Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Moedervlek die (asymmetrisch) van vorm en grootte verandert of dikker wordt.
- Moedervlek die een onregelmatige pigmentverdeling krijgt (lichtere en donkere gedeelten).
- Moedervlek die gaat jeuken of steken.
- Moedervlek die gaat bloeden of zweren
Hoe werkt het?
Een melanoom is een kwaadaardig gezwel dat ontstaat uit pigmentcellen (melanocyten), meestal in de huid (huidkanker). In de meeste gevallen is er sprake van een moedervlek die kwaadaardig ontaardt. Ze kunnen overal op het lijf ontstaan, maar bij vrouwen hebben ze een voorkeur voor de benen, bij mannen voor de romp. Melanomen gedragen zich over het algemeen agressief. Dat betekent dat ze snel uitzaaien. Toch genezen de meeste mensen wel van een dergelijke kwaadaardigheid, omdat de tumor door zijn lokalisatie in de huid meestal bijtijds ontdekt wordt, voor uitzaaiing heeft plaatsgevonden. Het gezwel zaait uit naar de lymfeklieren in de buurt of met het bloed naar andere organen (vooral naar de botten, hersenen, lever en longen). Heeft uitzaaiing plaatsgevonden naar de lymfeklieren dan is de kans op herstel veel kleiner (25 procent). Zijn de organen aangetast dan is genezing niet meer mogelijk.Hoe ontstaat het?
- Waardoor ontstaat kanker, dat is nog steeds de grote vraag. Er zijn wel een aantal factoren waarvan we weten dat ze de kans op het krijgen van een melanoom beïnvloeden.
- Bij donker gepigmenteerde rassen ziet men maar zelden melanomen
- Veelvuldige blootstelling aan zonlicht verhoogt de kans, vooral als de huid daar ook bij verbrand is geraakt. Men wijt de stijging van het aantal melanomen de laatste jaren grotendeels aan het veelvuldig zonnebaden.
- Erfelijke belasting. Mensen uit een familie met het Dysplastisch Naevus Syndroom die zelf ook meerdere atypische moedervlekken hebben, hebben zeer grote kans in hun leven één of meer melanomen te krijgen.
- Moedervlekken die bij de geboorte al aanwezig waren (congenitale naevi) hebben een grotere kans in de loop van het leven kwaadaardig te worden. De kans daarop neemt toe met de grootte van de moedervlek.
Hoe ga ik er zelf mee om?
Beperk het zonnebaden. Ga niet teveel met onbeschermde huid in de zon liggen. Behoort u tot een risicogroep (met een aangeboren moedervlek of met atypische moedervlekken), laat u dan regelmatig controleren.Hoe gaat de arts er mee om?
Hebt u twijfel over een moedervlek, raadpleeg dan altijd uw arts. Bestaat er ook maar enige onzekerheid over de goedaardigheid ervan dan zal deze de moedervlek verwijderen en opsturen voor microscopisch onderzoek. Is er van meet af aan verdenking op kwaadaardigheid dan zal hij u naar de huidarts sturen voor verder onderzoek en behandeling. Staat vast dat er sprake is van een melanoom, dan wordt de huid rond de plaats waar de moedervlek zich bevond met een marge van enkele centimeters weggesneden. Lymfeklieren in de omgeving worden alleen verwijderd als er verdenking is op uitzaaiingen daarin. Nabehandeling met chemotherapie of bestraling vindt niet plaats, omdat deze weinig effectief is. Als uitzaaiing naar andere organen heeft plaatsgevonden wordt in sommige gevallen wel chemotherapie gegeven. Daarmee kan geen genezing worden bereikt. Wel wordt in tien tot twintig procent van de gevallen het ziekteproces vertraagd. De ziekte woekert voort. Overlijden geschiedt veelal door uitputting of beschadiging van een vitaal orgaan.Wetenschappelijk nieuws
Onderzoekers van de Erasmus Universiteit in Rotterdam onderzochten de verschillen tussen mannen en vrouwen in de progressie en de overleving van het melanoom van de huid. Hiervoor voerden ze vier epidemiologische studies uit met databases van de München kankerregistratie, de European Organisation for Research and Treatment of Cancer (EORTC) Melanoma Group en het Melanoma Institute Australia (MIA) in Sydney, Australië. Daarnaast werden twee literatuurstudies uitgevoerd. In alle genoemde databases vonden ze een zeer consistent voordeel voor vrouwelijke melanoompatiënten in vergelijking met mannen: zij hadden een 30% voordeel voor zowel de kans op uitzaaiingen én voor overleving bij een gelokaliseerd melanoom. Daarnaast hadden vrouwen na een uitzaaiing naar lymfeklieren of organen nog steeds een voordeel van 15-20% voor overleving. Dit voordeel was zeer consistent in de verschillende databases en bleef significant na aanpassing voor alle andere belangrijke prognostische factoren (o.a. de dikte, lokalisatie, ulceratie en het histologisch subtype van de tumor en de leeftijd van de patiënt). Er wordt vaak gesteld dat dit verschil verklaard wordt doordat vrouwen eerder naar de dokter gaan met een verdachte moedervlek en daarom eerder gediagnosticeerd worden. De onderzoekers stellen echter dat dergelijke gedragsverschillen niet de oorzaak kunnen zijn: vrouwen hadden immers een voordeel voor zowel dikke als dunne melanomen, en zowel voor gelokaliseerde of reeds uitgezaaide melanomen. De conclusie is daarom dat niet gedrag, maar een biologische factor dit verschil veroorzaakt. In de Australische database tonen ze aan dat mannen geen agressiever melanoom krijgen (gemeten door ‘mitotic rate’, het aantal celdelingen te zien onder de microscoop). Daarom stellen de onderzoekers dat niet de tumor zélf, maar een biologisch verschil van de ‘gastheer´ de verklaring moet zijn: óf een eigenschap van mannen zorgt ervoor dat hun melanomen zich makkelijker uitzaaien, óf een eigenschap van vrouwen beschermt juist hen tegen uitzaaiingen. In twee reviews is geprobeerd dergelijke biologische verklaringen te vinden. In de eerste review stelden de onderzoekers op basis van wetenschappelijke literatuur de hypothese dat vrouwen zuurstofradicalen efficiënter kunnen neutraliseren, wat leidt tot minder progressie en uitzaaiingen van hun melanomen in vergelijking met mannen. In een tweede literatuurstudie beschreven ze vervolgens nog andere mogelijke verklaringen: verschillen in mannen en vrouwen in hormonale factoren (oestrogenen, androgenen, oestrogeen-receptoren), het immuunsysteem, fysiologie van de huid, vitamine D, obesitas, autofagie en matrix metalloproteinase-2 (MMP-2) zouden allemaal –in meer of mindere mate- een oorzaak kunnen zijn voor dit overlevingsverschil tussen mannen en vrouwen met een melanoom.
Proefschrift: mw. A.M. Hooijkaas, Preclinical optimization of melanoma treatment Melanoom is de meest agressieve vorm van huidkanker en ontstaat uit de pigment producerende cellen in de huid. De blootstelling van de huid aan de zon is een van de meest belangrijke oorzaken van melanoom, omdat de UV-straling in het licht leidt tot DNA schade. Melanoom komt wereldwijd steeds vaker voor en voor patiënten met uitzaaiingen waren er tot voor kort niet veel behandelingsmogelijkheden. Recentelijk zijn er echter twee middelen officieel goedgekeurd voor de behandeling van melanoom. Het eerste middel heet vemurafenib en is een zogeheten ‘gerichte’ therapie. Dit middel kan een foutief eiwit (genaamd BRAFV600E), wat alleen in de tumorcellen aanwezig is, remmen in zijn activiteit. Dit BRAFV600E eiwit zorgt er samen met andere foutieve eiwitten voor dat de tumorcellen blijven delen en niet sterven. Daarom is het belangrijk de werking van dit eiwit te verstoren. Het tweede middel heet ipilimumab en dit middel kan reacties van het immuunsysteem die gericht zijn tegen de tumor in hun werking versterken. Deze immuuntherapie zorgt ervoor dat T-cellen (onderdeel van het immuunsysteem) die tegen de tumor werken beter gaan functioneren door de functieremmende factor CTLA-4 op deze T-cellen te blokkeren. Op het moment worden meer en meer gerichte therapieën (zoals vemurafenib) en immuuntherapieën (zoals ipilimumab) ontwikkeld voor de behandeling van melanoom. Beide soorten behandelingen hebben hun eigen voor- en nadelen zoals besproken in hoofdstuk 2. Bij gerichte therapieën zie je vaak dat na start van de behandeling bij bijna alle patiënten de tumor eerst krimpt in grootte, maar dat deze na verloop van tijd (ongeveer na een half jaar) weer begint te groeien. De tumorcellen die ongevoelig zijn voor de behandeling krijgen dan de overhand. Bij immuuntherapieën is het vaak andersom: weinig patiënten reageren op de behandeling, maar zij die reageren blijven heel lang tumorvrij of stabiel. Aangezien de behandelingen vaak intensief zijn voor de patiënt en duur zijn, is het belangrijk factoren te vinden waarmee onderscheid gemaakt kan worden tussen patiënten die wel wat aan de behandeling hebben en zij waarbij dit niet zo is (en die dus niet behandeld zouden moeten worden). Deze factoren, die een behandelingsrespons kunnen voorspellen, worden ook wel biomarkers genoemd. Op het moment zijn er nog maar weinig biomarkers bekend voor de verschillende gerichte therapieën en immuuntherapieën. Met het oog op de soms hevige bijwerkingen en de hoge kosten van deze behandelingen, is het van belang dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de identificatie van biomarkers. Een ander probleem van zowel gerichte therapieën als immuuntherapieën is dat deze behandelingen vaak toxisch kunnen werken waardoor soms de veiligheid van de patiënt in het geding kan komen. Bij gerichte therapieën wordt vaak een eiwit geremd dat belangrijk is voor de overleving of deling van de tumorcel. Hierdoor kunnen de tumorcellen afgeremd of zelfs gedood worden. In veel gevallen is dit eiwit ook belangrijk voor het functioneren van normale cellen. Als gevolg hiervan worden vaak ook normale cellen in het lichaam met de gerichte therapie geremd. Afhankelijk van het eiwit dat geremd wordt kan dit leiden tot verschillende klachten zoals uitslag, hoofdpijn en diarree. Deze bijwerkingen zijn vaak zo ernstig van aard dat de dosering van de behandeling verlaagd moet worden. Helaas heeft het middel in deze lagere dosering vaak ook minder effect op de tumor. Immuuntherapieën hebben vaak de ontwikkeling van auto-immuunziekten als bijwerking. Dit betekent dat het afweersysteem van de patiënt zich niet alleen tegen de tumor gaat richten, maar ook tegen normale cellen in het lichaam. De patiënt kan daardoor bijvoorbeeld colitis (afweerreactie tegen de eigen darmen resulterend in hevige diarree) of vitiligo (afweerreactie tegen de pigment producerende cellen resulterend in een witte huid) ontwikkelen. Deze autoimmuun bijwerkingen zijn gelukkig goed te behandelen zonder dat de antitumor werking van het medicijn wordt verminderd. Bij een heel specifieke vorm van immuuntherapie, namelijk T-cel reeptor (TCR) gentherapie, kan een speciaal soort bijwerking optreden. De T-cel receptor bevindt zich op het oppervlak van een T-cel en is verantwoordelijk voor het herkennen van ‘foute’ cellen zoals onder andere tumorcellen. De genetische informatie voor deze T-cel receptor kan geïsoleerd worden uit T-cellen die de tumor kunnen herkennen. Vervolgens kunnen deze genen ingebracht worden in andere T-cellen van een patiënt. Het gevolg hiervan is dat deze T-cellen opeens allemaal de tumor kunnen herkennen omdat ze allemaal (naast hun eigen T-cel receptor die ze al hadden) dezelfde extra antitumor T-cel receptor op hun oppervlakte hebben. Om te zorgen dat TCR gentherapie veilig is moet hetgeen de T-cel receptor herkent het liefst alleen op tumorcellen voorkomen. Op deze manier zullen normale cellen in het lichaam met rust gelaten worden door de T-cellen. Zij worden immers niet herkend door deze T-cellen met een nieuwe T-cel receptor. Wanneer normale cellen toch herkend kunnen worden door de T-cellen spreekt men van on-target toxiciteit en ontwikkelt er een autoimmuun reactie. Bij TCR gentherapie kan er echter ook sprake zijn van de ontwikkeling van zogenaamde off-target toxiciteit als bijwerking. In dit geval vormen delen van de nieuwe T-cel receptor samen met delen van de oude T-cel receptor (die er al was voordat de genen werden ingebracht) een unieke nieuwe T-cel receptor. Deze nieuwe extra T-cel receptor kan vaak normale cellen in het lichaam herkennen. Deze normale cellen worden dan aangevallen door de T-cellen en dit zou tot hevige toxiciteit kunnen leiden. Om de patiënten veilig te kunnen behandelen met gerichte therapieën of immuuntherapieën is het van belang de bijwerkingen en het mechanisme daarachter goed in kaart te brengen om vervolgens op zoek te kunnen gaan naar oplossingen. Om de behandeling van melanoom verder te verbeteren kan men verschillende behandelingen met elkaar combineren. Door de grote hoeveelheid van gerichte therapieën en immuuntherapieën die momenteel in ontwikkeling zijn zal het moeilijk zijn om alle mogelijke therapiecombinaties uit te proberen in patiënten tijdens zogenaamde klinische studies. Het is echter wel mogelijk om zulke combinatiebehandelingen uit te proberen in muizen. Het is daarbij belangrijk dat het gebruikte muismodel tumoren kan ontwikkelen die lijken op een melanoom bij mensen. De tumoren moeten bijvoorbeeld dezelfde soort genetische veranderingen hebben zoals gezien bij menselijke melanomen en de muis moet beschikken over een goed immuunsysteem. In deze muismodellen kunnen vervolgens zowel gerichte therapieën als immuuntherapieën uitgetest worden. Vervolgens kan bepaald worden welke combinatiebehandelingen veelbelovend zijn en kan er gekeken worden waarom juist deze combinaties goed lijken te werken. Overzicht van de verschillende onderwerpen in dit proefschrift Dit proefschrift beschrijft voor zowel gerichte therapieën als immuuntherapieën zaken die van belang zijn voor de identificatie van biomarkers, de toxiciteit en de veiligheid van de behandelingen en de potentiële effectiviteit van combinatiebehandelingen. De resultaten van de beschreven studies kunnen bijdragen aan de verbetering van de behandeling van melanoompatiënten in de toekomst. Naast het zoeken naar biomarkers die voorspellen of een patiënt baat zal hebben bij een zekere therapie, wordt er ook vaak gekeken of bepaalde factoren kunnen voorspellen wat de overlevingskans van een patiënt zal zijn. In hoofdstuk 3 hebben wij gekeken of de aanwezigheid van het eiwit PD-L1 op tumorcellen een dergelijke voorspellende waarde heeft. PD-L1 op de tumorcellen kan inwerken op T-cellen en op die manier hun activiteit remmen. Zo proberen de tumorcellen te vermijden dat ze herkend en vervolgens vernietigd worden door de T-cellen. Wanneer tumorcellen PD-L1 op hun oppervlakte hebben proberen ze dus het immuunsysteem te ontwijken, wat vaak betekent dat er T-cellen aanwezig zijn die de tumor herkennen. Ons onderzoek heeft laten zien dat patiënten met PD-L1 op de tumorcellen een betere overlevingskans lijken te hebben dan zij die geen PD-L1 op hun tumor hebben. Dit effect was echter niet significant. Later onderzoek heeft wel bevestigd dat de aanwezigheid van PD-L1 op de tumorcellen daadwerkelijk kan voorspellen of de patiënt een betere overlevingskans heeft. In hoofdstuk 3 hebben wij ook nog laten zien dat de aanwezigheid van biomarkers zoals PD-L1 verschilt per tumor. De eerste (primaire) tumor van een patiënt kan negatief zijn voor aanwezigheid van de biomarker, terwijl de uitzaaiingen van deze patiënt misschien wel positief zijn. Ook kan het uitmaken of er ingevroren tumormateriaal geanalyseerd wordt of materiaal dat geconserveerd is met behulp van formaline. Onze bevindingen laten zien dat door dit soort verstorende factoren er voor sommige patiënten gedacht wordt dat een biomarker afwezig is terwijl de patiënt eigenlijk positief is voor de biomarker. Wij concluderen daarom dat het voor biomarker onderzoek belangrijk is om per patiënt meerdere tumoren te analyseren en goed te bepalen of het soort tumormateriaal (bevroren of chemisch geconserveerd) geschikt is om te kijken naar aanwezigheid van deze biomarker. Het onderzoek naar biomarkers die voorspellen of een patiënt baat zal hebben bij gerichte therapie staat momenteel nog in de kinderschoenen. Wij verwachten dat het bepalen van de genetische veranderingen in de tumor van iedere patiënt zal helpen bij het identificeren van biomarkers die voorspellen of de tumor ongevoelig gaat worden voor de behandeling. Er is echter nog veel onderzoek nodig voordat het zover is. Zoals eerder besproken hebben veel van de immuuntherapieën de ontwikkeling van auto-immuunziekten als bijwerking. Wanneer TCR gentherapie gericht is op iets dat ook op de oppervlakte van normale cellen voorkomt, kan er zogeheten on-target toxiciteit optreden. Normale cellen in het lichaam worden dan herkend door de T-cellen en vervolgens vernietigd. Om dit te voorkomen is het belangrijk om voor ontwikkeling van de behandeling zeker te weten dat de T-cellen met de nieuwe T-cel receptor alleen de tumorcellen herkennen en geen normale cellen. In hoofdstuk 4 hebben wij een dergelijke veiligheidsanalyse uitgevoerd. Wij wilden TCR gentherapie ontwikkelen gericht op het eiwit Nodal, dat vaak op de oppervlakte van melanoomcellen te vinden is. Tijdens onze studie ontdekten wij dat dit eiwit ook voorkomt op de oppervlakte van cellen in de nier. Dit zou betekenen dat TCR gentherapie gericht op Nodal zou kunnen leiden tot destructie van nierweefsel. De T-cellen met de nieuwe T-cel receptor die Nodal kan herkennen zouden dan namelijk niet alleen de tumorcellen aanvallen, maar ook de niercellen. Op basis van deze resultaten hebben wij besloten dat TCR gentherapie zich niet zou moeten richten op het eiwit Nodal. Het is namelijk belangrijk dat hetgeen waar de TCR gentherapie zich op richt niet aanwezig is op normale cellen in het lichaam. Voor Nodal was het aanvankelijk niet bekend dat dit eiwit ook voorkwam op normale cellen in het lichaam. Behalve on-target toxiciteit kan TCR gentherapie ook leiden tot de besproken off-target toxiciteit. In hoofdstuk 5 laten wij zien dat deze off-target toxiciteit inderdaad kan voorkomen en dat dit fatale gevolgen kan hebben. In deze studie tonen wij aan dat delen van de nieuwe T-cel receptor samen met delen van de oude T-cel receptor (voor de gentherapie had de T-cel immers zelf ook al een T-cel receptor) een geheel nieuwe T-cel receptor kan vormen. De T-cellen met deze zogenaamde ‘mixed dimer’ T-cel receptor bleken normale cellen in bijvoorbeeld het beenmerg van een muis te kunnen herkennen. Als gevolg hiervan werden deze cellen vernietigd met fatale gevolgen. In dit hoofdstuk worden ook verschillende strategieën besproken waarmee de vorming van deze ‘mixed dimer’ T-cel receptoren voorkomen kan worden. Gerichte therapieën leiden regelmatig tot bijwerkingen omdat deze behandelingen vaak belangrijke eiwitten remmen die behalve voor de tumor ook voor normale cellen van belang zijn. Remmers van het eiwit MEK kunnen het delen en overleven van tumorcellen tegengaan. Aangezien het eiwit MEK ook van belang is voor de normale cellen in de huid, leidt een behandeling met deze gerichte therapie vaak tot ernstige huidtoxiciteit. In hoofdstuk 6 laten wij zien dat MEK-remmer behandeling van muizen met melanoom leidt tot een stop in de tumorgroei, maar ook tot de huidtoxiciteit. Het verlagen van de dosering van de behandeling leidt tot een vermindering van de huidtoxiciteit, maar het antitumor effect van de behandeling wordt dan ook minder. Wanneer de MEK-remmer behandeling wordt gecombineerd met vemurafenib behandeling, zien we dat deze huidtoxiciteit veel minder vaak en in veel minder ernstige mate voorkomt. De vemurafenib behandeling lijkt dus te beschermen tegen de huidtoxiciteit die vaak ontwikkelt wanneer MEK-remmers worden gebruikt. De resultaten van deze studie laten zien dat wanneer deze twee middelen samen worden gebruikt, de MEK-remmer in hogere doseringen kan worden gegeven dan normaal gebruikelijk. Dit leidt hoogstwaarschijnlijk tot een beter antitumor effect van de behandeling. Om te bepalen welke combinaties van gerichte therapieën en immuuntherapieën veelbelovend zijn voor de behandeling van melanoom zijn goede muismodellen nodig. De melanomen die groeien in deze muizen moeten op menselijke melanomen lijken wat betreft de genetische veranderingen in de tumorcellen. Bovendien moet het muismodel over een functionerend immuunsysteem beschikken. In hoofdstuk 7 beschrijven wij de ontwikkeling van een dergelijk muismodel, namelijk de Tyr::CreERT2;PTENF-/-;BRAFF-V600E/+ muis. Muizen van deze soort kunnen melanomen ontwikkelen (op een door ons gekozen moment en lokatie) die lijken op het menselijke spoelcelvormige melanoom. In deze tumoren zijn twee belangrijke genetische veranderingen aanwezig die ook vaak bij menselijke melanomen worden gezien, namelijk de aanwezigheid van het BRAFV600E eiwit en het verlies van het PTEN eiwit. In deze muizen kan het effect van combinatiebehandelingen worden bestudeerd. De combinatie van het op BRAFV600E gerichte medicijn vemurafenib en het T-cel stimulerende medicijn ipilimumab is veelbesproken aangezien dit twee behandelingen zijn die officieel zijn goedgekeurd. Deze combinatiebehandeling kan worden uitgetest op het zojuist beschreven melanoom muismodel. In hoofdstuk 8 hebben wij dit gedaan en hierbij zagen wij dat er geen behandelingssynergie was. Wanneer muizen behandeld werden met vemurafenib zagen wij dat er minder immuuncellen in de tumor aanwezig waren dan bij onbehandelde muizen. Dit bleef het geval, zelfs als wij de immuuntherapie ipilimumab toevoegden aan de behandeling. De combinatie van deze twee behandelingen lieten dan ook geen extra remmend effect op tumorgroei zien. Het onderzoek dat wordt beschreven in dit proefschrift kan bijdragen aan de verbetering van de behandeling van melanoom vanwege de volgende redenen. Ten eerste laten wij zien dat bij biomarker onderzoek het van groot belang is meerdere tumoren in overweging te nemen en goed te bepalen of het soort tumormateriaal geschikt is voor het onderzoek. Ten tweede tonen wij aan dat het belangrijk is om een uitgebreide veiligheidsanalyse uit te voeren wanneer men TCR gentherapie ontwikkelt om uit te sluiten dat hetgeen waar de therapie zich tegen richt ook voorkomt op normale cellen. Ten derde hebben wij bewezen dat na TCR gentherapie T-cellen ‘mixed dimer’ T-cel receptoren kunnen hebben en vervolgens normale cellen in het lichaam kunnen aanvallen. Wij laten in onze studie zien dat er strategieën bestaan die deze vorm van toxiciteit kunnen tegengaan. Ten vierde demonstreren wij dat huidtoxiciteit als gevolg van behandeling met MEK-remmers kan worden tegengegaan door tegelijk een behandeling met vemurafenib toe te dienen. Dit betekent dat MEK-remmers in hogere (en waarschijnlijk effectievere) doseringen gegeven kunnen worden dan op het moment gebruikelijk is. Ten vijfde is het nu mogelijk het effect van vele verschillende combinatiebehandelingen te bestuderen door het ontwikkelen van een nieuw melanoom muismodel. Op deze manier kan weloverwogen worden besloten welke therapiecombinaties daadwerkelijk uitgeprobeerd moeten worden in patiënten. Tot slot hebben wij laten zien dat de combinatie van vemurafenib en ipilimumab behandeling mogelijk niet tot synergie zal leiden bij patiënten met het BRAFV600E eiwit en het verlies van het PTEN eiwit in hun melanoom. Verder preklinisch onderzoek zoals dat beschreven in dit proefschrift zal leiden tot verdere verbeteringen van de behandeling van melanoom.
