Hoe merk ik het?
- Oorpijn, vaak in vlagen
- Koorts
- Doofheid aan de aangedane zijde
- Vaak optredend tijdens of na verkoudheid
- Vooral bij kinderen
Hoe werkt het?
Een acute middenoorontsteking is de meest voorkomende oorzaak van oorpijn bij kinderen. Het gaat hier om een zeer pijnlijke ontsteking van de middenoorholte. Dit is een met lucht gevulde holte achter het trommelvlies. In deze middenoorholte liggen de gehoorbeentjes. Wanneer geluidsgolven het oor bereiken gaat het trommelvlies trillen. De trillingen worden door de middenoorbeentjes doorgegeven aan het binnenoor. Van de middenoorholte naar de neusholte loopt de buis van Eustachius. Deze vormt de verbinding met de buitenwereld waarlangs lucht het middenoor kan bereiken. (U merkt dat als het "knappen" van het oor wanneer u slikt, bijvoorbeeld in de bergen of in het vliegtuig.) Bij een middenoorontsteking hopen zich in de middenoorholte vocht en pus op. Het trommelvlies gaat uitpuilen en raakt ook ontstoken. Dat is heel pijnlijk. De ontsteking veroorzaakt koorts. Uw kind kan daar behoorlijk ziek van zijn. Bij baby"s merkt u dat ze koorts krijgen, veel huilen, slechter gaan drinken en diarree krijgen. In 90 procent van de gevallen neemt een middenoorontsteking binnen drie dagen spontaan in hevigheid af en geneest geleidelijk. Nadat de ontsteking verdwenen is kan het vocht nog wel geruime tijd in het middenoor aanwezig blijven, zodat u of uw patiëntje aan die kant nog een paar weken doof kunt blijven. Soms wordt de druk op het trommelvlies zo groot dat het barst. Het pus loopt dan door de gehoorgang naar buiten. We spreken in Zo'n geval van een "loopoor". Pijn en koorts verdwijnen daarna snel. Meestal is het loopoor binnen een week weer "droog". Het gat in het trommelvlies geneest in de regel spontaan.
Hoe ontstaat het?
Een oorontsteking ontstaat vaak tijdens of na een verkoudheid. Bij een verkoudheid kan zich vocht ophopen in de middenoorholte waardoor u of uw kind slechter gaat horen. Via de buis van Eustachius kunnen bacteriën en virussen de middenoorholte bereiken en daar een acute middenoorontsteking veroorzaken.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Zoals gezegd: een acute middenoorontsteking geneest in 90 procent van de gevallen binnen drie dagen spontaan. Omdat het een heel pijnlijke aandoening is, is het van belang te zorgen voor een adequate pijnstilling. Paracetamol voldoet daarvoor meestal uitstekend. Neusdruppels kunnen zinvol zijn. Doordat de zwelling van het neusslijmvlies afneemt wordt de buis van Eustachius weer sneller doorgankelijk. Een loopoor geneest meestal spontaan binnen één à twee weken.
Hoe gaat de arts er mee om?
- Onder de volgende omstandigheden moet u direct contact opnemen met uw huisarts:
- uw kind is jonger dan zes maanden
- er is sprake van een verminderde weerstand door bepaalde aandoeningen (gespeten gehemelte, syndroom van Down)
- het kind wordt steeds zieker, gaat slechter drinken en krijgt meer pijn
- na drie dagen is nog geen verbetering opgetreden
- uw kind heeft voor de derde maal binnen een jaar een oorontsteking
Wetenschappelijk nieuws
Uit onderzoek (Huisarts & Wetenschap 2010-53) blijkt dat bij kinderen met acute middenoorontsteking (otitis media acute) die met amoxicilline werden behandeld, de ziekte vaker terugkomt dan bij kinderen die een andere of geen behandeling kregen. Dit is volgens de onderzoekers een extra reden om consciëntieus om te gaan met het voorschrijven van antibiotica bij OMA bij kinderen jonger dan twee jaar.
