparaat bestaat uit materialen die zo weinig mogelijk verstoring van het MRI-beeld geven. De robot moet nog wel verbeterd worden, concludeert Van den Bosch. Het apparaat brengt de naald niet in via een vloeiende beweging, maar ‘hamert’ de naald via een speciaal tikmechanisme binnen. Op die manier vervormt het weefsel zo weinig mogelijk. Het tikmechanisme werkt echter nog niet goed genoeg. In het experiment bleek de prostaat nog zo’n 7 millimeter te vervormen. De ‘prostaatrobot’ maakt nog geen onderdeel uit van de standaardbehandeling van prostaatkanker. Uiteindelijk moet de robot de behandeling van prostaatkanker verbeteren. Het UMC Utrecht wil de ziekte in de toekomst behandelen via zogenaamde ‘high-dose rate brachytherapie’. Dat is een vorm van inwendige bestraling waarbij straling wordt toegediend via een stralingsbron in de punt van de naald. Er hoeven dus geen radioactieve zaadjes in het lichaam geplaatst te worden. De robot is ook zeer geschikt voor het nemen van biopten. Dankzij de robot is het mogelijk in één keer een weefselbiopt te nemen van het juiste deel van de prostaat. Zo’n stukje weefsel is nodig voor het stellen van de diagnose. Prostaatkanker is bij mannen de meest voorkomende kanker in Nederland. Van den Bosch voerde zijn onderzoek uit binnen het UMC Utrecht Cancer Center. KWF Kankerbestrijding ondersteunt het onderzoek financieel.
Pionier in brachytherapie prostaatkanker neemt afscheid. Met een afscheidssymposium in de Janskerk te Utrecht neemt het UMC Utrecht vandaag afscheid van prof. dr. Jan Battermann. attermann heeft tientallen jaren baanbrekend werk verricht bij de ontwikkeling van brachytherapie bij prostaatkanker door middel van permanent geïmplanteerde jodium-125 zaadjes, met een laagradioactief stralingsniveau (LDR, low dose rate). Wat de "Methode Battermann" mag worden genoemd, biedt hoge genezingspercentages. Uit onderzoek onder 1500 patiënten, blijkt na tien jaar een ziektespecifieke overlevingskans van 98 procent. Daarbij profiteren patiënten van de overige voordelen die brachytherapie biedt, zoals een kortlopende, weinig belastende behandeling en weinig bijwerkingen (incontinentie, erectiestoornissen en darmbloedingen). Maatschappelijke voordelen van brachytherapie bij prostaatkanker, zijn de lage medische kosten, de lage belasting van de medische voorzieningen en het geringe verzuim door patiënten. Ook na het afscheid van professor Battermann, blijft UMC Utrecht actief op het gebied van brachytherapie bij prostaatkanker.
Patiënt hoeft veel minder vaak naar het ziekenhuis; wachtlijsten kunnen korter door efficiënter gebruik apparatuur. Een korte serie bestralingen met een hogere dosis straling per keer werkt bij prostaatkanker net zo goed als de conventionele bestralingsserie met een lagere dosis. Dat blijkt uit een gezamenlijke studie van het Erasmus MC Kanker Instituut in Rotterdam en het Antoni Van Leeuwenhoek-NKI in Amsterdam, die werd gefinancierd door KWF Kankerbestrijding. In de studie werd de gebruikelijke bestralingsbehandeling bij prostaatkanker (39 keer) vergeleken met een nieuwe methode waarbij het aantal bestralingen bijna wordt gehalveerd (19 keer), maar de dosis per bestraling verhoogd. Radiotherapeut-oncoloog en hoofdonderzoeker Luca Incrocci, als hoogleraar verbonden aan het Erasmus MC, heeft de resultaten zondag 18 oktober gepresenteerd tijdens een groot oncologiecongres in San Antonio in de VS. ,,De resultaten lijken bij de nieuwe, snelle methode zelfs iets beter te zijn, al is dat strikt genomen statistisch nog niet aangetoond,’’ vertelt Incrocci . ,,De patiënten worden al vijf jaar lang gevolgd. Nu, na die vijf jaar, blijkt 77 procent van de groep die de conventionele behandeling heeft gekregen, kankervrij te zijn. In de groep die de korte serie kreeg, bleef 80 procent vrij van kanker.’’ Aan de studie werkten 820 patiënten met prostaatkanker mee. Zij werden in twee groepen verdeeld. De ene groep kreeg de conventionele behandeling. Deze mannen kregen acht weken lang, vijf keer per week een bestraling met een dosis van 2 Gy. De andere groep kreeg zes weken lang, drie keer per week een bestraling met een dosis van 3,4 Gy. ,,Het grote voordeel is dus dat patiënten veel minder vaak naar het ziekenhuis hoeven. Vijf keer per week naar het ziekenhuis, of maar drie keer, en 19 keer in totaal versus 39, dat maakt een groot verschil. Een bestraling duurt slechts kort, maar mensen zijn toch dikwijls een dagdeel kwijt aan het ziekenhuisbezoek.’’ Bovendien denkt Incrocci dat de zorg goedkoper wordt omdat per bestralingsapparaat meer patiënten kunnen worden behandeld. ,,Voor zover er wachtlijsten zijn, kunnen die worden verkort.’’ Bij de korte serie behandelingen hadden patiënten tijdens de bestralingen wat meer last van darmklachten, maar na drie maanden zagen de onderzoekers geen verschil meer met de groep mannen die de conventionele behandeling had gekregen. Incrocci en zijn medeonderzoekers bereiden op dit moment een artikel voor dat in een wetenschappelijk tijdschrift zal verschijnen. Daarna zal de nieuwe, snelle methode worden ingevoerd in Nederlandse ziekenhuizen. Aan de studie werkten naast het Erasmus MC en het AVL-NKI ook het LUMC in Leiden, het Radboudumc in Nijmegen, het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven, het Medisch Centrum Haaglanden in Den Haag, en het Radiotherapeutisch Instituut Arnhem mee.
Het gebruik van radium-223 dichloride (Xofigo) samen met abirateronacetaat (Zytiga) en prednison/prednisolon vergroot de kans op botbreuken en overlijden. Dit blijkt uit een studie waar ook Nederlandse patiënten met ernstige prostaatkanker aan meedoen. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) beveelt artsen aan hun patiënten niet met deze combinatie van medicijnen te behandelen. Zodra meer bekend is over de resultaten van de studie volgt, zo nodig, nader advies. Radium 223-dichloride wordt gebruikt bij mannen met uitgezaaide prostaatkanker waarbij de ziekte is uitgezaaid naar de botten, en klachten veroorzaakt. Abirateronacetaat wordt gebruikt bij uitgezaaide en castratieresistente prostaatkanker. Prednison of prednisolon geeft verlichting bij beperkte eetlust en vermoeidheid. Het doel van de studie was om bij deze groep patiënten het effect van deze middelen samen te onderzoeken. De firma Bayer B.V. heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het CBG en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) gestuurd naar urologen, medisch oncologen/internist-oncologen, nucleair geneeskundigen en ziekenhuisapothekers (plus alle genoemde zorgverleners in opleiding) die werkzaam zijn in medische centra met een licentie voor radium-223 dichloride. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Bron: CBG
Bepaalde nanodeeltjes, Solid Lipid Nanoparticles, zijn in staat om heel effectief DNA af te geven aan ‘zieke’ cellen, zoals prostaatkankercellen. Dat ontdekte Marcelo de Jesus. De deeltjes zijn mogelijk ook geschikt voor het ontwikkelen van nieuwe strategieën in de behandeling van andere soorten kanker. De toepassing van nanocarriers in de geneeskunde (‘nanomedicine’) gaat razendsnel. Nanocarriers zijn hele kleine deeltjes die gemaakt kunnen worden van verschillende materialen, zoals vetten en polymeren. De deeltjes kunnen medicijnen efficiënt op de juiste plek afgeven en zo ziektes zoals kanker bestrijden. De Jesus was vooral geïnteresseerd in de productie en toepassing van de nanocarrier ‘Solid Lipid Nanoparticles’, die gevormd worden uit niet-vloeibare vetten en stabilisatoren in water. Hij ontdekte dat deze nanodeeltjes geschikt zijn om DNA in te verpakken en in zieke prostaatkankercellen af te leveren, zonder de gezonde prostaatcellen te doordringen. Met deze vorm van gentherapie zou het mogelijk moeten zijn om specifiek de prostaatkankercellen te behandelen en de gezonde cellen ongemoeid te laten. Het onderzoek helpt om beter te begrijpen wat de mogelijkheden zijn van Solid Lipid Nanoparticles als afgiftesysteem voor medicijnen. Nu moet nog onderzocht worden hoe de deeltjes op grotere schaal geproduceerd kunnen worden. Marcelo de Jesus (1980) studeerde Biologie aan de Universiteit van Campinas, Brazilië. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek binnen onderzoeksinstituut GUIDE van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd met een FAPESP-beurs. De Jesus is als onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Campinas.
Twee nieuwe tracers moeten het opsporen van prostaatkanker in de toekomst gemakkelijker maken en het gebruik van meer belastende onderzoeken voor de patiënt terugschroeven. Giuseppe Carlucci ontwikkelde deze tracers (18F-BN (C5 en C6)) in zijn promotieonderzoek en testte ze in diermodellen. Zijn conclusie: de tracers kunnen snel en gemakkelijk gemaakt worden, en blijken in de praktijk goed te functioneren. Prostaatkanker is de vaakst voorkomende vorm van kanker onder mannen boven de vijftig jaar. Mannen bij wie de ziekte in de familie voorkomt, hebben meer kans om prostaatkanker te ontwikkelen. Wanneer deze in een vroeg stadium wordt vastgesteld, zijn de overlevingskansen na vijf jaar bijna honderd procent. Daarom is zo’n vroege diagnose van groot belang, en ontwikkelen wetenschappers voortdurend nieuwe tracers (radioactieve stofjes die oplichten onder een PET- of SPECT-scan) die de aanwezigheid van kankercellen al in een vroeg stadium kunnen aantonen. Carlucci ontwikkelde zijn PET-tracers op basis van bombesine, een keten van aminozuur-eiwitten uit de binnenste zenuwen van het maagdarmkanaal. Zulke langere ketens zouden namelijk beter aan eiwitten binden dan kleinere aminozuursequenties. Carlucci concludeert dat de tracers in preklinisch onderzoek goed functioneren, zowel in een organisme als in de reageerbuis. Verder onderzoek moet uitwijzen of de tracers in de klinische praktijk ook zo goed functioneren. Guiseppe Carlucci (Melfi, Italië, 1982) studeerde Medical, cellular and molecular biotechnology aan de universiteit van Sapienza in Rome. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Urologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen en participeerde in onderzoeksschool GUIDE. Het onderzoek werd gefinancierd door CTMM (Center for Translational Molecular Medicine). Carlucci begint binnenkort als postdoc-onderzoeker aan het Memorial Sloan Kettering Cancer Center in New York.
Gefrituurde voeding verhoogt de kans op prostaatkanker. Dat melden onderzoekers van het Fred Hutchinson Cancer Research Centre in Seattle. Aan het onderzoek namen 1.549 mannen mét en 1.492 mannen zonder prostaatkanker deel. De proefpersonen moesten onder andere gegevens invullen over hun voedingspatroon. Mannen die een maal per week of vaker gefrituurde voeding eten, hebben 30 tot 37 procent meer kans op deze vorm van kanker dan mannen die minder een maal per maand een frituurhap eten. De exacte oorzaak van dit verband is nog onduidelijk. Volgens eerder onderzoek zou regelmatig vette vis eten de kans op prostaatkanker juist doen afnemen. Vette vis bevat meervoudig onverzadigde vetzuren, die als zeer gezond worden beschouwd.
Kaalheid bij mannen lijkt in verband te staan met een verhoogd risico op prostaatkanker. Dat blijkt uit onderzoek door de universiteit van Toronto. 214 mannen van 59 tot 70 jaar namen deel aan dit onderzoek. Deze deelnemers waren allemaal doorverwezen voor een biopsie vanwege een verhoogde PSA-waarde. Dat laatste houdt verband met prostaatklachten. Voor de biopsie werd de hoeveelheid haar op hun hoofd vastgesteld. Naarmate de mannen kaler waren, werden ze ook vaker positief getest op prostaatkanker. Met name vroeg kalende mannen doen er volgens de onderzoekers goed aan om zich tijdig te laten onderzoeken op mogelijke prostaatkanker.
Prostaatkanker wordt in Nederland jaarlijks bij ongeveer 10.000 patiënten gediagnosticeerd en per jaar overlijden circa 2500 patiënten aan de ziekte. Beeldvormende technieken spelen een sleutelrol in de stadiëring van de ziekte en dragen bij om een juiste keuze te maken tussen de beschikbare behandelopties. Nucleair geneeskundige technieken worden in het bijzonder gebruikt voor het detecteren van uitzaaiingen waarvan lymfekliermetastasen en skeletmetastasen bij prostaatkanker het meest voorkomen. Radiofarmaca met bewezen potentie voor het aantonen van prostaatkankercellen die in dit proefschrift zijn onderzocht betreffen: 99mTc-MDP, 99mTc-HDP, NaF, 11C-choline, 18F-fluorocholine en 18F-DCFPyL. Met behulp van een literatuurstudie en eigen data werd duidelijk dat NaF PET/CT en Choline PET/CT geschikter is voor het aantonen van skeletmetastasen dan scintigrafie met 99mTc-MDP of HDP wat reeds decennia lang gebruikt wordt. Met behulp van Choline of 18F-DCFPyL, kunnen behoudens skeletmetastasen ook uitzaaiingen in wekedelen, zoals lymfklieren gedetecteerd worden. Er werden verschillende aspecten onderzocht die van invloed zouden kunnen zijn op het rendement van deze technieken. Daarbij werd duidelijk dat het van meerwaarde is om een scan te maken direct na toediening van Choline en circa 45 minuten later. Vasten gedurende meerdere uren voor Choline PET/CT heeft geen meerwaarde. Choline PET/CT heeft weinig waarde bij de detectie van de primaire laesie of een recidief in de prostaat zelf. Voor 18F-DCFPyL blijkt een scan 120 minuten na toediening in 39% van gevallen meer afwijkingen te laten zien dan een scan 60 minuten na toediening.
Bron: RUG
Een nieuw vaccin tegen prostaatkanker moet in staat zijn om het afweersysteem te verhogen tegen de invasie van kankercellen. Het vaccin kan een prima alternatief bieden aan de gebruikte chemotherapie. 0nderzoekers werkten 18 jaar aan het middel. Bij de behandeling van 500 mannen met vergevorderde prostaatkanker, bleken opmerkelijke resultaten geboekt te worden . Het middel, Provenge genoemd, verlengde de levensduur bij alle patiënten met maanden, tot zelfs jaren. Het vaccin werd intussen door de Amerikaanse Food and Drug Administration goedgekeurd. Volgens medici is dit een belangrijke doorbraak in de bestrijding tegen prostaatkanker, al kan het middel huidige geneeswijzen niet vervangen, enkel aanvullen.
Uit nieuw onderzoek van TNS NIPO in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Urologie en de European Association of Urology blijkt dat bijna vier op de tien mannen van 50 jaar en ouder hebben nu of in het verleden ervaring met plasklachten. Hetzelfde aantal denkt wel eens aan het krijgen van prostaatkanker. Mannen die last hebben of hebben gehad van plasklachten, geven opvallend vaker aan wel eens te denken aan prostaatkanker, dan mannen die geen last van plasklachten hebben. Terwijl miljoenen mannen last hebben van prostaatklachten, zoeken velen geen medische hulp. Opvallend is dat vrijwel alle ondervraagde mannen het belangrijk vinden om vanaf hun 50e jaarlijks gecontroleerd te worden op prostaatkanker. Het hiertoe noodzakelijke onderzoek (PSA-meting) is bij de ruime meerderheid van de mannen onbekend. Hieruit concluderen wij dat betrouwbare voorlichting dringend gewenst is. De resultaten van dit onderzoek worden vandaag bekend gemaakt. Vandaag, 15 september is het namelijk de Europese Dag van de Prostaat. De Nederlandse en Europese beroepsverenigingen voor urologen (NVU en EAU) slaan dit jaar de handen ineen om op deze dag mensen te informeren over de prostaat. Zij organiseren een publieksmanifestatie in Amsterdam. Op de Dam staat een megaprostaat, waar mensen in kunnen rondlopen. Verder zijn er urologen ter plaatse die vragen beantwoorden van het publiek. De Dag van de Prostaat is een initiatief van de Europese beroepsvereniging van urologen (EAU). Deze dag is bedoeld om meer bekendheid te geven aan mogelijke problemen van de prostaat. In verschillende landen vinden activiteiten plaats zoals openbare informatiebijeenkomsten en evenementen. Ook in Nederland wordt vandaag op veel plaatsen extra aandacht geschonken aan de prostaat en prostaatklachten. Aandoeningen aan de prostaat hebben een grote negatieve invloed op de kwaliteit van leven van mannen. Wanneer de prostaat groter wordt, kan een gedeelte van de plasbuis dichtgedrukt worden. Hierdoor ontstaan ondermeer plasklachten. Aandoeningen aan de prostaat worden nog altijd onderschat en ten onrechte afgedaan als ouderdomskwalen. Daarom is het zo belangrijk dat er aandacht is voor de last, voor de risico"s en voor de oplossingen. In opdracht van de urologische beroepsverenigingen heeft TNS NIPO een onderzoek uitgevoerd naar de kennis van Nederlandse mannen over de prostaat en over prostaatproblemen. Met dit onderzoek is de kennis, de houding en het gedrag van mannen van 50 jaar en ouder ten aanzien van prostaatklachten in kaart gebracht. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt ter gelegenheid van de dag van de prostaat.
Omdat ziektekostenverzekeraars niet op de hoogte zijn van de voordelen van robotoperatie boven een conventionele operatie bij prostaatkanker, willen zij de extra kosten van de robotoperatie niet betalen. In zijn oratie op 2 december waarschuwt prof.dr. Jeroen Van Moorselaar dan ook voor het gevaar dat een dergelijke operatie met de robot binnenkort in Nederland niet meer mogelijk zal zijn. Er is veel discussie of robotchirurgie beter is dan conventionele laparoscopie in de behandeling van prostaatcarcinoom. In twee artikelen is er nu bewijs voor betere resultaten met de operatierobot. Onderzoek van het ICER (Institute for Clinical and Economic Review, Boston, USA) wijst bijvoorbeeld uit dat de kans dat de patiënt een complicatie of negatieve bijwerkingen krijgt veel kleiner is bij een robotoperatie. De ziektekostenverzekeraars kennen deze getallen echter nog niet en beweren dat er geen verschil is tussen een robotoperatie en gewone laparoscopie en willen de extra kosten van robotoperaties niet bekostigen. Het is van groot belang dat de financiering van deze soort ingrepen gewaarborgd blijft, anders is deze operatie voor prostaatkanker binnenkort in Nederland niet meer mogelijk. Operaties worden vaak in Duitsland of België gedaan en wel vergoed door de ziektekostenverzekeraars. Er is dan echter geen goede follow-up van de patiënten. Dit is een van de onderwerpen die prof.dr. Jeroen van Moorselaar naar voren brengt in zijn oratie, die hij 2 december uitspreekt. Een ander onderwerp dat in zijn inaugurale rede naar voren komt is concentratie van urologische patiëntenzorg als gevolg van de bezuinigingen in de zorg. Er geldt momenteel voor blaasverwijderingen een norm van minstens tien operaties per ziekenhuis. Dit betekent dat er in 35 Nederlandse ziekenhuizen geen cystectomieën meer plaatsvinden en deze patiënten verdeeld moeten worden over andere ziekenhuizen. Optrekken van de norm naar twintig is voor de aankomende jaren nog niet mogelijk. Naast centralisatie van patiëntenbehandeling is bundeling van onderzoek van belang. Hiervoor is de studiegroep DUOS (Dutch Uro-Oncology Studygroup) met een startsubsidie van het KWF opgericht. Doel van de studiegroep is het opzetten en uitvoeren van goed en relevant klinisch onderzoek voor blaas- en prostaatcarcinoom. Het gehele spectrum van vroegklinisch tot fase III-onderzoek zal worden verricht binnen uro-oncologisch geïnteresseerde ziekenhuizen in Nederland en in de toekomst ook samen met buitenlandse centra. Tot slot bespreekt Van Moorselaar een nieuw concept in de behandeling van prostaatcarcinoom, namelijk gedeeltelijke behandeling, zogenaamde focale therapie. Ook in de behandeling van het uitgezaaide prostaatcarcinoom zijn er vele effectieve nieuwe medicamenteuze ontwikkelingen.
Wanneer mannen in de leeftijdsgroep van 55 tot zeventig jaar worden gescreend op Prostaatkanker , levert dat twintig procent minder sterfte aan deze ziekte op. Dat blijkt uit de ERSPC, een Europese studie naar Prostaatkanker .
Onderzoek door M. Moman van de UU biedt nieuw perspectief voor patiënten met prostaatkanker. Met een bijzondere vorm van MRI, de zogenaamde dynamisch contrast versterkte DCE-MRI, kan worden aangetoond bij welke patiënten de kanker na de eerste behandeling terugkomt. Deze patiënten kan dan een "salvage-behandeling" aangeboden worden. Salvage is niet populair, omdat de kansen op succes klein zijn en de kans op ernstige en blijvende bijwerkingen groot is. Behalve de juiste patiënten identificeren, kan DCE-MRI ook het doelgebied voor de salvage-behandeling verkleinen, wat de bijwerkingen vermindert. Volgens Moman biedt dit een beter behandelalternatief voor patiënten met een prostaatkankerrecidief.
Zes nieuwe tracers, radioactieve stoffen die worden ingespoten en oplichten onder een PET-scan, moeten het in de toekomst mogelijk maken om prostaatkanker heel precies op te sporen. Dat stelt Zilin Yu in zijn promotieonderzoek. Yu ontwikkelde de tracers op basis van bombesine. De nucleaire beeldvorming van kanker wordt steeds geavanceerder, maar de ontwikkeling van nieuwe tracers blijft belangrijk. De meest gebruikte tracer tot nu toe is 99mTC. Deze radionuclide bestaat uit meerdere elementen, waaronder een verkorte vorm van bombesine (een keten van aminozuur-eiwitten uit de binnenste zenuwen van het maagdarmkanaal). Maar deze tracer wordt minder goed opgenomen door tumorgezwellen dan tracers op basis van bombesine. Yu ontwikkelde een aantal tracers die wel op bombesine gebaseerd zijn. Hij concludeert dat één daarvan (99mTC-HABN) tumoren beter in beeld kan brengen door een hogere absolute tumoropname. In de praktijk kon prostaatkanker echter niet aangetoond worden met behulp van de tracer, ook niet bij patiënten bij wie de ziekte al was aangetoond, omdat het lichaam de tracer voortijdig afbrak. Daarop ontwikkelde Yu tracers die minder gevoelig zijn voor biologische afbraak. Hij concludeert dat er meer onderzoek nodig is om de nieuwe tracers in de klinische praktijk te kunnen gebruiken. Zilin Yu (China, 1984) studeerde Biofysica aan de Universiteit van Peking, China. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Nucleaire Geneeskunde en Moleculaire Beeldvorming en de afdeling Urologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek was onderdeel van een samenwerking met Peking University en viel onder het landelijk consortium CTMM. Het onderzoek werd gefinancierd door UMCG en CTMM. Yu werkt als onderzoeker in Kings College, London.