Hansje Eva Teulings: ‘Melanoma versu vitiligo; Clinical aspects and implications for immunotherapy’. Bij sommige patiënten met melanomen kan het opwekken van vitiligo, het ontstaan van witte vlekken, met een bleekcrème effect hebben op de prognose van de patiënt. Dit stelt Teulings in haar proefschrift over melanoom en vitiligo. Melanoom is een agressieve vorm van huidkanker die ontstaat in een bepaald type huidcel, de melanocyten. Als het immuunsysteem van de patiënt het melanoom herkent, kan de tumorgroei stabiliseren of kan de tumor in omvang afnemen. Immuuntherapie van melanoom is erop gericht de eigen afweer van de patiënt te verhogen om zo de tumor te bestrijden. Vitiligo daarentegen is een autoimmuunziekte gericht tegen de melanocyten, waardoor van witte vlekken in de huid ontstaan. Vitiligo en melanoom zijn tegengesteld aan elkaar, maar meer kennis van de immuunresponsen in vitiligo kan bijdragen aan het verbeteren van de behandeling van melanoom. Teulings heeft de klinische en immunologische eigenschappen van beide ziektebeelden bestudeerd en de mogelijkheden onderzocht om vitiligo op te wekken als nieuwe vorm van immuuntherapie voor melanoompatiënten. Uit haar onderzoek blijkt de relatie tussen de twee aandoeningen. Vitiligopatiënten hebben drie keer minder kans op het ontwikkelen van melanoom of andere vormen van huidkanker dan personen van dezelfde leeftijd zonder vitiligo. Verder blijkt dat het wit worden van de huid van patiënten met gevorderd melanoom die behandeld worden met immuuntherapie, een betere kans hebben op overleving. Ook kan de lokale behandeling van uitzaaiingen van melanomen op de huid met een bleekcrème, gecombineerd met een zalf die de groei van cellen remt, de uitzaaiingen op de huid bij ongeveer eenderde deel van de patiënt verminderen.
Bij iedere patiënt bij wie een melanoom, een vorm van huidkanker, wordt vastgesteld, zou het microscopisch weefselonderzoek gecontroleerd moeten worden door een specialist voordat er een definitieve behandeling wordt opgesteld en gestart. Dat stelt Maarten Niebling in zijn promotieonderzoek. Niebling ging na hoe vaak de diagnose van een melanoom verandert na controle van de pathologie van het melanoom door een specialist. Niebling concludeert dat de diagnose van melanomen preciezer is geworden, doordat verschillende specialisten in multidisciplinaire teams steeds beter samenwerken. Gespecialiseerde pathologen blijken goed in staat om vast te stellen in welk stadium het melanoom zich bevindt. Ondanks deze verbetering blijft het lastig om tot overeenstemming te komen over het pathologisch stadium van het melanoom en dus soms ook over het juiste behandelplan. Niebling pleit er daarom voor dat de pathologie wordt gecontroleerd door een specialist in een gespecialiseerd centrum alvorens een definitief behandelplan wordt opgesteld. Niebling stelt ook dat, om de stadiëring te verbeteren, een gecombineerde PET/CT-scan nodig is bij melanoompatiënten met voelbare lymfeklieruitzaaiingen. Bij deze patiënten zouden vroege uitzaaiingen hiermee kunnen worden opgespoord en behandeld. Volgens de promovendus wordt steeds duidelijker hoe het melanoom zich biologisch gedraagt. Patiënten krijgen daardoor een nauwkeurige prognose. Die prognose, zo ontdekte Niebling, is beduidend slechter als er meerdere kleine huiduitzaaiingen zijn rondom het melanoom, of bij uitzaaiingen in de diepe lymfeklieren in de lies. Maarten Niebling (Maastricht, 1986) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn promotieonderzoek bij de afdeling Chirurgische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen en het Melonoma Institute Australia in Sydney (Australië). Het onderzoek werd gefinancierd door GUIDE, Covidien, Takeda, Chipsoft, Mundipharma, Greiner Bio One, en de Stichting Noordelijk Chirurgisch Oncologisch Fonds. Niebling werkt momenteel in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam.
Volgens wetenschappers van Stanford University Medical Center overlijden mannen vaker aan melanoom dan vrouwen. Zij publiceerden de resultaten van hun onderzoek onlangs in JAMA Dermatology Melanoom is de meest voor komende en agressiefste vorm van huidkanker. Voor het onderzoek werden 26.107 volwassenen en jongvolwassenen, die in de periode 1989 tot 2009 de diagnose melanoom hadden gekregen, gedurende een periode van gemiddeld 7,5 jaar gevolgd. 1.561 van de onderzochte huidkankerpatiënten overleden aan de ziekte. Mannen bleken 55 procent meer kans te hebben om te overlijden aan melanoom. Melanoom is een van de meest voor komende kankersoorten onder jongvolwassenen. Mannen zouden zich meer bewust moeten zijn van de risico’s, zeggen de onderzoekers.
Bij patiënten met kwaadaardige moedervlekken (melanomen) in het hoofd-halsgebied, bij oudere patiënten en patiënten met een lagere sociaaleconomische status wordt minder vaak een schildwachtklierprocedure uitgevoerd dan bij andere patiënten met een melanoom. Dat concludeert Annemarleen Huismans in haar promotieonderzoek. Een melanoom is een zeldzame, maar ernstige vorm van kanker die begint in de pigmentcellen in de huid. Als de ziekte niet tijdig wordt opgemerkt, zijn de vooruitzichten slecht. Een manier om te kijken of de kanker is uitgezaaid naar aangrenzende lymfeklieren, is de schildwachtklierprocedure. Huismans ging na bij welke patiënten met welke tumorverschijnselen de procedure het vaakst wordt uitgevoerd. Ze bestudeerde hiervoor de gegevens van 2.413 patiënten uit het Noordoosten van Nederland, die in de periode 2004-2011 behandeld werden voor een melanoom met een dikte van meer dan 1 mm. De schildklierwachtprocedure blijkt in deze hele periode gemiddeld bij 42% procent van de patiënten in de onderzoeksgroep te zijn toegepast. De procedure werd volgens Huismans’ onderzoek het meest frequent uitgevoerd bij mensen die in een universitair ziekenhuis gediagnosticeerd werden, of bij mensen met een melanoom van meer dan 2 mm diep, en het minst vaak bij patiënten met een melanoom in het hoofd-halsgebied, oudere patiënten of patiënten met een lagere sociaaleconomische status. Huismans concludeert ook dat het gebruik van de procedure inmiddels wel fors is toegenomen, van zo’n 24% rondom 2004 tot 55% in 2011. Huismans ontdekte ook dat melanomen op de schedel vaker uitzaaien naar de hersenen dan melanomen elders op het lichaam. Deze ontdekking is van belang omdat een vroege opsporing en behandeling van hersenuitzaaiingen mogelijk kan bijdragen aan een betere overleving. Annemarleen Huismans (1986) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek binnen het Cancer Research Centre Groningen, onderzoeksprogramma Guided Treatment in Optimal Selected Cancer Patients, van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Het onderzoek werd o.a. gefinancierd door de Haak Bastiaanse-Kuneman Stichting, Stichting Jo Kolk Studiefonds, Stichting Sacha Swarttouw-Heijmans, KWF Kankerbestrijding en Stichting VSB fonds. Huismans is in opleiding tot internist in het Diakonessenhuis te Utrecht.
Mw. Karin van den Hurk, MSc: Epi)genetic profiling of cutaneous melanoma: Diagnostic, prognostic, and biological relevance. Het melanoom is de meest dodelijke vorm van huidkanker en vanwege het snel toenemende aantal melanoom patiënten een steeds groter wordend gezondheidsprobleem. De huidige klinische evaluatie van het melanoom is voornamelijk gebaseerd op histopathologie. Er is echter nog veel ruimte om de diagnose te verbeteren en het ziektebeloop van melanoom patiënten beter te voorspellen. In dit proefschrift zijn moleculaire veranderingen in het DNA van melanomen in kaart gebracht. Dit heeft geleidt tot een beter begrip van melanoom biologie. Tevens zijn nieuwe biomarkers geïdentificeerd die de arts kunnen helpen bij het stellen van een juiste diagnose en het voorspellen van het beloop van de ziekte. Deze nieuwe markers kunnen bijdragen aan het bepalen van de meest optimale behandeling van de patiënt.
Melanomen bevatten verschillenden typen afweercellen die gericht zijn tegen de gemuteerde eiwitten in de tumoren. Eerder is aangetoond dat er mutatie-specifieke, tumorceldodende T-cellen in melanomen voorkomen. Nu blijken ook de aanwezige ‘hulpjes’ van deze cellen de tumor te herkennen. Dat blijkt uit onderzoek van het Nederlands Kankerinstituut (NKI) en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Mogelijk heeft dit implicaties voor de experimentele T-celtherapie voor melanoompatiënten met uitzaaiingen. Afweercellen tegen tumoren zijn er in twee soorten: de CD8+ T-cellen en de CD4+ T-cellen,ook wel T-helpercellen genoemd. Eerder is aangetoond dat er CD8+ T-cellen zijn die specifiek reageren op mutaties in de tumor van nature voorkomen in melanomen. Onderzoekers van het NKI en het LUMC laten nu zien dat bij vier van de vijf onderzochte melanoompatiënten ook de CD4+ T-cellen tegen zulke mutaties reageren. Ze beschrijven hun bevindingen in Nature Medicine. Opruimen van tumorcellen “CD4+ T-cellen kun je zien als hulpjes van de CD8+ T-cellen”, vertelt Sjoerd van der Burg, hoogleraar Klinische Oncologie in het LUMC. “Deze T-helpercellen veranderen het micromilieu en produceren cytokines, waardoor CD8+ T-cellen makkelijker het kankergezwel binnendringen en daar de tumorcellen kunnen doden. Helaas lukt dit niet altijd, waardoor het melanoom kan uitgroeien”, aldus Van der Burg, die samen met dr. Els Verdegaal vanuit het LUMC aan dit onderzoek meedeed. Adoptieve T-celtherapie De ontdekking dat melanomen meestal ook mutatie-specifieke CD4+ T-cellen bevatten, kan gevolgen hebben voor de zogenaamde adoptieve T-celtherapie. Dit is een experimentele therapie voor patiënten met een uitgezaaid melanoom, die nog volop in ontwikkeling is. T-cellen worden daarbij uit de tumor van de patiënt gehaald, in het lab vermeerderd en dan weer teruggegeven aan de patiënt. Er is nog veel discussie over welke celtypen het beste zijn voor adoptieve T-celtherapie. “Wanneer je T-cellen uit de tumor opkweekt krijg je meestal een mix van CD4+ en CD8+ T-cellen. Sommige onderzoekers denken dat je beter alleen CD8+ T-cellen kan teruggeven. Maar wij tonen nu aan dat ook de in de tumor aanwezige CD4+ T-cellen zeer specifiek tegen de tumor gericht zijn. Het lijkt aannemelijk dat deze cellen ook bij de anti-tumorreactie betrokken zijn, maar dat aantonen is de volgende stap.” Genezen patiënt Binnen de afdeling Klinische Oncologie zijn nu al meer dan 20 melanoompatiënten behandeld met adoptieve T-celtherapie. “Bij een aantal patiënten remde de behandeling voor langere tijd de groei van de tumor. Eén patiënt is er helemaal door genezen. Het werkt dus, maar ons onderzoek is erop gericht om de therapie nog beter te maken”, aldus Van der Burg. Het wetenschappelijke artikel is verschenen in Nature Medicine. Cancer Pathogenesis and Therapy is een van de zeven profileringsgebieden van het LUMC. Het onderzoek is gefinancierd door KWF Kankerbestrijding.
Melanoom, de kwaadaardigste variant van huidkanker, is de snelst stijgende vorm van kanker in de leeftijdsgroep van 30 tot 60 jaar. Dat blijkt uit cijfers van het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL). Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) is het landelijk expertisecentrum voor melanoom en ziet jaarlijks patiënten uit heel Nederland met deze vorm van huidkanker. De oorzaak van melanoom en andere varianten van huidkanker ligt meestal in een te grote blootstelling aan uv-straling. Tijdens de Huidkankerdag op 20 mei werd daarom uitgebreid stilgestaan bij de gevaren van teveel zonlicht en het belang van preventie en regelmatige controle van de huid. DermatoscopieElk jaar zien dermatologen een stijgende trend in het aantal melanomen, van 5887 in 2015 naar 6787 in 2016. In de afgelopen twintig jaar is in de leeftijdsgroep van 30 tot 60 jaar het aantal mensen met een melanoom meer dan verdubbeld. Uit de gegevens van het IKNL blijkt bovendien dat iedere vorm van huidkanker stijgt in de leeftijdsgroep vanaf 30 jaar. Ondanks dat er campagnes zijn voor veilig zonnen en steeds meer mensen weten dat ze zich goed moeten beschermen, wordt dit nog steeds niet goed uitgevoerd. Jaarlijks komen er ongeveer 55.000 nieuwe gevallen van huidkanker bij. Dit betekent dat ongeveer 1 op de 5 Nederlanders in zijn of haar leven een vorm van huidkanker krijgt. Het overgrote deel van de huidkankers wordt veroorzaakt door overmatige blootstelling aan UV-straling (zon én zonnebank). Om de zorgwekkende stijgende trend van huidkanker te doorbreken blijven dermatologen zich dan ook samen met hun partners inzetten voor een vergroting van bewustzijn voor de gevaren van overmatige UV-straling.Tijdens Huidkankerdag konden mensen in het LUMC hun huid laten checken door een van onze dermatologen. Naast een huidcheck gaven de dermatologen ook uitleg over zelfcontrole van de huid en bescherming tegen UV-straling.
