Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Aanvankelijk verkoudheid, loopneus, ontstoken ogen en koorts
- Uitslag na een dag of vier, aanvankelijk in het gezicht, later over het hele lichaam
- Lichaamstemperatuur neemt toe als de uitslag zich uitbreid, na een aanvankelijke daling
Hoe werkt het?
Mazelen is een kinderziekte die we in Nederland vrijwel niet meer zien. Dat komt omdat alle in Nederland wonende kinderen op de leeftijd van 14 maanden en later met negen jaar tegen mazelen worden ingeënt (BMR injectie). Sommige bevolkingsgroepen weigeren om principiële redenen hun kinderen te laten vaccineren. Onder hen kunnen mazelenepidemieën nog wel voorkomen. één tot twee weken na besmetting (de incubatietijd) ontstaan de eerste ziekteverschijnselen: een verkoudheid met een loopneus, een droge hoest en rode ogen. De temperatuur loopt hoog op, om na een dag of vier wat af te zakken. Dan ontstaat de uitslag, eerst in het gezicht, later verspreid over de rest van het lichaam. Het zijn onregelmatige rode vlekken die iets boven het niveau van de huid liggen. Ze jeuken wat. Op het wangslijmvlies zijn witte plekjes zichtbaar met een rood randje: de Koplikse vlekken. De uitslag breidt zich uit, de vlekken vloeien samen en worden donkerder. De kinderen kunnen zich flink ziek voelen. Zo'n vier tot zeven dagen na het ontstaan ervan verbleekt de uitslag en daalt de temperatuur. Bij gezonde kinderen verloopt de infectie meestal ongecompliceerd. Bij minder goed gevoede kinderen, bijvoorbeeld in ontwikkelingslanden, overlijdt echter tien procent van de patiëntjes aan de ziekte of aan de complicaties ervan. Complicaties ontstaan doordat bacteriën binnendringen via de door het mazelenvirus beschadigde slijmvliezen. De meest voorkomende complicaties zijn middenoorontsteking en longontsteking. Ze zijn vaak te herkennen doordat de koorts niet daalt als de uitslag gaat verbleken of doordat de koorts na een aanvankelijke daling weer gaat stijgen. Zeldzamer is een ernstiger complicatie. Bij één op de 1.000 à 2.000 patiëntjes raken de hersenen geïnfecteerd door het virus. Dat kan later tot ernstige blijvende invaliditeit leiden.Hoe ontstaat het?
Mazelen is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een zeer besmettelijk virus (morbillivirus). De besmetting vindt plaats door het inademen van minuscule speekseldeeltjes die door een patiëntje worden opgehoest. De ziekte is besmettelijk vanaf het optreden van de eerste verschijnselen (de verkoudheid) totdat het uitslag helemaal is verdwenen.Hoe ga ik er zelf mee om?
Er bestaat geen specifieke behandeling tegen mazelen. Zorg dat uw kind voldoende rust krijgt en laat het goed drinken (zie ook: koorts bij kinderen). Na ongeveer tien dagen genezen de kinderen spontaan.Hoe gaat de arts er mee om?
Raadpleeg uw arts als u twijfelt aan de diagnose. Nogmaals, als uw kind de BMR-prik heeft gehad kan het nooit mazelen krijgen. Als de diagnose vaststaat, dan moet de ziekte zijn beloop hebben. Raadpleeg opnieuw uw arts als uw kind erg ziek wordt en u het niet vertrouwt. Ook doet u er goed aan uw arts te waarschuwen als de koorts niet daalt als de uitslag gaat verbleken en verder als de temperatuur na een aanvankelijke daling weer gaat oplopen. Deze verschijnselen kunnen wijzen op het ontstaan van een complicatie, zoals een oor- of longontsteking. In zo'n geval zal de arts een antibioticum voorschrijven. Het kind moet regelmatig gecontroleerd te worden om het herstel te volgen. Mazelen is zeer besmettelijk. Houd andere kinderen die de ziekte nog niet gehad hebben of die niet zijn ingeënt uit de buurt van het patientje. Vaak zal dat echter al te laat zijn, want de besmettelijkheid begint al voordat de diagnose mazelen is gesteld.Wetenschappelijk nieuws