Het UMC Utrecht heeft een robot ontwikkeld, waarmee in de toekomst verschillende diagnose- en behandelmethodes van prostaatkanker in de MRI-scanner kunnen worden uitgevoerd. Onderzoeker M. van den Bosch ging na of de robot bruikbaar is bij de behandeling van prostaatkanker. Met de robot kunnen op exact de juiste plaats radioactieve deeltjes ingebracht worden die de prostaat zeer lokaal bestralen. De robot is klein, past tussen de benen van de patiënt en maakt gebruik van een speciaal tikmechanisme om weefselvervorming tijdens het prikken van de naald te voorkomen. Tijdens de implantatie kan de naaldverplaatsing ten opzichte van de anatomie goed worden gevolgd met MRI.
Wanneer mannen in de leeftijdsgroep van 55 tot zeventig jaar worden gescreend op Prostaatkanker , levert dat twintig procent minder sterfte aan deze ziekte op. Dat blijkt uit de ERSPC, een Europese studie naar Prostaatkanker die werd gecoördineerd door het Erasmus MC.
Koffie en regelmatige beweging helpen tegen Prostaatkanker . Dat is bekend gemaakt door de American Association for Cancer Research.
Ties Hoomans, onderzoeker aan de Universiteit Maastricht, heeft met zijn publicatie in het tijdschrift Value in Health de ISPOR Research Excellence Award 2010 gewonnen. Op 18 mei neemt hij de prijs in ontvangst tijdens de jaarlijkse ISPOR conferentie in Atlanta (VS). Hoomans publiceerde in 2009 een onderzoek naar de kosteneffectiviteit van de invoering van nieuwe behandelmethoden voor uitgezaaide prostaatkanker. Bij de invoering van zorginnovaties (nieuwe diagnostische instrumenten, behandelmethoden of klinische richtlijnen) moeten de gezondheidseffecten worden afgezet tegen de kosten ervan. Deze kosteneffectiviteit is alleen vaak niet 100% zeker. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in voorlichtingscampagnes, cursussen, financiële prikkels of andere implementatieactiviteiten om ervoor te zorgen dat artsen en patiënten innovaties in de zorg daadwerkelijk gaan toepassen. Omdat zorgbudgetten beperkt zijn, moeten volgens Hoomans de kosteneffectiviteit van zorginnovaties en de waarde van implementatie en verder onderzoek integraal worden bepaald. Op basis van zo"n integrale analyse kan optimale zorg voor patiënten worden gerealiseerd. Hij toont daarmee niet alleen aan welke behandeling kosteneffectief is (mitoxantrone of docetaxel gecombineerd met prednison/prednisolon gedurende drie weken), maar laat ook zien dat het loont om nader onderzoek te doen naar de verschillende behandelmethoden en dat het waardevol is om extra te investeren in implementatieactiviteiten.
De PRAC (Pharmacovigilance Risk Assessment Committee) heeft het heronderzoek afgerond naar haar eerdere herbeoordeling van paracetamol met gereguleerde afgifte. Daarnaast is de PRAC 2 nieuwe herbeoordelingen gestart, voor Esmya en voor Xofigo.
Uitkomst heronderzoek van herbeoordeling paracetamol met gereguleerde afgifte
De PRAC bevestigt haar eerdere aanbeveling om paracetamol-bevattende geneesmiddelen met gereguleerde (of vertraagde) afgifte van de markt te halen. Dit volgt op een heronderzoek van de eerdere aanbeveling van de PRAC van begin september 2017. Het heronderzoek werd aangevraagd door 2 bedrijven die paracetamol met gereguleerde afgifte of paracetamol/tramadol met gereguleerde afgifte in de handel brengen.
Paracetamoltabletten met gereguleerde (of vertraagde) afgifte zijn niet in Nederland op de markt. Dat geldt ook voor deze tabletten die paracetamol in combinatie met tramadol bevatten. In ons land is alleen paracetamol met directe afgifte te koop. Deze tabletten blijven gewoon beschikbaar.
Start herbeoordeling van Esmya voor de behandeling van vleesbomen
De PRAC heeft een herbeoordeling gestart van Esmya (ulipristalacetaat), een geneesmiddel voor het behandelen van vleesbomen. Dit naar aanleiding van 4 meldingen van ernstig leverschade, waarvan er 3 eindigden met een levertransplantatie, bij patiënten die met dit geneesmiddel werden behandeld.
De PRAC heeft een eerste beoordeling van de gevallen van leverschade uitgevoerd en is van mening dat Esmya de oorzaak zou kunnen zijn. Zij gaat nu alle beschikbare gegevens evalueren en bepalen of er gevolgen zijn voor de toepasbaarheid van deze behandeling.
Ulipristal acetaat is ook de werkzame stof in een medicijn voor eenmalige toediening dat goedgekeurd is voor noodcontraceptie, EllaOne. Er zijn geen gevallen van ernstige leverschade gerapporteerd bij EllaOne en er zijn op dit moment geen zorgen over dit medicijn.
Start herbeoordeling prostaatkankergeneesmiddel Xofigo in combinatie met Zytiga en prednison of prednisolon
De PRAC start een herbeoordeling van het verhoogde risico op overlijden en fracturen in een klinische studie met Xofigo (radium-223 dichloride. In een lopend klinisch onderzoek wordt Xofigo vergeleken met een placebo, beide toegediend in combinatie met Zytiga (abirateronacetaat) en prednison of prednisolon. Aan de studie nemen patiënten deel met prostaatkanker zonder of met slechts lichte symptomen, zoals pijn.
Xofigo is momenteel goedgekeurd voor gebruik bij patiënten van wie de prostaatkanker naar de botten is uitgezaaid en klachten veroorzaakt. Zytiga wordt gebruikt bij mannen met gemetastaseerde, castratieresistente prostaatkanker, een type gevorderde prostaatkanker dat resistent is tegen medische of chirurgische behandelingen die het testosterongehalte verlagen en dat naar andere delen van het lichaam is uitgezaaid. Prednison of prednisolon geeft verlichting voor ontstoken delen van het lichaam.
De PRAC zal de volledige resultaten van dit klinische onderzoek en andere beschikbare gegevens beoordelen om de invloed ervan op het goedgekeurde gebruik van Xofigo te evalueren.
Herziene strategie voor het meten van de impact van geneesmiddelenbewaking
De PRAC heeft haar strategie voor het meten van de impact van geneesmiddelenbewakingsactiviteiten herzien. De strategie werd in januari 2016 ingevoerd, met als doel om veiligheidstoezichtpraktijken te verbeteren en te bepalen welke activiteiten het meest succesvol zijn. Deze strategie is nu herzien om, onder andere, inzichtelijk te maken wat de voordelen voor de gezondheid van patiënten zijn van grote regulatoire interventies.
Dit is besloten in de bijeenkomsten van de PRAC van 27-30 november 2017. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is in de PRAC vertegenwoordigd.
Bron: CBG
Nieuwe Peptide Receptor Radionuclide Therapie slaat aan bij 80% van de patiënten met neuro-endocriene tumoren Met een nieuwe Nederlandse kankerbehandeling wordt bij patiënten met neuro-endocriene tumoren een minstens vijf keer beter resultaat bereikt dan met de standaard behandeling. Dit blijkt uit onderzoeksresultaten van de Peptide Receptor Radionuclide Therapie (PRRT) die op 27 september zijn gepresenteerd tijdens een groot oncologiecongres in Wenen. De nieuwe behandeling is bovendien veelbelovend voor andere kankersoorten, waaronder prostaatkanker. De opsporings- en behandelmethode is in Erasmus MC ontwikkeld onder leiding van prof. dr. Eric Krenning: “Nieuw aan deze behandeling is dat kankercellen door het toedienen van kleine radioactieve eiwitten (peptiden) via een infuus inwendig worden bestraald. De kleine eiwitten hechten zich alleen aan de kankercellen en door de radioactieve straling worden de kankercellen vernietigd of wordt de groei ervan verminderd. Zo kunnen we de tumor zeer gericht en nog effectiever behandelen zonder gezond weefsel aan te tasten.” Dergelijke resultaten zijn sinds lange tijd niet bereikt bij de behandeling van kanker met nieuwe medicijnen. Krenning: “We zijn erg blij met deze resultaten. Waar we met de standaard behandeling acht maanden de tumoren effectief konden behandelen, kunnen we nu vijf keer langer met succes de tumoren bestrijden. Uit ons eerdere onderzoek bleek bovendien al, dat met deze behandeling patiënten gemiddeld vier tot zes jaar langer leven dan met bestaande behandelingen én dat de kwaliteit van leven aanmerkelijk wordt verbeterd. Ook blijkt uit cijfers dat de behandeling bij 80 procent van de patiënten met neuro-endocriene tumoren aanslaat. Nu de effectiviteit met deze resultaten is bewezen, wordt de nieuwe behandeling naar verwachting in 2016 geregistreerd door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) en het Europees geneesmiddelenbureau (EMA). Patiënten met neuro-endocriene tumoren kunnen dan met de therapie worden behandeld. Met deze registratie komt ook de behandeling van andere kankersoorten op korte termijn beschikbaar voor patiënten. Het volgende doel is de behandeling zodanig verder ontwikkelen dat het zorgt voor volledige genezing van de patiënt.” Neuro-endocriene tumoren komen voor in de alvleesklier, darmen en longen en kunnen hormonen aanmaken. Deze tumoren zijn vaak onopvallend en kunnen lang onopgemerkt blijven voordat een arts een verband legt tussen de klachten en deze tumor. Vaak is het dan te laat om de tumor geheel te laten verwijderen door de chirurg. Jaarlijks wordt er bij 100.000 Nederlanders kanker vastgesteld. Hiervan heeft ongeveer 0,5 procent een neuro-endocriene tumor, met name in de darmen en alvleesklier. Voor deze patiënten, met vaak uitgezaaide tumoren in de lever, biedt de PRRT uitkomst omdat zowel de levensverwachting als de kwaliteit van leven enorm verbetert. Ook wordt veel verwacht van PRRT voor patiënten met de vaker voorkomende en vergevorderde prostaatkanker. In de nabije toekomst komt een nieuwe prostaatkankerbehandeling beschikbaar, gebaseerd op hetzelfde principe van de PRRT. Hiervoor wordt een ander klein eiwit (peptide) gebruikt. De eerste behandelresultaten bij patiënten met gevorderde prostaatkanker zijn veelbelovend. De therapie is onder leiding van prof. Krenning, emeritus hoogleraar Nucleaire Geneeskunde, in het Erasmus MC ontwikkeld en voor het eerst in de wereld toegepast. Inmiddels zijn er meer dan duizend patiënten afkomstig uit de hele wereld behandeld in Rotterdam. Het Erasmus MC staat wereldwijd bekend om deze therapie. Enkele centra in Europa en Australië passen deze vorm van behandeling inmiddels ook toe, maar alleen nog bij de meest ernstige gevallen. Krenning: “Wij volgen in Rotterdam onze Nederlandse patiënten langdurig, wat ons als enige in de wereld uitgebreide informatie geeft over het verloop van de ziekte na de behandeling. Het is indrukwekkend hoe een relatief kleine groep patiënten, met een zeldzame tumor in een vergevorderd stadium en weinig behandelmogelijkheden, heeft meegewerkt aan het onderzoek en bepalend is geweest voor deze brede ontwikkeling in de behandeling van verschillende kankersoorten.” Bij de Peptide Receptor Radionuclide Therapie wordt een klein eiwit met een radioactieve stof eraan, genaamd Lutetium-octreotaat (Lutathera®), toegediend via een infuus. Dit kleine radioactieve eiwit (peptide) hecht zich aan de kankercellen. Op een scan licht het gehechte radioactieve eiwit op waardoor de tumoren goed in beeld verschijnen en vroegtijdig zijn op te sporen. Krenning: “Indien wij de vergevorderde tumoren kunnen zien, kunnen wij ze ook aanpakken met deze behandeling, het is gepersonaliseerde behandeling in optima forma.” Met deze behandelmethode is het mogelijk om de tumoren met precisie te behandelen. Met de zeer gerichte inwendige bestraling door het radioactieve eiwit kan een hogere stralingshoeveelheid in de tumor worden bereikt dan wanneer de kankercellen van buiten het lichaam worden bestraald. Dankzij de gerichte behandelwijze ervaart men vaak al snel een vermindering van de symptomen waardoor de kwaliteit van leven verbetert, zoals het verdwijnen van diarree en vermoeidheid. De therapie bestaat uit vier behandelingen in het ziekenhuis, met één nacht opname per keer. Tussen elke behandeling zit ongeveer acht weken, waarin bloedcontrole plaatsvindt en nucleaire scans al kunnen aangeven of de behandeling bij de patiënt aanslaat.
Nieuwe Peptide Receptor Radionuclide Therapie slaat aan bij 80% van de patiënten met neuro-endocriene tumoren. Met een nieuwe Nederlandse kankerbehandeling wordt bij patiënten met neuro-endocriene tumoren een minstens vijf keer beter resultaat bereikt dan met de standaard behandeling. Dit blijkt uit onderzoeksresultaten van de Peptide Receptor Radionuclide Therapie (PRRT) die op 27 september zijn gepresenteerd tijdens een groot oncologiecongres in Wenen. De nieuwe behandeling is bovendien veelbelovend voor andere kankersoorten, waaronder prostaatkanker. De opsporings- en behandelmethode is in Erasmus MC ontwikkeld onder leiding van prof. dr. Eric Krenning: “Nieuw aan deze behandeling is dat kankercellen door het toedienen van kleine radioactieve eiwitten (peptiden) via een infuus inwendig worden bestraald. De kleine eiwitten hechten zich alleen aan de kankercellen en door de radioactieve straling worden de kankercellen vernietigd of wordt de groei ervan verminderd. Zo kunnen we de tumor zeer gericht en nog effectiever behandelen zonder gezond weefsel aan te tasten.” Dergelijke resultaten zijn sinds lange tijd niet bereikt bij de behandeling van kanker met nieuwe medicijnen. Krenning: “We zijn erg blij met deze resultaten. Waar we met de standaard behandeling acht maanden de tumoren effectief konden behandelen, kunnen we nu vijf keer langer met succes de tumoren bestrijden. Uit ons eerdere onderzoek bleek bovendien al, dat met deze behandeling patiënten gemiddeld vier tot zes jaar langer leven dan met bestaande behandelingen én dat de kwaliteit van leven aanmerkelijk wordt verbeterd. Ook blijkt uit cijfers dat de behandeling bij 80 procent van de patiënten met neuro-endocriene tumoren aanslaat. Nu de effectiviteit met deze resultaten is bewezen, wordt de nieuwe behandeling naar verwachting in 2016 geregistreerd door de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) en het Europees geneesmiddelenbureau (EMA). Patiënten met neuro-endocriene tumoren kunnen dan met de therapie worden behandeld. Met deze registratie komt ook de behandeling van andere kankersoorten op korte termijn beschikbaar voor patiënten. Het volgende doel is de behandeling zodanig verder ontwikkelen dat het zorgt voor volledige genezing van de patiënt.” Neuro-endocriene tumoren komen voor in de alvleesklier, darmen en longen en kunnen hormonen aanmaken. Deze tumoren zijn vaak onopvallend en kunnen lang onopgemerkt blijven voordat een arts een verband legt tussen de klachten en deze tumor. Vaak is het dan te laat om de tumor geheel te laten verwijderen door de chirurg. Jaarlijks wordt er bij 100.000 Nederlanders kanker vastgesteld. Hiervan heeft ongeveer 0,5 procent een neuro-endocriene tumor, met name in de darmen en alvleesklier. Voor deze patiënten, met vaak uitgezaaide tumoren in de lever, biedt de PRRT uitkomst omdat zowel de levensverwachting als de kwaliteit van leven enorm verbetert. Ook wordt veel verwacht van PRRT voor patiënten met de vaker voorkomende en vergevorderde prostaatkanker. In de nabije toekomst komt een nieuwe prostaatkankerbehandeling beschikbaar, gebaseerd op hetzelfde principe van de PRRT. Hiervoor wordt een ander klein eiwit (peptide) gebruikt. De eerste behandelresultaten bij patiënten met gevorderde prostaatkanker zijn veelbelovend. De therapie is onder leiding van prof. Krenning, emeritus hoogleraar Nucleaire Geneeskunde, in het Erasmus MC ontwikkeld en voor het eerst in de wereld toegepast. Inmiddels zijn er meer dan duizend patiënten afkomstig uit de hele wereld behandeld in Rotterdam. Het Erasmus MC staat wereldwijd bekend om deze therapie. Enkele centra in Europa en Australië passen deze vorm van behandeling inmiddels ook toe, maar alleen nog bij de meest ernstige gevallen. Krenning: “Wij volgen in Rotterdam onze Nederlandse patiënten langdurig, wat ons als enige in de wereld uitgebreide informatie geeft over het verloop van de ziekte na de behandeling. Het is indrukwekkend hoe een relatief kleine groep patiënten, met een zeldzame tumor in een vergevorderd stadium en weinig behandelmogelijkheden, heeft meegewerkt aan het onderzoek en bepalend is geweest voor deze brede ontwikkeling in de behandeling van verschillende kankersoorten.” Bij de Peptide Receptor Radionuclide Therapie wordt een klein eiwit met een radioactieve stof eraan, genaamd Lutetium-octreotaat (Lutathera®), toegediend via een infuus. Dit kleine radioactieve eiwit (peptide) hecht zich aan de kankercellen. Op een scan licht het gehechte radioactieve eiwit op waardoor de tumoren goed in beeld verschijnen en vroegtijdig zijn op te sporen. Krenning: “Indien wij de vergevorderde tumoren kunnen zien, kunnen wij ze ook aanpakken met deze behandeling, het is gepersonaliseerde behandeling in optima forma.” Met deze behandelmethode is het mogelijk om de tumoren met precisie te behandelen. Met de zeer gerichte inwendige bestraling door het radioactieve eiwit kan een hogere stralingshoeveelheid in de tumor worden bereikt dan wanneer de kankercellen van buiten het lichaam worden bestraald. Dankzij de gerichte behandelwijze ervaart men vaak al snel een vermindering van de symptomen waardoor de kwaliteit van leven verbetert, zoals het verdwijnen van diarree en vermoeidheid. De therapie bestaat uit vier behandelingen in het ziekenhuis, met één nacht opname per keer. Tussen elke behandeling zit ongeveer acht weken, waarin bloedcontrole plaatsvindt en nucleaire scans al kunnen aangeven of de behandeling bij de patiënt aanslaat.
Mannen moeten veel eerder naar de dokter gaan als ze plasklachten hebben. Uit angst of schaamte steken veel mannen jarenlang hun kop in het zand. Daar is geen enkele reden voor, want veel klachten zijn heel eenvoudig te verhelpen. Maar ook onwetendheid speelt een rol: vooral over de prostaat is nog veel onbekendheid. Dat stelt UMCG-uroloog dr. Igle Jan de Jong, naar aanleiding van de landelijke prostaatdag op woensdag 15 september. Hoe een hart er ongeveer uitziet, weten de meeste mensen wel. En ook bij nieren en longen kunnen veel Nederlanders zich een voorstelling maken. Maar hoe een prostaat er uitziet en wat voor functie hij heeft - de meeste mensen hebben geen enkel idee. Daar moet verandering in komen, vinden de Nederlandse urologen. Om aandacht te vragen voor de "voorstanderklier", zoals het orgaan ook wel genoemd wordt, organiseren zij sinds vijf jaar een prostaatdag. Igle Jan de Jong: "Er moet veel meer openheid komen. De schaamte om over plasklachten te praten moet weg." Maar wat doet dat orgaan dan precies? Alleen mannen hebben een prostaat, legt De Jong uit. "Het is een inwendige klier die net onder de blaas zit en die stoffen aan het sperma toevoegt, om de zaadcellen in een goede conditie te houden." Dus zonder prostaat zouden mannen zich niet kunnen voortplanten. Maar als ze ouder worden, op een leeftijd dat de meesten al ruimschots voor nageslacht hebben gezorgd, wordt de primaire functie van de prostaat overbodig. Juist in die fase beginnen de klachten op te treden. Het gevolg van de "veroudering van de prostaat": plasklachten. De Jong: "De plasstraal verandert, mannen moeten veel vaker naar het toilet, ze moeten "s nachts naar de wc of ze hebben soms het gevoel dat ze niet helemaal leeg kunnen plassen. En ook pijn aan de geslachtsdelen en de liesstreek komt voor." Het zijn veelal onschuldige klachten en toch durven veel mannen er niet mee naar de dokter te stappen. De Jong: "Rondom de voortplantingsorganen zijn nog veel taboes. Mannen schamen zich om met hun "zaak" naar de dokter te gaan. En vaak zijn ze bang voor ingrepen of operaties." In veruit de meeste gevallen is een eenvoudige behandeling voldoende. Met medicijnen kan ervoor gezorgd worden dat de prostaat wat krimpt, of kunnen de spiertjes in en rondom de prostaat wat ontspannen gemaakt worden. Dat verhelpt een groot deel van de klachten. Maar er zijn niet eens altijd medicijnen nodig. Ook voedingssupplementen, fysiotherapie of leefadviezen (zoals minder kruidig eten en oppassen met alcohol) kunnen al flinke opluchting geven. De Jong: "Operaties komen steeds minder voor; dat is tegenwoordig echt een sluitpost bij de behandeling van plasklachten." In een groot aantal gevallen hoeven mannen met plasklachten niet naar het ziekenhuis. De huisarts kan hun problemen verhelpen. Maar ook áls ze in het ziekenhuis terecht komen, staan de mannen eenvoudige onderzoekjes te wachten. Niks geen pijnlijke ingrepen: door het invullen van enkele vragenlijsten wordt de mate van hinder of last vastgesteld. Door in een speciale toiletpot te plassen, wordt de kracht van de plasstraal gemeten. Met een echoapparaat wordt vervolgens gemeten hoeveel urine er in de blaas achterblijft. Alles tijdens één poliklinisch bezoek. De Jong: "Mannen moeten weten dat er geen enkele reden is om zelf te gaan lopen dokteren, of zogenaamd geneeskrachtige Chinese kruiden op internet te bestellen." Veel mannen steken hun kop in het zand, omdat ze bang zijn voor prostaatkanker. Dat is weliswaar een veelvoorkomende aandoening. Jaarlijks wordt de ziekte bij zo"n 10.000 mannen geconstateerd. Toch is die angst ongegrond. De Jong: "Als je plasklachten hebt, zegt dat he-le-maal niets over de kans op prostaatkanker. Mannen met plasklachten hebben een even grote kans op prostaatkanker als mannen zónder plasklachten." Mannen maken elkaar dan ook onnodig bang, vindt de uroloog. In Zuid-Europa en Amerika laten mannen bij het minste of geringste een preventieve PSA-test uitvoeren, terwijl uit onderzoek nog niet blijkt dat dat zin heeft. De Jong: "Nederlanders, en zeker noorderlingen, zijn gelukkig een stuk nuchterder. Maar ook hier zou wat meer kennis over prostaatklachten geen kwaad kunnen."