Bron: LUMC
Net als op de huid kan een moedervlek in het oog een voorloper zijn van een oogmelanoom. Dat schrijven onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) in het wetenschappelijke tijdschrift het British Journal of Cancer. Zij vergeleken de genetische opmaak van een oogmoedervlek met die van oogmelanomen. “We weten dat een bepaalde mutatie zeer vaak voorkomt in oogmelanomen en de oorzaak kan zijn van de wildgroei aan cellen”, vertelt onderzoeker Pieter van der Velden van de afdeling Oogheelkunde. Met collega’s van de afdeling Huidziekten, het Erasmus MC in Rotterdam en de Universiteit van Sidney heeft hij nu laten zien dat dezelfde mutatie te vinden is in moedervlekken in het oog. Dit is volgens de onderzoekers een sterke aanwijzing dat een moedervlek op het netvlies daadwerkelijk een voorloper is van een oogmelanoom. “Dit was iets waar veel onderzoekers al vanuit gingen, maar wij hebben het nu bewezen”, aldus Van der Velden. De onderzoekers gebruikten voor hun studie zestien moedervlekken uit dertien ogen van mensen die in Australië hun lichaam ter beschikking van de wetenschap hadden gesteld. Met zeer geavanceerde technieken berekenden ze in hoeveel cellen van de moedervlek de mutatie zat die vaak wordt gevonden in oogmelanomen. Uiteindelijk vonden ze deze mutatie in vijftien van de zestien moedervlekken. Wel vonden ze, vergeleken met moedervlekken in de huid, relatief lage percentages gemuteerde cellen. Van der Velden: “Hoe dat kleine aantal dan toch kan leiden tot een wildgroei aan cellen weten we nog niet precies, maar waarschijnlijk heeft het iets te maken met de aanwezigheid van een eiwit dat de weefselgroei ontregelt.” Overigens hoeven mensen met een moedervlek in het oog zich niet meteen zorgen te maken, benadrukt Van der Velden. “Ongeveer een op de zes mensen heeft een oogmoedervlek – die van buitenaf overigens niet zichtbaar is –, maar bij slechts een op de negenduizend mensen ontwikkelt deze zich tot een melanoom.” Naast reguliere zorg kunt u in het LUMC terecht voor de behandeling van complexe en zeldzame ziektebeelden, zoals oogmelanoom. Topreferente zorg noemen we dat. Dit is zorg voor patiënten die een zeer specialistische behandeling nodig hebben.
Bron: VUMC
We hebben gemodificeerde NCCN evidence blocks ontwikkeld die het klinisch voordeel classificeren voor oudere patiënten met niercelcarcinoom. De effectiviteit van veel nieuwe middelen voor gemetastaseerd melanoom scoren hoog qua klinisch voordeel en zijn daarmee ook interessant voor ouderen met deze ziekte. Leeftijdspecifieke toxiciteitsdata van deze middelen is echter schaars voor deze kwetsbare patiëntengroep. Het CD4+ T-celcompartiment van jonge melanoompatiënten is erg geactiveerd, terwijl dat van oude melanoompatiënten gekarakteriseerd wordt door een gebrek aan respons. Een Nederlandse registratie laat zien dat de behandeling met ipilimumab voor gemetastaseerd melanoom even effectief is bij oudere als jonge patiënten en het is veilig voor patiënten van 65 jaar of ouder. Ipilimumab heeft een vergelijkbare werkzaamheid en toxiciteit voor mannen en vrouwen. Het vroegtijdig ontwikkelen van een hypofosfatemie tijdens behandeling met imatinib voorspelt niet het antitumoreffect op een gastro-interstinale stromale tumor.
Bron: RUG
Onderzoek aan de schildwachtklier en verwijdering van lymfeklieren hebben geen negatieve gevolgen voor de kwaliteit van leven van patiënten met een melanoom van de huid. Dat blijkt uit onderzoek van promovendus Mattijs de Vries. En dat is goed nieuws, want steeds meer Nederlanders krijgen te maken met melanoom. In 2011 zal de diagnose waarschijnlijk bij ruim 4000 mensen gesteld worden. Melanoom is een kwaadaardige vorm van huidkanker die kan ontstaan uit moedervlekken. De ziekte kan uitzaaien in het lichaam via het lymfestelsel. De schildwachtklier is de eerste lymfeklier waar kwaadaardige cellen terechtkomen. Daarom wordt deze klier bij patiënten met een melanoom door middel van biopsie onderzocht. Bevat de schildwachtklier geen kankercellen, dan kan worden aangenomen dat er helemaal geen uitzaaiing heeft plaatsgevonden. Bevat de schildwachtklier wel kankercellen, dan worden alle regionale lymfeklieren verwijderd. Uit het onderzoek van De Vries blijkt dat onderzoek aan de schildwachtklier de kwaliteit van leven niet negatief beïnvloedt, en dat het verwijderen van alle regionale lymfeklieren tot weinig complicaties leidt. Na liesklierdissecties bestaat er een verhoogd risico op het ontstaan van een gering lymfoedeem van het aangedane been. Dit heeft echter geen negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Verder laat het onderzoek zien dat patiënten zonder uitzaaiing in de schildwachtklier een significante betere ziektevrije en ziektespecifieke overleving hebben dan patiënten met een uitzaaiing in de schildwachtklier (ziektespecifieke 10-jaarsoverleving: 78% versus 60%). Mattijs de Vries (Emmen, 1977) studeerde geneeskunde te Groningen. Hij verrichtte zijn onderzoek aan de afdeling Chirurgische Oncologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), waar hij de opleiding tot chirurg begon. Inmiddels is hij bezig met het laatste jaar van de opleiding tot chirurg in de Isala klinieken te Zwolle. Proefschrift: dhr. M. de Vries, Results, morbidity, and quality of life of melanoma patients undergoing sentinel lymph node staging
Patiënten met melanoom ≥1 mm dik ondergaan een schildwachtklierprocedure, waarbij de eerste lymfeklier, waarheen kankercellen uitzaaien wordt verwijderd en onderzocht op uitzaaiingen. Een systematisch onderzoek toonde aan dat de schildwachtklierprocedure een stadiërende ingreep is die niet leidt tot een verhoogd risico op intralymfatische uitzaaiingen. Voor sommige patiënten met uitzaaiingen is geen systemische behandeling nodig. Patiënten met vooral uitzaaiingen in de huid kunnen injecties in de tumor krijgen en wanneer uitzaaiingen beperkt zijn tot lever en/of ledematen is regionale perfusie/infusie mogelijk een optie. Deze technieken zijn effectief en hebben minder bijwerkingen dan systemische behandeling. Ongeveer 50% van de patiënten met uitgezaaid melanoom heeft een BRAF V600E mutatie en kan BRAF remmers krijgen. Dit proefschrift presenteert een kleine serie patiënten die neoadjuvant (d.w.z. vòòr hun operatie) werden behandeld met BRAF remmers. Een deel van de patiënten overleefde langer dan verwacht, maar meer (gerandomiseerd) onderzoek is nodig om deze stelling te bewijzen. Bovendien hebben BRAF remmers bijwerkingen en kunnen deze leiden tot nieuwe (huid)tumoren. Dit risico is lager met het toevoegen van MEK remmers. Ook werd specifiek onderzoek gedaan naar patiënten die uitzaaiingen in de hersenen ontwikkelen. Hun overleving vanaf het moment van diagnose van uitzaaiingen was 7.2 maanden voor patiënten gediagnosticeerd tussen de 2000-2008 en 22.8 maanden voor patiënten gediagnosticeerd sinds 2011. Behandelopties en prognose voor melanoompatiënten zijn de laatste jaren verbeterd en zullen naar verwachting de komende jaren nog verder verbeteren door verbeterde inzichten in het tumorbiologisch gedrag van het melanoom. Er is echter nog steeds een groep patiënten voor wie geen genezing mogelijk is en onderzoek blijft onverminderd belangrijk.
Bron: RUG
Door bepaalde typen afweercellen bij melanoompatiënten te ‘kalmeren’ worden de tumoren beter behandelbaar. Dat zeggen onderzoekers van Manchester University. Het immuunsysteem van kankerpatiënten reageert op de toediening van chemotherapie. Chemische signalen van afweercellen verstoren de werkzaamheid van de chemotherapie, waardoor de behandeling minder effectief wordt. Volgens de onderzoekers blijkt uit hun bevindingen dat deze afweercellen melanoomcellen kunnen helpen te overleven. Standaard chemotherapie zou daarom moeten worden gecombineerd met immuuntherapie. Melanoom is een vorm van huidkanker die jaarlijks bij gemiddeld 5000 Nederlanders wordt vastgesteld.
Bepaalde huidcellen (melanocyten) beschermen tegen de schadelijke effecten van ultraviolette straling. Sommige ziekten gaan gepaard met afwijkingen in het aantal melanocyten. Bij melanoom is sprake van woekering (kanker), bij vitiligo verdwijnen juist melanocyten, waardoor witte vlekken ontstaan. Uitgezaaid melanoom is slecht te behandelen omdat het relatief ongevoelig is voor bestraling en chemotherapie. Bij vitiligo ruimen de afweercellen de melanocyten op. Van den Boorn onderzocht of het mogelijk is die afweercellen in te zetten voor immuuntherapie bij melanoom. Hij keek daarbij specifiek naar monobenzon, een stof met een sterk huidblekend effect waarvan bekend is dat het vitiligo kan veroorzaken. Proefschrift: Jasper van den Boorn, titel: "Pathogenesis of vitiligo and its application as melanoma immunotherapy".
Melanoom is een kwaadaardige vorm van huidkanker, die meer dan 75 procent van de sterftegevallen van alle huidkankersoorten veroorzaakt. Via het lymfestelsel kunnen uitzaaiingen in het lichaam ontstaan. De schildwachtklier is de eerste lymfklier waar kwaadaardige cellen terechtkomen. Daarom wordt deze bij melanoom door middel van biopsie onderzocht. Bevat de schildwachtklier geen kankercellen, dan kan worden aangenomen dat er geen uitzaaiing heeft plaatsgevonden, zegt onderzoeker S. Kruijff van de UU. Is dat wel het geval, dan worden alle regionale lymfklieren verwijderd. Tijdig verwijderen kan de sterfte door melanoom sterk terugdringen. Verder blijkt het eiwit S-100B een belangrijke biomarker voor uitzaaiingen via het bloed.
Een moedervlek kan soms uitgroeien tot melanoom, een agressieve vorm van huidkanker. Onderzoekers van het Nederlands Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis en het VU mc hebben onlangs een belangrijk ontstaansmechanisme van melanomen ontrafeld. Moedervlekken zijn opeenhopingen van pigment-producerende cellen (melanocyten) in de huid. Deze cellen bieden bescherming tegen de schadelijke invloed van ultraviolette straling. Een defect in tumor-onderdrukkende eiwitten in moedervlekken speelt een rol bij het ontstaan van melanoom. De Consumentengids besteedde onlangs aandacht aan deze vorm van kanker. Ook de Stichting Melanoom, die de belangen van patiënten behartigt, komt aan het woord.
Melanoom, de meest voor komende vorm van huidkanker, komt in Groot-Brittannië nu vijf keer meer voor dan in 1970. Dat meldt BBC News op basis van cijfers van het Cancer Research Institute. Deze toename zou deels zijn te verklaren aan de populariteit van vakanties naar de zon. Ongeveer 17 op elke 100.000 Britten worden nu gediagnosticeerd met melanoom, terwijl dat in 1970 nog maar drie op de 100.000 mensen waren. Goed insmeren met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor en tijdens de uren met de felste zon in de schaduw zijn de beste manieren om huidkanker te voorkomen, zeggen de onderzoekers.
Melanoomcellen hebben een eigen specifieke geur. Aan de hand daarvan kan deze meest agressieve vorm van huidkanker in wellicht op een voor de patiënt niet belastende manier worden gediagnosticeerd. Dat schrijven onderzoekers van onder andere het Monell Center op de specialistische website Journal of Chromatography B. De onderzoekers richtten zich op vluchtige organische stoffen die de huid produceert. Deze produceren zeer specifieke geuren. Gezonde huidcellen blijken hun eigen geur te hebben, maar ook melanoomcellen kennen hun eigen geur. Met speciale sensoren zijn die geuren van elkaar te onderscheiden. Mogelijk geldt deze ontdekking ook voor andere vormen van kanker en zelfs voor andere ziekten.
Onderzoekers van het Rush University Medical Centre in Chicago hebben een medicijn tegen melanoom gevonden. Onderzoeker Howard Kaufman : "Onze studie toont duidelijk aan dat we een remedie kunnen hebben gevonden voor patiënten die een vergevorderd melanoom hebben en een medicijn dat anderen kan helpen. Dit zal elk jaar duizenden levens redden"
Hidde Jan Veenstra: ‘Melanoma surgery and the impact of sentinel node biopsy’. Om te kunnen beoordelen of een kwaadaardige vorm van huidkanker (melanoom) is uitgezaaid, kan de zogeheten schildwachtklier (de eerste lymfeklier waar vocht uit een tumor naar toe gaat) worden verwijderd. Er bestonden twijfels over deze methode omdat kort na de introductie in 29 procent van de gevallen de uitzaaiingen niet werden opgemerkt. Dat percentage is ondertussen gedaald tot drie procent. Volgens Veenstra was er sprake van een leerfase die nodig was om de techniek goed onder de knie te krijgen. Belangrijkste doel van de schildwachtklier-procedure is het identificeren van patiënten met uitzaaiingen in de lymfeklieren, zodat deze vroegtijdig aanvullend behandeld kunnen worden. De procedure blijkt niet te leiden tot lokale uitzaaiingen. Misschien kan overwogen worden, suggereert Veenstra, om aanvullend lymfklieronderzoek achterwege te laten bij patiënten met minimale uitzaaiingen in de schildwachtklier. Aanvullende beeldvorming met SPECT-CT verbetert de procedure nog verder. Veenstra bracht ook lymfedrainagepatronen van melanomen in hoofd-halsgebied en romp in kaart.
VUmc-promovenda Cynthia Fehres heeft een vaccin, dat gebruikt wordt bij de behandeling van melanomen (een vorm van huidkanker), zodanig veranderd dat bepaalde cellen uit ons immuunsysteem het vaccin beter opnemen. Dit zorgt ervoor dat er een sterkere aanval ingezet kan worden tegen de tumorcellen. Fehres promoveert op 2 juli bij VUmc. Onze huid bevat verschillende soorten immuuncellen, waaronder dendritische cellen. Dendritische cellen zijn cellen in ons afweersysteem die potentiële huidtumorcellen (melanomen) opsporen en T-cellen activeren om deze indringers te belagen. Dendritische cellen hebben soms alleen moeite met het herkennen van de tumorcellen en het starten van een immuun reactie, omdat tumorcellen in feite geen indringers zijn omdat ze in ons eigen lichaam ontstaan. De T-cellen worden dan niet geactiveerd, waardoor de huidtumorcellen vrij baan hebben. Cynthia Fehres, promovenda bij VUmc, heeft daarom onderzocht hoe dendritische cellen geholpen kunnen worden met het opstarten van een immuunrespons tegen huidtumorcellen door middel van vaccinatie. Het doel van het onderzoek van Fehres was om het vaccin te voorzien van specifieke suikermoleculen zodat de dendritische cellen het vaccin beter opnemen en een sterkere aanval kunnen opwekken tegen de tumorcellen. Fehres ontdekte dat bepaalde receptoren (een receptor is een eiwit waaraan een specifiek molecuul kan binden) de dendritische cellen helpen met het herkennen van de suikers. Ook toont ze aan dat de combinatie van het vaccin met de immuun activerende crème Aldara de dendrische cellen beter prikkelt de T-cellen te activeren. De standaardbehandeling is vaak niet voldoende voor melanoom-patiënten en deze tumorsoort is uitermate geschikt voor immuuntherapie. "Onze resultaten tonen aan dat de koppeling van suikers aan het vaccin leidt tot een verbetering van de prikkeling van dendritische cellen. Hierdoor worden vervolgens de T-cellen beter gestimuleerd om huidtumorcellen kapot te maken", concludeert Fehres.
Duitse jongeren onder de achttien jaar mogen niet meer onder de zonnebank. Dat heeft de Duitse Bondsdag bepaald. Onderzoek heeft uitgewezen dat de kunstmatige uv-straling in zonnebanken en solariums schadelijk is en de kans op huidkanker aanzienlijk vergroot.
Zonnebanken en gezichtsbruiners verhogen het risico op huidkanker. Dat meldt het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet Oncology op basis van onderzoek door het Internationale Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) in Lyon.
Inzicht in de werking van pigmentstoornissen is niet alleen belangrijk voor het ontwikkelen van betere behandelingen, maar geeft ook nieuwe aangrijpingspunten voor melanoombehandeling. De autoimmuniteit die bij vitiligo actief is heeft een beschermende werking tegen melanoom. Dit kan als uitgangspunt dienen voor nieuwe vormen van immuuntherapie voor melanoom, aldus prof. dr. Rosalie Luiten in haar oratie naar aanleiding van haar benoeming tot hoogleraar Dermatologie, in het bijzonder pigmentcelstoornissen van de huid. Huidskleur heeft een grote invloed op het dagelijks leven. De wens van sommige donkere mensen om een wat lichtere huid te hebben, en anderzijds het verlangen van lichte mensen naar een gebruinde huid, stimuleert gewoontes met mogelijke risico’s voor de gezondheid. Zo kan het bleken van de huid met speciale crèmes vitiligo veroorzaken, een huidaandoening waarbij witte vlekken in de huid ontstaan. Het overmatig zonnebaden daarentegen verhoogt het risico op huidkanker. Afwijkingen in de huidskleur, zoals donkere of lichte vlekken, zijn goed zichtbaar en kunnen de kwaliteit van leven sterk verminderen. Pigmentstoornissen zijn dus niet alleen een cosmetisch probleem, maar kunnen ook met psychische klachten gepaard gaan. Het onderzoek van Luiten richt zich op de ontstaanswijze en het verloop van deze pigmentaandoeningen, om betere behandelingen te ontwikkelen. Melanoom is de agressiefste vorm van huidkanker en moeilijk te behandelen zodra het is uitgezaaid. Melanoompatiënten krijgen soms ook vitiligo en dat is een gunstig teken voor hun overlevingskans. Luiten onderzoekt de relatie tussen vitiligo en melanoom. Daarin staan de pigmentcellen in de huid centraal: afwezig bij vitiligo of ontspoord bij melanoom. Op basis hiervan kan het uitlokken van vitiligo worden ingezet als nieuwe immuuntherapie voor melanoom.