De meeste bacteriën zijn belangrijk of zelfs onmisbaar voor ons en onze omgeving. Sommige kunnen echter juist ziektes veroorzaken. Een voorbeeld hiervan is Streptococcus pneumoniae, ook wel de pneumokok genoemd. Deze rugbybalvormige bacterie kan ernstige aandoeningen veroorzaken, waaronder longontsteking, hersenvliesontsteking, middenoorontsteking en bloedvergiftiging. In ontwikkelingslanden is door S. pneumoniae veroorzaakte bloedvergiftiging verantwoordelijk voor 25 procent van alle voorkombare sterfgevallen van kinderen onder de 5 jaar. In de afgelopen decennia zijn verscheidene antibioticaresistente varianten van deze bacterie verschenen, wat het belang benadrukt van de zoektocht naar nieuwe, efficiënte strategieën om pneumokokkeninfecties te bestrijden. Voor het identificeren van doelwitten voor nieuwe geneesmiddelen is het van essentieel belang dat we de basis van bacteriële groei begrijpen. Bacteriën groeien via deling, waarbij één cel zich deelt in twee identieke kopieën van zichzelf. De deling van een cel is een zeer dynamisch proces, waarvoor een (nauwkeurig afgestemd) samenspel van factoren nodig is. Katrin Beilharz onderzocht deze processen door individuele cellen te bestuderen met behulp van microscopietechnieken. Zij koppelde fluorescente eiwitten aan eiwitten uit de cel om ze binnen de cel zichtbaar te maken. Een deel van het werk beschrijft geoptimaliseerde methodes en gereedschappen voor fluorescentiemicroscopie die van algemeen belang zijn voor het veld. Maar Beilharz heeft ook licht kunnen werpen op de regulatie van celdelingsprocessen. Er is echter nog meer werk nodig om een duidelijker beeld te krijgen en nieuwe antibiotica te identificeren die de pneumokok kunnen bestrijden. Katrin Beilharz verrichtte haar onderzoek aan de afdeling Moleculaire Genetica van het Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB), faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen, met een Ubbo Emmiusbeurs van de RUG. Zij werkt inmiddels als postdoc bij dezelfde afdeling.
De bacterie Streptococcus pneumoniae kan bij de mens infecties als longontsteking, meningitis, middenoorontsteking en sepsis (bloedvergiftiging) veroorzaken en veroorzaakt elk jaar miljoenen sterfgevallen, vooral van kinderen en ouderen. Het gedrag van S. pneumoniae kan snel veranderen met het wisselende aanbod van nutriënten in het menselijk lichaam. Daarom is het belangrijk de moleculaire mechanismen van het verbruik en transport van koolhydraten door deze bacterie beter te begrijpen. Het proefschrift van Muhammad Afzal draait om de verschillende regulatoire responsen van S. pneumoniae op een veranderend aanbod van koolhydraten, representatief voor de veranderende condities tijdens het infectieproces in verschillende menselijke holtes. Dat deed hij door de bacterie onder verschillende omstandigheden te laten groeien en vervolgens te analyseren welke genen er actief zijn (het transcriptoom). Afzal karakteriseerde zo verschillende transcriptionele regulatoren, die reageren op verschillende koolstofbronnen (zoals lactose, galactose, ascorbinezuur, siaalzuur en maltose), en bestudeerde in detail welke genen precies door deze regulatoren worden aangestuurd. De resultaten die worden beschreven in dit proefschrift helpen de moleculaire biologie en virulentie van S. pneumoniae beter te begrijpen, doordat ze nieuw inzicht verschaffen in de reactie van deze bacterie op veranderende omstandigheden. Het promotieonderzoek van Muhammad Afzal vond plaats bij de afdeling Moleculaire Genetica van het Groningen Biomolecular Sciences and Biotechnology Institute (GBB). Hij werkt inmiddels als lecturer aan de Government College University Faisalabad (Pakistan).