Mannen moeten veel eerder naar de dokter gaan als ze plasklachten hebben. Uit angst of schaamte steken veel mannen jarenlang hun kop in het zand. Daar is geen enkele reden voor, want veel klachten zijn heel eenvoudig te verhelpen. Maar ook onwetendheid speelt een rol: vooral over de prostaat is nog veel onbekendheid. Dat stelt UMCG-uroloog dr. Igle Jan de Jong, naar aanleiding van de landelijke prostaatdag op woensdag 15 september. Hoe een hart er ongeveer uitziet, weten de meeste mensen wel. En ook bij nieren en longen kunnen veel Nederlanders zich een voorstelling maken. Maar hoe een prostaat er uitziet en wat voor functie hij heeft - de meeste mensen hebben geen enkel idee. Daar moet verandering in komen, vinden de Nederlandse urologen. Om aandacht te vragen voor de "voorstanderklier", zoals het orgaan ook wel genoemd wordt, organiseren zij sinds vijf jaar een prostaatdag. Igle Jan de Jong: "Er moet veel meer openheid komen. De schaamte om over plasklachten te praten moet weg." Maar wat doet dat orgaan dan precies? Alleen mannen hebben een prostaat, legt De Jong uit. "Het is een inwendige klier die net onder de blaas zit en die stoffen aan het sperma toevoegt, om de zaadcellen in een goede conditie te houden." Dus zonder prostaat zouden mannen zich niet kunnen voortplanten. Maar als ze ouder worden, op een leeftijd dat de meesten al ruimschots voor nageslacht hebben gezorgd, wordt de primaire functie van de prostaat overbodig. Juist in die fase beginnen de klachten op te treden. Het gevolg van de "veroudering van de prostaat": plasklachten. De Jong: "De plasstraal verandert, mannen moeten veel vaker naar het toilet, ze moeten "s nachts naar de wc of ze hebben soms het gevoel dat ze niet helemaal leeg kunnen plassen. En ook pijn aan de geslachtsdelen en de liesstreek komt voor." Het zijn veelal onschuldige klachten en toch durven veel mannen er niet mee naar de dokter te stappen. De Jong: "Rondom de voortplantingsorganen zijn nog veel taboes. Mannen schamen zich om met hun "zaak" naar de dokter te gaan. En vaak zijn ze bang voor ingrepen of operaties." In veruit de meeste gevallen is een eenvoudige behandeling voldoende. Met medicijnen kan ervoor gezorgd worden dat de prostaat wat krimpt, of kunnen de spiertjes in en rondom de prostaat wat ontspannen gemaakt worden. Dat verhelpt een groot deel van de klachten. Maar er zijn niet eens altijd medicijnen nodig. Ook voedingssupplementen, fysiotherapie of leefadviezen (zoals minder kruidig eten en oppassen met alcohol) kunnen al flinke opluchting geven. De Jong: "Operaties komen steeds minder voor; dat is tegenwoordig echt een sluitpost bij de behandeling van plasklachten." In een groot aantal gevallen hoeven mannen met plasklachten niet naar het ziekenhuis. De huisarts kan hun problemen verhelpen. Maar ook áls ze in het ziekenhuis terecht komen, staan de mannen eenvoudige onderzoekjes te wachten. Niks geen pijnlijke ingrepen: door het invullen van enkele vragenlijsten wordt de mate van hinder of last vastgesteld. Door in een speciale toiletpot te plassen, wordt de kracht van de plasstraal gemeten. Met een echoapparaat wordt vervolgens gemeten hoeveel urine er in de blaas achterblijft. Alles tijdens één poliklinisch bezoek. De Jong: "Mannen moeten weten dat er geen enkele reden is om zelf te gaan lopen dokteren, of zogenaamd geneeskrachtige Chinese kruiden op internet te bestellen." Veel mannen steken hun kop in het zand, omdat ze bang zijn voor prostaatkanker. Dat is weliswaar een veelvoorkomende aandoening. Jaarlijks wordt de ziekte bij zo"n 10.000 mannen geconstateerd. Toch is die angst ongegrond. De Jong: "Als je plasklachten hebt, zegt dat he-le-maal niets over de kans op prostaatkanker. Mannen met plasklachten hebben een even grote kans op prostaatkanker als mannen zónder plasklachten." Mannen maken elkaar dan ook onnodig bang, vindt de uroloog. In Zuid-Europa en Amerika laten mannen bij het minste of geringste een preventieve PSA-test uitvoeren, terwijl uit onderzoek nog niet blijkt dat dat zin heeft. De Jong: "Nederlanders, en zeker noorderlingen, zijn gelukkig een stuk nuchterder. Maar ook hier zou wat meer kennis over prostaatklachten geen kwaad kunnen."
Samenwerking gespecialiseerde centra op komst. Vier Nederlandse prostaatcentra zijn voornemens een intensieve samenwerking aan te gaan op het gebied van prostaatkankerzorg en –onderzoek, genaamd Prostaat Partners. De betrokken centra zijn het Prostaatcentrum zuidwest Nederland (een samenwerkingsverband van specialisten uit het Erasmus MC en het Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam) en de prostaatcentra in het Leids Universitair Medisch Centrum, Amphia Ziekenhuis in Breda, en het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. Instituut Verbeeten, met locaties in Tilburg, Breda en Den Bosch, is actief betrokken bij deze samenwerking . De multidisciplinaire behandeling door in prostaatkanker gespecialiseerde urologen, radiotherapeuten en oncologen staat centraal bij de beoogde samenwerking. Betere en snellere zorg wordt mogelijk gemaakt door uitwisseling van kwaliteitsgegevens en afstemming van protocollen, terwijl de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek voor patiënten sneller in de praktijk toegepast kunnen worden. Een identieke werkwijze draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van de zorg voor mannen met prostaatkanker.
Mannen moeten veel eerder naar de dokter gaan als ze plasklachten hebben. Uit angst of schaamte steken veel mannen jarenlang hun kop in het zand. Daar is geen enkele reden voor, want veel klachten zijn heel eenvoudig te verhelpen. Maar ook onwetendheid speelt een rol: vooral over de prostaat is nog veel onbekendheid. Dat stelt UMCG-uroloog dr. Igle Jan de Jong, naar aanleiding van de landelijke prostaatdag op woensdag 15 september. Hoe een hart er ongeveer uitziet, weten de meeste mensen wel. En ook bij nieren en longen kunnen veel Nederlanders zich een voorstelling maken. Maar hoe een prostaat er uitziet en wat voor functie hij heeft - de meeste mensen hebben geen enkel idee. Daar moet verandering in komen, vinden de Nederlandse urologen. Om aandacht te vragen voor de "voorstanderklier", zoals het orgaan ook wel genoemd wordt, organiseren zij sinds vijf jaar een prostaatdag. Igle Jan de Jong: "Er moet veel meer openheid komen. De schaamte om over plasklachten te praten moet weg." Maar wat doet dat orgaan dan precies? Alleen mannen hebben een prostaat, legt De Jong uit. "Het is een inwendige klier die net onder de blaas zit en die stoffen aan het sperma toevoegt, om de zaadcellen in een goede conditie te houden." Dus zonder prostaat zouden mannen zich niet kunnen voortplanten. Maar als ze ouder worden, op een leeftijd dat de meesten al ruimschots voor nageslacht hebben gezorgd, wordt de primaire functie van de prostaat overbodig. Juist in die fase beginnen de klachten op te treden. Het gevolg van de "veroudering van de prostaat": plasklachten. De Jong: "De plasstraal verandert, mannen moeten veel vaker naar het toilet, ze moeten "s nachts naar de wc of ze hebben soms het gevoel dat ze niet helemaal leeg kunnen plassen. En ook pijn aan de geslachtsdelen en de liesstreek komt voor." Het zijn veelal onschuldige klachten en toch durven veel mannen er niet mee naar de dokter te stappen. De Jong: "Rondom de voortplantingsorganen zijn nog veel taboes. Mannen schamen zich om met hun "zaak" naar de dokter te gaan. En vaak zijn ze bang voor ingrepen of operaties." In veruit de meeste gevallen is een eenvoudige behandeling voldoende. Met medicijnen kan ervoor gezorgd worden dat de prostaat wat krimpt, of kunnen de spiertjes in en rondom de prostaat wat ontspannen gemaakt worden. Dat verhelpt een groot deel van de klachten. Maar er zijn niet eens altijd medicijnen nodig. Ook voedingssupplementen, fysiotherapie of leefadviezen (zoals minder kruidig eten en oppassen met alcohol) kunnen al flinke opluchting geven. De Jong: "Operaties komen steeds minder voor; dat is tegenwoordig echt een sluitpost bij de behandeling van plasklachten." In een groot aantal gevallen hoeven mannen met plasklachten niet naar het ziekenhuis. De huisarts kan hun problemen verhelpen. Maar ook áls ze in het ziekenhuis terecht komen, staan de mannen eenvoudige onderzoekjes te wachten. Niks geen pijnlijke ingrepen: door het invullen van enkele vragenlijsten wordt de mate van hinder of last vastgesteld. Door in een speciale toiletpot te plassen, wordt de kracht van de plasstraal gemeten. Met een echoapparaat wordt vervolgens gemeten hoeveel urine er in de blaas achterblijft. Alles tijdens één poliklinisch bezoek. De Jong: "Mannen moeten weten dat er geen enkele reden is om zelf te gaan lopen dokteren, of zogenaamd geneeskrachtige Chinese kruiden op internet te bestellen." Veel mannen steken hun kop in het zand, omdat ze bang zijn voor prostaatkanker. Dat is weliswaar een veelvoorkomende aandoening. Jaarlijks wordt de ziekte bij zo"n 10.000 mannen geconstateerd. Toch is die angst ongegrond. De Jong: "Als je plasklachten hebt, zegt dat he-le-maal niets over de kans op prostaatkanker. Mannen met plasklachten hebben een even grote kans op prostaatkanker als mannen zónder plasklachten." Mannen maken elkaar dan ook onnodig bang, vindt de uroloog. In Zuid-Europa en Amerika laten mannen bij het minste of geringste een preventieve PSA-test uitvoeren, terwijl uit onderzoek nog niet blijkt dat dat zin heeft. De Jong: "Nederlanders, en zeker noorderlingen, zijn gelukkig een stuk nuchterder. Maar ook hier zou wat meer kennis over prostaatklachten geen kwaad kunnen."
Mannen moeten veel eerder naar de dokter gaan als ze plasklachten hebben. Uit angst of schaamte steken veel mannen jarenlang hun kop in het zand. Daar is geen enkele reden voor, want veel klachten zijn heel eenvoudig te verhelpen. Maar ook onwetendheid speelt een rol: vooral over de prostaat is nog veel onbekendheid. Dat stelt UMCG-uroloog dr. Igle Jan de Jong, naar aanleiding van de landelijke prostaatdag op woensdag 15 september. Hoe een hart er ongeveer uitziet, weten de meeste mensen wel. En ook bij nieren en longen kunnen veel Nederlanders zich een voorstelling maken. Maar hoe een prostaat er uitziet en wat voor functie hij heeft - de meeste mensen hebben geen enkel idee. Daar moet verandering in komen, vinden de Nederlandse urologen. Om aandacht te vragen voor de "voorstanderklier", zoals het orgaan ook wel genoemd wordt, organiseren zij sinds vijf jaar een prostaatdag. Igle Jan de Jong: "Er moet veel meer openheid komen. De schaamte om over plasklachten te praten moet weg." Maar wat doet dat orgaan dan precies? Alleen mannen hebben een prostaat, legt De Jong uit. "Het is een inwendige klier die net onder de blaas zit en die stoffen aan het sperma toevoegt, om de zaadcellen in een goede conditie te houden." Dus zonder prostaat zouden mannen zich niet kunnen voortplanten. Maar als ze ouder worden, op een leeftijd dat de meesten al ruimschots voor nageslacht hebben gezorgd, wordt de primaire functie van de prostaat overbodig. Juist in die fase beginnen de klachten op te treden. Het gevolg van de "veroudering van de prostaat": plasklachten. De Jong: "De plasstraal verandert, mannen moeten veel vaker naar het toilet, ze moeten "s nachts naar de wc of ze hebben soms het gevoel dat ze niet helemaal leeg kunnen plassen. En ook pijn aan de geslachtsdelen en de liesstreek komt voor." Het zijn veelal onschuldige klachten en toch durven veel mannen er niet mee naar de dokter te stappen. De Jong: "Rondom de voortplantingsorganen zijn nog veel taboes. Mannen schamen zich om met hun "zaak" naar de dokter te gaan. En vaak zijn ze bang voor ingrepen of operaties." In veruit de meeste gevallen is een eenvoudige behandeling voldoende. Met medicijnen kan ervoor gezorgd worden dat de prostaat wat krimpt, of kunnen de spiertjes in en rondom de prostaat wat ontspannen gemaakt worden. Dat verhelpt een groot deel van de klachten. Maar er zijn niet eens altijd medicijnen nodig. Ook voedingssupplementen, fysiotherapie of leefadviezen (zoals minder kruidig eten en oppassen met alcohol) kunnen al flinke opluchting geven. De Jong: "Operaties komen steeds minder voor; dat is tegenwoordig echt een sluitpost bij de behandeling van plasklachten." In een groot aantal gevallen hoeven mannen met plasklachten niet naar het ziekenhuis. De huisarts kan hun problemen verhelpen. Maar ook áls ze in het ziekenhuis terecht komen, staan de mannen eenvoudige onderzoekjes te wachten. Niks geen pijnlijke ingrepen: door het invullen van enkele vragenlijsten wordt de mate van hinder of last vastgesteld. Door in een speciale toiletpot te plassen, wordt de kracht van de plasstraal gemeten. Met een echoapparaat wordt vervolgens gemeten hoeveel urine er in de blaas achterblijft. Alles tijdens één poliklinisch bezoek. De Jong: "Mannen moeten weten dat er geen enkele reden is om zelf te gaan lopen dokteren, of zogenaamd geneeskrachtige Chinese kruiden op internet te bestellen." Veel mannen steken hun kop in het zand, omdat ze bang zijn voor prostaatkanker. Dat is weliswaar een veelvoorkomende aandoening. Jaarlijks wordt de ziekte bij zo"n 10.000 mannen geconstateerd. Toch is die angst ongegrond. De Jong: "Als je plasklachten hebt, zegt dat he-le-maal niets over de kans op prostaatkanker. Mannen met plasklachten hebben een even grote kans op prostaatkanker als mannen zónder plasklachten." Mannen maken elkaar dan ook onnodig bang, vindt de uroloog. In Zuid-Europa en Amerika laten mannen bij het minste of geringste een preventieve PSA-test uitvoeren, terwijl uit onderzoek nog niet blijkt dat dat zin heeft. De Jong: "Nederlanders, en zeker noorderlingen, zijn gelukkig een stuk nuchterder. Maar ook hier zou wat meer kennis over prostaatklachten geen kwaad kunnen."
De CHMP heeft in de vergadering van januari 2011 positief geadviseerd over vijf nieuwe geneesmiddelen waarvoor een Europese handelsvergunning wordt afgegeven. Gilenya (fingolimod) is geregistreerd voor de behandeling van ernstige multiple sclerose, Jevtana (cazitaxel) voor prostaatkanker, Pravenix (fenofibraat / pravastatine) voor verlaging van het lipidengehalte, Trobalt (retaginine) voor epilepsie en Halaven (eribuline) voor borstkanker. Het Comité adviseerde negatief over een handelsvergunning voor Fampyra (fampridine) bij multiple sclerose.
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen: Gilenya (fingolimod) is geregistreerd voor de behandeling van ernstige multiple sclerose met een hoge ziekte activiteit. Halaven (eribuline), voor de behandeling van patiënten met lokaal gevorderde of gemetastaseerde borstkanker, die na minimaal twee chemotherapeutische behandelingen voor gevorderde borstkanker progressie vertoont. Jevtana (cabazitaxel), voor de combinatiebehandeling met prednison of prednisolon van patiënten met hormoonrefractaire, gemetastaseerde prostaatkanker die eerder behandeld zijn met docetaxel.
Pravafenix (fenofibraat/pravastatine), voor de behandeling van volwassen patiënten met gemengde dyslipidemie en een hoog risico van coronaire hartziekte. Trobalt (retigabine) als aanvullende behandeling van partieel beginnende aanvallen bij volwassen epilepsiepatiënten.
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor Fampyra (fampridine). Fampyra was ontwikkeld voor verbetering van het loopvermogen van volwassen patiënten met multiple sclerose.
Het Comité bevestigde het eerdere negatieve advies voor Movectro (cladribine) vanwege een verhoogd risico op maligniteiten. De gevraagde indicatie was "relapsing remitting" multiple sclerose.
Nieuwe therapeutische indicaties: Baraclude (entecavir): de indicatie is uitgebreid met de behandeling van volwassen patiënten met chronische hepatitis B-virusinfectie en nu ook gedecompenseerde leverziekte. Voor INOmax (stikstofmonoxide) is de indicatie uitgebreid met de behandeling van pulmonale hypertensie voor, tijdens en na hartchirurgie bij kinderen én volwassenen. Prezista (darunavir); de indicatie is voor de 400 mg sterkte uitgebreid met hiv-infectie bij volwassenen die eerder behandeld zijn met antiretrovirale geneesmiddelen en nog geen mutaties hebben.
Nieuwe aanbevelingen voor het gebruik van Multaq: naar aanleiding van de rapportage van twee gevallen van ernstige leverbeschadiging bij patiënten die het anti-aritmicum Multaq (drodenarone) gebruikten, heeft de CHMP geadviseerd om uit voorzorg de productinformatie aan te passen, om het mogelijke risico van ernstige levercomplicaties te helpen beheersen. Meer informatie vindt u in het bericht van 21 januari 2011.
Nieuwe informatie over mogelijke aanwezigheid van endotoxinen in oplossingen voor peritoneaaldialyse van Baxter: de CHMP werd door Baxter geïnformeerd dat het probleem van endotoxinen in de oplossingen voor peritoneaaldialyse niet was opgelost; de firma kan op korte termijn geen garantie geven voor de productie van endotoxinevrije oplossingen in een productielijn van de fabriek in Castlebar, Ierland. Als gevolg daarvan is de CHMP, op verzoek van de Europese Commissie, een volledige herbeoordeling gestart van de productie van oplossingen voor peritoneaaldialyse in de betreffende fabriek. Het Comité heeft ook zijn adviezen aan artsen en patiënten bijgesteld.
Herbeoordeling calcitonine-bevattende geneesmiddelen: het Comité is een onderzoek gestart naar de verhoogde kans op progressie van prostaatkanker en andere maligniteiten bij patiënten die calcitonine-bevattende geneesmiddelen gebruiken voor de preventie van acute botafbraak. De aanleiding was een herbeoordeling van twee gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde, klinische onderzoeken waarin aanwijzingen werden gevonden voor een toegenomen frequentie van maligniteiten.
Er sterven meer vrouwen aan de gevolgen van Osteoporose dan aan Borstkanker , Kanker aan de eierstokken en Baarmoederhalskanker tezamen. Ook onder mannen is er meer sterfte ten gevolge van Osteoporose dan door Prostaatkanker . Dat zegt de Canadese reumatoloog en woordvoerster van Osteporosis Canada, Dr. Diane Theriault.
Therapieën tegen de twee celmembraaneiwitten of receptoren FPR1 en CXCR4 kunnen mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe kankerbehandelingen. Dat concludeert Jennifer Boer. Zij onderzocht in haar promotieonderzoek hoe de beide receptoren precies betrokken zijn bij het verplaatsen en uitzaaien van tumorcellen, en wat er gebeurt als deze eiwitten geactiveerd of geremd worden. Tumoren hebben een vernuftige manier om resistentie op te bouwen tegen anti-kankerbehandelingen. Ze doen dat onder andere door hun directe omgeving in te schakelen, het micromilieu. Boer beschrijft in haar proefschrift de interacties tussen hersentumorcellen (glioblastoma) en prostaatkankercellen en hun micromilieu. Ze keek daarbij in het bijzonder naar de rol die de receptoren FPR1 en CXCR4 in dit proces spelen. Van beide receptoren is bekend dat ze een belangrijk aandeel hebben in het uitzaaien van de tumor. Het onderzoek werd uitgevoerd in preklinische modellen van menselijke kankercellen uit hersentumoren en prostaattumoren. Samenvattend concludeert Boer dat therapieën tegen de regulerende mechanismen van de receptoren mogelijk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelingen. De promovenda wijst er wel op dat niet alle CXCR4-remmers zomaar ingezet kunnen worden. Zo maakte de remmer AMD3100 prostaatkankercellen weliswaar tijdelijk gevoeliger voor bestraling, maar leidde het gebruik van dit medicijn ook tot een toename aan circulerende tumorcellen. Bij het ontwerp van toekomstig onderzoek in de klinische praktijk zou dit volgens haar een belangrijk aandachtspunt moeten zijn. Jennifer Boer (1985) studeerde Biotechnologie (BSc) aan de Universiteit van Rome Tor Vergata (Italië) en Behavioural and Cognitive Neurosciences (MSc) aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij het Cancer Research Center Groningen (CRCG) van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd gefinancierd door KWF kankerbestrijding.
Achttien Nederlandse ziekenhuizen, waaronder het Erasmus MC, gaan gezamenlijk onderzoek doen naar prostaat- en blaaskanker. Door in groter verband studies op te zetten en uit te voeren, willen de onderzoekers de behandeling van patiënten verbeteren. Bij het eerste gezamenlijke onderzoek kijken de onderzoekers hoe de bijwerkingen verminderd kunnen worden van een nieuw medicijn bij prostaatkanker. De oprichting van de groep, stichting DUOS, vindt plaats op 2 december tijdens een symposium in Amsterdam. Het is voor het eerst dat een vaste studiegroep wordt opgericht voor urologische vormen van kanker. Tot nu toe waren samenwerkingsverbanden tijdelijk, bijvoorbeeld omdat ze gekoppeld waren aan één studie. ‘Een vaste, hechte samenwerking heeft veel voordelen. Je kunt eerder signaleren wat onderzocht moet worden en doordat veel ziekenhuizen deelnemen, kunnen patiënten uit het hele land meedoen aan onze onderzoeken. Samen vinden we ook gemakkelijker aansluiting bij belangrijke studiegroepen in andere landen’, zegt Ronald de Wit, van het Erasmus MC en voorzitter van stichting DUOS. De groep heeft een startsubsidie gekregen van het Koningin Wilhelmina Fonds (KWF). Het eerste onderzoek onder de naam Cabaresc start in december. Onderzocht wordt of en hoe de bijwerkingen verminderd kunnen worden van Cabazitaxel, een nieuw, levensverlengend medicijn bij prostaatkanker. De Wit: ‘Veel patiënten krijgen bijvoorbeeld diarree van het middel. We gaan kijken of we dat kunnen voorkomen met budesonide, een ontstekingsremmend middel.’ Aan het onderzoek, dat wordt geleid door het Erasmus MC, werken 250 patiënten mee. Ook willen de onderzoekers kijken of ze aan de hand van eigenschappen van kankercellen van de patiënten kunnen voorspellen welke patiënten het meeste baat hebben bij een behandeling met Cabazitaxel. DUOS is een mix van academische ziekenhuizen, enkele top-klinische ziekenhuizen en algemene ziekenhuizen. Op 1 december gaat de website www.stichtingduos.nl in de lucht.
Het niet zorgvuldig bereiden en toedienen van leuproreline-acetaat (Eligard depotinjectie) kan leiden tot onvoldoende werkzaamheid. De bereiding –het samenvoegen van de verschillende componenten– en de toediening dienen volgens de instructies plaats te vinden. De componenten moeten voor bereiding op kamertemperatuur zijn. De behandelend arts of verpleegkundige wordt geadviseerd vertrouwd te zijn met de instructies voor de juiste methode van reconstitutie (bereiding) en toediening. Bij een vermoeden van onjuiste toediening zullen de testosteronspiegels moeten worden bepaald. Dit schrijft de firma Astellas Pharma B.V. in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA), het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar alle oncologen, urologen en urologisch verplegend personeel. Eligard is geïndiceerd voor de behandeling van hormoonafhankelijke gevorderde prostaatkanker en voor de behandeling van hoog-risico gelokaliseerde en lokaal gevorderde hormoonafhankelijke prostaatkanker in combinatie met radiotherapie. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) op de hoogte gebracht. Een overzicht van DHPC's is te vinden op de website van het CBG.