Het LUMC heeft samen met Europese partners 12 miljoen euro subsidie binnengehaald voor oogheelkundig onderzoek. De subsidie komt van Horizon2020, een van de belangrijkste Europese subsidieprogramma’s. Het geld gaat naar twee innovatieve projecten: de behandeling van uitzaaiingen bij oogmelanoompatiënten en de behandeling van patiënten met een beschadigd hoornvlies. Dr. Martine Jager en haar team kunnen de subsidies goed gebruiken, want er is een groot tekort aan geld voor oogheelkundig onderzoek. "En dat terwijl er door de vergrijzing steeds meer mensen zijn met visuele problemen. Blindheid voorkomen, oogkanker te lijf gaan; ons onderzoek is er heel direct op gericht al binnen een paar jaar onze patiënten beter te kunnen helpen." Het project Arrest Blindness is gericht op het ontwikkelen van een kunstmatig hoornvlies als alternatief voor donorweefsel. Een beschadigd hoornvlies kan gehele of gedeeltelijke blindheid tot gevolg hebben. Een transplantatie kan het zicht terugbrengen. Er is echter wereldwijd een groot tekort aan menselijk donorweefsel. Samen met het Leidse bedrijf Aeon Astron werkt het LUMC al een aantal jaren aan de ontwikkeling van een kunstmatig hoornvlies op basis van vissenschubben. Jager: "Om dit onderzoek naar een hoger plan te tillen, zijn we op zoek gegaan naar Europese partners. Nu werken we met belangrijke Europese centra in meer dan vijftien landen samen aan verschillende soorten kunsthoornvliezen. Met deze Horizon2020 subsidie hebben we geld om de ontwikkelingen te versnellen." In het tweede project, UM Cure, staat de zoektocht naar een goede behandeling van oogmelanoomuitzaaiingen centraal. "Het LUMC is gespecialiseerd in de behandeling van oogmelanoom", vertelt Jager. "Het is tegenwoordig heel goed mogelijk om tumoren in het oog te behandelen. Maar er is nog geen efficiënte behandeling voor uitzaaiingen van oogmelanoom." Het LUMC heeft een consortium opgezet met de belangrijkste andere Europese centra, zoals het Instituut Curie, de Universiteit van Liverpool en de Champalimaud Foundation in Lissabon. Ook patiëntenorganisaties zijn betrokken bij de subsidieaanvraag. "Samen gaan we onderzoeken hoe immunotherapie of targeted therapie kan worden ingezet om uitzaaiingen te behandelen", zegt Jager. "Zo zoeken we uit of bestaande middelen ook kunnen worden ingezet om oogmelanoomcellen doelgericht te bestrijden. Het bestuderen van oogmelanoom bij zebravissen moet ons daarnaast meer kennis opleveren over de manier waarop de ziekte zich ontwikkelt." De twee projecten zijn goede voorbeelden van waar het LUMC goed in is, zegt Jager. "Het gaat om translationeel onderzoek, met een intensieve wisselwerking tussen onderzoekers en artsen. Patiënten kunnen hierdoor al heel snel profiteren van het onderzoek." Bovendien zijn beide projecten innovatief en multidisciplinair. Naast oogartsen werken er ook genetici, biologen en klinisch oncologen aan mee. "Bij de aanvraag hadden we vanaf het begin een sterk Leids team, met Aart Jochemsen, Ellen Kapiteijn, Ewa Snaar en Pieter van der Velden", zegt Jager. "Ik ben erg trots op het gehele team van onderzoekers. Samen met de andere topcentra kunnen we het oogheelkundig onderzoek nu een flinke boost geven."
Bij patiënten met een vroeg stadium van de meest dodelijke vorm van huidkanker, melanoom, kan na het aanvankelijk verwijderen van de tumor, de kanker toch nog terugkeren en uitzaaien. Nieuw onderzoek wijst erop dat een simpele injectie met synthetisch DNA dit mogelijk kan voorkomen. Het lichaam reageert onmiddellijk op de injectie met de stof CpG-B die het immuunsysteem stimuleert. Dat helpt waarschijnlijk om resterende tumorcellen op te ruimen en zo de terugkeer van de kanker te voorkomen. Hiervoor zijn aanwijzingen gevonden in een langjarige studie uitgevoerd door onderzoekers van Cancer Center Amsterdam onder huidkankerpatiënten. Hierover hebben onderzoekers Tanja de Gruijl, Bas Koster en hun collega's een artikel gepubliceerd in het vooraanstaande Amerikaanse tijdschrift Clinical Cancer Research. Professor De Gruijl geeft aan: "De resultaten van deze studie zijn hoopvol, maar vervolgonderzoek is nodig bij een grotere groep patiënten voordat deze vorm van immuuntherapie kan worden toegepast." Melanoom is de meest agressieve vorm van huidkanker. Jaren na het verwijderen ervan kan deze nog terugkeren, vaak met dodelijke afloop. Onderzoekers van VUmc deden in 2004 tot 2007 een onderzoek onder 52 patiënten met melanoom in een vroeg stadium. Van de patiëntengroep (30 personen) die de injectie met een lage dosis CpG-B kregen, hadden twee mensen (dus minder dan 10% van de deelnemers) in 2015 uitzaaiingen gehad. Beiden zijn overleden. Van de controlegroep was het melanoom bij 9 mensen (40%) uitgezaaid; van hen zijn zes mensen overleden; drie zijn opnieuw geopereerd aan huidkanker. Deze studie toont, weliswaar in een kleine groep, aan dat de injectie het afweersysteem tegen melanoom activeert. Dit zorgt er waarschijnlijk voor dat de terugkeer van kwaadaardige huidkanker voorkomen wordt bij een deel van de behandelde patiënten. De stof CpG-B lijkt op bacterieel DNA en wordt door het immuunsysteem als een mogelijke dreiging herkend waarop gereageerd moet worden. Het is een relatief goedkope stof. Inspuiting ervan, op de plek in de huid waar de tumor gezeten heeft, is voor de patiënt weinig belastend. De stof komt dan terecht in de lymfeklieren, waar het direct de afweerrespons tegen eventueel achtergebleven of uitgezaaide kankercellen activeert. Op deze manier kan het - zelfs jaren later - terugkeer van de kanker tegen gaan. Op dit moment wordt de stof CpG-B niet meer door de farmaceutische industrie gemaakt. De onderzoekers verkennen daarom de mogelijkheid zelf een nieuwe voorraad CpG-B te laten produceren alsmede de optie om vergelijkbare beschikbare middelen te verkrijgen voor een grootschalige vervolgstudie.
Bron: VUmc
Nederlanders zijn slecht geïnformeerd over huidkanker. Het begrip melanoom, de gevaarlijkste vorm van huidkanker, is weliswaar bekend bij 80 procent van de Nederlanders, maar slechts 42 procent heeft gehoord van de twee huidkankersoorten die veel vaker voorkomen dan melanoom: basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom. Dit blijkt uit de Ken Uw Huid enquête van het Erasmus MC, het Huidfonds en de Stichting Melanoom, waaraan sinds 2011 ruim 5.500 Nederlanders hebben deelgenomen. Van alle huidkankergevallen die per jaar worden vastgesteld, bestaat 75 procent uit basaalcelcarcinoom, 18 procent uit plaveiselcelcarcinoom en 11 procent uit melanoom. Maar liefst 80 procent van alle 60-plussers met een lichte huid krijgt bovendien te maken met actinische keratose oftewel zonneschade, een huidbeschadiging die een voorloper van huidkanker kan zijn. Slechts 19 procent van de ondervraagden heeft van deze aandoening gehoord. Het onderzoek werd uitgevoerd door dr. mr. Ellen de Haas, dermatoloog aan het Erasmus MC. Zij vindt het belangrijk dat Nederlanders beter geïnformeerd worden over alle huidkankersoorten. ,,Wanneer men meer weet over huidkanker en men de vroege signalen ervan herkent, kan veel leed worden voorkomen.’’ Een ander resultaat van de enquête is dat Nederlanders aan het eind van de zomer graag lekker bruin zijn. Het gaat hierbij niet alleen om zonaanbidders, maar ook om buitenmensen, zoals sporters, wandelaars, fietsers en tuinliefhebbers. Van de ondervraagden noemt 80 procent zichzelf een buitenmens, zonaanbidder of allebei. Ellen de Haas benadrukt het belang om zorgvuldig om te gaan met het aantal onbeschermde zonuren. Buitenmensen moeten extra oppassen voor huidkanker. ,,Natuurlijk spelen allerlei factoren een rol bij het al dan niet ontwikkelen van huidkanker. Sommige zijn niet te beïnvloeden zoals het huidtype of de genetische aanleg, maar andere wel. Zo kan men rekening houden met het aantal zonuren en onbeschermd buiten zijn. De schade door UV-straling stapelt zich op in de huid gedurende een mensenleven. Teveel zon kan leiden tot onomkeerbare schade en uiteindelijk uitgroeien tot huidkanker,’’ aldus De Haas. Zeker nu de zomervakantie voorbij is, en veel Nederlanders terug zijn van hun (zon)vakantie, kan het geen kwaad de huid goed te controleren. Niet alleen op moedervlekken maar ook op zonneschade en andere plekjes.
Wie regelmatig onder de zonnebank ligt vergroot de kans op plaveiselcelkanker aanzienlijk. Dat blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Dundee en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Vijftigers die regelmatig de zonnebank hebben gebruikt blijken bijna tweemaal zoveel kans te hebben op plaveiselcelkanker, een veelvoorkomende vorm van huidkanker. Met regelmatig bedoelden de onderzoekers een gemiddelde sessie van 12 minuten elke 8 dagen of 6 minuten elke 4 dagen, gedurende 15 jaar als jongvolwassene (20 tot 35 jaar oud). Al eerder is aangetoond dat de zonnebank het risico vergroot op melanoom, de dodelijkste vorm van huidkanker. De onderzoekers keken nu naar plaveiselcelkanker, dat meer voorkomt dan melanoom. “Melanoom hangt samen met verbranding van de huid, maar plaveiselcelkanker ontstaat door een optelsom van blootstelling aan UV-straling, de huid hoeft daarbij niet te verbranden”, licht onderzoeker dr. Frank de Gruijl van de afdeling Huidziekten van het LUMC toe. Het onderzoek is gedaan bij zonnestudio’s in Engeland. Daar blijkt 90 procent van de zonnebanken een hogere dosis UV-straling af te geven dan is toegestaan. “De branche in Nederland zegt dat de georganiseerde studio’s, die zijn aangesloten bij ‘Samenwerking Verantwoord Zonnen’, zich hier wel aan de norm houden, maar we hebben daar geen cijfers over”, aldus De Gruijl. Plaveiselcelkanker kan zich uitzaaien, maar wie er op tijd bij is kan volledig genezen. “Het begint meestal met een korstig rood bultje. Dat ontsiert de huid, dus veel mensen gaan er gelukkig wel mee naar de huisarts”, aldus De Gruijl. Het verwijderen van het gezwel kan wel een ontsierend litteken achterlaten. Ongeveer 1 op de 15 Nederlanders ontwikkelt plaveiselcelkanker voordat zij 85 jaar zijn en het aantal gevallen stijgt nog steeds. De onderzoekers presenteren de resultaten van hun onderzoek deze week op het World Congress on Cancers of the Skin in Edinburgh. Lees ook het persbericht van de British Association of Dermatologists: Risk of common skin cancer increased by as much as 90 per cent, study finds. Cancer Pathogenesis and Therapy is een van de 7 profileringsgebieden van het LUMC.
Uitgezaaide melanoom, een agressieve en moeilijk behandelbare vorm van huidkanker, kan men in principe bestrijden door kunstmatig een andere huidaandoening op te wekken: vitiligo. Bij deze auto-immuunziekte valt de eigen afweer pigmentcellen (melanocyten) in het lichaam aan. Die worden afgebroken en er ontstaan witte vlekken op de huid. Bij melanoom is sprake van woekering van melanocyten; afbraak daarvan is dan ook gunstig. Met behulp van het schadelijke (want vitiligo-bevorderende) huidbleekmiddel monobenzon kan deze afbraak door het immuunsysteem worden gestimuleerd. Dit blijkt uit het proefschrift waarop AMC-onderzoeker in opleiding Jasper van den Boorn op 6 juli hoopt te promoveren. Van den Boorn bedacht een nieuwe vorm van immuuntherapie - MIC - die bij muizen met melanoom goede resultaten oplevert.
Dr. Tanja de Gruijl wordt op 19 juni benoemd tot hoogleraar Translationele Tumorimmunologie aan VUmc. Zij richt zich op het vertalen van nieuwe bevindingen uit het lab naar innovatieve immunologische benaderingen bij de behandeling van kanker. Immuuntherapie bij kanker zit in de lift. Recente successen in de kliniek hebben er zelfs toe geleid dat het tijdschrift Science het uitriep tot dé wetenschappelijke doorbraak van 2013. De huidige succesvol toegepaste immuuntherapieën worden in hoge doses in de bloedbaan toegediend. Tanja de Gruijl's onderzoek daarentegen richt zich op het lokaal conditioneren van het immuunsysteem. Het doel: een afweerrespons opwekken die in het hele lichaam bescherming kan bieden tegen tumoruitzaaiingen, zonder gezonde weefsels te beschadigen. Door lokaal te handelen ontstaat zo een globale bescherming, niet alleen qua plaats, maar ook in de tijd. 'Geheugen'-afweercellen, die via de bloedbaan door het hele lichaam circuleren, bieden bij herhaald contact met tumorcellen snel een effectieve afweer tegen uitgezaaide tumoren. Het bewijs voor dit principe werd onlangs geleverd met gerandomiseerde klinische studies, uitgevoerd in het VUmc Cancer Center Amsterdam bij patiënten met melanoom, een agressieve vorm van huidkanker. Door lokaal rond de plek van de tumor een immuun-stimulerende stof in te spuiten, werden lokale lymfeklieren aangesproken en ontstond door het hele lichaam een immuunrespons tegen het melanoom; met als gevolg een langere overleving van de behandelde patiënten, zonder uitgroei van uitgezaaide tumoren. Dit is de grote belofte van immuuntherapie: langdurige bescherming tegen kanker met minimale belasting voor de patiënt; 'think global, act local'.
Mensen die regelmatig onder de zonnebank liggen, lopen meer risico op plaveiselcelkanker. Dat zeggen onderzoekers van de Universiteit van Dundee en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Zij deden onderzoek in zonnestudio’s in Engeland. Al eerder is aangetoond dat de zonnebank het risico vergroot op melanoom, de dodelijkste vorm van huidkanker. Plaveiselcelkanker komt echter meer voor. Melanoom hangt samen met verbranding van de huid, terwijl plaveiselcelkanker ontstaat door een optelsom van blootstelling aan UV-straling. De huid hoeft daarbij niet te verbranden. Plaveiselcelkanker begint als een korstig rood bultje, maar kan zich wel uitzaaien. Gelukkig gaan mensen daar vaak mee naar de dokter, zegt dr. F. de Gruijl van de afdeling huidziekten van het LUMC.
Vincent Smit is sinds 2013 hoogleraar Klinische pathologie in het LUMC. Op 13 juni sprak hij zijn oratie ‘Een kwestie van de juiste stip’ uit. “Jaarlijks wordt er zo’n 6 miljoen euro verspild aan een duur medicijn voor borstkanker door slecht uitgevoerde testen.” Veel mensen denken bij een patholoog aan een lijkschouwer. Met dat beeld rekent Vincent Smit meteen bij het begin van zijn oratie af. “In 1990 werden er jaarlijks nog 11.000 klinische lijkopeningen verricht, in 2013 waren dat er nog geen 4.000. Terwijl het aantal weefselonderzoeken bij levende patiënten juist met bijna 60 procent toenam: van 880.000 naar meer dan 1.400.000.” Volgens Smit daalt het aantal lijkschouwingen onder meer omdat tegenwoordig al veel ziekten zichtbaar zijn te maken met beeldvormende technieken. Hij vindt het een goede ontwikkeling. “Obductie is alleen wenselijk bij neuropathologische aandoeningen, plotse hartdood met een mogelijk erfelijke oorzaak en bij overlijden van kinderen onder de 12 jaar.” Pathologen kunnen hun tijd voor het overige beter besteden aan het verbeteren van diagnostiek en behandeling van levende patiënten, meent de nieuwe hoogleraar. Binnen de pathologie maakt de moleculaire pathologie nu grote ontwikkelingen door, vooral bij de diagnostiek van kanker. “Er komen steeds meer specifieke medicijnen, die slechts werken bij een deel van de kankerpatiënten”, aldus Smit. Hij noemt het middel Vemurafenib, dat heel effectief is bij melanomen met een BRAF-mutatie. Ongeveer de helft van de melanoompatiënten heeft zo'n mutatie in hun melanoomcellen. De DNA-testen die nodig zijn om bepaalde mutaties vast te stellen, worden nu door tientallen pathologische laboratoria in Nederland uitgevoerd. Volgens Smit gaat dat ten koste van de kwaliteit. “Herceptin werkt alleen bij borstkankerpatiënten met een amplificatie van het HER2-gen. De test hierop is bijna 2 op de 100 keer foutpositief, blijkt uit onderzoek.” Smit rekent voor dat dit betekent dat ruim 200 van de 14.000 borstkankerpatiënten jaarlijks ten onrechte Herceptin voorgeschreven krijgen. Omdat dit middel 30.000 euro per patiënt kost, gaat het om een slordige 6 miljoen euro die over de balk gegooid worden. Het keurmerk dat er nu voor laboratoria is, is te vrijblijvend, meen de patholoog. “Laboratoria hoeven niet aan kwaliteitstesten mee te doen, en wanneer ze slecht scoren heeft dat geen consequenties.” Smit zou graag zien dat laboratoria zelf hun verantwoordelijkheid nemen. “Labs die slecht scoren moeten stoppen totdat ze aantoonbaar verbeterd zijn. Ze moeten zich realiseren wat een verkeerde test voor een patiënt kan betekenen. Het is heel jammer dat we dat in Nederland nog niet goed op orde hebben.” Behalve het onderzoek en de zorg draagt Smit ook het onderwijs een warm hart toe. Hij is voorstander van decentraal selecteren, zoals het LUMC dit jaar voor het eerst met een deel van de geneeskundestudenten doet. “Algemene competenties en vaardigheden leer je vooral in de eerste 10 tot 15 jaar van je leven. Daarna kun je er nog aan schaven. Als docent zie ik dat niet alle studenten even gemotiveerd zijn. Decentrale selectie is een manier om daar verandering in te brengen.” Prof. Vincent Smit (1964) studeerde geneeskunde in Leiden en promoveerde daar in 1991 op onderzoek naar genetische veranderingen bij gynaecologische tumoren. Sinds 1997 werkt hij als patholoog in het LUMC. In 2013 volgde hij prof. Gertjan Fleuren op als hoogleraar Pathologie en afdelingshoofd.
Een derde van de Nederlanders laat zich nooit adviseren over zijn of haar huid. Niet over de dagelijkse verzorging en al helemaal niet over bescherming in de zon. Dat is opmerkelijk, want uit het recent uitgevoerd huidonderzoek van Mediq Apotheek onder 500 respondenten, blijkt dat drie kwart van de Nederlanders de huid en de dagelijkse verzorging wel degelijk belangrijk vindt. Maar liefst 40% geeft aan "van zijn huid te houden"! Men verkiest het gezicht als mooiste stukje huid. Vrouwen zijn daarnaast vooral te spreken over de huid van hun borsten en decolleté, mannen zijn trots op de huid van hun armen en de bilpartij. Aan het onderzoek namen ruim 500 mensen deel. Zie ook:
acne, constitutioneel eczeem, doorliggen, psoriasis, melanoom.