Oordruppels met antibiotica en een ontstekingsremmer werken beter dan een antibioticumdrankje of afwachtend beleid bij de behandeling van een loopoor bij kinderen met trommelvliesbuisjes. Dat blijkt uit onderzoek van het UMC Utrecht dat vandaag in het tijdschrift New England Journal of Medicine is verschenen. Dit resultaat heeft volgens de onderzoekers gevolgen voor de informatie voor ouders en voor de Nederlandse richtlijnen bij deze aandoening. Het onderzoeksteam van het UMC Utrecht behandelde 230 kinderen tussen de 1 en 10 jaar met trommelvliesbuisjes en een loopoor dat korter dan één week bestond. Door loting werden deze kinderen verdeeld over drie groepen: één groep werd behandeld met oordruppels met antibiotica en een ontstekingsremmer (corticosteroïd), een tweede groep kreeg een antibioticumdrankje, en bij de derde groep werd afgewacht of de klachten zonder behandeling verdwenen. Na twee weken hadden slechts 5 procent van de kinderen die met oordruppels waren behandeld nog steeds een loopoor, terwijl dit gold voor 44 procent van de kinderen die een antibioticumdrankje hadden gekregen en 55 procent van de kinderen bij wie werd afgewacht. Ook verdween bij de kinderen die oordruppels kregen het loopoor sneller en kwam het minder vaak terug. Ongeveer twee derde van de kinderen met trommelvliesbuisjes krijgt tenminste één loopoor (duidend op een middenoorontsteking) in het jaar na plaatsing van de buisjes. De resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan een meer uniform beleid bij deze klacht, dat concludeert hoogleraar Kinder-KNO-heelkunde prof. dr. Anne Schilder van het UMC Utrecht: “Voorafgaand aan de studie hebben we een vragenlijst naar een groot aantal huisartsen en KNO-artsen gestuurd, waaruit bleek dat huisartsen en KNO-artsen een loopoor verschillend behandelen. Veel huisartsen passen in eerste instantie een afwachtend beleid toe om pas daarna een antibioticumdrankje of oordruppels voor te schrijven, terwijl KNO-artsen in de regel direct oordruppels voorschrijven. Deze praktijkvariatie komt waarschijnlijk doordat het wetenschappelijke bewijs tot nu toe niet eenduidig was en dat de huidige richtlijnen een verschillend beleid adviseren.” Ouders krijgen na het plaatsen van trommelvliesbuisjes vaak een informatiebrief mee, waarin meestal staat dat ouders contact met de KNO-arts of huisarts moeten opnemen indien het loopoor na een week voortduurt. “Ons onderzoek laat zien dat de meeste kinderen dan nog steeds een loopoor hebben en alsnog moeten worden behandeld. Het loont dus om al eerder in het ziekteproces te starten met antibiotica-corticosteroïd oordruppels”, zegt Schilder. Daarnaast adviseren de onderzoekers de bestaande richtlijnen te herzien. “Momenteel zijn er verschillen in richtlijnen tussen landen. In Nederland en in het Verenigd Koninkrijk wordt geadviseerd om eerst af te wachten en een antibioticumdrankje te geven voor gecompliceerde of aanhoudende looporen. Een nieuwe richtlijn van de Amerikaanse KNO-vereniging adviseert om voor antibioticum-oordruppels te kiezen. Onze bevindingen ondersteunen het advies van deze Amerikaanse richtlijn”.
Borstvoeding zou niet beter zijn voor de relatie tussen moeder en kind dan flesvoeding, volgens onderzoeker J. Janssen van de St. Radboud Universiteit. Hij onderzocht het gehalte stresshormoon in het bloed van een baby. Dit komt vrij bij pijn of fysieke stress, zoals bij honger, kou of een inenting. De gehaltes cortisol bij fles gevoede baby"s waren even hoog als bij baby"s die borstvoeding krijgen. Conclusie was dat borstvoeding niet beter is voor de moeder-kindband. Er spelen echter meer factoren, zegt het Voedingscentrum. Huid-op-huid-contact bij borstvoeding zorgt voor de aanmaak van een "knuffelhormoon". Bovendien beschermt borstvoeding het kind tegen maag- en darminfecties, middenoorontsteking, overgewicht, hoge bloeddruk en mogelijk ook tegen astma, piepen op de borst en eczeem.