Het UMCG en MAASTRO Clinic hebben ruim 1,5 miljoen euro subsidie ontvangen van KWF Kankerbestrijding. Hiermee gaan zij samen met HollandPTC in Delft, met alle andere universitair medische centra, het NKI/Antonie van Leeuwenhoek en het Prinses Máxima Centrum (PMC) een onderzoekinfrastructuur opzetten voor protonentherapie (ProTRAIT). Deze infrastructuur is wereldwijd uniek en biedt ongekende mogelijkheden om het onderzoek naar de effectiviteit en meerwaarde van deze nieuwe bestralingsbehandeling optimaal te ondersteunen. Het project wordt geleid door prof. Hans Langendijk, afdelingshoofd Radiotherapie UMCG, en prof. André Dekker, manager onderzoek/onderwijs en klinisch fysicus bij MAASTRO Clinic, en zal drie jaar duren. De centra gaan een gezamenlijke database opzetten waarin de klinische uitkomsten worden opgenomen van alle patiënten die in Nederland met protonentherapie worden behandeld. Het gaat onder meer om gegevens over dosisverdeling, toxiciteit, complicaties en kwaliteit van leven. De gegevens worden door de centra eerst individueel verzameld en kunnen dan via een geavanceerde ICT-structuur automatisch aan elkaar worden gekoppeld. Daarna worden de gegevens samengebracht in een bestaande landelijke database voor kankeronderzoek (TRAIT). Onderzoekers kunnen met de gegevens vervolgens studies uitvoeren naar de effectiviteit en meerwaarde van protonentherapie ten opzichte van de bestaande bestraling met fotonen (radiotherapie). De combinatie van de samenwerking met alle centra en ProTRAIT leidt er toe dat Nederland internationaal een leidende positie in kan nemen in het wetenschappelijk onderzoek rond protonentherapie. Protonentherapie is in Nederland vanaf eind 2017 voor het eerst beschikbaar in centra in Groningen en Delft, Maastricht volgt later. Minister Schippers gaf in 2014 vergunningen af voor de bouw van vier protonencentra in Amsterdam, Delft, Groningen en Maastricht, voor in totaal 2200 behandelingen per jaar. Met protonentherapie kan de dosis straling heel nauwkeurig worden toegediend aan een tumor, waardoor er minder straling komt in de omliggende gezonde weefsels. Hierdoor neemt de kans op bijwerkingen af. Een arts bepaalt op basis van landelijke indicatieprotocollen of een protonenbehandeling voor een patiënt meerwaarde biedt boven de huidige bestralingsbehandeling met fotonen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van rekenmodellen en planningsvergelijkings-studies. Protonentherapie biedt vooral meerwaarde voor kinderen met kanker en patiënten met schedelbasistumoren en oogtumoren. Daarnaast kunnen ook andere patiënten baat hebben bij protonentherapie, zoals patiënten met borstkanker, prostaatkanker, hoofdhalskanker, slokdarmkanker en longkanker. Bron: UMCG
Het middel radium Ra-223 dichloride (Xofigo) waarvan de firma Bayer Pharma AG eerder meldde dat het nauwelijks tot niet verkrijgbaar is vanwege productieproblemen, is vanaf heden weer beschikbaar voor huidige patiënten. In een aantal batches werden vaste deeltjes in het middel aangetroffen. De firma heeft toestemming gekregen voor het leveren van een batch waarbij voor de behandeling een tijdelijke bereidingsinstructie geldt: het middel dient voor toediening gefilterd te worden. Met deze maatregel kan op dit moment de kwaliteit van het product voldoende geborgd worden. Hierdoor hoeven patiënten die al met Xofigo werden behandeld niet over te stappen op een alternatieve behandeling. Deze week informeert de firma de betreffende specialisten werkzaam bij de ziekenhuizen waar patiënten met Xofigo worden behandeld. De informatie over de voorgeschreven bereidingsmethode is afgestemd met het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA), het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Radium Ra-223 dichloride kan worden voorgeschreven aan patiënten met castratieresistent prostaatcarcinoom. Castratieresistent prostaatcarcinoom is een vorm van prostaatkanker waarbij de hormoonbehandeling niet of onvoldoende tot resultaat leidt.
Het middel radium Ra-233 dichloride (Xofigo) is door productieproblemen bij de fabrikant tijdelijk slecht tot niet verkrijgbaar. Patiënten die momenteel gebruik maken van het middel zullen hun behandeling tijdelijk moeten staken. De verantwoordelijk arts dient te overwegen of het noodzakelijk is om over te stappen op een alternatieve behandeling. De fabrikant kan nog niet overzien wanneer de distributie van Xofigo kan worden hervat. Dit schrijft de firma Bayer Pharma AG in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar alle oncologen, urologen, nucleair geneeskundigen en ziekenhuisapothekers werkzaam in de ziekenhuizen met een licentie voor dit middel. Radium Ra-233 dichloride kan worden voorgeschreven aan patiënten met castratieresistent prostaatcarcinoom. Castratieresistent prostaatcarcinoom is een vorm van prostaatkanker waarbij de hormoonbehandeling niet of onvoldoende tot resultaat leidt.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over uitbreiding van de therapeutische indicatie van 6 geneesmiddelen.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Alecensa (alectinib) is nu ook als monotherapie bestemd voor de eerstelijns behandeling van volwassen patiënten met anaplastisch lymfoom kinase (ALK)-positief gevorderd niet-kleincellig longkanker (NSCLC).
- Bydureon (exenatide) kan nu ook worden gegeven in combinatie met insuline.
- Cubicin (daptomycine) kan nu ook voor de indicatie S. aureus bacteriemie gegeven worden aan pediatrische patiënten van 1 tot 17 jaar oud.
- Faslodex (fulvestrant) is nu ook bestemd, in combinatie met palbociclib, voor de behandeling van hormoonreceptor (HR)-positief, humaan epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-negatief lokaal gevorderd of gemetastaseerd borstkanker bij vrouwen die eerder behandeld zijn met hormoontherapie (zie rubriek 5.1). Bij pre- of perimenopauzale vrouwen moet de combinatiebehandeling met palbociclib worden gecombineerd met een luteïniserend hormoon releasing hormoon (LHRH) agonist.
- Pegasys (peginterferon alfa-2a) is nu ook bestemd voor de behandeling van chronische hepatitis B bij kinderen ouder dan 3 jaar en adolescenten met verhoogde transaminase.
- Zytiga (abirateron) is nu ook bestemd voor de behandeling van nieuw gediagnosticeerde hoog risico gemetastaseerd hormoon gevoelige prostaatkanker (mHSPC) bij volwassen mannen in combinatie met androgeen deprivatie therapie (ADT) (zie rubriek 5.1).
Heronderzoek negatief advies Raxone
De CHMP start, op verzoek van de aanvrager, een heronderzoek van het in september uitgebrachte negatieve advies voor Raxone (idebenon).
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 9-12 oktober 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft vier positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende geneesmiddelen:
- Scenesse (afamelanotide) is een weesgeneesmiddel voor de behandeling van erythropoëtische protoporfyrie (EPP) bij volwassenen. EPP is een zeldzame ziekte die intolerantie voor licht veroorzaakt. Het is voor het eerst dat patiënten zijn betrokken bij de discussie in de CHMP over de voordelen en risico’s van een geneesmiddel.
- Lynparza (olaparib) is een weesgeneesmiddel voor de behandeling van vrouwen met platinum‑gevoelige, gerecidiveerde, BRCA-gemuteerde (germline of somatisch) ovariumkanker.
- Duavive (bazedoxifene) is een vaste combinatie van geconjugeerd estrogeen met een selectieve estrogeen receptor modulator (SERM) voor de behandeling van menopauzale klachten bij vrouwen bij wie combinatie met progestativa niet aangewezen is.
- Rixubis (nonacog gamma) is een recombinant factor IX product, voor de behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten met hemofilie B.
Aanpassing indicatie
- Xtandi (enzalutamide), voor de behandeling van mannen met metastatische, castratie-resistente prostaatkanker die geen of lichte symptomen hebben na het falen van androgeen deprivatie therapie waarbij chemotherapie nog niet is aangewezen.
Resultaten van twee herbeoordelingen
De CHMP heeft de herbeoordeling afgerond van de voordelen en risico’s van Iclusig (ponatinib) dat wordt gebruikt bij de behandeling van therapieresistente chronische myeloïde leukemie (kanker van de witte bloedcellen). De CHMP heeft op basis van het PRAC-advies op zijn beurt geadviseerd de productinformatie aan te scherpen om het risico op trombose en blokkade van de slagaders zo klein mogelijk te maken. Er wordt verder onderzoek gedaan naar de optimale dosis. De indicatie blijft onveranderd.
Verder heeft de CHMP de risico’s en werkzaamheid van geneesmiddelen die de antibiotica colistine of colistimethaatnatrium (polymyxines) bevatten opnieuw beoordeeld. Geadviseerd werd de productinformatie aan te passen om veilig gebruik bij de behandeling van ernstige infecties die resistent zijn tegen standaard antibiotica te waarborgen.
Injectie van of infusie met colistimethaat natrium moet worden beperkt tot de behandeling van ernstige infecties veroorzaakt door hiervoor gevoelige bacteriën bij patiënten waarvoor de behandelopties beperkt zijn, zo mogelijk samen met een ander geschikt antibioticum.
Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 5 geneesmiddelen, waaronder 3 weesgeneesmiddelen.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde)
- Axumin (fluciclovine (18F)), is een synthetisch aminozuur en een diagnostisch middel uitsluitend bestemd voor het detecteren van een recidief van prostaatkanker met behulp van een PET-scan (positronemissietomografie) in het geval van een verdenking op een recidief door verhoogde bloedwaarden van het prostaat specifiek antigeen (PSA) na de primaire curatieve behandeling.
- Dinutuximab beta Apeiron (dinutoximab beta), is een antilichaam gericht tegen GD2 en bestemd voor de behandeling van hoog-risico neuroblastoom bij patiënten van 12 jaar en ouder die eerder inductiechemotherapie hebben ontvangen en hierbij ten minste een gedeeltelijke respons hebben bereikt gevolgd door beenmerg-ablatieve therapie en stamceltransplantatie, en bij patiënten met een recidief of therapieresistent neuroblastoom, met of zonder residuele ziekte. Voorafgaand aan de behandeling van het recidief neuroblastoom moet eventuele actieve ziekte worden gestabiliseerd door andere geschikte maatregelen.
- Elmiron (pentosan polysulfaat natrium), is bestemd voor de behandeling van blaaspijnsyndroom dat wordt gekenmerkt door glomerulaties of Hunnerse laesies (kleine bloedingen of duidelijke laesies in de blaaswand).
- Refixia (nonacog beta pegol), is een recombinant factor IX en bestemd voor de behandeling en profylaxe van bloedingen bij patiënten van 12 jaar en ouder met hemofilie B (aangeboren tekort aan factor IX).
- Trumenba (bivalent vaccin tegen meningokok serogroep B) is bestemd voor de actieve immunisatie van personen van 10 jaar en ouder tegen invasieve meningokokkenziekte veroorzaakt door Neisseria meningitidis groep B.
Aanpassing therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de uitbreiding van de indicaties voor:
- Keytruda (pembrolizumab), is een PD-L1 remmer en nu ook als monotherapie bestemd voor de behandeling van een recidief of therapieresistent klassiek Hodgkin lymfoom na het falen van autologe stamceltransplantatie en brentuximab vedotin, of in het geval dat er geen transplantatie mogelijk is na het falen van brentuximab vedotin.
- Opdivo (nivolumab), is een PD-L1 remmer en nu ook als monotherapie bestemd voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van het hoofd en de nek bij progressie op of na platinum-gebaseerde therapie.
- Zebinix (eslicarbazepine) is een anti-epilepticum en kan nu ook worden gebruikt als monotherapie.
Intrekking van aanvragen (in alfabetische volgorde)
De aanvragen voor een handelsvergunningen voor Blectifor (cafeïnecitraat) en Enpaxiq (pacritinib),
zijn ingetrokken.
Een verzoek om uitbreiding van de indicatie van Translarna (ataluren) voor de behandeling van cystic fibrosis is ingetrokken.
Uitkomst herbeoordeling Micro Therapeutic Research Labs, India
De CHMP adviseert schorsing vanwege twijfels over de betrouwbaarheid van studies van Micro Therapeutic Research Labs (MTR). Het gaat om een aantal nationaal goedgekeurde geneesmiddelen waarvoor onderzoek naar bio-equivalentie was gedaan door MTR op 2 locaties in India. De schorsing kan worden opgeheven zodra vervangende adequate gegevens worden aangeleverd die de bio-equivalentie bevestigen. Voor Nederland gaat het om 1 middel dat op de markt is.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 20-23 maart 2017. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Kanker door overgewicht kost jaarlijks aan zo’n 3000 Nederlandse vrouwen en 2000 Nederlandse mannen het leven. Dat meldt de Volkskrant op basis van cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Wereld Kanker Onderzoek Fonds. Overgewicht is een belangrijke oorzaak van borstkanker, baarmoederkanker en dikkedarmkanker. Ook darm- en slokdarm, alvleesklier-, nier, eierstok- en galblaaskanker en ook gevorderde prostaatkanker worden alle in verband gebracht met overgewicht. Volgens de onderzoekers zijn de schattingen nog conservatief, maar een derde van de kankergevallen zou gerelateerd zijn aan overgewicht.
Het revolutionaire MRIdian-bestralingsapparaat is in VUmc Cancer Center Amsterdam (CCA) gearriveerd. Het kolossale apparaat werd afgelopen weekend de kelder van het ziekenhuis ingetakeld. VUmc is het eerste ziekenhuis in Europa dat dit toestel in huis heeft. Deze nieuwste ontwikkeling op gebied van bestraling levert een grote winst op voor de behandeling van patiënten met kanker. Door de geïntegreerde MRI-scanner in het apparaat kan de MRIdian gedurende de bestraling voortdurend MRI-beelden maken, waardoor de tumor ook tijdens het bestralen zichtbaar is. Dit in tegenstelling tot conventionele bestralingsapparatuur dat alleen voorafgaand aan de bestraling beeld geeft. Met de MRIdian kunnen de bestralingsgebieden zelfs dagelijks aangepast worden. Dit maakt extreem nauwkeurige bestraling mogelijk. Het apparaat kan zo ingesteld worden dat het alleen straalt als de tumor precies in beeld is, bijvoorbeeld bij een tumor die beweegt door de ademhaling van de patiënt. De bestraling kan hierdoor preciezer op de tumor gericht worden wat schade aan het omliggende gezonde weefsel tot een minimum beperkt. Het is hierdoor ook mogelijk een hogere bestralingsdosis aan de tumor te geven zonder onacceptabele bijwerkingen. Bovendien heeft de patiënt minder bestralingen nodig. Het merendeel van de patiënten kan de radiotherapie straks binnen twee weken afronden. Met de huidige apparatuur duurt dit vier tot zes weken. Het nieuwe bestralingsapparaat wordt vooral ingezet voor patiënten met tumoren in de borst en/of buik, zoals longkanker, blaaskanker, prostaatkanker en endeldarmkanker. Of de patiënt baat heeft bij een behandeling met de MRIdian hangt af van het stadium van de ziekte. De behandeling kan leiden tot een hogere levensverwachting en een verbeterde kwaliteit van leven. Verwacht wordt ongeveer 300 patiënten per jaar te kunnen behandelen. Dit betreft 150 patiënten waarvoor geen andere behandeling bestaat. Daarnaast kan jaarlijks 150 patiënten een betere behandeling geboden worden dan voorheen. De komende maanden wordt het apparaat gebruiksklaar gemaakt. Voorjaar 2016 kunnen de eerste patiënten behandeld worden. Conventionele bestralingsapparatuur werkt met een CT-scanner. Nadeel hiervan is dat tumoren en organen minder goed zichtbaar zijn op een CT-scan. Bovendien is het niet mogelijk de tumor tijdens het bestralen te zien. Tot nu toe werd niet met MRI gewerkt omdat de magneten van de MRI het bestralingsapparaat beïnvloeden. Andersom heeft het bestralingstoestel een negatief effect op de beeldkwaliteit van de MRI. Een klein groepje Amerikaanse natuurkundigen en radiotherapeut-oncologen bedacht een methode waarop de combinatie MRI en bestralen toch mogelijk is: een MRI van 0,35 Tesla in plaats van de gebruikelijke 3 T en lage energie radioactieve Cobalt-bronnen voor het bestralen. VUmc is het eerste medisch centrum in Europa waar dit apparaat in gebruik genomen wordt. De afdeling radiotherapie van VUmc heeft wereldwijd een zeer goede naam opgebouwd op gebied van hoge precisie bestraling. VUmc wil voorop blijven lopen als het gaat om nieuwe ontwikkelingen op gebied van radiotherapie. Mede daarom heeft de Amerikaanse fabrikant ViewRay VUmc uitgekozen als locatie in Europa. De aanschaf van de MRIdian is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Stichting VUmc Cancer Center Amsterdam. Deze fondsenwervende stichting zet zich al meer dan dertig jaar in om onderzoek, behandeling en faciliteiten van VUmc CCA mogelijk te maken. Met giften van particuliere donateurs en bedrijven investeert de stichting in onderzoek, apparatuur en infrastructuur voor het doen van fundamenteel onderzoek bij kanker. "De stichting helpt VUmc voorop te laten lopen om de behandeling van kanker volgens de nieuwste inzichten te laten verlopen. We zijn dan ook heel blij dat we hebben kunnen bijdragen om de aanschaf van de MRIdian mogelijk te maken. Nauwkeuriger bestralen met minder bijwerkingen, dat gun ik al mijn patiënten die baat kunnen hebben van radiotherapie", aldus prof. dr. Geert Kazemier, oncologisch chirurg bij VUmc en directeur van Stichting VUmc CCA. Voor een korte impressie van de intakeling van het MRIdian-bestralingsapparaat, klik hier .
Helene Damhofer: ‘Opening new doors: Hedgehog Signaling and the Pancreatic Cancer Stroma’. Het zogenoemde Hedhehog pathway (signaalroute) is een belangrijke route die van invloed is op de ontwikkeling van cellen. Het is bekend dat deze route is verstoord bij een aantal vormen van kanker, zoals leukemie, long en prostaatkanker. Damhofer heeft gekeken naar de invloed van een verstoring bij het ontstaan van alvleesklierkanker. Uit haar onderzoek blijkt dan er meerdere mechanisme van invloed zijn op het Hedgehog pathway die bovendien complexer zijn dan gedacht. Er is weinig bekend over de rol van deze route bij het ontstaan van alvleesklierkanker. Voor haar onderzoek heeft Damhofer gekeken naar welke genen in het niet door kanker aangetaste weefsel van het aangetaste orgaan beïnvloed worden door de Hedgehog route. Ze wilde kijken of ze daaruit iets kon voorspellen over de prognose van de patiënt. Omdat het onderzoek heeft blootgelegd dat er nog veel onbekend is, stelt de promovendus dat medicijnen die deze signaalroute beïnvloeden, terughoudend moeten worden gegeven aan patiënten met alvleesklierkanker.
Het National Institute of Standards and Technology (NIST) heeft de primaire standaardisatie van radium-223 herzien. Dit betekent een verandering in de manier waarop het gehalte aan radioactiviteit en de dosis van radium-Ra-223 dichloride (Xofigo) worden uitgedrukt. De daadwerkelijke radioactiviteit van het middel verandert niet. De verandering heeft dan ook geen invloed op de werkzaamheid en risico’s van Xofigo. Radium Ra-223 dichloride kan worden voorgeschreven aan patiënten met een vorm van prostaatkanker waarbij de hormoonbehandeling niet of onvoldoende tot resultaat leidt; castratieresistent prostaatcarcinoom. Blijf het huidige referentiemateriaal (2010 NIST-traceerbaar RM) gebruiken voor het kalibreren van de ionisatiekamer. Voor het einde van 2015 moet een extra instelling voor de herziene standaardisatie van radium-223 worden toegevoegd aan de ionisatiekamers voor het controleren van de dosis. U wordt verzocht de nieuwe instelling pas toe te passen nadat de productinformatie van radium Ra-223 dichloride is aangepast. Daarover zullen behandelcentra in het tweede kwartaal van 2015 nader geïnformeerd worden. Dit schrijft de firma Bayer Pharma AG in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar alle nucleair geneeskundigen, nucleair geneeskundigen in opleiding en onderzoekers werkzaam in de ziekenhuizen met een licentie voor dit middel. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie of geneesmiddelenbewaking genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) op de hoogte gebracht. Een overzicht van DHPC's is te vinden op de website van het CBG.
Het National Institute of Standards and Technology (NIST) heeft de primaire standaardisatie van radium-223 herzien. Dit betekent een verandering in de manier waarop het gehalte aan radioactiviteit en de dosis van radium-Ra-223 dichloride (Xofigo) worden uitgedrukt. De daadwerkelijke radioactiviteit van het middel verandert niet. De verandering heeft dan ook geen invloed op de werkzaamheid en risico’s van Xofigo. Radium Ra-223 dichloride kan worden voorgeschreven aan patiënten met een vorm van prostaatkanker waarbij de hormoonbehandeling niet of onvoldoende tot resultaat leidt; castratieresistent prostaatcarcinoom. Blijf het huidige referentiemateriaal (2010 NIST-traceerbaar RM) gebruiken voor het kalibreren van de ionisatiekamer. Voor het einde van 2015 moet een extra instelling voor de herziene standaardisatie van radium-223 worden toegevoegd aan de ionisatiekamers voor het controleren van de dosis. U wordt verzocht de nieuwe instelling pas toe te passen nadat de productinformatie van radium Ra-223 dichloride is aangepast. Daarover zullen behandelcentra in het tweede kwartaal van 2015 nader geïnformeerd worden. Dit schrijft de firma Bayer Pharma AG in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar alle nucleair geneeskundigen, nucleair geneeskundigen in opleiding en onderzoekers werkzaam in de ziekenhuizen met een licentie voor dit middel. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie of geneesmiddelenbewaking genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) op de hoogte gebracht. Een overzicht van DHPC's is te vinden op de website van het CBG.