Een zogeheten ‘intelligente’ computer kan straks mogelijk helpen bij de diagnose van huidkanker. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van G. Giotis van de RUG. Een nieuw prototype-gebaseerde ‘machine learning’ zal in de nabije toekomst mogelijk in staat zijn om het verschil vast te stellen tussen melanoom (huidkanker) en gewone huidvlekken. Het kunnen onderscheiden van melanoom (huidkanker) en gewone huidvlekken is buitengewoon belangrijk voor dermatologisch onderzoek. Het systeem gebruikt gewone digitale beelden van huidafwijkingen als input.
Als nu geen maatregelen worden genomen, zal de zorg voor patiënten met huidkanker over enkele jaren onder een acceptabel niveau zakken. Door de explosieve toename van het aantal huidkankerpatiënten -een toename die de afgelopen decennia al heeft ingezet- zijn er straks te weinig dermatologen om de vraag naar zorg aan te kunnen. Daarvoor waarschuwt prof. dr. Tamar Nijsten vrijdag 9 november in zijn oratie waarmee hij zijn bijzondere leerstoel Dermatologie aan de faculteit geneeskunde van de Erasmus Universiteit officieel aanvaardt. Een op de vijf Nederlanders ontwikkelt vroeg of laat een vorm van huidkanker. De meest voorkomende vorm is het basaalcelcarcinoom, op afstand gevolgd door het plaveiselcelcarcinoom en het melanoom. Per jaar worden er meer dan 80.000 huidkankers vastgesteld in Nederland. Naar schatting lopen bijna anderhalf miljoen Nederlanders rond met een voorloper van huidkanker. De toename van het aantal gevallen van huidkanker (jaarlijks 5 tot 9 procent meer gevallen) bewijst volgens Nijsten dat de preventiecampagnes voor ‘verstandig zonnen’ falen. Nederlanders zijn steeds beter op de hoogte van de gevaren van de zon, maar ze passen hun zongedrag niet aan. ,,Dat betekent dat de campagnes van tactiek moeten veranderen. Er zou bovendien meer aandacht moeten gaan naar het basaalcelcarcinoom bij ouderen in plaats van alle aandacht te richten op de babyhuid en het gevaar van een melanoom,’’ stelt Nijsten, die tevens voorzitter is van de Nederlandse Vereniging van Dermatologie en Venereologie (NVDV). Nijsten schat dat het komende decennium jaarlijks minimaal 700.000 dermatologische consulten betrekking zullen hebben op een (mogelijke) huidkanker. Ongeveer een derde van de tijd van de dermatoloog wordt in beslag genomen door huidkanker. De 450 –vaak parttime werkende- dermatologen die Nederland nu telt, kunnen die vraag niet aan zonder dat de zorg voor andere huidaandoeningen in het gedrang komt. Om de druk op de poliklinieken Dermatologie te verlagen, en om de kosten in bedwang te houden, stelt Nijsten een aantal maatregelen voor. Ten eerste zou in de opleiding geneeskunde aandacht moeten worden gewijd aan huidkanker, zodat (huis)artsen verdachte plekjes op de huid beter gaan herkennen. Ook stelt Nijsten voor dat dermatologen nauwer gaan samenwerken met huisartsen. Door gemeenschappelijke richtlijnen en intensieve nascholingen te ontwikkelen over herkenning en behandeling van huidkanker, zouden huisartsen en dermatologen elk een deel van de zorg kunnen leveren, die dan bovendien mooi op elkaar aansluit. Dermatologen zouden tevens taken in de behandeling en monitoring van patiënten kunnen delen met speciaal opgeleide gespecialiseerde verpleegkundigen, die bovendien de casemanager worden van hun patiënten. Want, stelt Nijsten, huidkanker is dan meestal geen dodelijke ziekte, de impact op een patiënt mag niet worden onderschat. ‘Veel patiënten houden levenslang kans op een nieuwe huidkanker en dat maakt het een chronische ziekte, die we ook als dusdanig moeten benaderen.’
De cellen in ons lichaam hebben ingebouwde beschermingsmechanismen om te voorkomen dat ze veranderen in een kankercel. Als bij die mechanismen iets misgaat, kan toch kanker ontstaan. Joanna Kaplon deed bij hier onderzoek naar. Maandag 26 januari promoveert ze bij VUmc. In het proefschrift beschrijft Kaplon haar onderzoek naar een proces genaamd oncogen-inducedsenescence, afgekort OIS. Dit is een van de ingebouwde beschermingsmechanismen van cellen om te voorkomen dat ze veranderen in een kankercel. Kanker ontstaat vaak als een van deze ingebouwde beschermingsmechanismen niet goed meer functioneert. Het bestuderen van OIS levert daarom informatie op over hoe kankercellen kunnen ontstaan en wat er mogelijk gedaan kan worden om het beschermingsmechanisme te herstellen en de ongecontroleerde celgroei te stoppen. Kaplon bestudeerde meerdere essentiële OIS-genen en -signaalroutes. Zij ontdekte onder meer dat in cellen waarin het OIS-mechanisme is ingeschakeld, het stofwisselingseiwit PDH cruciaal is voor het goed functioneren van het beschermingsmechanisme. De activiteit van het PDH wordt weer beïnvloed door twee andere eiwitten, PDK1 en PDP2. Inactivatie van PDH, door het veranderen van de hoeveelheid PDK1 en PDP2 in cellen, verstoorde het OIS-mechanisme en zorgde ervoor dat de huidcellen die Kaplon bestudeerde uitgroeiden tot melanoomcellen. Het onderdrukken van PDK1 zorgde er juist weer voor dat de groei van deze melanoomcellen werd geremd. Naast het ophelderen van de rol van deze eiwitten, identificeerde Kaplon verscheidene andere potentieel tumor-onderdrukkende eiwitten, waaronder RASEF. Al deze eiwitten zijn potentiële aangrijpingspunten voor nieuwe medicijnen.
De afgelopen 20 jaar overleden Nederlanders 20% minder vaak aan kanker, ofwel was er duidelijke vooruitgang tegen kanker. Helaas niet op alle fronten, want er overleden juist meer mensen aan slokdarmkanker en huidmelanomen en sommige vormen van kanker kwamen opvallend vaker voor bij Nederlandse vrouwen dan bij vrouwen in andere Europese landen. Dit blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC, UMC St Radboud en de Integrale kankercentra, waarop epidemiologe Henrike Karim-Kos promoveert op woensdag 21 november. De promovenda heeft per vorm van kanker onderzocht wat de strijd tegen kanker de afgelopen 20 jaar heeft opgeleverd. Dat minder mensen zijn overleden aan kanker komt onder andere doordat sommige vormen van kanker nu veel minder vaak voorkomen, bijvoorbeeld maag- en galblaaskanker. Long-, blaas-, en strottenhoofdkanker komen veel minder vaak voor bij mannen. Bij vrouwen zijn baarmoederhals- en eierstokkanker op hun retour. Ook is de 5-jaars overlevingskans van bepaalde vormen van kanker gestegen: met name van patiënten met dikke darm kanker, nu 60 % tegen 54% meer dan twintig jaar geleden en bij leukemiepatiënten steeg de overlevingskans van 36 naar 53 procent. Hier zijn diagnostiek en behandelingen duidelijk verbeterd’, zegt Karim-Kos. Sommige vormen van kanker kwamen juist vaker voor. Zowel mannen als vrouwen kregen vaker slokdarmkanker (mannen +84%, vrouwen +46%) en melanoom van de huid (mannen +118%, vrouwen +92%). Echter de overleving van deze patiënten verbeterde sterk sinds eind jaren ’80 (slokdarm + 7%; huidmelanoom 3-8%). Daarnaast komt nierkanker (+16%) vaker voor bij mannen en bij vrouwen longkanker (met wel 120%), kanker van de mondholte (52%), keelholte (29%) en alvleesklier (+13%). De overlevingskansen van patiënten met deze kankersoorten is licht verbeterd of bleef gelijk. Bij patiënten met kanker van de slokdarm, maag, alvleesklier, galblaas en long bleef de overlevingskans laag. In de strijd tegen kanker hadden preventiecampagnes en wettelijke maatregelen de grootste impact. Vanaf de jaren ’70 is in Nederland veel energie gestoken in preventiecampagnes tegen onder andere roken, asbest en overdadig zonnen. Met name hadden die tegen het roken tezamen met wettelijke maatregelen en accijnsverhoging veel succes bij met name mannen en bij alleen jongere vrouwen (geboren na 1960) . Landelijke screeningsprogramma’s op borst- en baarmoederhalskanker verlaagden ook de sterftekansen (borst -28%; baarmoederhals -42% en waarschijnlijk ook de prostaat). Kanker blijft een belangrijk gezondheidsprobleem in Nederland, benadrukt de promovenda. Karim-Kos: ”Het aantal nu in leven zijnde mensen dat ooit een kankerdiagnose kreeg, nam toe van ruim 1,5% naar 3,5% van de bevolking.’’ In vergelijking met Europa verslechterde de situatie bij vrouwen. Melanomen van de huid en kanker van de mond- en keelholte, strottenhoofd, slokdarm, long en borst kwamen beduidend vaker voor bij Nederlandse vrouwen, bij mannen alleen slokdarmkanker en Hodgkin lymfoom. Bij de meeste hierboven genoemde kankersoorten spelen risicofactoren als roken, alcohol, overgewicht en zonlicht een rol. Het terugdringen van blootstelling aan deze risicofactoren blijft dus van groot belang om het aantal nieuwe kankerpatiënten op termijn te laten dalen. De studies in het proefschrift zijn gedaan binnen een epidemiologisch samenwerkingsverband van de afdelingen Maatschappelijke Gezondheidszorg van het Erasmus MC Rotterdam, UMC St Radboud Nijmegen en de Integrale Kankercentra Zuid en Nederland. Gegevens werden gebruikt van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en van het doodsoorzakenregister van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De intelligente bewerking van deze gegevens werd gefinancierd door KWF-Kankerbestrijding.
De kans dat patiënten met vitiligo (huidziekte gepaard gaande met witte vlekken) huidkanker oplopen is drie keer zo klein als bij mensen met een gezonde huid. Dit blijkt uit een studie van het Nederlands Instituut voor Pigmentstoornissen (SNIP) van de afdeling Dermatologie (AMC) die vrijdag wordt gepubliceerd in het British Journal of Dermatology. Het onderzoek heeft zowel betrekking op het levensbedreigende melanoom, als op de zeer veel voorkomende, maar minder gevaarlijke vormen van huidkanker. ‘Het is een verrassende uitkomst’, zegt arts-onderzoeker Hansje-Eva Teulings van het AMC. ‘Je denkt dat vitiligopatiënten met witte plekken zonder beschermend pigment kwetsbaarder zijn voor zonlicht en dus ook voor huidkanker, maar dat is niet zo.’ De AMC onderzoekers hebben 1307 mensen met vitiligo vergeleken met 788 zonder de huidaandoening. In de vitiligogroep ontwikkelde zich tijdens hun leven bij 7 personen (0,54 procent) een melanoom, tegen 12 (1,53 procent) in de andere groep. Voor de andere vormen van huidkanker was het risico ook drie keer kleiner. De gegevens bleven significant, ook na correctie voor bekende risicofactoren als een voorgeschiedenis met veel zon en/of zonnebrand en de aanwezigheid van veel moedervlekken. Onderzoekster Teulings vermoedt, dat de afweerreactie die pigmentcellen afbreekt bij vitiligopatiënten, ook in staat is om in een vroeg stadium ontspoorde pigmentcellen die kunnen uitgroeien tot melanomen, effectief aan te vallen. Voor de andere vormen van huidkanker speelt een rol, dat zonschade in vitiligohuid mogelijk beter wordt hersteld dan in een gezonde huid. Uit het onderzoek blijkt namelijk ook, dat vitiligopatiënten die veel lichttherapie hebben gekregen, geen verhoogde kans hebben op huidkanker. Dit in tegenstelling tot wat bekend is bij andere huidziekten als psoriasis.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Co-ordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Opdivo (nivolumab) is een antineoplastisch monoklonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van patiënten met progressief (inoperabel of metastatisch) melanoom.
- Hetlioz (tasimelteon) is een melatonine receptor agonist bestemd voor de behandeling van 24-uurs slaap-waak stoornissen bij blinden. Tasimelteon interacteert op het circadiaanse slaap-waak ritme door het resetten van de ‘master klok’ in de suprachiasmatische kern. De ‘master klok’ regelt de circadiaanse ritmen van hormonen zoals melatonine en cortisol en synchroniseert de fysiologische processen van de slaap-waak cyclus.
- Lixiana (edoxaban) is een direct oraal anticoagulans (DOAC) bestemd voor de preventie van cerebrale en systemische embolieën bij patiënten met atrium fibrilleren en voor de behandeling en preventie van veneuze trombose en longembolie bij risico patiënten.
- LuMark (Lutetium (177Lu) chloride) is een radiofarmaceutische voorloperstof bestemd voor de radioactieve labeling van specifieke dragermoleculen.
Negatieve opinie
De CHMP was negatief over de aanvraag voor Lympreva(dasiprotimut-T), een autoloog immuunglobuline vaccin bestemd voor de behandeling van patiënten met folliculair non-Hodgkin lymfoom.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Esmya (ulipristal) is een selectieve progesteron receptor modulator die nu ook bestemd is voor de chronische, intermitterende, behandeling van matig tot ernstige symptomen van uteriene vleesbomen bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
- Invega (paliperidon) is een psycholepticum dat bestemd is voor de behandeling van schizo-affectieve stoornis bij volwassenen. De vermelding is komen te vervallen dat geen werkzaamheid is aangetoond op depressieve symptomen.
- Levemir (insuline detemir) is een insuline die nu ook bestemd is voor de behandeling van diabetes mellitus als de GLP-1 analoog liraglutide wordt toegevoegd.
- Relistor (methylnaltrexon bromide) is een perifere opioïdreceptor antagonist die nu ook bestemd is voor de behandeling van opioïd-geïnduceerde obstipatie bij volwassen patiënten, 18 jaar en ouder, met chronische niet-kanker pijn.
- Resolor (prucalopride) is een selectieve serotonine receptoragonist die nu ook bestemd is voor de symptomatische behandeling van chronische obstipatie bij mannen.
- Tygacil (tigecycline) is een antibioticum dat nu ook bestemd is voor de behandeling van gecompliceerde infecties van huid en weke delen, uitgezonderd diabetische voetinfecties en gecompliceerde intra-abdominale infecties bij kinderen en adolescenten tussen 8 en 18 jaar.
PRAC aanbevelingen
De CHMP heeft een signaal bevestigd van een potentieel risico op ernstige bradycardieën (vertraagde hartslag) en hartblok (problemen met de geleiding van elektrische signalen in het hart) bij gelijktijdig gebruik van een aantal geneesmiddelen voor hepatitis C en amiodarone (een anti-aritmicum). Het gaat om het combinatiepreparaat Harvoni (sofosbuvir / ledipasvir) of een combinatie van Sovaldi (sofosbuvir) en Daklinza (daclatasvir).
Om het risico zo klein mogelijk te houden wordt aanbevolen amiodarone uitsluitend te geven aan patiënten die Harvoni of een combinatie van Sovalidi en Daklinza gebruiken wanneer andere anti-aritmica niet gebruikt kunnen worden. Wanneer gelijktijdig gebruik van amiodarone niet kan worden vermeden, moeten patiënten nauwkeurig worden gevolgd. Een ‘Direct Healthcare Professional Communication (DHPC)’, met deze inhoud wordt op korte termijn verstuurd aan de relevante beroepsgroepen.
CMDh
Codeïne-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt met consensus de PRAC aanbeveling over nieuwe maatregelen om het risico op ernstige bijwerkingen, waaronder ademhalingsmoeilijkheden, te beperken bij codeïne-bevattende geneesmiddelen die worden gebruikt voor hoest en verkoudheid bij kinderen. Het gebruik van codeïne voor hoest en verkoudheid (stroop en tabletten) is nu gecontra-indiceerd voor kinderen jonger dan 12 jaar. Gebruik van codeïne voor hoest en verkoudheid wordt afgeraden bij kinderen en adolescenten van 12 tot 18 jaar die al ademhalingsmoeilijkheden hebben. De contra-indicaties bij kinderen jonger dan 12 jaar voor codeïne bij hoest en verkoudheid zijn in lijn met de eerder genomen maatregel voor codeïne gebruikt bij pijn.
De contra-indicatie voor vrouwen in alle leeftijden die borstvoeding geven is van toepassing voor alle codeïne-bevattende geneesmiddelen die zijn aanvaard voor volwassenen. Het maakt daarbij niet uit voor welke indicatie de geneesmiddelen zijn geregistreerd. De CMDh vraagt de handelsvergunninghouders van deze producten de productinformatie aan te passen en deze contra-indicatie op te nemen. Dit kan via een zogenoemde type IA-variatie wanneer geen verdere wijzigingen nodig zijn.
Een nieuw soort behandeling van kanker zit in de lift: immuuntherapie. Daarbij wordt het eigen afweersysteem van de patiënt ingezet om de tumor onschadelijk te maken. “Er komen steeds meer immuuntherapieën die de komende jaren nog doelgerichter zullen worden”, voorspelt Sander Kelderman. Hij promoveerde op 30 november aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Van nature valt ons afweersysteem kankercellen aan, omdat ze afwijken van gezonde cellen. Kankercellen verzinnen soms trucjes om de afweer te omzeilen, waardoor een tumor kan groeien. Het idee achter immuuntherapie is de afweer een handje te helpen bij het bestrijden van kankercellen. Er zijn verschillende vormen van immuuntherapie, vertelt Sander Kelderman. “Je kunt afweercellen uit het lichaam halen en in het lab vermenigvuldigen. Vervolgens geef je dan veel meer afweercellen terug aan de patiënt. Dat noemen we ook wel celtherapie.” Bij een andere vorm van immuuntherapie krijgt de patiënt medicijnen die de rem van het afweersysteem afhalen. “Van nature stoppen afweerreacties snel om te voorkomen dat ze uit de hand lopen. Tumorcellen maken hier soms misbruik van door de rem in te schakelen. Er zijn medicijnen ontwikkeld die de rem er af kunnen halen, zodat afweercellen de tumorcellen weer aanvallen.” Immuuntherapie heeft de laatste jaren een enorme vlucht genomen, maar de aanloop is lang geweest. Kelderman: “In de jaren vijftig dachten immunologen al na over mogelijkheden om het eigen immuunsysteem in te zetten tegen kanker. Pas in 2010 kwam de eerste immuuntherapie op de markt: ipilimumab tegen uitgezaaide melanomen, een ernstige vorm van huidkanker. Daarna is het snel gegaan. Nu buitelen de nieuwe behandelingen over elkaar heen.” Immuuntherapie wordt nu vooral ingezet tegen melanoom, longkanker en blaas- en nierkanker, maar er loopt veel onderzoek naar andere vormen van kanker en patiënten kunnen soms meedoen aan onderzoek met een nieuw, experimenteel middel. Hoewel sommige patiënten spectaculair opknappen door immuuntherapie, reageert de meerderheid er niet op. Kelderman: “Onderzoek richt zich nu veel op de vraag waarom het bij de ene patiënt wel heel goed werkt en bij de andere helemaal niet, of maar tijdelijk. Ik verwacht dat we daar de komende vijf tot tien jaar veel over zullen leren. Dan kunnen de behandelingen ook steeds doelgerichter worden en op de individuele patiënt toegesneden. Dat zal waarschijnlijk vaak een gecombineerde behandeling zijn van twee soorten immuuntherapie bijvoorbeeld, of immuuntherapie met chemotherapie of bestraling. Uiteindelijk willen we vooraf kunnen bepalen voor welke patiënt welke aanpak het beste is.” Onderzoekers speuren daarom naar zogenoemde biomarkers: stoffen in het bloed die al in een vroeg stadium voorspellen of een patiënt baat bij de immuuntherapie heeft of niet. Kelderman houdt zich daar nu even niet mee bezig. “Vanaf januari ga ik in opleiding tot gynaecoloog, maar mijn werk als arts wil ik graag combineren met onderzoek naar immuuntherapie voor gynaecologische kankers. We denken dat immuuntherapie een belangrijke rol kan spelen in de toekomstige behandeling van eierstokkanker. Daar zou ik graag onderzoek naar doen.”