In Nederland blijkt de huidige pneumokokkenvaccinatie van zuigelingen niet kosteneffectief. Waar in de VS, mede dankzij indirecte positieve effecten, werd aangetoond dat de vaccinatie tegen onder andere hersenvliesontsteking kosteneffectief is, werden in Nederland juist licht negatieve indirecte effecten waargenomen. Dit schrijven onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen/Universitair Medisch Centrum Groningen en anderen in de British Medical Journal die 19 juni 2010 is verschenen. Pneumokokken zijn bacteriën die ernstige ziekten kunnen veroorzaken, zoals hersenvliesontsteking , bloedvergiftiging en longontsteking . Tevens zijn zij ook verantwoordelijk voor minder ernstige, maar veel voorkomende aandoeningen zoals middenoorontsteking. Pneumokokkenziekte komt vooral voor bij jonge kinderen en ouderen. Sinds 2001 is er in Nederland een "geconjungeerd" vaccin beschikbaar voor de preventie van pneumokokkenziekte bij kinderen. Dit vaccin biedt bescherming tegen zeven veel voorkomende pneumokokkentypen (7-valente vaccin), wat destijds overeenkwam met ongeveer 60-70 procent van de ernstige pneumokokkeninfecties bij jonge kinderen. De Gezondheidsraad adviseerde in 2002 de vaccinatie echter nog niet op te nemen in het rijksvaccinatieprogramma, mede op basis van ongunstige kosteneffectiviteitsratio"s (euro 70,000/QALY; hierbij staat QALY voor quality-adjusted life year = per gewonnen levensjaar). Maar in de VS werd vaccinatie wel direct na de registratie in 2000 ingevoerd. Vervolgens bleek dat er niet alleen minder besmettingen en ziekte waren bij gevaccineerde kinderen, maar ook bij mensen die niet waren ingeënt, zoals de ouders en grootouders van gevaccineerde baby"s. Rekeninghoudend met deze "indirecte" positieve effecten van vaccinatie werd de kosteneffectiviteit in nieuwe berekeningen voor Nederland in 2005 geschat op minder dan euro 20.000/QALY. Mede op basis van deze gunstige kosteneffectiviteitsratio werd in Nederland in 2006 pneumokokkenvaccinatie voor zuigelingen (gebruikmakend van een 4 dosesschema) in het rijksvaccinatie programma opgenomen. Vervolgens werden echter de gunstige indirecte positieve effecten noch in Nederland noch in Frankrijk en het Verenigd Koningrijk waargenomen, in elk geval zeker niet in de mate als in de VS. Daarentegen werd wel een toename van ziekte, veroorzaakt door niet in het vaccin aanwezige pneumokokkentypen, waargenomen: indirecte negatieve effecten. De onderzoekers berekenden op basis van deze nieuwe gegevens een ratio van euro 114.000/QALY en concluderen dat vaccinatie met het 7-valente vaccin in Nederland niet (meer) kosteneffectief is. Onlangs zijn twee nieuwe pneumokokkenvaccins beschikbaar gekomen die een bredere dekking bieden dan het huidige zogeheten 7-valente vaccin. Ook blijkt dat wellicht een vaccinatieschema met drie in plaats van vier doses reeds voldoende bescherming kan bieden en prijsreducties mogelijk zijn. Op bovenstaande meest recente inzichten hebben de onderzoekers de kosteneffectiviteit van de nieuwe pneumokokkenvaccins (10-valent en 13-valent) berekend. De nieuwe meer-valente vaccins bieden meer gezondheidsvoordelen doordat ze tegen meer typen bescherming bieden, waardoor er waarschijnlijk minder ziekte zal worden veroorzaakt door pneumokkentypen die zich niet in het vaccin bevinden en er ook meer indirecte positieve effecten in ouderen te verwachten zijn. Deze effecten doen de kosteneffectiviteit dalen tot ratio"s die in Nederland mogelijk acceptabel zijn, < euro 50.000/QALY, zeker indien de totale kosten van het vaccinatieprogramma kunnen worden verlaagd door gereduceerde vaccinatie schema"s of prijsreducties of een combinatie van beide.