​Een internationale onderzoeksgroep, geleid door het Julius Centrum van het UMC Utrecht en de Universiteit van Oxford, heeft een richtlijn gemaakt waaraan wetenschappelijke publicaties over rekenmodellen die het optreden van ziekte en sterfte voorspellen moeten voldoen. De richtlijn verschijnt op 6 januari gelijktijdig in maar liefst elf vooraanstaande medisch-wetenschappelijke tijdschriften. Het gaat om zogenoemde voorspelmodellen waarbij artsen en andere zorgverleners via allerlei patiënteigenschappen zoals leeftijd, geslacht, symptomen en testuitslagen de kans schatten of iemand een bepaalde ziekte of complicatie gaat krijgen, of zelfs gaat sterven binnen een bepaalde tijd. Bijvoorbeeld, een model dat de kans schat dat een zwangere vrouw tijdens haar zwangerschap complicaties krijgt? Of dat een man met prostaatkanker overlijdt binnen 2 jaar wanneer hij niet behandeld wordt, of wanneer hij wel behandeld wordt? Wildgroei “De afgelopen decennia heeft een wildgroei aan deze klinische voorspelmodellen plaatsgevonden. Zorgverleners zien door de bomen het bos niet meer”, stelt prof. dr. Carl Moons van het Julius Centrum van het UMC Utrecht. Hij is één van de initiatiefnemers van de richtlijn. “Er bestaan bijvoorbeeld meer dan 200 modellen om het optreden van hart- en vaatziekten bij mensen in de algemene bevolking te voorspellen. Zorgverleners hebben geen idee welk model nu meest geschikt is in welke situatie. En dit is maar één voorbeeld: zo kan ik er nog vele opnoemen.” De nieuwe richtlijn bestaat uit een checklist van 22 items. Een wetenschappelijke publicatie over een klinisch voorspelmodel zou al deze items moeten bevatten. De richtlijn stelt eisen aan het rapporteren over de opzet, uitvoer en gegevensanalyse van een onderzoek. Dat zijn bijvoorbeeld transparantie over selectie van de onderzochte onderzoeksdeelnemers, over eventuele uitval van onderzoeksdeelnemers, over de tijdshorizon van de voorspelling, en over de gebruikte statistiek. "Dat moet allemaal kloppen en volledig zijn om onderzoeken over klinische voorspelmodellen op waarde te kunnen schatten. Andere onderzoekers kunnen de resultaten dan controleren, reproduceren of eventuele fraude beter opsporen. Maar belangrijker nog: zonder transparante rapportage weten zorgverleners, maar ook schrijvers van medische richtlijnen, niet goed of, welk en hoe een gepubliceerd model toegepast kan worden in de praktijk.” Gebrekkig onderbouwde modellen kunnen nadelig zijn voor patiënten, zegt Moons. “Het kan leiden tot het verkeerd inlichten van patiënten en hun familie over bijvoorbeeld het beloop van hun ziekte, tot het verkeerd voorschrijven van medicijnen, of het onterecht niet-behandelen van patiënten. Wanneer je patiënten bijvoorbeeld langdurige cholesterol- of bloeddrukverlagers moet geven, wordt mede bepaald door de kans op hart- en vaatziekten binnen 10 jaar. Deze kansschatting gebeurt door zo’n klinisch voorspelmodel, en moet dus wel accuraat zijn.” Als onderzoekers en tijdschriften zich houden aan deze nieuwe richtlijn wordt veel duidelijker hoe bruikbaar nieuwe voorspelmodellen echt zijn. Moons: “Het zal de acceptatie van goede modellen vergroten en een schifting creëren met slechte of slecht onderbouwde voorspelmodellen. Dat is hard nodig, want we zien deze modellen steeds vaker lukraak op het internet of in medische apps verschijnen waarna ze voor iedereen beschikbaar zijn.” TRIPOD De TRIPOD-richtlijn (Transparent Reporting of a prediction model for Individual Prognosis Or Diagnosis) verschijnt in de volgende tijdschriften: Annals of Internal Medicine, BJOG, British Journal of Cancer, British Journal of Surgery, BMC Medicine, British Medical Journal, Circulation, Diabetic Medicine, European Journal of Clinical Investigation, European Urology and Journal of Clinical Epidemiology.
Wanneer je behalve radioactiviteit ook fluorescentie gebruikt, lukt het beter om lymfeklieren in beeld te brengen die mogelijk uitzaaiingen van tumoren bevatten. Op 10 november promoveerde Nynke van den Berg van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) cum laude op haar onderzoek, dat ze uitvoerde bij het LUMC en het Nederlands Kanker Instituut – Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis. Bij patiënten met kanker kunnen tumoren zich soms uitzaaien naar nabijgelegen lymfeklieren. Maar hoe zie je om welke klieren het gaat? Dat kan bijvoorbeeld met de zogenoemde ‘schildwachtklierprocedure’. De arts spuit een radioactieve of een blauwe vloeistof in het tumorgebied. De lymfevaten zullen het ingespoten vocht afvoeren. Door te kijken welke lymfeklieren blauw kleuren of radioactieve straling afgeven, kan de arts te weten komen in welke lymfeklieren mogelijk uitzaaiingen zitten. Dr. Nynke van den Berg onderzocht bij dr. Fijs van Leeuwen van het Leidse Interventional Molecular Imaging Laboratory een nieuwe aanpak. Daarvoor gebruikte ze een stofje dat niet alleen radioactief is, maar ook fluoresceert. Dat wil zeggen dat het stofje zelf licht van een bepaalde kleur uitstraalt als je het met een andere kleur belicht – zoals een wit T-shirt blauw licht uitzendt onder blacklights in de discotheek. “Deze hybride stof is destijds door dr. Tessa Buckle van het LUMC in het laboratorium ontwikkeld en getest”, vertelt ze. “De radioactiviteit is geschikt om de lymfeklieren vóór de operatie in beeld te krijgen. Met het fluorescente licht kan de chirurg tijdens de operatie controleren of hij of zij de goede klieren te pakken heeft.” Opsporen met een vloeistof die alleen radioactief is, werkt voor veel soorten tumoren prima, merkt Van den Berg op. “Maar soms liggen de lymfeklieren zo dicht bij de tumor, die natuurlijk ook radioactiviteit bevat, dat ze niet goed te onderscheiden zijn. Dat geldt bijvoorbeeld bij prostaatkanker en hoofd-halstumoren. Fluorescentie heeft maar een heel korte reikwijdte, en daardoor kun je die afzonderlijke klieren er juist wél mee onderscheiden.” De onderzoeker vindt dat de richtlijnen voor het opsporen van lymfeklieren moeten worden aangepast. “Maar daarvoor zijn eerst grote, internationale onderzoeken nodig. Daar wordt nu aan gewerkt.” Van den Berg deed ook onderzoek naar betere camera’s voor op de operatiekamer. “Daarmee maak je het voor de chirurg makkelijker”, verklaart ze. Deze nieuwe camera’s zijn niet alleen gevoeliger, maar ook in staat om tegelijkertijd fluorescentie én een gewoon beeld van de patiënt te laten zien. Dat maakt het eenvoudiger om de lymfeklieren te herkennen en te opereren. Van den Berg werkte daarnaast mee aan de verdere ontwikkeling en eerste evaluatie van een detector die naast radioactiviteit ook fluorescentie kan detecteren – alles-in-één dus. Het onderzoek in Leiden gaat gewoon door, maar Van den Berg vertrekt zelf naar het buitenland. Vanaf 2017 gaat ze als postdoc aan de Amerikaanse universiteit Stanford aan de slag.
Bron: LUMC
Bij het gebruik van het middel denosumab (Prolia) zijn bij de behandeling van patiënten met postmenopauzale osteoporose zeldzame gevallen gemeld van atypische heupfracturen. Patiënten die met dit geneesmiddel behandeld worden, wordt geadviseerd om nieuwe of ongebruikelijke pijn in de dij, heup of lies te melden. Patiënten met dergelijke symptomen dienen onderzocht te worden op een onvolledige heupfractuur. Bij patiënten die met denosumab zijn behandeld en bij wie een heupschachtfractuur is opgetreden, dient de contralaterale heup onderzocht te worden. Bij het vermoeden van een atypische heupfractuur dient overwogen te worden om de behandeling met denosumab te staken in afwachting van verder onderzoek. Voor iedere patiënt moet hiervoor door de arts een individuele afweging worden gemaakt van de voordelen en risico’s van deze behandeling. Denosumab is ook verkrijgbaar onder de naam XGEVA, voor de preventie van botcomplicaties bij volwassenen met botmetastasen van solide tumoren. Het risico op atypische heupfracturen bestaat ook voor dit geneesmiddel. Dit schrijft de firma Amgen in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar specialisten op het gebied van osteoporose -zoals endocrinologen, reumatologen, gynaecologen, internisten, huisartsen en apothekers, als mede in opleiding. Denosumab wordt gebruik voor de behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met een verhoogd risico op fracturen en bij mannen met prostaatkanker die een verhoogd risico lopen op fracturen voor de behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatietherapie.
In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, werken operatierobots niet sneller en nauwkeuriger dan mensen. Dat is de essentie van het promotieonderzoek van Jeroen Heemskerk (41). Heemskerk werkt als chirurg in het Laurentiusziekenhuis in Roermond en promoveert op 16 mei aan de Universiteit Maastricht (UM) op ‘Robotgeassisteerde laparoscopische chirurgie’. Heemskerk: ‘Het gebruik van de robot maakt de zorg duurder en misschien wel slechter. En dat terwijl we aan alle kanten bezuinigen op goede zorg.’ ‘Hoewel operatierobots ooit ontwikkeld zijn om chirurgen te helpen bij het opereren, is het gebruik ervan binnen de laparoscopische chirurgie, de kijkoperaties, al enige tijd controversieel,’ stelt Jeroen Heemskerk in zijn proefschrift. ‘Op dit moment is de klinische meerwaarde van het gebruik van robots namelijk niet voldoende wetenschappelijk onderbouwd terwijl de meeste gebruikers van deze operatierobots en de fabrikanten ervan er wel alles aan doen om de voordelen van hun dure paradepaardje uit te dragen.’ Kijkoperaties zijn bedoeld om te opereren met minder schade aan de patiënt zodat deze sneller herstelt. Omdat een kijkoperatie technisch lastig kan zijn, wordt vaak een operatierobot ingezet die de chirurg helpt bij het opereren. Heemskerk testte tijdens zijn promotieonderzoek de bij kijkoperaties veelgebruikte daVinci operatierobot die sinds 2002 ook wordt ingezet in het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC+). De uitkomsten zijn opmerkelijk. ‘Bij gebruik in een testomgeving blijkt het gebruik van een robot ertoe te leiden dat taken zoals het hechten van wonden sneller en nauwkeuriger worden verricht. In een klinische setting - bij gebruik in de operatiekamer dus - blijkt het tegendeel waar.’ De robot blijkt duur en traag zonder dat een beter operatieresultaat wordt bereikt. Heemskerk: ‘Terwijl de robot al ruim tien jaar wordt ingezet, blijven de resultaten erg dubieus, zo blijkt bijvoorbeeld ook uit de Nederlandse prostaatkankerregistratie. Kwaliteitsregistratie laat zien dat na robotchirurgie een significant slechter resultaat wordt gevonden ten opzichte van open chirurgie. In de praktijk zagen we vijf procent meer positieve snijvlakken bij robotchirurgie ten opzichte van conventionele open chirurgie.’ Dat betekent dat aan de randen van het verwijderde weefsel nog tumorcellen zaten; een situatie die met het oog op terugkeer van kanker voorkomen moet worden. Heemskerk plaatst dan ook de nodige kanttekeningen bij het veelvuldig gebruik van operatierobots in de Nederlandse ziekenhuizen en is een groot voorstander van het aangaan van een brede maatschappelijke discussie over nut en noodzaak van de inzet van het middel. ‘We slaan nu door,’ stelt de chirurg onomwonden. ‘Het aantal operatierobots is de laatste jaren dramatisch toegenomen,’ schetst hij de situatie. ‘In ons land maken we momenteel gebruik van negentien robots die anderhalf miljoen euro per stuk in aanschaf kosten. Tel daarbij op de onderhoudskosten van een ton per jaar per robot en de meerkosten van gemiddeld tweeduizend euro per robotoperatie ten opzichte van een conventionele operatie zonder robot-interventie, en we kunnen ons terecht de vraag stellen welke significante voordelen robotchirurgie heeft.’ Gezien het feit dat een hoop ziekenhuizen op het randje van faillissement balanceren, stelde Heemskerk zich de vraag of het maatschappelijk nog wel te verantwoorden is om peperdure robotchirurgie in te zetten waarvan niet is vastgesteld dat deze leidt tot snellere en meer accurate uitvoering van laparoscopische taken. Precies hier wringt de schoen, zo stelt Heemskerk in zijn proefschrift. ‘Zowel de fabrikanten maar ook de gebruikers – de specialisten dus - van de dure operatierobots zijn erbij gebaat om hun robots te promoten in de hoop meer patiënten naar zich toe te trekken. Ondanks het gebrek aan wetenschappelijke meerwaarde lijkt de robot namelijk wel een sterke aantrekkingskracht te hebben op patiënten die denken dat ze beter af zijn als ze zich door een robot laten opereren. In feite geef je patiënten dus valse hoop door te suggereren dat ze beter af zijn als ze geopereerd worden door een robot in plaats van een chirurg van vlees en bloed.’ ‘Een kwalijke zaak,’ stelt Heemskerk. ‘Ziekenhuizen zien zo’n robot als een uitstekend marketinginstrument waarmee ze kunnen sturen op kwantiteit wat weer wordt ingegeven door overheid en zorgverzekeraars die stellen dat ziekenhuizen bepaalde operaties, zoals het verwijderen van de prostaat, niet meer mogen uitvoeren als er te weinig van dit soort operaties verricht worden. Wat is er dan mooier dan een gelikte marketingstrategie inzetten om uit te dragen dat robotchirurgie superieur is om op deze manier aan je quorum te komen?’ Frappant noemt Heemskerk het dan ook dat de theoretische voordelen van de operatierobot voortdurend breed worden uitgemeten terwijl er dus onvoldoende bewijs is dat ze beter werken. ‘Het lijkt me niet zinnig om door te gaan met geld over de balk te smijten.’ Heemskerk is er dan ook groot voorstander van eerst gerandomiseerd onderzoek te doen naar het gebruik van de daVinci-robot in plaats van deze in te zetten in de dagelijkse praktijk. ‘Ik ben niet radicaal voor of tegen het gebruik van een operatierobot. Uiteraard zijn er pro’s te noemen van het gebruik van robotassistentie. Het meest significante voordeel lijkt de verbeterde ergonomie voor de chirurg en dientengevolge de potentieel verminderde mentale belasting van de chirurg. Maar dit voordeel is veel te beperkt om de inzet van de robots op dit moment te kunnen rechtvaardigen.’ De chirurg pleit er dan ook voor om ziekenhuizen die gebruik maken van de robot verplicht deel te laten nemen aan een gerandomiseerd onderzoek waarbij patiëntengroepen die wel en niet met de robot zijn geopereerd, met elkaar worden vergeleken. Makkelijker gezegd dan gedaan, beseft hij. ‘De voorstanders van de operatierobot zijn vrij talrijk. Die willen het instrument niet opnieuw gaan testen. Net zo min als specialisten die zo’n robot in huis hebben. Toch is het noodzakelijk om meer onderzoek te doen naar de werkelijke efficiëntie van het gebruik van operatierobots.’
Er kunnen meer tumoren worden opgespoord met een nieuwe diagnostische techniek met microbubbels. Dit zijn kleine gasbelletjes, voorzien van een ‘moleculaire kleefstof’. Gezwellen die voorheen bijna onvindbaar waren, kunnen met deze techniek wel zichtbaar worden gemaakt. De nieuwe techniek heeft onderzoeker prof. dr. Hessel Wijkstra van de afdeling Urologie van het AMC en hoogleraar bij de Technische Universiteit Eindhoven, gisteren gepresenteerd op een congres over ‘microbubbels’ in Chicago. ‘Wij zijn de eersten die dergelijke bubbels gebruiken bij mensen. Ik zie een grote toekomst bij vele vormen van kanker.’ Wijkstra heeft samen met urologen onderzoek gedaan bij mannen met prostaatkanker. In bloed wijst het antigeen PSA op de aanwezigheid van een tumor. Er worden dan stukjes weefsel uit de prostaat genomen en onderzocht op kankercellen. Vaak is er in de prostaat niets te vinden ondanks het hoge PSA-gehalte. Als er kankercellen worden gevonden moet vaak de hele prostaat worden bestraald of eruit worden gehaald. Dat is een radicale ingreep. De minuscule belletjes kunnen helpen. Ze worden in het lichaam gebracht en stromen mee met het bloed. Omdat ze klein zijn, is een afzonderlijk belletje tot in het kleinste bloedvat te volgen. ‘Vooral die kleine bloedvaatjes zijn van belang want die voorzien een tumor van voedingstoffen’, zegt Wijkstra. ‘Zie je op een echo een kluwen van microvaatjes dan is dat verdacht. Daar moet je weefsel prikken voor verder onderzoek.’ De bestaande belletjes zijn nog niet goed genoeg. De AMC-onderzoekers hebben ze daarom voorzien van een moleculaire staart waardoor ze kleven aan karakteristieke receptoren die te vinden zijn in prostaattumoren. ‘Dat werkt goed. Op een echo zie je soms dat belletjes op een bepaalde plaats blijven plakken. De tumor licht op als een kerstboom.’ De nieuwe belletjes moeten verder worden getest voor ze kunnen worden toegediend aan een grotere groep patiënten. Ook worden ze verder aangepast. Je kunt ze beplakken met moleculen voor allerlei receptoren. Omdat er veel ziekten zijn waarbij karakteristieke receptoren plaatselijk vaker voorkomen, zoals bij talloze soorten kanker, hart- en vaatziekten en chronische ontstekingen, kun je de belletjes gebruiken om de ziekte op te sporen. Wijkstra heeft veel ideeën voor vervolgonderzoek. ‘De microbellen kunnen worden gevuld met medicijnen en vervolgens naar de zieke plek worden geloodst. Je trilt ze kapot met echogolven en zo kun je gericht medicijnen toedienen.’
Virale infecties zijn waarschijnlijk verantwoordelijk voor vier van de tien gevallen van kanker, waaronder hersentumoren, leukemie, huid- of prostaatkanker. Dat zei de Duitse viroloog Harald zur Hausen onlangs in het Britse zondagsblad The Sunday Times. Zijn bevindingen kunnen op termijn wellicht leiden tot de ontwikkeling van nieuwe vaccins. Van baarmoederhalskanker was al bekend dat veel gevallen worden veroorzaakt door het humaan papilloma virus (hpv). Zur Hausen is ook degene die de link tussen hpv en baarmoederhalskanker heeft ontdekt. De wetenschap ging er van uit dat 20 procent van de kankergevallen verband hield met virale infecties. Nieuw onderzoek van de Duitse wetenschapper gaat uit van een aanzienlijk hoger cijfer.
In het eerste decennium van deze eeuw is het aantal nieuwe gevallen van kanker toegenomen van 70.300 naar 95.500 per jaar. Dat betekent een stijging van 36 procent. Een en ander blijkt uit de cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Borst-, darm-, huid-, long- en prostaatkanker komen het meeste voor. De levensverwachting is het afgelopen decennium met ongeveer drie jaar gestegen en als mensen langer leven, neemt ook de kans op kanker toe. Een andere reden voor de toenemende aantal nieuwe kankergevallen is een verandering van de leefgewoonten. Zo zijn in de tweede helft van de vorige eeuw meer vrouwen gaan roken, waardoor nu meer vrouwen longkanker krijgen. Het aantal nieuwe gevallen van longkanker is toegenomen met 28 procent.
De komende decennia neemt het aantal kankergevallen wereldwijd toe met 75 tot 90 procent. Met name in de ontwikkelingslanden valt een sterke toename te verwachten. Kanker is een groot deel van de rijke landen al de belangrijkste doodsoorzaak en de Derde Wereld zal die ontwikkeling volgen, verwachten deskundigen van het International Agency for Research on Cancer (IARC). In de sterk ontwikkelde landen zijn borst-, long-, darm-, en prostaatkanker goed voor de helft van het aantal kankergevallen. In de middelmatig ontwikkelde landen komen slokdarm-, maag- en leverkanker relatief veel voor. Veel kankers houden verband met de ongezonde ‘westerse’ leefstijl. Deze zullen ook in zich ontwikkelende landen opkomen, verwacht het IARC.
Erasmus MC-lezing over grote bevolkingsstudies morgen ook live te volgen via internet Mensen die meer dan twee glazen melk per dag drinken, krijgen niet minder botbreuken dan mensen die minder melk drinken. Ook kan het drinken van grote hoeveelheden melk het risico op sommige vormen van kanker verhogen. Dat zegt de Amerikaanse voedingswetenschapper Walter Willett morgen tijdens Lof der Geneeskunst, de publiekslezing van het Erasmus MC. De voedingswetenschapper van Harvard School of Public Health en de Harvard Medical School vindt dat voedingsadviesorganisaties voorzichtig moeten zijn met het aanraden van grote hoeveelheden melkproducten. Het Voedingscentrum adviseert bijvoorbeeld drie tot vier glazen melk (450 tot 650 ml) per dag. De gratis lezing staat dit jaar in het teken van bevolkingsstudies. Hoe kunnen ze ons helpen gezonder op te groeien, te leven en vitaal ouder te worden? Willett is al 35 jaar de motor achter een van de grootste Amerikaanse bevolkingsstudies. Daarin wordt gekeken welke verbanden er zijn tussen voeding en gezondheid. Willett is in Nederland op uitnodiging van het Erasmus MC. Tijdens Lof der Geneeskunst krijgt het publiek twee lezingen, één door een buitenlandse gast en één door een topwetenschapper van het Erasmus MC. Bert Hofman, geestelijk vader van de twee grote Rotterdamse bevolkingsstudies (Generation R en Ergo) zal vertellen wat deze studies tot nu toe hebben opgeleverd. Tijdens zijn gastoptreden in ‘het land van de melkdrinkers’ vertelt Willett uitgebreid over de invloed van melkproducten op de gezondheid. Uit zijn onderzoeken blijkt dat mensen die meer dan twee glazen melk per dag nemen, net zo vaak botbreuken krijgen als mensen die minder consumeren. ’Dat is opvallend, want adviesorganisaties moedigen het drinken van veel melk aan omdat je er sterke botten van zou krijgen’, zegt Willett. Ook zijn in verschillende studies aanwijzingen gevonden dat het drinken van veel melk het risico op prostaatkanker kan verhogen. Lengte lijkt een belangrijke rol te spelen. Bepaalde vormen van kanker (zoals borstkanker en eierstokkanker) komen vaker voor bij langere mensen. ‘En omdat mensen die veel melk drinken langer worden, zou het consumeren van veel melkproducten tijdens de kinderjaren het risico op kanker kunnen verhogen’, zegt de voedingswetenschapper. We moeten melkproducten nu niet ineens helemaal links laten liggen, vindt Willett. ‘Er zijn ook positieve effecten. De kans op darmkanker kan door melk te drinken juist afnemen. We moeten nog onderzoeken bij welke hoeveelheid de voordelen voor de gezondheid groter zijn dan de nadelen. Tot die tijd moeten we voorzichtig zijn met het drinken van grote hoeveelheden melk. En twee glazen per dag is veel.’ In Nederland wordt mensen aangeraden om drie tot vier glazen per dag te drinken. ‘Dat lijkt meer schade te geven dan goed te doen.’