Bron: LUMC
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Repatha (evolocumab) is de eerste van een nieuwe klasse van monoclonale antilichamen gericht tegen het PCSK9-gen bestemd voor patiënten met hypercholesterolemie en mixed hyperlipidemie die onvoldoende reageren op bestaande therapie, in het bijzonder statines, dan wel deze middelen niet verdragen of bij wie deze zijn gecontra-indiceerd.
- Keytruda (pembrolizumab) is een monoclonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van progressief (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom .
- Nivolumab BMS (nivolumab) is een monoclonaal antilichaam dat zich bindt aan de PD-1 receptor bestemd voor de behandeling van lokaal gevorderd of metastatisch niet-kleincellig longcarcinoom na voorafgaande therapie.
- Unituxin (dinutiximab) is een monoclonaal antilichaam dat reageert met ganglioside GD2 bestemd voor neuroblastoom, na myeloablatieve therapie en ASCT, in combinatie met GM-CSF, IL-2 en retinoïnezuur.
- Evotaz (atazanavir / cobicistat) bestaat uit een HIV-1 protease remmer (atazanavir) en een selectieve remmer van CYP3A (cobicistat) bestemd voor de behandeling van HIV-1 geïnfecteerde volwassenen in combinatie met andere anti-retrovirale middelen zonder bekende weerstand gerelateerde mutaties tegen atazanavir.
- Omidria (fenylefrine / ketorolac) is een spoelvloeistof voor het oog met twee bekende werkzame stoffen, fenylefrine en ketorolac, bestemd voor het handhaven van intra-operatieve mydriase, preventie van intra-operatieve miose en vermindering van acute postoperatieve oogpijn bij intra-oculaire lens vervanging chirurgie.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicaties:
- Fycompa (perampanel) is een anti-epilepticum dat nu ook bestemd is voor adjuvante behandeling van primaire gegeneraliseerde tonisch-klonische aanvallen bij epileptische patiënten van 12 jaar en ouder.
- Imbruvica (ibrutinib) is een remmer van Bruton’s tyrosine kinase die nu ook bestemd is voor patiënten met de ziekte van Waldenström (WM) als 2e lijn behandeling of als 1e lijn wanneer chemo-immunotherapie niet in aanmerking komt.
- Kuvan (sapropterin) is een spijsverteringskanaal- en stofwisselingsmiddel dat nu ook bestemd is voor de behandeling van kinderen met fenylketonurie (PKU) jonger dan 4 jaar.
- Simponi (golimumab) is een tumornecrosefactor-alfa (TNFα) remmer die nu ook bestemd is voor de behandeling van niet radiografisch aangetoonde axiale spondyloarthritis (nraSpA).
- Stelara (ustekunimab) is een monoclonale antistof die interleukine-12 en -23 blokkeert en nu ook bestemd is voor de behandeling van matige tot ernstige plaque psoriasis bij adolescenten vanaf 12 jaar en ouder.
- Xyltophy (insuline degludec / liraglutide) is een combinatie van de GLP-1 analoog liraglutide en het langwerkende insuline degludec dat nu ook bestemd is voor diabetes patiënten die onvoldoende reageren op GLP-1 analogen.
Uitkomst herbeoordelingsprocedure GVK Biosciences Hyderabad, India
De CHMP adviseert opnieuw om geneesmiddelen te schorsen waarvan de handelsvergunning voornamelijk is gebaseerd op klinische onderzoeken uitgevoerd door GVK Biosciences in Hyderabad, India. Dit is de uitkomst van de Europese herbeoordelingsprocedure die was gestart op verzoek van de registratiehouders van zeven van de betrokken geneesmiddelen. In de herbeoordelingsprocedure hebben zes houders van handelsvergunningen de zorgen van de CHMP niet kunnen wegnemen dat de firma GVK Biosciences niet altijd volgens ‘good clinical practice’ (GCP) heeft gehandeld. Voor één geneesmiddel (Neo Balkanika / nebivolol) was voldoende reden om het voornemen tot schorsing op te heffen.
CMDh
Ibuprofen- and dexibuprofen-bevattende geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt bij consensus de aanbeveling van de PRAC over aangepaste adviezen voor het gebruik van hoge doseringen ibuprofen en dexibuprofen. De herbeoordeling van de PRAC bevestigt een licht verhoogd risico op cardiovasculaire problematiek bij patiënten die tot 2400 mg ibuprofen per dag of meer gebruiken. De samenvatting van de productkenmerken (SmPC) en bijsluiter worden hiermee op deze punten in alle Europese lidstaten gelijk getrokken. Er zijn in Nederland geen dexibuprofen-bevattende geneesmiddelen geregistreerd.
Eerste CMDh uitspraak over PSUSA procedure voor nationaal geregistreerde geneesmiddelen
De CMDh bekrachtigt, na bestudering van de PSUR (periodiek veiligheidsrapport) op basis van de PRAC aanbeveling en het bijbehorende beoordelingsrapport, bij consensus de wijziging van de handelsvergunningen van geneesmiddelen die de combinatie atenolol / chloortalidon bevatten.
De CMDh raadt de handelsvergunninghouders van geneesmiddelen die atenolol bevatten - als enig werkzaam bestanddeel of in combinatie met andere stoffen - met klem aan rekening te houden met de uitkomsten van deze procedure en de productinformatie aan te passen via een passende variatie.
Informatie over de PSUSA (Periodic Safety Update Single Assessment) procedure, inclusief de implementatie ervan, is gepubliceerd op de EMA-website. Meer informatie over vastgestelde teksten voor de productinformatie en het tijdschema van de implementatie wordt gepubliceerd op de website van de EMA.
Implementatie van de herbeoordelingsprocedure (Artikel 31 referral) voor domperidon-bevattende geneesmiddelen
Handelsvergunninghouders die uitsluitend vergunningen hebben voor domperidon-bevattende geneesmiddelen voor patiënten van 12 jaar en ouder, zijn niet langer verplicht om het tijdens deze herbeoordelingsprocedure opgelegde veiligheidsonderzoek bij kinderen/adolescenten uit te voeren. De CMDh is van mening dat de handelsvergunningen van deze producten al voldoen aan deze voorwaarde op grond van een wetenschappelijk advies van de CHMP.
Patiënten die worden behandeld met cobimetinib (Cotellic) hebben een grotere kans op ernstige bloedingen in de hersenen en het maagdarmstelsel. Ook bestaat bij deze patiënten het risico op snelle afbraak van spiercellen en verhoogde creatininefosfokinase (CPK).
Het is bekend dat cobimetinib bloedingen kan veroorzaken. Uit onderzoek en uit de praktijk blijkt nu dat er een grotere kans is op ernstige bloedingen bij patiënten die cobimetinib gebruiken.
Cobimetinib wordt gebruikt in combinatie met het medicijn vemurafenib voor de behandeling van volwassenen met niet operabele of uitgezaaide huidkanker met een BRAF V600-mutatie. De behandeling vindt plaats in een beperkt aantal gespecialiseerde ziekenhuizen.
Advies aan patiënten
- Bespreek met uw arts hoe u signalen van ernstige bloedingen of snelle afbraak van spieren kunt herkennen.
- Neem direct contact op met uw arts als u ongewone bloedingen heeft of één van de volgende klachten: hoofdpijn, duizeligheid, zwakheid, bloed in de ontlasting of het speeksel.
- Neem direct contact op met uw arts bij één van de volgende klachten: spierpijn, spierspasmen, spierzwakte, donkere of roodgekleurde urine.
Advies aan artsen
- Bespreek de mogelijke risico’s bij gebruik van cobimetinib met uw patiënten en hun verzorgers, en informeer hen over de symptomen van mogelijk ernstige bijwerkingen.
- Wees voorzichtig met het gebruik van cobimetinib bij patiënten met een verhoogd risico op bloedingen, zoals bij hersenmetastasen. Wees ook alert bij gelijktijdig gebruik van middelen die het risico op bloedingen verhogen, zoals anti-aggregantia of anticoagulantia.
- Onderbreek de behandeling met cobimetinib bij ernstige bloedingen. De behandeling mag niet worden hervat bij zeer ernstige bloedingen of cerebrale bloedingen die toegeschreven kunnen worden aan cobimetinib.
- Bepaal voor de start van de behandeling met cobimetinib, en daarna maandelijks of indien geïndiceerd, de serum CPK en creatininewaarden.
- Staak de behandeling bij ernstig of symptomatisch verhoogde CPK en tevens rabdomyolyse, voor ten minste 4 weken.
- Alleen bij verbetering van de symptomen mag na die 4 weken de behandeling met cobimetinib, onder strikte voorwaarden, worden hervat.
- U kunt de behandeling met vemurafenib zo nodig voortzetten als de behandeling met cobimetinib wordt onderbroken of aangepast.
De firma Roche heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar internisten met subspecialisatie oncologie (+ in opleiding) en ziekenhuisapothekers (+ in opleiding), allen werkzaam in de 14 ziekenhuizen waar gemetastaseerde melanoomzorg plaatsvindt.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Bron: CBG
Patiënten die worden behandeld met cobimetinib (Cotellic) hebben een grotere kans op ernstige bloedingen in de hersenen en het maagdarmstelsel. Ook bestaat bij deze patiënten het risico op snelle afbraak van spiercellen en verhoogde creatininefosfokinase (CPK).
Het is bekend dat cobimetinib bloedingen kan veroorzaken. Uit onderzoek en uit de praktijk blijkt nu dat er een grotere kans is op ernstige bloedingen bij patiënten die cobimetinib gebruiken.
Cobimetinib wordt gebruikt in combinatie met het medicijn vemurafenib voor de behandeling van volwassenen met niet operabele of uitgezaaide huidkanker met een BRAF V600-mutatie. De behandeling vindt plaats in een beperkt aantal gespecialiseerde ziekenhuizen.
Advies aan patiënten
- Bespreek met uw arts hoe u signalen van ernstige bloedingen of snelle afbraak van spieren kunt herkennen.
- Neem direct contact op met uw arts als u ongewone bloedingen heeft of één van de volgende klachten: hoofdpijn, duizeligheid, zwakheid, bloed in de ontlasting of het speeksel.
- Neem direct contact op met uw arts bij één van de volgende klachten: spierpijn, spierspasmen, spierzwakte, donkere of roodgekleurde urine.
Advies aan artsen
- Bespreek de mogelijke risico’s bij gebruik van cobimetinib met uw patiënten en hun verzorgers, en informeer hen over de symptomen van mogelijk ernstige bijwerkingen.
- Wees voorzichtig met het gebruik van cobimetinib bij patiënten met een verhoogd risico op bloedingen, zoals bij hersenmetastasen. Wees ook alert bij gelijktijdig gebruik van middelen die het risico op bloedingen verhogen, zoals anti-aggregantia of anticoagulantia.
- Onderbreek de behandeling met cobimetinib bij ernstige bloedingen. De behandeling mag niet worden hervat bij zeer ernstige bloedingen of cerebrale bloedingen die toegeschreven kunnen worden aan cobimetinib.
- Bepaal voor de start van de behandeling met cobimetinib, en daarna maandelijks of indien geïndiceerd, de serum CPK en creatininewaarden.
- Staak de behandeling bij ernstig of symptomatisch verhoogde CPK en tevens rabdomyolyse, voor ten minste 4 weken.
- Alleen bij verbetering van de symptomen mag na die 4 weken de behandeling met cobimetinib, onder strikte voorwaarden, worden hervat.
- U kunt de behandeling met vemurafenib zo nodig voortzetten als de behandeling met cobimetinib wordt onderbroken of aangepast.
De firma Roche heeft over dit onderwerp een brief verstuurd, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar internisten met subspecialisatie oncologie (+ in opleiding) en ziekenhuisapothekers (+ in opleiding), allen werkzaam in de 14 ziekenhuizen waar gemetastaseerde melanoomzorg plaatsvindt.
Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een DHPC op de hoogte gebracht.
Eén op de vijf Nederlanders krijgt in zijn of haar leven huidkanker. Tijdens de Nationale Huidkankerdag, zaterdag 17 mei, controleren dermatologen van VUmc en AMC gratis je huid op eventuele verdachte plekjes. Inschrijven hiervoor kan tot 7 mei via www.huidkankerdag.nl. Huidkanker is een van de meest voorkomende huidziekten in Nederland en tevens de meest voorkomende vorm van kanker. Het aantal mensen met huidkanker neemt schrikbarend toe: in tien jaar tijd is het aantal mensen dat voor het eerst de diagnose huidkanker krijgt verdrievoudigd van 15.000 naar meer dan 45.000 personen per jaar. Veel Nederlanders hebben een kans op het ontwikkelen van een vorm van huidkanker. Een belangrijke risicogroep wordt gevormd door mensen die vanwege hun beroep vaker worden blootgesteld aan UV-straling. Dit zijn mensen die veel buitenwerk verrichten zoals bouwvakkers en stratenmakers. Ook buitensporters die geen of onvoldoende beschermende kleding dragen, zijn zich vaak onvoldoende bewust van de (extra) risico's die ze lopen. De laatste groep met een grotere kans op huidkanker zijn senioren. Gezien hun leeftijd zijn zij langer blootgesteld geweest aan de schadelijke UV stralen van de zon. Bovendien waren er geen voorlichtings- campagnes over de gevaren van zonlicht toen zij jong waren. De organisatoren willen met de campagne rond de Nationale Huidkankerdag mensen stimuleren regelmatig hun huid te controleren (zelfcontrole), om zo huidkanker in een vroeg stadium te herkennen. Vroegtijdige herkenning geeft de grootste kans op genezing. Daarnaast zijn bewustwording en preventie belangrijke doelstellingen, bijvoorbeeld door het geven van voorlichting over veilig zonnen. Tijdens de Huidkankerdag wordt de huidcontrole verricht door één van de 165 deelnemende dermatologen in Nederland. In totaal is er plek voor bijna 6.000 mensen om de huid te laten controleren. Hiervoor is vooraf inschrijven noodzakelijk. Inschrijven kan tot en met 7 mei via de speciale website: www.huidkankerdag.nl. Bezoekers die zich hebben ingeschreven zijn zaterdag 17 mei welkom bij VUmc van 10.00 tot 13.00 uur. Het betreft overigens geen regulier consult, maar een voorlichting door een ervaren dermatoloog. Ziet die iets afwijkends dan zal hij of zij de bezoeker doorverwijzen naar de eigen huisarts. Tijdens Nationale Huidkankerdag trekken dermatologen van VUmc en AMC samen op. De afdelingen Dermatologie van beide ziekenhuizen werken intensief samen en vallen zelfs al onder één leidinggevende. De Huidkankerdag is een gezamenlijk initiatief van: Huidfonds, Huidpatiënten Nederland, Stichting Melanoom, Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV), Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten, LEO Pharma, Roche Nederland en La Roche-Posay.
Experimentele kankermedicijnen zijn volop in ontwikkeling. Zogenaamde checkpointblokkers kunnen ervoor zorgen dat het afweersysteem kankercellen opruimt, maar hoe ze precies werken was onbekend. Onderzoekers laten nu zien dat ze hun effect uitoefenen via mutatie-specifieke T-cellen en beschrijven dat in Nature. “Immunotherapie kan een revolutie in de kankergeneeskunde gaan veroorzaken.” Afweercellen reageren op dingen die afwijken van het normale. Dat kunnen indringers zijn, zoals virussen en bacteriën, maar ook kankercellen. Hetgenetisch materiaal van kankercellen bevat per definitie mutaties. Het afweersysteem merkt de afwijkingen van een tumorcel meestal op en maakt de cel in een vroeg stadium onschadelijk. Helaas lukt dat niet altijd, bijvoorbeeld omdat de tumorcel er in slaagt de afweercellen om zich heen inactief te maken. Rem van de afweer halen Overal ter wereld zoeken onderzoekers naar manieren om de eigen kracht van het eigen afweersysteem te benutten om een bestaande tumor klein te krijgen. In het LUMC richten onderzoekers zich onder meer op therapeutische vaccins (behandelvaccins). “Met therapeutische vaccins proberen we de eigen afweercellen zodanig op te peppen, dat ze zich specifiek op de tumorcellen storten”, zegt Kees Melief, hoogleraar tumorimmunologie in het LUMC en Chief Scientific Officer van het bedrijf ISA Pharmaceuticals. Onderzoekers van de Washington University in St. Louis richten zich vooral op immuuntherapie met zogenaamde checkpoint-blokkers, die de rem van het afweersysteem afhalen. De rem staat normaal aan om ongewenste afweerreacties te voorkomen, maar dit kan ook een afweerreactie tegen kanker tegenhouden. Mutatie-specifieke T-cellen In Nature publiceren onderzoekers van beide instituten nu een gezamenlijk artikel. Hierin tonen zij aan dat checkpoint-blokkers hun effect uitoefenen via de mutatie-specifieke T-cellen, dat zijn afweercellen die specifiek tegen mutaties in de tumorcellen gericht zijn en ook altijd in tumoren aanwezig zijn, maar niet altijd even actief zijn. De onderzoekers tonen nu aan dat checkpoint-blokkers hun effect uitoefenen via deze cellen. Dat blijkt onder andere uit het feit dat checkpoint-blokkers een vergelijkbare afweerreactie tegen de tumor teweegbrengen, als behandelvaccins. Van deze behandelvaccins, die bestaan uit lange ketens van aminozuren (peptiden), was al langer bekend dat ze werken tegen door kankervirussen veroorzaakte ziekten. Nu blijkt dat zulke vaccins ook kunnen werken via mutatie-specifieke T-cellen. “Checkpointblokkers halen de rem van mutatie-specifieke T-cellen, therapeutische vaccins geven ze een duwtje in de rug. Ik denk dat een combinatie van beide vaak het beste zal werken”, reageert Sjoerd van der Burg, hoogleraar Klinische Oncologie in het LUMC. Net als Melief denkt hij dat de ontwikkeling van deze nog experimentele middelen kan gaan zorgen voor een revolutie in de kankertherapie. “Deze manier van kanker behandelen biedt zicht op gepersonaliseerde behandelingen in de toekomst. Als je weet welke mutaties specifiek zijn voor de tumor van een patiënt kun je daar je behandelvaccin op aanpassen.” Het wetenschappelijk artikel is online gepubliceerd door Nature, dat in dezelfde editie nog vier andere artikelen wijdt aan de werking van checkpoint-blokkers. Cancer Pathogenesis and Therapy is een van de zeven profileringsgebieden van het LUMC. In het LUMC wordt onder meer onderzoek gedaan naar immuuntherapie bij melanoom en gynaecologische kankers.