In de afgelopen twintig jaar overleden steeds minder Nederlanders aan kanker. Preventie en betere diagnostiek en behandeling zorgden ervoor dat zestien belangrijke vormen van kanker minder vaak vóórkomen en/of dat de kans op overleven toenam. Daartegenover staat dat de sterftekansen van sommige vormen van kanker juist stegen, omdat ze vaker bleken voor te komen sinds de jaren ‘80. Er rijst dus een positief maar gemengd beeld op uit een onderzoek dat wetenschappers van het Erasmus MC en anderen vandaag publiceren in de International Journal of Cancer. Bij zowel mannen als vrouwen komt steeds minder vaak maag- en galblaaskanker voor. Bij mannen geldt dit ook voor long-, blaas- en strottenhoofdkanker. Bij vrouwen namen baarmoederhals- en eierstokkanker behoorlijk af. Verder geldt voor veel vormen van kanker dat het percentage patiënten dat 5 jaar na de diagnose nog leeft is gestegen. Zo is bijvoorbeeld 60% van de mannen en vrouwen met dikke darmkanker na vijf jaar nog in leven, dit was 54%. Ook de overlevingskans voor leukemiepatiënten steeg van 36% naar 53%. Dat steeds meer mannen met prostaatkanker na 5 jaar nog leven (namelijk 87% tegen 62% in de jaren ’80) en vrouwen met borstkanker (88% versus voorheen 76%), hangt grotendeels samen met de toegenomen screening. Hierbij worden vooral de meer goedaardig verlopende varianten ontdekt, waardoor ook het aantal nieuwe gevallen onevenredig toeneemt. Helaas is bij sommige vormen van kanker juist sprake van achteruitgang. Zowel bij mannen als vrouwen blijken slokdarmkanker (mannen +84%, vrouwen +46%) en huidkanker (mannen +118%, vrouwen +92%) steeds vaker voor te komen. Gelukkig is de overleving van patiënten met deze kankersoorten wel sterk verbeterd sinds eind jaren ’80. Hierdoor steeg het sterftecijfer minder snel dan als gevolg van het aantal nieuwe patiënten het geval had kunnen zijn. Daarnaast is er een toename van het aantal nieuwe mannelijke patiënten met nierkanker (+16%) en het aantal vrouwelijke patiënten met longkanker (+120%), kanker van de mondholte (52%), keelholte (29%) en alvleesklier (+13%). Wel is de overlevingskans van deze kankersoorten gelijk gebleven. Bij kanker van de slokdarm, maag, alvleesklier, galblaas en long bleef de lage overlevingskans bestaan. Dit maakt verder onderzoek hiernaar van belang. Vanaf de jaren ’70 is in Nederland veel geld en energie geïnvesteerd in de verbetering van het vroeg ontdekken en de behandeling van kankerpatiënten en in preventiecampagnes tegen roken, asbest en overdadig zonnen. Zo hebben de preventiecampagnes tegen roken groot succes gehad bij met name mannen. Bij vrouwen hadden de landelijke screeningsprogramma’s op borst- en baarmoederhalskanker aanzienlijke effecten. De betere behandelingen hebben bij deze beide vormen van kanker ook een belangrijke rol gespeeld. Dit geldt vooral voor kanker van de dikke darm, eierstok en bloed- en lymfeklierkanker. Maar al met al blijft kanker een belangrijk gezondheidsprobleem in Nederland. Het aantal mensen dat ooit een kankerdiagnose kreeg nam ook sterk toe van ruim 1,5% naar 3,5% van de bevolking. Het terugdringen van blootstelling aan risicofactoren als roken, alcohol, overgewicht en zonlicht blijft dan ook van groot belang om het aantal nieuwe kankerpatiënten op termijn te laten dalen. De onderzoekers van het Erasmus MC werkten voor deze analyse samen met collega’s van het UMC St. Radboud en het Integraal Kankercentrum Zuid. Zij gebruikten gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie over de periodes tussen 1989 en 2009. Het onderzoek werd gefinancierd door KWF-Kankerbestrijding. Mede op basis van deze analyse brengt KWF Kankerbestrijding vandaag het SCK rapport ‘Kanker in Nederland tot 2020, Trends en prognoses’ uit.
Brachytherapie is een effectieve behandeling voor prostaatkanker: met behulp van radioactieve jodium-"zaadjes" wordt de prostaat inwendig bestraald. Vaak krijgt de patiënt wel te maken met complicaties, zoals plasklachten. Onderzoeker Marcel Steggerda, verbonden aan het Nederlands Kanker Instituut, ontwikkelde een methode waarmee goed zichtbaar is hoe de zaadjes liggen ten opzichte van de prostaat en omringende organen. Hierdoor is het mogelijk de stralingsdosis ten gevolge van de zaadjes nauwkeurig vast te leggen. Gevoelige plekken, zoals de blaas, kunnen waar mogelijk vermeden worden. Steggerda promoveert op 21 oktober aan VU medisch centrum in Amsterdam. Door het combineren van echobeelden en CT-scanbeelden is het mogelijk om een goede driedimensionale reconstructie van zowel de ligging van de organen als de ligging van de zaadjes te maken. Wat betreft de veel voorkomende plasklachten is het hierdoor mogelijk om goed te kijken naar de contouren van de prostaat en de ligging ten opzicht van de blaas. Door de zaadjes, als de ligging van de tumor het toelaat, niet te diep te implanteren en bij de blaaswand vandaan te blijven kan een deel van de plasklachten voorkomen worden. Bijkomend voordeel is dat het door deze nieuwe beeldtechniek mogelijk is om de dosisverdeling beter te monitoren. Door op meerdere momenten te controleren wordt duidelijk hoe de zaadjes ten opzichte van de omringende organen liggen. De zaadjes en organen verplaatsen zich ten opzichte van elkaar nog wel eens, waardoor de bestraling aan de tumor verschillend kan zijn. Door dit proces nauwkeurig te volgen kan er een soort optimale dosisbepaling gemaakt worden.
De CHMP heeft in de vergadering van februari onder meer positieve adviezen gegeven over drie nieuwe geneesmiddelen: Hizentra, een gammaglobuline wordt gebruikt bij de behandeling van immunodeficiëntiesyndromen, Proveblue (methylthioniniumchloride) bij de symptomatische behandeling van methemoglobinemie veroorzaakt door geneesmiddelen en chemicaliën en Rasilamlo (een combinatie van aliskiren en amlodipine) voor de behandeling van essentiële hypertensie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP was positief over:
Hizentra (humaan normaal immunoglobuline), een substitutietherapie voor volwassenen en kinderen met primaire immunodeficiëntiesyndromen en voor patiënten met myeloom of chronische lymfatische leukemie met ernstige secundaire hypogammaglobulinemie en recidiverende infecties. Het betreft hier een 20% oplossing voor subcutane toediening, een 10% intraveneuze oplossing was al eerder geregistreerd.
Methylthioniniumchloride Proveblue (methylthioniniumchloride), voor acute symptomatische behandeling van methemoglobinemie, veroorzaakt door geneesmiddelen en chemicaliën bij volwassenen en kinderen ouder dan drie maanden.
Rasilamlo (aliskiren/amlodipine), uitsluitend voor de behandeling van volwassen patiënten met essentiële hypertensie, bij wie de bloeddruk niet afdoende gereguleerd kan worden met aliskiren of amlodipine alleen. In de wetenschappelijke productinformatie (SPC) wordt opgenomen dat er onvoldoende data zijn bij ouderen.
Nieuwe generieke geneesmiddelen
DeCHMP heeft positief geadviseerd over de handelsvergunningen voor de generieke geneesmiddelen Ibandroninezuur Sandoz en Ibandroninezuur HEXAL (ibandroninezuur), bedoeld voor de preventie van skeletaandoeningen bij patiënten met borstkanker en botmetastasen. Beide geneesmiddelen zijn generieke vormen van Bondronat.
Nieuwe therapeutische indicatie
Het Comité heeft positief geadviseerd over uitbreiding van de therapeutische indicatie voor Humira (adalimumab) met "behandeling van juveniele idiopathische artritis bij patiënten van 4 tot 12 jaar oud."
Pandemrix en mogelijk verband met narcolepsie: De CHMP is van mening dat verder onderzoek moet worden gedaan naar een mogelijk verband tussen narcolepsie (slaapziekte) bij kinderen en het griepvaccin Pandemrix. De aanbeveling voor het gebruik van Pandemrix (geregistreerd voor gebruik tijdens een pandemie) wordt op dit moment niet gewijzigd. Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht van 18 februari 2011.
Beperking gebruik Zerit:
Naar aanleiding van meldingen van bijwerkingen bij het gebruik van Zerit (stavudine) heeft de CHMP aanbevolen de therapeutische indicaties van Zerit te beperken. Het geneesmiddel moet zowel bij volwassenen als bij kinderen zo kort mogelijk gebruikt worden en alleen als er geen goede alternatieven beschikbaar zijn. Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht van 20 februari 2011.
Beperking gebruik Tygacil: Het Comité adviseerde om het gebruik van Tygacil (tigecycline) te beperken tot de situatie waarin geen andere antibiotica gebruikt kunnen worden. De voorschrijvende artsen worden gewezen op een mogelijk verband tussen het geneesmiddel en verhoogde mortaliteit in klinisch onderzoek bij onder meer niet-goedgekeurde indicaties. Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht van 20 februari 2011.
Nieuwe contra-indicatie voor Brinavess: De CHMP heeft geadviseerd de contra-indicaties van Brinavess (vernakalant) te herzien na melding van een geval van ernstige hypotensie en cardiogene shock bij een patiënt die deelnam aan een klinisch onderzoek. Met de nieuwe contra-indicatie wordt de tijd waarin patiënten na toediening van Brinavess geen andere intraveneuze antiaritmica (klassen I en III) toegediend mogen krijgen, verlengd tot vier uur na toediening van Brinavess.
Onvoldoende voorraad van Simponi:Het Comité is op de hoogte gesteld van fabricageproblemen met Simponi (golimumab) voorgevulde pennen, die zullen leiden tot een tijdelijk tekort van deze presentatie van Simponi in een aantal Europese landen. Het Comité adviseerde om de betrokken patiënten in plaats daarvan de andere presentatie van Simponi, de voorgevulde spuit, voor te schrijven, of een ander middel op advies van hun arts. Simponi is een geneesmiddel voor de behandeling van reumatoïde artritis, artritis psoriatica en spondylitis ankylopoëtica.
Beroepsprocedure Docetaxel Teva Generics: Het Comité heeft een beroepsprocedure afgerond, die in gang werd gezet wegens verschil van mening tussen EU-lidstaten over het generieke docetaxel-bevattende geneesmiddel Docetaxel Teva Generics. Dit geneesmiddel is bedoeld voor de behandeling van borstkanker, niet-kleincellige longkanker, prostaatkanker, adenocarcinoom van de maag en kanker in hoofd en hals. De procedure was gestart wegens bezorgdheid over het niet verrichten van bio-equivalentie onderzoek. Het Comité was van mening dat er geen aanvullende gegevens nodig waren en adviseerde daarom positief.
Herbeoordeling buflomedil-bevattende geneesmiddelen: De CHMP is een onderzoek begonnen naar het hoge risico van cardio- en neurotoxiciteit, vooral na onbedoelde of opzettelijke overdosering, bij patiënten die buflomedil-bevattende geneesmiddelen gebruiken voor de behandeling van symptomen van perifere arteriële occlusieve aandoeningen. Aanleiding hiertoe was de schorsing van de handelsvergunning voor deze geneesmiddelen in Frankrijk op grond van herziening van alle beschikbare risico-informatie.
Herbeoordeling van pholcodine-bevattende geneesmiddelen: Het Comité is gestart met een onderzoek naar het mogelijke verband tussen het gebruik van pholcodine-bevattende geneesmiddelen en anafylactische reacties bij patiënten die daarna zijn blootgesteld aan neuromusculaire blokkers (neuromuscular blocking agents, NMBA) die worden gebruikt in de anesthesie. Het onderzoek is een gevolg van de publicatie van onderzoeksgegevens, waaruit mogelijk blijkt dat het gebruik van pholcodine kan leiden tot immunologische stimulatie van blootgestelde patiënten. Bovendien werd in een aantal EU-lidstaten waar pholcodine niet meer op de markt is, een vermindering van de rapportage van NMBA-gerelateerde anafylaxie waargenomen. Pholcodine-bevattende geneesmiddelen worden gebruik voor de behandeling van hoest bij kinderen en volwassenen en is in Nederland niet op de markt.
Geneesmiddelen Nieuwe geneesmiddelen en indicaties in maart 2011 De CHMP heeft een positief advies uitgebracht voor Eliquis (apixaban) voor de preventie van veneuze trombo-embolie, Yellox (bromfenac) voor de behandeling van ontstekingen na cataractextractie en Zoely/IOA (nomegstrol/estradiol) voor contraceptie. Tevens werd een positief advies uitgebracht voor Cinryze (C1-remmer) voor de preventie en behandeling van angio-oedeem. De "Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)" is het wetenschappelijke comitë van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd. De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen: Eliquis (apixaban), voor de preventie van veneuze trombose bij volwassen patiënten na een heup- of knievervangende operatie, Yellox (bromfenac), voor de behandeling van postoperatieve oculaire ontsteking na cataractextractie bij volwassenen en Zoely en IOA (nomegestrol/estradiol), voor orale contraceptie. Het Comité heeft ook een positief advies uitgebracht voor Cinryze (C1-remmer, humaan). Dit weesgeneesmiddel van ViroPharma dient ter preventie en behandeling van aanvallen van angio-oedeem bij patiënten met een C1-remmerdeficiëntie. De CHMP heeft echter opgemerkt dat ViroPharma dezelfde aanvrager is als Sanquin, die handelsvergunningen bezit in enkele lidstaten van de Europese Unie (EU) voor een geneesmiddel (Cetor) met gelijke samenstelling en farmaceutische formulering en overlappende indicaties als voor Cinryze. Dit kan toekenning van een handelsvergunning voor Cinryze in de weg staan. Het Comité heeft positieve adviezen uitgebracht voor uitbreiding van de therapeutische indicaties voor: Herceptin (trastuzumab); uitbreiding met de behandeling van patiënten met HER2-positieve vroege borstkanker in combinatie met adjuvante chemotherapie, Lucentis (ranibizumab); uitbreiding met de behandeling van slechtziendheid als gevolg van maculair oedeem, secundair aan retinale veneuze occlusie, Remicade (infliximab); uitbreiding van de goedgekeurde indicatie voor ernstige vormen van de ziekte van Crohn naar patiënten met matige tot ernstige activiteit van deze ziekte, Revatio (sildenafil), een weesgeneesmiddel; uitbreiding naar pediatrische patiënten in de leeftijd van 1 tot 17 jaar met pulmonale arteriële hypertensie. Het Comité heeft een negatief advies uitgebracht voor Vectibix (panitumumab), de huidige indicatie kan niet worden uitgebreid met het gebruik van panitumumab in combinatie met chemotherapie bij patiënten met wild type K-RAS met gemetastaseerd colorectaal carcinoom. Het Comité is door de houder van de handelsvergunning voor Thyrogen (thyrotropine alfa) op de hoogte gesteld dat er als gevolg van een fabricageprobleem met dit geneesmiddel tot juli 2011 onvoldoende voorraad zal zijn. Genzyme zal tot en met juli 2011 slechts aan ongeveer 45procent van de vraag naar Thyrogen in de EU kunnen voldoen. Binnenkort wordt een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) verzonden. Het Comité heeft een arbitrageprocedure afgerond die in gang werd gezet door een meningsverschil tussen EU-lidstaten over de registratie van het generieke geneesmiddel Canazole (clotrimazol crème 1procent ). Dit geneesmiddel is een antischimmelmiddel bestemd voor de behandeling van huidinfecties veroorzaakt door schimmels, zoals spruw, ringworm of voetschimmel. De procedure werd in gang gezet uit bezorgdheid over het feit dat therapeutische equivalentie van dit geneesmiddel in vergelijking met het referentieproduct Canesten niet was aangetoond. De CHMP concludeerde dat de data van het bedrijf noch voldoende robuust, noch voldoende uitgebreid waren om het ontbreken van een klinisch onderzoek of een ander gevalideerd model om therapeutische equivalentie aan te tonen te rechtvaardigen. Hierdoor was het onmogelijk om een positieve baten - risico balans vast te stellen. Het Comité adviseerde de betrokken lidstaat, het Vernigd Koninkrijk, geen handelsvergunning te verlenen en de handelsvergunning in Ierland op te schorten tot aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd. Het Comité heeft een aanbeveling gedaan voor harmonisatie van de wetenschappelijke productinformatie bij het voorschrijven van Arimidex (anastrozol). Dit geneesmiddel wordt toegepast bij de behandeling van borstkanker bij postmenopauzale vrouwen. Het Comité is begonnen met de herbeoordeling van de balans werkzaamheid - risico"s van antidiabetica die pioglitazon bevatten, om het signaal van een mogelijk verhoogd risico van blaaskanker bij pioglitazon verder te onderzoeken. Het risico van blaaskanker in relatie tot pioglitazon wordt door het Comité al sinds de toekenning van de eerste handelsvergunning in 2000 nauwlettend gevolgd. De houder van de handelsvergunning voert een aantal post-registratieonderzoeken uit, waaronder een tienjarig epidemiologisch onderzoek dat gericht is op de identificatie van bijkomstige maligniteiten die verband houden met pioglitazonbehandeling in een cohort van diabetespatiënten. Naar aanleiding van een toename van het aantal spontane meldingen van blaaskanker is het Comité echter van mening dat dit, mede door cumulatief bewijs uit preklinische onderzoeken, epidemiologische gegevens en de PROactive-studie (een placebogecontroleerd klinisch onderzoek), samen een klinisch relevant signaal is dat verdere beoordeling vereist. Het Comité is gestart met de herbeoordeling van de baten - risico balans van het weesgeneesmiddel Revlimid (lenalidomide). Dit naar aanleiding van rapporten waaruit blijkt dat lenalidomide mogelijk gepaard gaat met een verhoogd risico van tweede primaire maligniteiten. Revlimid is in de EU geregistreerd voor gebruik in combinatie met dexamethason voor de behandeling van multipel myeloom bij patiënten die ten minste eenmaal eerder zijn behandeld. Deze herbeoordeling volgt op de waarneming van een hogere incidentie van tweede primaire maligniteiten bij patiënten die behandeld werden met lenalidomide in klinische onderzoeken die buiten de geregistreerde indicatie vielen. Er is geen aanleiding om gedurende de herbeoordeling het gebruik van lenalidomide uit te stellen, te wijzigen of te beperken bij patiënten die behandeld worden volgens de geregistreerde indicatie. Lopende onderzoeken waarin lenalidomide wordt gebruikt als experimenteel geneesmiddel staan onder periodieke veiligheidscontrole en de huidige herbeoordeling heeft geen invloed op deelname van patiënten aan deze onderzoeken. Het Comité is gestart met de herbeoordeling van Vivaglobin (humaan normaal immunoglobuline voor subcutaan gebruik) naar aanleiding van rapporten die aangeven dat Vivaglobin mogelijk gepaard gaat met trombose. Vivaglobin is een oplossing voor subcutane injectie die het werkzame bestanddeel humaan normaal immunoglobuline bevat. Het wordt gebruikt om primaire immunodeficiëntiesyndromen te behandelen en als vervangende therapie voor patiënten met secundaire hypogammaglobulinemie en terugkerende infecties als gevolg van myeloom of chronische lymfatische leukemie. Hoewel er gevallen van trombo-embolie bekend zijn bij het gebruik van intraveneuze immunoglobuline als geneesmiddel, zijn ze niet eerder in verband gebracht met subcutane immunoglobulinen. De herbeoordeling omvat onder andere een onderzoek naar de oorzaak van de trombo-embolische potentie van het geneesmiddel. Ook wordt de eventuele overstap onderzocht naar een alternatief fabricageproces met geschikte controles om op effectieve wijze de hoeveelheid verontreinigende stoffen in het product die trombo-embolie veroorzaken te verlagen. Het Comité bestudeert de resultaten van een good clinical practice (GCP)-inspectie, die aangeeft dat de klinische onderzoeken die zijn uitgevoerd als onderdeel van de aanvragen van een handelsvergunning voor Novosis Goserelin, Goserelin cell pharm, Novimp en aanverwante namen (gosereline) niet conform GCP zijn. Gosereline wordt gebruikt bij de behandeling van patiënten met gevorderde prostaatkanker, waarbij een endocriene behandeling geïndiceerd is. In het licht van de GCP-resultaten zijn de handelsvergunningen van deze geneesmiddelen opgeschort in de betrokken lidstaten en zijn de geneesmiddelen teruggeroepen in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In Nederland zijn deze geneesmiddelen niet geregistreerd.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Vyndaqel als eerste weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Dexdor (dexmedetomidine) voor sedatie van volwassen intensive care unit (ICU) patiënten, bij wie diepere sedatie niet nodig is.
- Incivo (telaprevir) voor de behandeling van chronische hepatitis C met genotype 1 bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte. Dit is het tweede geneesmiddel in een nieuwe klasse van geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis. De CHMP heeft Teleprevir versneld beoordeeld gezien het belang voor de Europese populatie.
- Plenadren (hydrocortison), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van bijnierinsufficiëntie bij volwassenen. Het gaat om een product met verlengde afgifte, dat eenmaal per dag gegeven kan worden.
- Vyndaqel (tafamidis), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie, een ernstige en progressieve aandoening. Vyndaqel is de eerste orale farmacologische behandeling die voor deze zeldzame ziekte wordt aanbevolen. De CHMP heeft de handelsvergunning verleend onder uitzonderlijke omstandigheden.
- Zytiga (abirateronacetaat) bedoeld in combinatie met prednison of prednisolon voor de behandeling van gemetastaseerd, castratieresistente prostaatkanker bij volwassen mannen met een progressieve vorm van deze ziekte tijdens of na een chemotherapeutisch regime op basis van docetaxel. De CHMP heeft deze aanvraag versneld beoordeeld vanwege de medische noodzaak.
Tweede positief advies pediatrisch gebruik Mercaptopurine
De CHMP heeft het tweede positieve advies uitgebracht voor de verlening van een handelsvergunning voor pediatrisch gebruik voor het weesgeneesmiddel Mercaptopurine (mercaptopurine-monohydraat), bedoeld voor de behandeling van acute lymfoblastische leukemie bij volwassenen, adolescenten en kleine kinderen. Het gaat om een suspensie, waardoor een betere nauwgezetheid en groter toedieningsgemak wordt geboden, vooral bij gebruik bij kinderen. De ontwikkeling van een leeftijdsgeschikte formulering ter behandeling van deze ziekte is door het Pediatrisch Comité van de Autoriteit als onderzoeksgebied met prioriteit aangewezen.
Negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft negatieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor Sumatriptan Galpharm (sumatriptan). Sumatriptan Galpharm was bedoeld als receptvrij geneesmiddel voor de behandeling van migraineaanvallen. Sumatriptan is een generieke vorm van Imigran.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Afinitor (everolimus) voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerd, goed of matig gedifferentieerde neuro-endocriene tumoren met pancreatische oorsprong bij volwassenen met een progressieve vorm van deze aandoening.
- Enbrel (etanercept) om de onderste leeftijdsgrens bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (JIA) te verlagen van vier naar twee jaar; en om de onderste leeftijdsgrens bij pediatrische psoriasis en plaque te verlagen van acht naar zes jaar.
- Tarceva (erlotinib) voor uitbreiding met de eerstelijnsbehandeling van patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR activerende mutaties.
De CHMP adviseerde negatief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Duloxetine bevattende geneesmiddelen over uitbreiding van de huidige therapeutische indicaties met de behandeling van matige tot ernstige chronische somatische pijn bij patiënten die niet regelmatig NSAIDs (non-steroidal anti-inflammatory drugs) gebruiken.
Herbeoordeling van pioglitazon-bevattende geneesmiddelen afgerond
Na afronding van een beoordeling van de baten-risico balans heeft de CHMP bevestigd dat deze geneesmiddelen een valide behandeloptie blijven voor bepaalde patiënten met diabetes type 2, maar dat er een klein verhoogd risico bestaat op blaaskanker. Conclusie is dat pioglitazon alleen gebruikt zou moeten worden na uitgebreide patiëntenselectie. en –exclusie, waaronder een noodzaak voor periodieke herbeoordeling van de werkzaamheid en veiligheid van de behandeling van de individuele patiënt.
Voorschrijvers wordt geadviseerd om deze geneesmiddelen niet te gebruiken bij patiënten met huidige of een anamnese van blaaskanker en bij patiënten met niet-onderzochte macroscopische hematurie. Voor aanvang met pioglitazon moeten risicofactoren voor blaaskanker worden beoordeeld.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pioglitazon bevattende geneesmiddelen
Herbeoordeling van Pandemrix afgerond
De CHMP heeft aanbevolen dat het vaccin Pandemrix bij personen jonger dan 20 jaar uitsluitend kan worden gebruikt als het aanbevolen trivalente influenzavaccin niet beschikbaar is en als immunisatie tegen H1N1 nog noodzakelijk is (bijv. bij personen met risico voor de complicaties van infectie). Het Comité heeft bevestigd dat de algehele balans werkzaamheid-bijwerkingen van Pandemrix positief blijft.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pandemrix
Advies over Vimpat overeengekomen
De CHMP heeft geadviseerd Vimpat 15mg/ml siroop terug te roepen vanwege een kwaliteitsdefect in sommige batches. Artsen ontvangen binnenkort een brief waarin wordt geadviseerd om contact op te nemen met hun patiënten en hen indien mogelijk te laten overstappen op Vimpat filmgecoate tabletten.
Update herbeoordeling baten- risico balans Multaq
De CHMP heeft de herbeoordeling voortgezet van de baten-risico balans van Multaq in afwachting van definitieve gegevens uit een klinisch onderzoek (PALLAS). Uit de voorlopige resultaten bleek een verhoogd risico op cardiovasculaire bijwerkingen zoals cardiovasculaire sterfte, CVA en cardiovasculaire ziekenhuisopname bij patiënten met permanent atriumfibrilleren. In afwachting van het resultaat van de huidige herbeoordeling worden voorschrijvers in de EU eraan herinnerd de aanbevelingen in de productinformatie te volgen voor wat betreft de indicaties, gedefinieerde contra-indicaties en waarschuwingen. Advies is om patiënten regelmatig te controleren om er zeker van te zijn dat zij binnen de toegestane indicatie blijven en geen permanent atriumfibrilleren ontwikkelen. Nader advies wordt gegeven bij de afronding van de beoordeling in september.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Multaq
Update over Champix
De CHMP heeft bevestigd dat de baten-risico balans voor Champix(varenicline) positief blijft, ondanks de resultaten van een recente meta-analyse. Conclusie is dat het licht verhoogde risico van cardiovasculaire incidenten niet opweegt tegen de voordelen van Champix bij het stoppen met roken.
Aanvoertekort Thyrogen duurt voort
Naar verwachting duurt het aanvoertekort van Thyrogen (thyrotropine alfa) nog tot 2012. Artsen worden ingelicht over herziene tijdelijke behandelaanbevelingen:
- Aan nieuwe patiënten mag geen Thyrogen worden voorgeschreven.
- In landen waar Thyrogen nog verkrijgbaar is, moet de voorraad worden gereserveerd voor patiënten die het geneesmiddel al gebruiken en die staking van schildklierhormoon niet verdragen of bij wie staking van schildklierhormoon niet werkzaam zou zijn.
Thyrogen is geregistreerd voor de diagnose en behandeling van schildklierweefselresten na thyroïdectomie bij patiënten met schildklierkanker.
Arbitrageprocedure Dexamethason afgerond
De CHMP heeft een arbitrageprocedure voor Dexamethasone Alapis(dexamethason) afgerond. Deze procedure werd in gang gezet vanwege een meningsverschil onder EU-lidstaten over de registratie van dit generieke geneesmiddel. Dit geneesmiddel is een ontstekingsremmend, immuunonderdrukkend agens.
Conclusie was dat de ingediende gegevens voldoende waren om aan te tonen dat Dexamethasone Alapis veilig en effectief kon worden gebruikt, op basis van het lang bekende gebruik van dexamethason.
Harmonisatie afgerond
De CHMP heeft de harmonisatie afgerond van de productinformatie vanNorvasc (amlodipine besilaat) en verwante namen. Dit geneesmiddel is een calciumkanaalblokkeerder die wordt gebruikt voor de behandeling van hypertensie, chronische stabiele angina en vasospastische of Prinzmetal’s angina.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht voor Buccolam als eerste geneesmiddel met een specifieke kinderformulering binnen de stimuleringsregeling (PUMA).
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Buccolam (midazolam), voor de behandeling van acute epileptische aanvallen die lang aanhouden bij kinderen van 3 maanden tot 18 jaar.
- Eurartesim (dihydroartemisinine/piperaquinefosfaat), voor de behandeling van ongecompliceerde malaria tropica.
- Trajenta (linagliptine), ter behandeling van diabetes mellitus type 2.
- Votubia (everolimus), ter behandeling van patiënten van 3 jaar en ouder met subependymaal reuscelastrocytoom (SEGA) gepaard gaande met het tubereuze sclerosecomplex. Het CHMP heeft het verlenen van een handelsvergunning onder voorwaardelijke goedkeuring geadviseerd. Dit houdt in dat verder bewijs met betrekking tot het geneesmiddel wordt afgewacht. In het geval van Votubia heeft dit betrekking op het indienen van de definitieve resultaten van essentieel fase-III-onderzoek en de langetermijnfollow-up over de werkzaamheid en veiligheid bij SEGA-patiënten.
Negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft negatieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende weesgeneesmiddelen:
- Bronchitol (mannitol), bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met cystische fibrose.
- Luveniq (voclosporine), bedoeld voor de behandeling van chronische non-infectieuze uveïtis.
Negatief advies voor geneesmiddel voor ‘advanced therapies’
De CHMP heeft een negatief advies uitgebracht voor het weesgeneesmiddel Glybera (alipogene tiparvovec). Op basis van het advies van het Comité voor geavanceerde therapieën (CAT) heeft het CHMP geadviseerd geen handelsvergunning te verlenen voor dit product.
Glybera is een gentherapieproduct met een ‘adeno-associated’ virale vector bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten die zijn gediagnosticeerd met lipoproteïne-lipasedeficiëntie en die hyperchylomicronemie vertonen of een geschiedenis van acute pancreatitis hebben.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de uitbreiding van de therapeutische indicaties voor:
- Kiovig (humaan normaal immunoglobuline), waaraan de behandeling van multifocale motorische neuropathie wordt toegevoegd.
- Retacrit (epoëtine zeta), waaraan de vermindering van allogene bloedtransfusies wordt toegevoegd bij volwassen niet-ijzerdeficiënte patiënten voorafgaand aan een grote electieve orthopedische operatie.
- Synflorix (polysaccharide pneumokokkenconjugaatvaccin (geabsorbeerd)), om de bovenste leeftijdsgrens voor kinderen te verhogen van 2 tot 5 jaar.
Heroverweging voor Vectibix afgerond
Na heroverweging van het eerdere negatieve advies heeft de CHMP een definitief positief advies uitgebracht voor de uitbreiding van de indicatie voor Vectibix (panitumumab), met het gebruik van panitumumab in combinatie met specifieke chemotherapie bij patiënten met gemetastaseerd colorectaal carcinoom met wildtype K-RAS.
Meer informatie over Vectibix vindt u in het nieuwsbericht van 25 mei 2011.
Herbeoordeling van pioglitazon-bevattende geneesmiddelen
De CHMP beoordeelt momenteel resultaten van farmaco-epidemiologische onderzoeken, niet-klinische en klinische gegevens en postmarketingrapporten over pioglitazon-bevattende geneesmiddelen en het optreden van blaaskanker. Zo wil de CHMP de impact beoordelen op de baten-risico balans van deze geneesmiddelen. Het CHMP zal de herbeoordeling in juli 2011 afronden en aanbevelingen doen over het toekomstige gebruik van deze geneesmiddelen.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht van 10 en 24 juni 2011.
Herbeoordeling van systemische nimesulide-bevattende geneesmiddelen afgerond
De CHMP heeft geconcludeerd dat de voordelen van Nimesulide, een NSAID, blijven opwegen tegen de risico’s ervan bij de behandeling van patiënten met acute pijn en primaire dysmenorroe. Deze geneesmiddelen dienen echter niet meer te worden gebruikt voor de symptomatische behandeling van osteoartritis. Nimesulide is in Nederland niet op de markt.
Herbeoordeling van dexrazoxane-bevattende geneesmiddelen afgerond
De CHMP heeft aanbevolen het gebruik van dexrazoxane-bevattende geneesmiddelen te beperken tot volwassen patiënten met geavanceerde of gemetastaseerde borstkanker die al een zekere hoeveelheid van de anthracyclines doxorubicine en epirubicine hebben ontvangen ter behandeling van de kanker. Het Comité heeft ook aanbevolen dit geneesmiddel niet meer bij kinderen te gebruiken vanwege het risico op secundaire maligniteiten.
Harmonisatie afgerond
De CHMP heeft harmonisatie afgerond van de productinformatie voor het antischimmelgeneesmiddel Diflucan (fluconazol). Dit geneesmiddel wordt gebruikt om diverse schimmelinfecties te behandelen, waaronder mucosale en invasieve candidiasis, genitale candidiasis, crypotokokkenmeningitis, dermatomycose, coccidiodomycose en onychomycose.
Herbeoordeling van Novosis Goserelin, Goserelin Cell Pharm, Novimp en aanverwante namen afgerond
De CHMP heeft een herbeoordeling afgerond van de klinische onderzoeken voor de geneesmiddelen Novosis Goserelin, Goserelin Cell Pharm, Novimp en aanverwante namen (gosereline, 3,6 mg implantaat). Allen generics van Zolades. De CHMP heeft geconcludeerd dat de bioanalytische onderzoeken niet konden worden vertrouwd, omdat ze niet in overeenstemming met de vereisten van goede klinische praktijk (GCP) zijn uitgevoerd. Derhalve is de therapeutische equivalentie van deze geneesmiddelen met het referentiegeneesmiddel, Zoladex, niet aangetoond. Als zodanig werd de baten-risico balans voor deze geneesmiddelen als negatief beschouwd. De handelsvergunningen dienen daarom te worden opgeschort in alle EU-lidstaten totdat de bedrijven nieuwe onderzoeken aanleveren die in overeenstemming zijn met GCP en therapeutische equivalentie aantonen.
Gosereline wordt gebruikt om patiënten met geavanceerde prostaatkanker te behandelen bij wie een endocriene behandeling geïndiceerd is. De genoemde generics zijn in Nederland niet op de markt.
Herbeoordelingsprocedure voor antituberculosegeneesmiddelen bij kinderen gestart
De CHMP is begonnen met het onderzoeken van doseringsadviezen van de antituberculosegeneesmiddelen isoniazide, rifampicine, pyrazinamide, ethambutol en rifabutine bij kinderen. Deze herbeoordeling werd in gang gezet door Frankrijk na de publicatie van farmacokinetische gegevens over deze geneesmiddelen bij kinderen, waaruit bleek dat de huidige behandeladviezen in de EU niet meer accuraat zijn. Deze kwestie was al erkend door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) die veranderingen had geadviseerd voor het huidige doseringsregime van primaire antituberculosegeneesmiddelen en een verhoging adviseerde van de dosering van de deze geneesmiddelen bij kinderen.
Het Comité zal nu alle beschikbare literatuur herbeoordelen en een advies uitbrengen over het optimale doseringsregime voor pediatrische patiënten in de EU, waarbij rekening wordt gehouden met het huidige WHO-advies.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Adcetris (brentuximab), een nieuw geneesmiddel voor de behandeling van volwassen patiënten met terugkerend en persisterend Hodgkin lymfoom (na autologe stam cel transplantatie of volgend op twee eerdere behandelingen of wanneer deze behandelingen geen optie zijn) en voor de behandeling van patiënten met terugkerend of persisterend anaplastisch grootcellig lymfoom. Het product is aanvaard onder voorwaarde dat er nieuwe studiedata aangeleverd worden.
- Dacogen (decitabine) bedoeld voor patiënten met acute myeloïde leucemie, ouder dan 65, en geen kandidaat voor standaard inductiechemotherapie.
- Glybera (alipogene tiparvovec). Een bijzonder dossier deze maand was Glybera voor behandeling van patiënten met de uiterst zeldzaam voorkomende ziekte lipoproteïne lipase deficiëntie (LPLD). Na eerder uitgebrachte negatieve oordelen heeft de CHMP nu met vereiste meerderheid van stemmen besloten tot het advies dit gentherapieproduct toe te laten tot de Europese markt, rekening houdend met ‘zeer bijzondere omstandigheden’. Daartoe is het toegestane indicatiegebied nauwer begrensd en wordt als strikte voorwaarde gesteld dat de producent nauwkeurig aangegeven klinische gegevens gaat overleggen die betrekking hebben op de resultaten van de behandeling. Het College is altijd kritisch geweest ten aanzien van de bewijsvoering voor werkzaamheid van dit product. Nu er een positief CHMP besluit ligt, betekent dit een impuls voor de verdere ontwikkeling en regulering van gentherapie en om de toepassing van dit product in de praktijk nauwlettend te volgen.
- Xalkori (crizotinib), een ALK tyrosinekinaseremmer bedoeld voor volwassen patiënten met, eerder behandelde, ALK positieve, niet-smalcellige lonkanker
De CHMP heeft negatief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor het volgende geneesmiddel:
- Istodax (romidepsin), bedoeld voor de behandeling van perifere T-cellymfomen. Het geneesmiddel is geweigerd omdat er onvoldoende data met betrekking tot de werkzaamheid waren.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Humira (adalimubab), geneesmiddel voor ziekte van Crohn. Indicatie is uitgebreid van ernstig naar matig tot ernstige vorm van Crohn.
- Prezista (darunavir), geneesmiddel voor jonge HIV-patiënten die al eerder behandeld zijn. De toediening is uitgebreid met oral suspension en de indicatie is uitgebreid naar kinderen vanaf 3 jaar (in plaats van 6) en minimaal 15 kg.
Herbeoordelingen
- Calcitonin (recombinant salmon calcetonin). Herbeoordeeld in verband met mogelijk verhoogd risico op prostaatkanker. Bedoeld voor Paget patiënten en patiënten met acuut botverlies bij immobilisatie. Indicatie wordt beperkt tot kortdurend gebruik. Nasale toediening wordt geschorst. Voor patiënten in NL verandert er niets.
- Preflucel(influenza purified antigen). Dit geneesmiddel in in NL wel geregistreerd, maar niet op de markt. Herbeoordeeld nadat firma uit voorzorg batches teruggetrokken heeft in verband met overgevoeligheidsreacties. De oorzaak van de overgevoeligheidsreacties is weggenomen.
- De CHMP heeft zes geneesmiddelen herbeoordeeld naar aanleiding van GMP problemen op de Roche Carolina site. Naar de mening van de CHMP heeft de situatie geen invloed op de kwaliteit en de veiligheid van de eindproducten.
Teruggetrokken geneesmiddelen
- Egrifta (tesamorelin) is bedoeld voor de behandeling van overtollig vet in de buikstreek bij volwassen HIV-patiënten met lipodystrofie.
- Mulsevo (semulparin) is bedoeld voor primaire profylaxe tegen veneuze tromboembolie bij kankerpatiënten die chemotherapie ontvangen voor lokaal vergevorderd of metastatisch solide tumoren.
Afronding arbitrageprocedures
Op 19 juli heeft de CHMP de arbitrageprocedures afgerond van:
- Mometasonfuroaat, 50 mg dosis neusspray, geneesmiddel voor hooikoortspatiënten.
- Glimepiride Pfizer 1/2/3/4 mg tabletten, geneesmiddel voor patiënten met type 2 diabetes.
Meer informatie
Raadpleeg de originele berichtgeving (in het Engels) op de EMA website.
Hoewel roken ongezond is, heeft het geen invloed op de manier waarop de twee veelgebruikte chemotherapieën paclitaxel en docetaxel in het lichaam worden omgezet. Dat blijkt uit onderzoek van Erasmus MC-Daniel den Hoed, dat vandaag wordt gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Clinical Cancer Research. Eerder was bij een andere chemotherapie gevonden dat rokers een aanzienlijk lagere blootstelling dan niet-rokers hebben en daardoor de kans lopen dat een kuur bij hen minder goed zal aanslaan. De onderzoekers deden ook de opvallende ontdekking dat de onderzochte middelen het beenmerg van rokers minder aantast dan het beenmerg van niet-rokers. Bijna één op de drie patiënten met kanker rookt. De onderzoekers wilden daarom uitzoeken of de verslaving invloed heeft op een behandeling met de veelgebruikte kankermedicijnen paclitaxel en docetaxel. ‘Eerdere onderzoeken met het medicijn irinotecan gaven aanwijzingen dat rokers wellicht een andere dosis nodig hebben, omdat stoffen in sigarettenrook de medicijnen versneld kunnen doen afbreken. “Nu blijkt dat rokers een even hoge blootstelling aan de medicijnen hebben als niet-rokers, hebben oncologen duidelijkheid over de dosis die ze moeten toedienen”, zegt Anne-Joy de Graan van de onderzoeksgroep Translationele Farmacologie. Met blootstelling wordt de hoeveelheid chemotherapie in het lichaam bedoeld. De door haar onderzochte medicijnen worden veelvuldig gegeven aan patiënten met onder andere borstkanker, eierstokkanker, longkanker en prostaatkanker. De onderzoekers deden nog een andere opvallende vondst: het beenmerg van rokers lijkt beter beschermd tegen de nadelige invloeden van de chemokuren. “Rokers houden meer witte bloedcellen over na behandeling met deze chemotherapieën. Omdat deze cellen onderdeel uitmaken van de natuurlijke afweer, zou dit erop kunnen wijzen dat rokers beter bestand zijn tegen infecties”, zegt de Graan. Infecties kunnen levensbedreigend zijn voor mensen met een lage afweer. De rokers uit het onderzoek hadden ook al meer witte bloedcellen dan niet-rokers voor de chemokuur begon. Deze hogere waarden bleven bestaan gedurende de chemotherapie. De onderzoekers benadrukken dat mensen die behandeld worden met deze chemotherapieën nu niet ineens moeten beginnen met roken. De Graan: “Roken heeft nog altijd meer nadelige dan voordelige gevolgen voor de gezondheid.” Wel is ze nieuwsgierig welke werkzame stof uit tabaksrook verantwoordelijk is voor het positieve effect, zodat deze kennis gebruikt kan worden voor het verder verbeteren van behandelingen in de toekomst. “Dat zal uit vervolgonderzoek moeten blijken.” Het onderzoek is uniek omdat de blootstelling aan de chemotherapie in een grote groep patiënten is bestudeerd. De onderzoekers onderzochten 566 patiënten die met de middelen paclitaxel of docetaxel behandeld werden. Het onderzoek wordt vandaag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Clinical Cancer Research. Dit onderzoek is mogelijk gemaakt door steun van KWF Kankerbestrijding.
Kankerpatiënten die chemotherapie moeten ondergaan, hebben vaak te maken met een psychisch belastende bijwerking: haarverlies. Hoofdhuidkoeling kan dit in veel gevallen voorkomen. Uit het proefschrift van Corina van den Hurk, werkzaam bij het Integraal Kankercentrum Zuid, blijkt dat veel meer kankerpatiënten baat kunnen hebben bij hoofdhuidkoeling. Donderdag 19 september promoveert ze aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Chemotherapie wordt toegepast om kankercellen het zwijgen op te leggen. Maar ook andere sneldelende cellen hebben eronder te lijden, zoals de haarwortelcellen. Haaruitval kan het gevolg zijn. De enige methode om schade aan de haardos te verminderen is koeling van de hoofdhuid met een speciale koelkap. Koeling verlaagt de activiteit van deze cellen en zorgt voor minder bloedtoevoer. Daardoor nemen de haarwortelcellen minder schadelijke stoffen op. Promovenda Corina van den Hurk onderzocht de effectiviteit en veiligheid van hoofdhuidkoeling bij patienten die chemotherapie ondergaan. “Het is denkbaar dat kankercellen zich verschuilen in de gekoelde hoofdhuid en zo minder schadelijke stoffen opnemen, waardoor de kans op uitzaaiingen toeneemt. Maar we zagen dat de kans op uitzaaiingingen in de hoofdhuid 0,5 procent is, zowel bij patienten die géén, als bij patienten die wél hoofdhuidkoeling kregen. Hoofdhuidkoeling is dus veilig”, aldus Van den Hurk. Hoofdhuidkoeling geeft daarbij slechts milde bijwerkingen als hoofdpijn en is effectief, toonde de promovenda aan. De helft van de patiënten die normaal gesproken ernstige haaruitval zou krijgen, heeft nu geen pruik of hoofdbedekking nodig. De totale maatschappelijke kosten verminderen dankzij de hoofdhuidkoeling met 269 euro per patiënt, berekende Van den Hurk. Een deel van de patiënten die hoofdhuidkoeling kregen maakte onnodige kosten. “38 procent van de patiënten schafte uit voorzorg een pruik aan, maar maakte daar uiteindelijk geen gebruik van.” Niet alle patiënten hebben baat bij het koelen van de hoofdhuid. Vooral de soort en dosis van chemotherapie beïnvloeden de effectiviteit. “Bij docetaxel werkt het bijvoorbeeld heel goed en bij TAC minimaal, zagen we. Maar om de effectifiteit van hoofdhuidkoeling bij verschillende soorten chemotherapie goed in kaart te brengen en verder te verbeteren is meer onderzoek nodig”, aldus Van den Hurk. Wel stelt ze dat veel meer patiënten dan nu kunnen profiteren van hoofdhuidkoeling. “In veel ziekenhuizen krijgt maar een beperkte groep patiënten het aangeboden, bijvoorbeeld alleen vrouwen, omdat zij meer zouden lijden onder haaruitval. Of het wordt enkel aangeboden aan patiënten met borstkanker, en patiënten met eierstok-, long- of prostaatkanker worden vergeten. Terwijl de mogelijkheid er wel is: de koelcapaciteit van ziekenhuizen is vaak onderbenut.”
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd. De Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – human (CMD(h)) is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Prof.dr. Pieter de Graeff (lid) en prof.dr. Hans Hillege (alternate lid) vertegenwoordigen vanaf deze maand Nederland in de CHMP. Dr. Barbara van Zwieten-Boot heeft per 1 september afscheid genomen. Zij blijft wel actief als lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Prof.dr. Bert Leufkens (voorzitter CBG) neemt als co-opted lid deel aan de CHMP. Prof.dr. de Graeff was de afgelopen 6 jaar al alternate lid van de CHMP.
Drs. Kora Doorduyn–van der Stoep (lid) en dr. Marc Maliepaard (alternate lid) vertegenwoordigen Nederland in de CMDh. Drs. Doorduyn–van der Stoep is lid van de CMDh sinds mei 2010. Dr. Maliepaard vanaf september 2013.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Abilify Maintena (aripiprazol), intramusculair depot preparaat voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij patiënten die eerst zijn gestabiliseerd op oraal aripiprazol.
- Fluenz Tetra (quadrivalent nasaal griepvaccin), als preventiemiddel tegen griep bij kinderen en adolescenten van 24 maanden tot 18 jaar oud.
- Invokana (canagliflozin), voor de behandeling van Diabetes Mellitus type II bij volwassenen, alleen of als toevoeging aan andere behandelingen (zoals insuline) indien deze onvoldoende werken.
- Kadcyla (trastuzumab emtansine), voor de behandeling van HER2-positieve niet operabel lokaal gevorderd of gemetastaseerde borstkanker bij patiënten die eerder met trastuzumab en/of een taxaan zijn behandeld.
- Lidocaine / Prilocaine Plethora (lidocaïne / prilocaïne), voor de behandeling van vroegtijdige zaadlozing bij volwassen mannen.
- NovoEight (turoctocog alfa), voor de behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII-deficiëntie).
- Relvar Ellipta (fluticason furoaat / vilanterol), voor de behandeling van astma bij patiënten die onvoldoende controle hebben met een inhalatie corticosteroïd en als zo nodig als kortwerkende bèta-agonist. Verder voor de behandeling van chronische obstructieve longziekte (COPD) bij patiënten die last blijven houden van exacerbaties ondanks reguliere luchtwegverwijdende behandeling .
- Vitekta (elvitegravir), voor de behandeling van HIV-1 infecties bij volwassenen als aanvulling op andere behandeling waaronder tenminste een proteaseremmer in combinatie met ritonavir.
- Xofigo (radium-223 chloride), voor de behandeling van symptomatische botmetastasen bij volwassen mannen ten gevolge van castratie resistente prostaatkanker, zonder bekende viscerale metastasen.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Cimzia (certoluzumab pegol), uitbreiding van de indicatie naar patiënten met actieve axiaal spondyloartritis, inclusief patiënten met Bechterew en niet-radiografische axiale spondyloartritis, die onvoldoende reageren op NSAIDs.