Het aantal gevallen van melanoom, een gevaarlijke vorm van huidkanker, neemt onder 65-plussers veel sneller toe dan bij jongere patiënten. Dat zeggen onderzoekers van het UMC Groningen. Melanomen kunnen groter en dikker worden als ze pas in een laat stadium worden ontdekt of herkend. Waarom juist ouderen meer melanomen hebben is nog niet geheel duidelijk. Het kan liggen aan een afgenomen vermogen om bepaalde details te zien, waardoor ze huidkanker niet herkennen. Ook verminderde flexibiliteit en sociaal isolement kunnen een rol spelen. De onderzoekers pleiten voor een landelijke voorlichtingscampagne, speciaal gericht op 65-plussers
De afdeling Dermatologie van het Erasmus MC heeft een bestaande behandelmethode voor huidkanker zodanig aangepast dat die veel effectiever is geworden en waarschijnlijk ook goedkoper. Dat blijkt uit onderzoek van dermatologe Hanke de Vijlder, die vrijdag 26 april op haar bevindingen promoveert. De aangepaste methode wordt inmiddels al door diverse dermatologen in het land toegepast. Fotodynamische therapie, ook wel PDT of roodlichttherapie genoemd, is een behandeling die onder andere wordt toegepast bij de behandeling van het basaalcelcarcinoom, een vorm van huidkanker die vaak voorkomt. Bij deze therapie zijn drie componenten nodig: rood licht, een lichtgevoelige stof en zuurstof. Het rode licht activeert de lichtgevoelige stof, die op zijn beurt het zuurstof activeert. Het geactiveerde zuurstof zorgt uiteindelijk voor schade aan de huidkanker. Bij fotodynamische therapie wordt gewerkt met twee verschillende soorten crèmes, MAL crème of ALA crème. Na het aanbrengen van MAL of ALA crème wordt de lichtgevoelige stof protoporfyrine IX gevormd. In Nederland wordt fotodynamische therapie met MAL crème het vaakst toegepast. Er wordt MAL crème op de aangedane huid aangebracht en na drie uur intrekken wordt de plek gedurende acht minuten belicht met rood licht. Een week later moet dit proces worden herhaald. De verbetering die in het Erasmus MC werd ontwikkeld en onderzocht, werd bereikt door een ander belichtingsschema toe te passen bij fotodynamische therapie met ALA crème. Op de aangetaste huid werd ALA crème aangebracht en na vier uur intrekken werd de plek gedurende vier minuten met rood licht beschenen. Twee uur later werd de plek nogmaals belicht, gedurende zestien minuten. Deze ‘gefractioneerde’ belichting bleek, nadat patiënten vijf jaar later opnieuw werden onderzocht, veel effectiever te zijn dan de gebruikelijke methode met MAL crème plus twee wekelijkse belichtingen. Waarschijnlijk heeft de gefractioneerd belichting een gunstig effect op de bloedvaten, die een belangrijke rol spelen bij de vernietiging van de kankercellen. Ook zijn er aanwijzingen dat de eerste kleine lichtdosis de kankercel gevoeliger maakt voor ‘celdood’. Die celdood treedt vervolgens twee uur later op, na de tweede grote dosis licht. ,,Los van het betere lange termijn effect, is de methode ook minder belastend voor de patiënt, die zijn behandeling nu op één dag kan ondergaan,’’ concludeert Hanke de Vijlder. ,,Wij vermoeden om dezelfde reden dat deze behandeling ook kosten effectiever zal zijn, de patiënt hoeft maar één keer naar het ziekenhuis.’’ Huidkanker komt buitengewoon vaak voor. Een op de vijf Nederlanders ontwikkelt vroeg of laat een vorm van huidkanker. De meest voorkomende vorm is het basaalcelcarcinoom, op afstand gevolgd door het plaveiselcelcarcinoom en het melanoom. Per jaar worden er meer dan 80.000 huidkankers vastgesteld in Nederland. Naar schatting lopen bijna anderhalf miljoen Nederlanders rond met een voorloper van huidkanker.
Overmatig bruinen onder de zonnebank speelt zeker een rol bij de sterke toename van huidkanker onder jonge vrouwen in de VS. Dat zeggen onderzoekers van de Mayo Clinic. Recent onderzoek laat zien dat mensen die frequent gebruik maken van een zonnebank 74 procent meer kans hebben om melanoom te ontwikkelen. Vooral jonge vrouwen gaan te veel onder de zonnebank, de vele voorlichtingscampagnes rond de gevaren van overmatig zonnebankgebruik ten spijt. Een Amerikaanse studente vertelt op de website van Mayo Clinic dat ze vaak voor belangrijke feesten onder de zonnebank ging, maar ook om alvast voor te bruinen voor de vakantie. Toen ze 21 jaar oud was, werd huidkanker geconstateerd. Na behandeling is ze kankervrij en geeft ze voorlichting.
De afdelingen Pathologie van het AMC in Amsterdam en van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) bundelen hun krachten in de Samenwerkende Laboratoria voor Moleculaire Pathologie (SLMP). Dit doen zij om de behandeling van kanker beter af te kunnen stemmen op de individuele patiënt. 'De samenwerking is nodig vanwege de grote hoeveelheid nieuwe testen die op ons afkomen', zegt Jan Kees Dunning van de afdeling Pathologie van het AMC. ‘De kennis en ervaring die in de twee universitair medische centra zijn opgebouwd, willen we bundelen en delen zodat de meest geschikte test wordt gebruikt voor een specifiek ziektebeeld’, aldus prof. Hans Morreau, patholoog van het LUMC. De samenwerking vindt plaats op het gebied van de moleculaire pathologie, waarbij een stukje tumorweefsel wordt onderzocht op genetische eigenschappen. Op grond van DNA-veranderingen kan vervolgens worden voorspeld of een behandeling zal aanslaan. Het verrichten van deze nieuwe testen is arbeidsintensief en vereist voortdurende innovatie. Om deze ontwikkelingen het hoofd te kunnen bieden is bundeling van kennis en apparatuur vereist. Door deze samenwerking kan de SLMP zoveel mogelijk testen van hoge kwaliteit tegen scherpe tarieven aanbieden. Het voordeel is verder dat elke patiënt volgens hetzelfde protocol wordt getest. Dunning: ‘Voor een behandeling van een melanoom, een kwaadaardige vorm van huidkanker, is een nieuwe dure behandeling van circa 80 duizend euro beschikbaar. Die behandeling werkt slechts bij 10 tot 15 procent van de patiënten. Met de testen die wij ontwikkelen, vinden we de patiënten die baat hebben bij deze behandeling en zo kan veel geld bespaard worden.’ Inmiddels zijn er al zo'n veertig testen beschikbaar, onder meer voor behandeling van darm- en borstkanker. De initiatiefnemers hopen dat door samenwerking met andere pathologie-afdelingen een landelijk netwerk ontstaat.
Er bestaat voldoende bewijs dat statines atherosclerotische hart- en vaataandoeningen kunnen verminderen. Voor verschillende andere aan statines toegeschreven gunstige en ongunstige effecten bestaat nog onvoldoende of zelfs geen bewijs. Hippisley-Cox en Couplan hebben de resultaten van een onderzoek gepubliceerd waarin zij aanwijzingen verzamelden over een aantal gunstige en ongunstige bijwerkingen van statines. Daartoe werden in een observationeel cohortonderzoek ruim 225.000 personen opgenomen die begonnen met het statinegebruik en ruim 1.778.000 personen zonder gebruik van statines. Hun leeftijd was 30-84 jaar en ze waren afkomstig uit het gegevensbestand van 365 huisartsenpraktijken in Engeland en Wales. Men vergeleek gedurende een lange periode het ontstaan van de mogelijke bijwerkingen in beide groepen. De auteurs vonden geen significante samenhang tussen gebruik van statines en een verhoogd risico op de ziekte van Parkinson, reumatoide artritis, veneuze trombose, dementie, osteoporotische fracturen, maagcarcinoom, coloncarcinoom, melanoom, niercarcinoom, mammacarcinoom en prostaatcarcinoom. Er was een duidelijke en dosisafhankelijke toename van de concentratie van leverenzymen bij alle statinegebruikers. Deze verhoging treedt met name op in het eerste jaar van gebruik, daarna worden deze concentraties weer normaal. Statinegebruikers hadden vaker klachten van myopathie en rhabdomyolyse met verhoogde waarden van creatininefosfokinase (CPK) in het eerste jaar van gebruik. Deze verschijnselen waren dosisafhankelijk, traden op bij alle voorgeschreven statines en kwamen niet voor bij langduriger gebruik. Verder toonden de auteurs aan dat statines een verhoogd risico geven op cataract en acuut nierfalen. Het risico op cataract is vooral aanwezig gedurende het eerste jaar van gebruik en verdwijnt binnen een jaar na staken van het gebruik van statines. Het risico op acuut nierfalen kan eveneens optreden in het eerste jaar van gebruik, maar verdwijnt na staken van de medicatie pas binnen één tot drie jaar. De conclusie luidt dat de voordelen van statinegebruik bij een juiste indicatiestelling opwegen tegen de nadelen van de gerapporteerde bijwerkingen. Met uitzondering van cataract en acuut nierfalen zijn ze namelijk alle van tijdelijke aard. Bron: MFM 2010;48(9) + FUS
Onderzoek naar kennis over huidveranderingen en risico’s Vandaag start het Erasmus MC een online enquête onder de Nederlandse bevolking naar hun kennis van huidveranderingen en risico’s op huidkanker. Het onderzoek wordt geleid door mr.dr. Ellen de Haas, dermatoloog en dr. Esther de Vries, epidemioloog. Iedere Nederlander kan eraan meedoen op de website www.kenuwhuid.nl. Er worden onder andere foto’s van huidaandoeningen getoond, waarvan men kan aangeven hoe snel deze door een arts gecontroleerd zouden moeten worden. Bovendien willen de onderzoekers te weten komen in hoeverre de Nederlander op de hoogte is van de oorzaken van en de risico’s op huidkanker. Ook wordt gevraagd of ze hun huid wel eens controleren op verdachte veranderingen. Op basis van de resultaten kan men de voorlichting verbeteren over het ontdekken van vroege signalen van huidkanker. Ellen de Haas benadrukt het belang van onderzoek ter voorkoming van huidkanker en onderzoek naar verbetering van de behandeling ervan. “Er is jarenlang voorlichting gegeven over veilig zonnen, maar hoe bewust gaan mensen om met hun grootste orgaan, de huid? Weet men bijvoorbeeld dat er verschillende oorzaken en vormen van huidkanker zijn en dat er meer is dan een veranderende moedervlek? Met de resultaten kunnen we onze voorlichting verbeteren en ontwikkelen. Want als we mensen op tijd behandelen, besparen we veel leed en ziektelast.” Het aantal gevallen van huidkanker groeit explosief naar één op de zes Nederlanders. Esther de Vries: “We weten nu al dat het aantal mensen met huidkanker toeneemt, vanwege toegenomen risico’s maar ook in belangrijke mate vanwege de vergrijzing. Huidkanker komt vaak voor bij mensen op middelbare en oudere leeftijd, waarvan er steeds meer zijn in Nederland. UV-schade aan de huid die in de loop der jaren is opgebouwd manifesteert zich vaak op latere leeftijd in de vorm van huidkanker. In tegenstelling tot andere kankersoorten kun je vroege signalen van huidkanker eenvoudig zien. We willen weten of de Nederlander deze voortekenen ook herkent en er actie op onderneemt, voordat huidkanker zich ontwikkelt of zolang de huidtumoren nog in een vroeg stadium zijn. Het onderzoek loopt tot eind van het jaar en wordt mede ondersteund door het Nationaal Huidfonds en de Stichting Melanoom. Het wordt financieel mogelijk gemaakt door LEO Pharma. www.erasmusmc.nl
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Cholib (fenofibrate / simvastatine), als aanvullende behandeling op dieet en lichaamsbeweging vbij patiënten met mixed dyslipidemie voor een reductie van triglyceridenwaarden en verhoging van de HDL C als er voldoende effect was op de LDL C met dezelfde dosering simvastatine.
- Evarrest (human fibrinogen / human thrombin), een medicinaal sponsje bedoeld als ondersteunende behandeling voor het stoppen van bloedingen, wanneer hechten alleen niet voldoende is.
- Inflectra (infliximab) / Remsima (infliximab), biosimilars van Remicade, daarom goedgekeurd voor dezelfde indicaties als Remicade. Het is de eerste biosimilar voor een MAB (monoclonaal antilichaam).
- Lemtrada (alemtuzumab), voor de behandeling van actieve multiple sclerose (MS) gedefinieerd door klinische symptomen of door veranderingen op de MRI.
- Nexium Control (esomeprazole), goedgekeurd als niet-receptplichtig geneesmiddel voor een kortdurende behandeling van reflux bij volwassenen.
- Procysbi (mercaptamine), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van cystinose.
- Provenge (autologous peripheral blood mononuclear cells activated with PAP-GM-CSF), bevestiging van de opinie van de CAT (Committee Advanced Therapies), toegelaten voor de behandeling van gemetastaseerde asymptomatisch of minimaal symptomatische hormoon-resistente prostaatkanker waarbij chemotherapie nog niet is aangewezen.
- Stivarga (regorafenib), voor de behandeling van gemetastaseerde darmkanker bij specifieke groepen patiënten, wanneer andere middelen onvoldoende werkzaam zijn geweest of niet gebruikt kunnen worden.
- Tafinlar (dabrafenib), voor de behandeling van patiënten met niet operabele melanomen of melanoommetastasen met een positieve BRAF V600 mutatie.
Herbeoordeling nieuwe geneesmiddelen
- Aubagio (teriflunomide), de CHMP was al eerder positief over de baten/risico balans. Het middel krijgt nu alsnog de status NAS (New Active Substance) toegewezen.
- Labezenit (budesonide / salmeterol) werd opnieuw beoordeeld. Hierbij kwam de CHMP niet tot nieuwe inzichten en het advies bleef negatief voor de aangevraagde indicaties.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Evicel (human fibrinogen / human thrombin), dit is een weefsellijm die nu ook gebruikt mag worden bij hersenoperaties als ondersteuning om het bloeden te stoppen bij sluiting van de dura mater.
- Onglyza (saxagliptin), mag nu ook als monotherapie gebruikt worden als metformin niet gebruikt kan worden vanwege contra-indicaties of niet goed wordt verdragen vanwege de bijwerkingen.
- Tyverb (lapatinib), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met trastuzumab maar alleen voor de behandeling van patiënten met gemetastaseerde hormoonreceptor-negatieve borstkanker die niet voldoende reageerden op behandeling met trastuzumab in combinatie met chemotherapie.
- Velcade (bortezomib), mag nu ook gebruikt worden in combinatie met dexamethason of dexamethason en thalidomide voor de inductie behandeling van de ziekte van Kahler, voor patiënten die in aanmerking komen voor een hoge dosering chemotherapie en stamceltransplantatie. De combinatie met docetaxel is niet aanvaard vanwege onvoldoende onderbouwing.
Terugtrekkingen
- IXinity (trnonacog alfa), was bedoeld voor de behandeling van en het voorkomen van bloedingen bij hemofilie B patiënten. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
- Omontys (peginesatide), was bedoeld voor de behandeling van een laag aantal rode bloedcellen, bij nierpatiënten die dialyse behandelingen ondergaan. Deze aanvraag is door de firma ingetrokken omdat zij aangaf de gevraagde extra data n.a.v. zorgen over de risico’s niet op tijd te kunnen aanleveren. De CHMP was van mening dat er sprake was van een negatieve baten/risico balans bij dit middel.
Medische bioloog Yvette van Kooyk van VUmc heeft een ERC advanced ontvangen van € 2,5 miljoen voor haar onderzoek naar het ontwikkelen van een kankervaccin. Van Kooyk:” Het doel van dit project is dat we na 5 jaar en hopelijk eerder een vaccin hebben wat in de kliniek gebruikt kan gaan worden om de immuunreaktie van kankerpatienten te versterken. Het vaccin kan dan als therapie worden gebruikt maar mogelijk ook preventief worden ingezet.” Het onderzoek koppelt kennis van chemie aan de immunologie en is gericht op het versterken van het immuunsysteem bij de aanval van kanker. Van Kooyk:”Wij houden ons allereerst bezig met een immuunrespons tegen melanoom en Humaan Papilloma Virus. Hierbij worden suikers gebruikt om het vaccin naar de juiste cellen te brengen die de immuunreaktie kunnen initiëren (de dendritische cellen).” Mocht de immuunversterkende rol van het vaccin goed werken dan is het vaccin ook toe te passen bij andere aandoeningen zoals infectieziekten die gebaat zijn bij een sterke afweer.
Mensen en wormen hebben meer gemeen dan gedacht. De manier waarop bepaalde wormen schade aan hun DNA repareren, lijkt sterk op de wijze waarop mensen dat doen. Dat hebben onderzoekers van het Erasmus MC ontdekt. Hun vondst levert veel mogelijkheden op voor toekomstige onderzoeken naar DNA-schade. Dat is belangrijk voor patiënten met ziekten waarbij DNA-schade een rol speelt. De onderzoekers hebben hun bevindingen gepubliceerd in het online wetenschappelijk tijdschrift PloS Genetics. Het onderzoek is gedaan met een wormpje van slechts 1 mm lang, de Caenorhabditis elegans. Dit beestje heeft als voordeel dat onderzoekers gemakkelijk kunnen bestuderen wat er tijdens de verschillende levensfasen in de verschillende celtypen gebeurt. "Dit soort onderzoeken zijn bij proefdieren als muizen veel moeilijker, langzamer en duurder", zegt onderzoeker Hannes Lans, werkzaam op de afdeling Genetica. Ieder mens heeft te maken DNA-schade, bijvoorbeeld veroorzaakt door zonlicht. De schade die het DNA oploopt, wordt meestal gerepareerd. Bij het herstel van DNA-schade veroorzaakt door zonlicht zijn twee "hulpteams" van eiwitten betrokken. Team 1 verwijdert alleen schade in delen van het DNA die op dat moment actief zijn. Team 2 probeert alle schade in het DNA te verwijderen, ook in niet-actief DNA. De Rotterdamse wetenschappers laten in hun onderzoek zien dat tijdens de eerste levensfase (van eicel tot embryo) vooral team 2 aan zet is, dat alle schade opruimt. Later in de ontwikkeling neemt het andere team het werk grotendeels over, waardoor niet langer alle DNA-schade wordt hersteld. De onderzoekers schrijven deze wisseling van de wacht toe aan de noodzaak om tijdens de vroege ontwikkeling alle schade op te ruimen. Lans: "In latere stadia is het vooral belangrijk om actieve genen schadevrij te houden. Mogelijk kost de aanpak van team twee te veel energie om een heel leven vol te houden." Kennis over DNA schade en het herstel is belangrijk. Als de schade niet goed wordt gerepareerd, kan dit leiden tot veroudering en kanker. Twee patiëntengroepen hebben extra belang bij de uitkomsten van dit onderzoek. Bij patiënten die ultragevoelig zijn voor zonlicht (Xeroderma Pigmentosum) functioneert team 2 niet goed. Zij hebben een verhoogd risico op huidkanker. Patiënten die snel verouderen (Cockayne Syndroom) missen team 1. De huidige bevindingen helpen de wetenschappers meer inzicht te krijgen in het ontstaan van en de verschillen tussen deze ziekten.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Harvoni (combinatiepreparaat van sofosbuvir en ledipasvir) voor de behandeling van chronische hepatitis C bij volwassenen.
- Ketoconazol HRA (ketoconazol) voor de behandeling van patiënten met het syndroom van Cushing. Met deze positieve opinie komt er een officiele handelsvergunning voor de behandeling van het syndroom van Cushing met ketoconazol als weesgeneesmiddel.
- Vargatef (nintedanib), in combinatie met docetaxel, voor de behandeling van patiënten met voortgeschreden niet-kleincellig adenocarcinoom van de long (NKCLK) na eerdere behandeling met chemotherapie.
- Cyramza (ramucirumab) is een weesgeneesmiddel voor de behandeling van patiënten met voortgeschreden maagcarcinoom in combinatie met paclitaxel of als monotherapie wanneer paclitaxel niet in aanmerking komt.
- Lymphoseek (tilmanocept) is een diagnosticum en geïndiceerd voor de beeldvorming en intraoperatieve schildwachtklier detectie bij volwassen patiënten met borstkanker, melanoom of plaatselijk plaveiselcarcinoom in de mondholte.
- Egranli (balugrastim) is geïndiceerd voor de behandeling van door chemotherapie geïnduceerde neutropenie.
- Rezolsta (combinatiepreparaat van darunavir en cobicistat) voor de behandeling van HIV-1 bij volwassenen (18 jaar of ouder).
- Trulicity (dulaglutide), bedoeld als add-on therapie de behandeling van diabetes mellitus type 2 en mono-therapie als metformine niet gebruikt kan worden.
- Moventig (naloxegol) voor de behandeling van opioïd-geïnduceerde constipatie bij volwassen patiënten die onvoldoende reageren op laxantia.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicatie:
- Voor Prezista (darunavir) werd de indicatie uitgebreid met de behandeling van HIV-1 infectie bij ART-naïeve pediatrische patiënten (3 tot 17 jaar en met een lichaamsgewicht van ten minste 15 kilogram). Daarnaast werd, in combinatie met andere retrovirale geneesmiddelen, de gelijktijdige toediening met Cobicistat toegestaan.
- Signifor (pasireotide) is bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met acromegalie bij wie chirurgisch ingrijpen niet mogelijk of niet succesvol is geweest en die onvoldoende reageren op behandeling met een andere somatostatine analoog. (pasireotide) is bedoeld voor de behandeling van volwassen patiënten met acromegalie bij wie chirurgisch ingrijpen niet mogelijk of niet succesvol is geweest en die onvoldoende reageren op behandeling met een andere somatostatine analoog.
Start herbeoordelingsprocedure bioequivalentie onderzoeken GVK Biosciences Hyderabad, India
Deze herbeoordelingsprocedure is gestart omdat na inspectie is gebleken dat de firma GVK Biosciences niet altijd volgens ‘good clinical practice’ (GCP) heeft gehandeld. Er zijn vooral twijfels aan onderzoeksgegevens die zijn gebruikt als ondersteuning voor registraties van generieke geneesmiddelen.
De CHMP bekijkt nu op verzoek van de Europese Commissie op welke registratiedossiers de inspectiebevindingen van invloed zijn en of de handelsvergunningen van deze geneesmiddelen gehandhaafd, veranderd, geschorst of doorgehaald moeten worden in de EU-lidstaten.
Sluiting productieplaats MACI
De Europese productieplaats voor het geneesmiddel MACI (matrix applied characterised autologous cultured chondrocytes) is per 5 september 2014 gesloten door de eigenaar. Dit betekent dat deze ‘advanced therapy’ niet langer beschikbaar is voor nieuwe patiënten totdat een nieuwe productieplaats is gevonden. De productieplaats is gesloten uit commerciële overwegingen, de veiligheid en werkzaamheid van MACI zijn niet in het geding. MACI is in Nederland niet op de markt (geweest).
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor het volgende nieuwe geneesmiddel:
- Mekinist (trametinib, een MEK-remmer), bedoeld als monotherapie voor de behandeling van patiënten met een melanoom met BRAF V600 mutatie.
Aanpassingen indicaties
CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-aanpassingen:
- Gardasil / Silgard (humaan papillomavirus vaccin), kan nu ook gebruikt worden voor de preventie van premaligne anale laesies en anale kanker.
- Gilenya (fingolimod), kan worden gebruikt voor de behandeling van patiënten die lijden aan zeer actieve multiple sclerose (MS). Het middel kan nu ook zonder bèta-interferon worden voorgeschreven, als patiënten niet reageren op een ander geneesmiddel dat voor MS wordt gebruikt, of als de aandoening ernstig is en snel verergert.
- Invega (paliperidone), kan nu ook gebruikt worden voor de behandeling van schizofrenie bij adolescenten vanaf 15 jaar.
- Nexavar (sorafenib), kan nu ook gebruikt worden voor de behandeling van progressief, lokaal, gedifferentieerd schildkliercarcinoom.
- Pradaxa (dabigatran etexilaat), de 110 en 115 mg dosering kunnen nu ook gebruikt worden voor de behandeling en preventie van diep veneuze trombose en longembolie.
- Prolia (denosumab), kan nu ook gebruikt worden door mannen met osteoporose en een verhoogd risico op fracturen.
Herbeoordeling van adrenaline auto-injectors van start
De CHMP is een herbeoordeling gestart van adrenaline auto-injectors, welke worden gebruikt bij ernstige allergische reacties (anaphylaxie). De herbeoordeling wordt gestart omdat er vragen zijn over de afgifte van adrenaline in de spier.
Uitkomsten herbeoordeling
De CHMP heeft aanbevolen om de handelsvergunningen voor de dentale pasta’s Caustinerf arseen, Yranicid arseen en aanverwante producten, in te trekken in de Europese Unie. Deze middelen zijn niet in Nederland geregistreerd.
De CHMP adviseert, na heroverweging, ten aanzien van Estradiol bevattende crème Linoladiol N dat het middel alleen gebruikt mag worden voor kortdurend gebruik in geval van vaginale atrofie bij postmenopauzale vrouwen. De herbeoordeling van Linoladiol HN, dat tevens prednisolon bevat, werd in december 2013 afgerond. Beide middelen zijn niet in Nederland geregistreerd.
De CMDh onderschrijft met meerderheid de PRAC aanbeveling om de productinformatie van zolpidem-bevattende geneesmiddelen aan te passen. Deze aanpassingen dienen het risico op verminderde rijvaardigheid en een vertraagd reactievermogen op de dag na gebruik van zolpidem te verminderen. Zolpidem wordt kortdurend gebruikt bij het behandelen van ernstige slapeloosheid. Dit standpunt zal nu aan de Europese Commissie worden voorgelegd.
De CMDh onderschrijft met een meerderheid de aanbeveling van de PRAC naar aanleiding van de uitkomsten van een Europese herbeoordeling van domperidon.
Overig nieuws CHMP
De aanvraag voor een handelsvergunning voor Votrient (pazopanib), bedoeld voor de behandeling van nierkanker, is ingetrokken. De CHMP was op het moment van de intrekking van de aanvraag van mening dat de voordelen van het gebruik van dit middel niet opwegen tegen de risico’s.
De aanvraag voor een handelsvergunning voor Ditelos / Issarlos (een combinatiepreparaat van strontium ranelaat en cholecalciferol), bedoeld voor de behandeling van osteoporose bij postmenopauzele vrouwen, is ingetrokken. Op het moment van intrekking was de CHMP van mening dat de firma onvoldoende data had ingestuurd om tot een volledige beoordeling te komen.
Het Europees Geneesmiddelenbeoordelingscomité CHMP adviseert positief over het verlenen van handelsvergunningen voor 5 geneesmiddelen, waaronder 2 weesgeneesmiddelen. 1 geneesmiddel daarvan is voor geavanceerde therapie.
Positieve adviezen voor handelsvergunningen (in alfabetische volgorde):
- Alofisel (darvadstrocel), is een weesgeneesmiddel en een Advanced Therapeutic Medicinal Product (ATMP) en is bestemd voor de behandeling van complexe peri-anale fistels bij patiënten met een niet-actieve/mild-actieve ziekte van Crohn, wanneer fistels een ontoereikende respons laten zien op ten minste één conventionele of biologische therapie.
- Alkindi (hydrocortison), is bestemd voor de behandeling van primaire bijnierinsufficiëntie bij zuigelingen, kinderen en adolescenten.
- Herzuma (trastuzumab), is een biosimilar en bestemd voor de behandeling van vroege of gemetastaseerde borstkanker en gemetastaseerde maagkanker in lijn met de goedgekeurde indicaties voor Herceptin.
- Ozempic (semaglutide), is bestemd voor de behandeling van volwassenen met onvoldoende gereguleerde diabetes mellitus type 2, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging. Het kan worden gebruikt als monotherapie als metformine niet geschikt geacht wordt vanwege intolerantie of als aanvulling op andere geneesmiddelen voor de behandeling van diabetes.
Positief advies voorwaardelijke handelsvergunning
Crysvita (burosumab), is een weesgeneesmiddel, bestemd voor de behandeling van X-gebonden hypofosfatemie met radiografisch bewijs van botziekte bij kinderen van 1 jaar en ouder en adolescenten bij wie de botten nog groeien.
Aanpassing van therapeutische indicaties (in alfabetische volgorde)
Er zijn positieve adviezen gegeven over de aanpassing van de indicaties voor:
- Taltz (ixekizumab), is nu ook bestemd voor psoriasis vulgaris.
- Truvada (tenofovir, disoproxil, emtricitabine), is nu ook, in combinatie met andere maatregelen voor veiligere seks, bestemd als profylaxe voor blootstelling om het risico op seksueel verworven HIV-1-infectie bij adolescenten met een hoog risico te verminderen.
- Yervoy (ipilimumab), is nu ook bestemd voor de behandeling van een gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij adolescenten van 12 jaar en ouder (zie rubriek 4.4).
Negatief advies voor nieuw geneesmiddel
Aplidin (plitidepsine), was bedoeld voor de behandeling van multipel myeloom.
Uitkomst herbeoordeling van mycofenolaat
Mycofenolaat wordt gebruikt ter voorkoming van orgaanafstoting na transplantaties. De CHMP concludeert dat op basis van de huidige gegevens een risico op misvormingen of miskramen tijdens de zwangerschap niet kan worden aangetoond wanneer er door de vader een geneesmiddel met mycofenolaat is gebruikt. Echter, een risico op genotoxiciteit kan niet volledig worden uitgesloten. Het wordt om die reden aanbevolen dat ofwel de mannelijke patiënt dan wel zijn vrouwelijke partner betrouwbare anticonceptie gebruikt tijdens de behandeling met mycofenolaat en gedurende ten minste 90 dagen na het stoppen van de behandeling. De aanbeveling dat mannelijke patiënten naast hun vrouwelijke partners betrouwbare anticonceptie zouden moeten gebruiken is nu verwijderd. Voor vrouwelijke patiënten is het risico ongewijzigd. De van toepassing zijnde beroepsgroepen in de EU zullen schriftelijk geïnformeerd worden over het resultaat van de beoordeling en de aangepaste aanbevelingen.
Intrekking van aanvraag
De aanvraag voor een eerste handelsvergunning voor Qizenday (biotine) is ingetrokken. Dit geneesmiddel was bestemd voor de behandeling van progressieve multiple sclerose.
Dit is besproken in de bijeenkomst van de CHMP (Commitee for Medicinal Products for Human Use) van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA van 11-14 december 2018. Nederland is in dit comité vertegenwoordigd door 2 medewerkers van het CBG.
Bron: CBG
Nederlanders zijn slecht geïnformeerd over huidkanker. Dit blijkt uit de Ken Uw Huid-enquête van het Erasmus MC, waaraan sinds 2011 ruim 5.500 Nederlanders hebben deelgenomen. Melanoom, de gevaarlijkste vorm van huidkanker, is bekend bij 80 procent van de Nederlanders. Slechts 42 procent heeft gehoord van de twee huidkankersoorten die veel vaker voorkomen: basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom. Van alle zestigplussers met een lichte huid krijgt 80 procent bovendien te maken met actinische keratose, ofwel zonneschade. Dat kan een voorloper van huidkanker zijn. Slechts 19 procent had van deze aandoening gehoord. Dermatoloog E. de Haas vindt dat Nederlanders beter moeten worden geïnformeerd over alle huidkankertypen.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd. De Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – human (CMD(h)) is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Prof.dr. Pieter de Graeff (lid) en prof.dr. Hans Hillege (alternate lid) vertegenwoordigen vanaf deze maand Nederland in de CHMP. Dr. Barbara van Zwieten-Boot heeft per 1 september afscheid genomen. Zij blijft wel actief als lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Prof.dr. Bert Leufkens (voorzitter CBG) neemt als co-opted lid deel aan de CHMP. Prof.dr. de Graeff was de afgelopen 6 jaar al alternate lid van de CHMP.
Drs. Kora Doorduyn–van der Stoep (lid) en dr. Marc Maliepaard (alternate lid) vertegenwoordigen Nederland in de CMDh. Drs. Doorduyn–van der Stoep is lid van de CMDh sinds mei 2010. Dr. Maliepaard vanaf september 2013.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Abilify Maintena (aripiprazol), intramusculair depot preparaat voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij patiënten die eerst zijn gestabiliseerd op oraal aripiprazol.
- Fluenz Tetra (quadrivalent nasaal griepvaccin), als preventiemiddel tegen griep bij kinderen en adolescenten van 24 maanden tot 18 jaar oud.
- Invokana (canagliflozin), voor de behandeling van Diabetes Mellitus type II bij volwassenen, alleen of als toevoeging aan andere behandelingen (zoals insuline) indien deze onvoldoende werken.
- Kadcyla (trastuzumab emtansine), voor de behandeling van HER2-positieve niet operabel lokaal gevorderd of gemetastaseerde borstkanker bij patiënten die eerder met trastuzumab en/of een taxaan zijn behandeld.
- Lidocaine / Prilocaine Plethora (lidocaïne / prilocaïne), voor de behandeling van vroegtijdige zaadlozing bij volwassen mannen.
- NovoEight (turoctocog alfa), voor de behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII-deficiëntie).
- Relvar Ellipta (fluticason furoaat / vilanterol), voor de behandeling van astma bij patiënten die onvoldoende controle hebben met een inhalatie corticosteroïd en als zo nodig als kortwerkende bèta-agonist. Verder voor de behandeling van chronische obstructieve longziekte (COPD) bij patiënten die last blijven houden van exacerbaties ondanks reguliere luchtwegverwijdende behandeling .
- Vitekta (elvitegravir), voor de behandeling van HIV-1 infecties bij volwassenen als aanvulling op andere behandeling waaronder tenminste een proteaseremmer in combinatie met ritonavir.
- Xofigo (radium-223 chloride), voor de behandeling van symptomatische botmetastasen bij volwassen mannen ten gevolge van castratie resistente prostaatkanker, zonder bekende viscerale metastasen.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Cimzia (certoluzumab pegol), uitbreiding van de indicatie naar patiënten met actieve axiaal spondyloartritis, inclusief patiënten met Bechterew en niet-radiografische axiale spondyloartritis, die onvoldoende reageren op NSAIDs.
- Kineret (anakinra), indicatie uitbreiding naar cryopyrine geassocieerde periodieke syndromen (CAPS) bij volwassenen en kinderen. Hiervoor is een nieuwe sterkte van het product geregistreerd (100 mg / 0,67 ml).
- Votubia (everolimus), mag nu ook gebruikt worden bij kinderen jonger dan 3 jaar met subependymaal reuscelastrocytoom (SEGA) geassocieerd met het tubereuze sclerose complex (TSC).
- Yervoy (ipilimumab), mag nu ook gebruikt worden als eerste lijn behandeling bij patiënten met niet operabel en/of gemetastaseerd melanoom.
Uitkomst van arbitrage procedures
- Didanosine (didanosine), de CHMP heeft positief geadviseerd over een generieke aanvraag middels een decentrale procedure waarover de lidstaten eerder geen consensus konden bereiken.
Herbeoordelingen
- Ergot derivaten (dihydroergotoxine), een van de registratiehouders is het niet eens met de beperkingen in het gebruik van dihydroergotoxine zoals deze door de CHMP van juni werden geadviseerd en heeft bezwaar aangetekend, andere ergot derivaten vallen niet onder de herbeoordeling. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen. Dihydroergotoxine is in Nederland niet geregistreerd.
- Metoclopramide bevattende geneesmiddelen (metoclopramide), een van de registratiehouders heeft bezwaar aangetekend tegen het advies van de CHMP om de dosering en de duur van het gebruik van metoclopramide te beperken om het risico op neurologische en andere bijwerkingen te verminderen. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen.
- Colistimethaat natrium/colistin – op verzoek van de Europese Commissie is een herbeoordeling gestart door de CHMP van deze producten die intraveneus en als inhalatie gebruikt worden. Doel is de productinformatie te actualiseren.
- Numeta – De CMDh volgt de aanbeveling van de PRAC om de handelsvergunning van Numeta G13%E emulsie voor infusie te schorsen. Numeta G13%E wordt gebruikt als parenterale voeding (toediening voedingsstoffen via een ader) bij prematuren, die niet op een andere manier gevoed kunnen worden. De registratiehouder heeft het product reeds vrijwillig terug geroepen. Voor Numeta G16% E, intraveneus voedingspreparaat geïndiceerd bij op tijd geboren baby’s en kinderen tot twee jaar oud, concludeert de CMDh dat de baten-risico balans positief is, mits een aantal risico-beperkende maatregelen wordt uitgevoerd, zoals het aanpassen van de productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) met betrekking tot aanbevelingen voor het testen van het magnesiumgehalte en een verdere studie wordt uitgevoerd.