- Kineret (anakinra), indicatie uitbreiding naar cryopyrine geassocieerde periodieke syndromen (CAPS) bij volwassenen en kinderen. Hiervoor is een nieuwe sterkte van het product geregistreerd (100 mg / 0,67 ml).
- Votubia (everolimus), mag nu ook gebruikt worden bij kinderen jonger dan 3 jaar met subependymaal reuscelastrocytoom (SEGA) geassocieerd met het tubereuze sclerose complex (TSC).
- Yervoy (ipilimumab), mag nu ook gebruikt worden als eerste lijn behandeling bij patiënten met niet operabel en/of gemetastaseerd melanoom.
Uitkomst van arbitrage procedures
- Didanosine (didanosine), de CHMP heeft positief geadviseerd over een generieke aanvraag middels een decentrale procedure waarover de lidstaten eerder geen consensus konden bereiken.
Herbeoordelingen
- Ergot derivaten (dihydroergotoxine), een van de registratiehouders is het niet eens met de beperkingen in het gebruik van dihydroergotoxine zoals deze door de CHMP van juni werden geadviseerd en heeft bezwaar aangetekend, andere ergot derivaten vallen niet onder de herbeoordeling. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen. Dihydroergotoxine is in Nederland niet geregistreerd.
- Metoclopramide bevattende geneesmiddelen (metoclopramide), een van de registratiehouders heeft bezwaar aangetekend tegen het advies van de CHMP om de dosering en de duur van het gebruik van metoclopramide te beperken om het risico op neurologische en andere bijwerkingen te verminderen. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen.
- Colistimethaat natrium/colistin – op verzoek van de Europese Commissie is een herbeoordeling gestart door de CHMP van deze producten die intraveneus en als inhalatie gebruikt worden. Doel is de productinformatie te actualiseren.
- Numeta – De CMDh volgt de aanbeveling van de PRAC om de handelsvergunning van Numeta G13%E emulsie voor infusie te schorsen. Numeta G13%E wordt gebruikt als parenterale voeding (toediening voedingsstoffen via een ader) bij prematuren, die niet op een andere manier gevoed kunnen worden. De registratiehouder heeft het product reeds vrijwillig terug geroepen. Voor Numeta G16% E, intraveneus voedingspreparaat geïndiceerd bij op tijd geboren baby’s en kinderen tot twee jaar oud, concludeert de CMDh dat de baten-risico balans positief is, mits een aantal risico-beperkende maatregelen wordt uitgevoerd, zoals het aanpassen van de productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) met betrekking tot aanbevelingen voor het testen van het magnesiumgehalte en een verdere studie wordt uitgevoerd.
Bij de behandeling van meerdere uitzaaiingen in de hersenen is een bestraling van het gehele brein in combinatie met een gelijktijdig toegediende extra bestralingsdosis op de uitzaaiingen een effectieve en veilige manier van behandeling. De resultaten en bijwerkingen van deze behandeling zijn vergelijkbaar met die van zogeheten radiochirurgie (SRS; stereotactic radiosurgery). Dat blijkt uit onderzoek van George Rodrigues aan VU medisch centrum, waarop hij 2 oktober promoveert. Uitzaaiingen van kanker naar de hersenen zorgen bij kankerpatiënten voor een verlaagde kwaliteit van leven en lagere overlevingskansen. Daarom is het heel belangrijk om de juiste manier van behandeling te kiezen. In zijn promotieonderzoek bij VU medisch centrum vergeleek George Rodrigues twee behandelvarianten met elkaar. Bij radiochirurgie worden krachtige röntgenstralen gebundeld en met hoge precisie toegediend op kleine afwijkingen in de hersenen - zoals uitzaaiingen - met als doel de groei van deze afwijkingen te stoppen. Deze techniek werd vergeleken met de combinatie van een bestraling van de gehele hersenen met een gelijktijdig toegediende extra dosis op de uitzaaiingen, over het algemeen toegepast voor de behandeling van meerdere uitzaaiingen in de hersenen. Deze behandeling die sinds enkele jaren onder andere in VU medisch centrum en in het London Health Sciences Centre in Canada wordt uitgevoerd wordt ook wel fractionated stereotactic radiotherapy (fSRT) genoemd, omdat de hoeveelheid straling over verschillende dagen wordt uitgespreid. Op basis van literatuuronderzoek en klinische tests concludeert Rodrigues dat fSRT een gelijkwaardige behandeling kan zijn als radiochirurgie, vooral voor patiënten met meerdere uitzaaiingen in de hersenen. 'Het toedienen van fSRT met geavanceerde bestralingsapparatuur leidt tot een verminderde belasting van het gezonde hersenweefsel zodat dit beter de kans krijgt zich weer te herstellen.' Ook stelde Rodrigues een model op waarmee te voorspellen valt welke uitzaaiingen langdurig gunstig zullen reageren op radiochirurgie en welke niet; van groot belang bij de keuze van de behandeling van patiënten. 'Het is voor het eerst dat een dergelijk model ook eerdere bevindingen uit de literatuur combineert.' Het promotieonderzoek van Rodrigues valt binnen een langdurige samenwerking tussen VUmc en London Health Sciences Centre in Canada. Als bestralingsoncoloog behandelt Rodrigues bij dat ziekenhuis patiënten met longkanker, prostaatkanker en uitzaaiingen in de hersenen. Daarnaast doet hij klinisch onderzoek.
Bereidingsfouten met cabazitaxel (Jevtana) kunnen leiden tot overdosering, waarbij de dosis 15 tot 20% hoger is dan de voorgeschreven dosis. Dit komt doordat het nominaal volume van de injectieflacon met het oplosmiddel (4,5 ml) wordt overgebracht naar de injectieflacon met het concentraat, in plaats van de volledige inhoud zoals vereist (feitelijk vulvolume 5,67 ml). Overdosis kan leiden tot een toename van bijwerkingen, zoals beenmergsuppressie en gastro-intestinale aandoeningen. Cabazitaxel wordt verdund in twee stappen. Het is belangrijk om goed de bereidingsinstructie in de productinformatie te volgen. Dit schrijft de firma Sanofi-aventis in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar ziekenhuisapothekers, oncologen, urologen en gespecialiseerde oncologieverpleegkundigen. Ziekenhuisapothekers zijn in september ook via een CMR Alert (Stichting Portaal voor Patiëntveiligheid / CMR) op dit risico gewezen. Cabazitaxel wordt in combinatie met prednison of prednisolon gebruikt voor de behandeling van patiënten met hormoon refractair gemetastaseerde prostaatkanker (mHRPC) die eerder behandeld werden op basis van een docetaxel-behandelingsschema. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een ‘Direct Healthcare Professional Communication’ op de hoogte gebracht.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cholib (fenofibrate / simvastatine), als aanvullende behandeling op dieet en lichaamsbeweging vbij patiënten met mixed dyslipidemie voor een reductie van triglyceridenwaarden en verhoging van de HDL C als er voldoende effect was op de LDL C met dezelfde dosering simvastatine.
- Evarrest (human fibrinogen / human thrombin), een medicinaal sponsje bedoeld als ondersteunende behandeling voor het stoppen van bloedingen, wanneer hechten alleen niet voldoende is.
- Inflectra (infliximab) / Remsima (infliximab), biosimilars van Remicade, daarom goedgekeurd voor dezelfde indicaties als Remicade. Het is de eerste biosimilar voor een MAB (monoclonaal antilichaam).
- Lemtrada (alemtuzumab), voor de behandeling van actieve multiple sclerose (MS) gedefinieerd door klinische symptomen of door veranderingen op de MRI.
- Nexium Control (esomeprazole), goedgekeurd als niet-receptplichtig geneesmiddel voor een kortdurende behandeling van reflux bij volwassenen.
- Procysbi (mercaptamine), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van cystinose.
- Provenge (autologous peripheral blood mononuclear cells activated with PAP-GM-CSF), bevestiging van de opinie van de CAT (Committee Advanced Therapies), toegelaten voor de behandeling van gemetastaseerde asymptomatisch of minimaal symptomatische hormoon-resistente prostaatkanker waarbij chemotherapie nog niet is aangewezen.
- Stivarga (regorafenib), voor de behandeling van gemetastaseerde darmkanker bij specifieke groepen patiënten, wanneer andere middelen onvoldoende werkzaam zijn geweest of niet gebruikt kunnen worden.
- Tafinlar (dabrafenib), voor de behandeling van patiënten met niet operabele melanomen of melanoommetastasen met een positieve BRAF V600 mutatie.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Aubagio (teriflunomide), de CHMP was al eerder positief over de baten/risico balans. Het middel krijgt nu alsnog de status NAS (New Active Substance) toegewezen.
- Labezenit (budesonide / salmeterol) werd opnieuw beoordeeld. Hierbij kwam de CHMP niet tot nieuwe inzichten en het advies bleef negatief voor de aangevraagde indicaties.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Evicel (human fibrinogen / human thrombin), dit is een weefsellijm die nu ook gebruikt mag worden bij hersenoperaties als ondersteuning om het bloeden te stoppen bij sluiting van de dura mater.
- Onglyza (saxagliptin), mag nu ook als monotherapie gebruikt worden als metformin niet gebruikt kan worden vanwege contra-indicaties of niet goed wordt verdragen vanwege de bijwerkingen.
- Tyverb (lapatinib), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met trastuzumab maar alleen voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerde hormoonreceptor-negatieve borstkanker die niet voldoende reageerden op behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie.
- Velcade (bortezomib), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met dexamethason of dexamethason en thalidomide voor de inductie behandeling van de ziekte van Kahler, voor patiënten die in aanmerking komen voor een hoge dosering chemotherapie en stamceltransplantatie. De combinatie met docetaxel is niet aanvaard vanwege onvoldoende onderbouwing.
Terugtrekkingen
- IXinity (trnonacog alfa), was bedoeld voor de behandeling van en het voorkomen van bloedingen bij hemofilie B patiënten. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
- Omontys (peginesatide), was bedoeld voor de behandeling van een laag aantal rode bloedcellen, bij nierpatiënten die dialyse behandelingen ondergaan. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data n.a.v. zorgen over de risico’s niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Erivedge (vismodegib), voor de behandeling van gemetastaseerd basaalcelcarcinoom, of lokaal gevorderd basaalcelcarcinoom welke niet in aanmerking komt voor chirurgie of radiotherapie. Het gaat om een voorwaardelijke toelating, waarbij na registratie verdere data gegenereerd worden van vooral de gemetastaseerde vorm van deze aandoening.
- MACI (matrix applied characterised autologous cultured chondrocytes), bedoeld voor het herstel van symptomatische defecten (letsel) van het kraakbeen in de knie.
- Nuedexta (dextromethorphan hydrobromide, quinidine sulfaat), bedoeld voor de behandeling van pseudobulbair (labiel) affect (PBA) bij volwassenen met onderliggende neurologische aandoeningen. De studies zijn allen uitgevoerd bij patiënten met multiple sclerose (MS) en amylotrofische lateraal sclerose (ALS).
- Spedra (avanafil), bedoeld voor de behandeling van mannen met erectiestoornissen.
- Xtandi (enzalutamide), bedoeld voor de behandeling van gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker bij mannen waarbij de ziekte progressie vertoonde tijdens of na behandeling met docetaxel.
Weigering handelsvergunning
- Xeljanz (tofacitinibcitraat), bedoeld voor patiënten met matig tot ernstige reumatoïde artritis, die eerder niet goed reageerden op minstens twee andere behandelingen met DMARD’s. De baten/risico balans was volgens de CHMP negatief omdat de werkzaamheid onvoldoende was aangetoond en er zorgen zijn omtrent de veiligheid.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Revlimid (lenalidomide), mag nu ook gebruikt worden bij patiënten met transfusie-afhankelijke anemie ten gevolge van myeloplastisch syndroom, geassocieerd met specifieke cytogenetische afwijkingen en als andere behandelingen niet geschikt zijn.
- RoActemra (tocilizumab), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met methotrexaat (MTX) bij kinderen vanaf 2 jaar, voor de behandeling van actieve vormen van polyarticulaire juveniele idiopatische artritis die onvoldoende respons lieten zien op een behandeling met MTX alleen. Wanneer MTX niet wordt verdragen of wanneer doorbehandeling met MTX niet is aangewezen, kan tocilizumab ook alleen gegeven worden. Tocilizumab was al goedgekeurd voor gebruik bij kinderen met actieve systemische juveniele idiopathische artritis.
Terugtrekkingen
- Exjade (deferasirox), uitbreiding naar gebruik als eerste lijn (i.p.v. tweede lijn) bij patiënten ouder dan 6 jaar met beta-thalassemia, die weinig transfusies krijgen. De uitbreiding van de indicatie is door de firma teruggetrokken nadat de CHMP had geconcludeerd dat er te weinig data waren om deze wijziging te onderbouwen. Menveo (meningococcal groep A, C, W-135 en Y conjugaatvaccin), aanvraag voor gebruik bij kinderen van 2 tot 23 maanden. Ingetrokken door de firma nadat de CHMP had geconcludeerd dat de ingediende data onvoldoende waren om het gebruik in deze leeftijdsgroep goed te keuren.
- Raxone (idebenone), bedoeld voor de behandeling van patiënten met Leber’s erfelijk optische neuropathie (LHON, erfelijk disfunctioneren van de oogzenuw). De firma heeft het middel om strategische redenen teruggetrokken. De CHMP heeft in januari negatief geoordeeld over dit middel omdat de werkzaamheid onvoldoende was onderbouwd.
Tekorten
- Caelyx (doxorubicin), gebruikt bij de behandeling van kanker. De firma heeft de EMA geïnformeerd dat het middel vanaf nu weer voldoende beschikbaar is.
- Increlex (mecasermin), er komen tekorten door productieproblemen. Het advies is om het middel op dit moment niet aan nieuwe patiënten voor te schrijven en te beperken tot patiënten die nu al het geneesmiddel gebruiken. De CHMP heeft met de firma afgesproken dat er voldoende voorraad wordt aangehouden voor de meest kwetsbare patiënten. Er komt een DHPC om beroepsbeoefenaars te informeren. Increlex wordt gebruikt voor langdurige behandeling van groeistoornissen bij kinderen en adolescenten van 2 tot 18 jaar oud met ernstige primaire insulineachtige-groeifactor-1-deficiëntie (primaire IGFD).
Overig nieuws CHMP
- Protelos/Osseor (strontium ranelate), de CHMP volgt deaanbeveling van de PRAC tot beperkingen in het gebruik van Protelos/Osseor. Op dit moment is de SmPC aangepast. Er volgt nog een aparte discussie of dit invloed heeft op de baten/risico balans van het product.
Het bedrijf Soteria Medical BV gaat een nieuwe technologie verder ontwikkelen, waarmee in één keer het juiste stukje weefsel uit de prostaat kan worden genomen. Dat is nodig voor de diagnose en behandeling van prostaatkanker. Nu is het nemen van een biopt nog een pijnlijke ingreep en bovendien ongemakkelijk en tijdrovend. Ook het vinden van een tumor in de prostaat is een lastige zaak. Onderzoekers hebben een kunststof MRI-Compatible Manipulator ontworpen die in staat is in één keer ‘raak te schieten’, zoals zij het noemen. Daardoor zijn minder biopten nodig, wat tijd- en kosten bespaart. Ook is de kans op infecties en bloedingen kleiner. Soteria Medical BV is een spin-off van het UMC St Radboud.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Bexsero (meningokokken B vaccin) voor de actieve immunisatie tegen meningokokken veroorzaakt door Neisseria meningitis groep B bij personen van twee maanden en ouder, waarbij de impact van de ziekte bij verschillende leeftijdsgroepen alsmede de frequentie van het voorkomen van het virus in de verschillende Europese lidstaten moet worden meegewogen.
- Lyxumia (luxisenatide), voor de behandeling van diabetes type II, in combinatie met orale antidiabetica en/of insuline.
- Zaltrap (aflibercept), voor de behandeling van gemetastaseerde darmkanker in combinatie met chemotherapie (FOLFIRI) na progressie op eerdere chemotherapie.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Istodax (romidepsin). Op verzoek van de firma Celgene heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. De CHMP blijft bij haar originele beslissing van juli 2012 en adviseert negatief.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Intelence (etravirine), mag nu gebruikt worden bij HIV patiënten vanaf zes jaar. Etravirine was eerder alleen goedgekeurd voor gebruik bij volwassenen.
- Exjade (deferasirox), mag nu ook gebruikt worden bij niet-transfusie-afhankelijke thalassemie (NTDT) voor het behandelen van een chronisch ijzeroverschot, bij patiënten van tien jaar en ouder, maar alleen wanneer een behandeling met deferoxamine niet afdoende is of niet geschikt is.
- Prevenar 13 (pneumoccal polysaccharide conjugate vaccin), mag nu ook gebruikt worden bij personen tussen zes en zeventien jaar oud.
- Zytiga (abiraterone), mag nu gebruikt worden in combinatie met prednison of prednisolon bij patiënten met gemetastaseerde prostaatkanker die geen of weinig symptomen hebben, die niet hebben gereageerd op hormoon onderdrukkende behandeling en voor wie chemotherapie nog niet is geïndiceerd.
Overig nieuws CHMP
- Evicel (fibrin sealant), na meldingen over een mogelijk verhoogt risico op een gasembolie loopt er een herbeoordeling van de baten/risicobalans van ondersteunende behandelingen met fibrinolytica ter verbetering van de bloedstelping bij operaties. Voor het middel Evicel is deze herbeoordeling afgerond en de baten/risico balans van het product blijft positief. Er zijn een aantal maatregelen voorgesteld om het risico op een gasembolie te minimaliseren. Hierover ontvangen artsen en ziekenhuisapothekers binnenkort een DHPC (Direct Healthcare Professional Communication).
- Protamine wordt gewonnen uit sperma van zalmen. Er werden mogelijk tekorten verwacht, omdat in bepaalde regio’s niet meer gevist mag worden, vanwege de eerdere problemen met de kernreactoren in Japan. Het probleem is oplosbaar door de zalmen uit een ander visgebied te betrekken. Er wordt in Nederland geen tekort verwacht.
Bij het gebruik van het middel denosumab (Prolia) zijn bij de behandeling van patiënten met postmenopauzale osteoporose zeldzame gevallen gemeld van atypische heupfracturen. Patiënten die met dit geneesmiddel behandeld worden, wordt geadviseerd om nieuwe of ongebruikelijke pijn in de dij, heup of lies te melden. Patiënten met dergelijke symptomen dienen onderzocht te worden op een onvolledige heupfractuur. Bij patiënten die met denosumab zijn behandeld en bij wie een heupschachtfractuur is opgetreden, dient de contralaterale heup onderzocht te worden. Bij het vermoeden van een atypische heupfractuur dient overwogen te worden om de behandeling met denosumab te staken in afwachting van verder onderzoek. Voor iedere patiënt moet hiervoor door de arts een individuele afweging worden gemaakt van de voordelen en risico’s van deze behandeling. Denosumab is ook verkrijgbaar onder de naam XGEVA, voor de preventie van botcomplicaties bij volwassenen met botmetastasen van solide tumoren. Het risico op atypische heupfracturen bestaat ook voor dit geneesmiddel. Dit schrijft de firma Amgen in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar specialisten op het gebied van osteoporose -zoals endocrinologen, reumatologen, gynaecologen, internisten, huisartsen en apothekers, als mede in opleiding. Denosumab wordt gebruik voor de behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met een verhoogd risico op fracturen en bij mannen met prostaatkanker die een verhoogd risico lopen op fracturen voor de behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatietherapie.
Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) krijgt, tegelijkertijd en net zoals het UMC Utrecht, het op één na hoogste certificaat voor automatisering van de zorg van de Amerikaanse zorg-ICT-organisatie HIMSS. “Het LUMC is blij met dit certificaat op level zes”, zegt Karel van Lambalgen directeur ICT in het LUMC, “We krijgen dit certificaat onder andere omdat we hoogwaardige ICT-systemen voor de patiëntenzorg hebben die goed geïntegreerd zijn en een hoog functioneel niveau hebben.” De accreditatiecommissie van Healthcare Information and Management Systems Society (HIMSS) zegt verder nog: “Het LUMC voert een langetermijn-ICT-strategie uit waardoor deze level-6 bereikt is. Het ziekenhuis implementeerde onder meer ICT-oplossingen voor de ondersteuning van klinische besluitvorming die op dit moment vijf behandelingspaden ondersteunen: schildklierkanker, colorectale kanker, prostaatkanker, baarmoederhalskanker en staar. Ook het strategisch werken aan een volledige ‘Closed Loop Medication’ dossiervoering in de medische administratie is een vermelding waard.” Karel van Lambalgen is trots op het behalen van dit niveau: “We werken constant aan de beste zorg voor de patiënt: top ICT-processen en -faciliteiten horen daarbij.” In Nederland hebben nu twee UMC’s en drie algemene ziekenhuizen een niveau 6-certificering.
Mutaties in de borstkankergenen BRCA1 en BRCA2 geven een sterk verhoogde kans op borst- en eierstokkanker. 'In Nederlandse BRCA1/2-families blijkt het risico voor mutatiedraagsters aanzienlijk lager dan eerdere studies rapporteerden. Naast deze genen lijken ook hormonale factoren, leefstijl en andere genetische factoren het kankerrisico te kunnen beïnvloeden', aldus Brohet. Hij promoveert op 27 februari bij VUmc. BRCA1 en BRCA2 behoren tot de groep van de 'tumor suppressor genen'. In hun normale toestand oefenen deze een controle uit op celdeling en celgroei. Bij mutaties van deze genen werkt deze controlefunctie onvoldoende. Brohet beschrijft een landelijke studie naar het risico op borst- en eierstokkanker bij vrouwen met een mutatie in één van de borstkankergenen BRCA1 en BRCA2 (Hebon studie). Vervolgens onderzoekt hij welke factoren de gevonden variaties in risico bij mutatiedraagsters kunnen verklaren. Uit de studie blijkt in BRCA1/2-families het risico op borst- en eierstokkanker voor mutatiedraagsters minder groot dan op basis van eerdere studies wordt aangenomen. Daarnaast blijkt het gevonden risico bij beide genen sterk te verschillen. Onder BRCA1-mutatiedraagsters constateert Brohet een significante toename van het borst- en eierstokkankerrisico bij recente geboortecohorten en bij een hogere familiebelasting. Deze bevindingen geven aan dat naast de borstkankergenen ook andere invloeden als hormonale factoren, leefstijl en andere genetische factoren een rol spelen in de hoogte van het kankerrisico. Naast het risico op borst- en eierstokkanker kunnen BRCA2-mutaties leiden tot een verhoogde kans op pancreas- en prostaatkanker. BRCA1-mutaties daarentegen blijken eerder in verband te staan met gynaecologische tumoren zoals baarmoederhals- en baarmoederkanker. In een internationale studie uitgevoerd door Brohet kon worden aangetoond dat het gebruik van de anticonceptiepil kan leiden tot een verhoogd risico op borstkanker bij BRCA1/2-mutatiedraagsters. In dezelfde studie werd door collega's een sterk beschermend effect op eierstokkanker gevonden na gebruik van 'de pil'. De in dit proefschrift beschreven risicoberekeningen zijn van belang voor de counseling van vrouwen en mannen afkomstig uit BRCA1/2-families. De uitkomsten van de studies kunnen de basis vormen voor accurate risicomodellen, waarbij behalve met BRCA1/2-mutaties ook rekening wordt gehouden met omgevingsfactoren en andere genen. Momenteel worden 30.000 vrouwen en mannen uit families met een verhoogd risico op borst- en eierstokkanker uitgenodigd mee te doen aan een vervolg op de Hebon studie.