Het gevaar van mazelen mag niet worden onderschat. In Europa is mazelen aan een opmars bezig en in ontwikkelingslanden veroorzaakt het virus jaarlijks nog steeds meer dan 100.000 doden. Het virus wist een deel van het geheugen van het afweersysteem, waardoor mensen die besmet zijn, vatbaar worden voor infecties met andere ziekteverwekkers. Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC waarop Rory de Vries morgen promoveert. De onderzoeker heeft gekeken hoe mazelen wordt overgedragen en hoe het virus mensen ziek maakt. Mazelen wordt gekenmerkt door hoge koorts, rode vlekjes en een verzwakking van het afweersysteem. Jaarlijks sterven wereldwijd ruim 100.000 mensen (vooral kinderen) aan de ziekte, ondanks de beschikbaarheid van een veilig en werkzaam mazelenvaccin. ‘’Het is dus geen onschuldige kinderziekte, hoewel veel mensen dat wel denken’’, zegt De Vries. Omdat mazelen één van de meest besmettelijke ziektes is bij de mens en een belangrijke doodsoorzaak van kinderen wereldwijd, is het interessant om te weten hoe het virus precies wordt overgedragen. De onderzoeker heeft aangetoond welke cellen belangrijk zijn bij binnenkomst van het virus in het lichaam. Via deze zogenoemde dendritische cellen en alveolaire macrofagen komt het virus terecht bij een bepaald soort witte bloedcellen, de lymfocyten. Vanaf daar verspreidt het virus zich verder naar sommige organen, de luchtwegen en de huid. Mazelen veroorzaakt vooral sterfte doordat het virus het afweersysteem verzwakt. De Vries heeft aangetoond hoe dat precies in zijn werk gaat. Normaal bouwen mensen afweer op tegen een virus nadat ze ermee besmet zijn. Cellen die bij de afweer tegen dit virus betrokken zijn geweest blijven in het bloed aanwezig en kunnen het virus herkennen zodra het nòg een keer het lichaam wil binnendringen. Het lichaam weet dan al hoe het het virus moet uitschakelen. ‘Mazelen zorgt er echter voor dat deze immunologische geheugencellen na infectie grotendeels verdwijnen, waardoor het immunologisch geheugen voor een deel is ‘gewist’. Dit leidt tot een verhoogde vatbaarheid voor opportunistische infecties met andere ziekteverwekkers, net als bij de ziekte AIDS’, zegt De Vries. De onderzoeker wijst erop dat het bijzonder is dat we nog maar zo weinig begrijpen van hoe mazelen ziekte veroorzaakt, terwijl het virus zelf al zo lang bekend is, ‘Mijn proefschrift is een opstap voor vervolgstudies, waarin aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van nieuwe en meer efficiënte methodes van toediening van het mazelen vaccin.’ In Nederland sterven sinds de vaccinatie nog nauwelijks mensen aan mazelen. Wel komt eens in de 5-7 jaar een epidemie voor. Die zijn vooral lokaal en onder mensen die niet gevaccineerd zijn. Omdat mazelen nu minder actueel is daalt In Europa de vaccinatiegraad, waardoor de ziekte weer aan een opmars bezig is. Alleen al in 2011 heeft dit geleid tot meer dan 30,000 mazelen gevallen binnen Europa.
Vaccinatie tegen mazelen voorkomt naast directe sterfte ook verzwakking afweersysteem. Vaccinatie tegen mazelen heeft een dubbel positief effect. Het voorkomt naast directe sterfte door mazelen ook de verzwakking van het afweersysteem die gedurende lange tijd een verhoogd risico op sterfte aan andere infectieziekten veroorzaakt. Dat mazelen het afweersysteem onderdrukt was al bekend, maar tot nu toe werd aangenomen dat dit enkele weken tot maanden duurt. In een onderzoek dat vandaag wordt gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Science laten onderzoekers van de Universiteit van Princeton en Erasmus MC zien dat kindersterfte aan infectieziekten meer dan twee jaar na het doormaken van mazelen nog aan deze ziekte toegeschreven kan worden. Vaccinatie tegen mazelen leidt overal ter wereld tot vermindering van sterfte onder kinderen. Dit effect kan niet volledig verklaard worden door te kijken naar de aantallen kinderen die voor invoering van vaccinatie dood gingen aan mazelen. Daarom werd vaak gesproken van een ‘niet-specifiek voordelig effect’ van het mazelenvaccin: het vaccin leek het afweersysteem een duw in de goede richting te geven. Uit de nu gepubliceerde studie komt een andere verklaring naar voren. De onderzoekers vergeleken sterfgevallen als gevolg van mazelen en sterfgevallen als gevolg van andere infectieziekten in een periode van tientallen jaren in de Verenigde Staten, Engeland en Denemarken. Onderzoeker Rik de Swart van de afdeling Viroscience van het Erasmus MC: “Wij vonden een directe samenhang tussen deze sterfgevallen, welke het sterkste was als we er van uit gingen dat mazelen gedurende ongeveer 28 maanden het afweersysteem verzwakte. Deze samenhang was in alle drie de landen vergelijkbaar, en werd zowel voor als na invoering van vaccinatie gevonden.” Mazelen is een zeer besmettelijke ziekte, die wordt overgedragen via de lucht. De Swart: “Het mazelenvirus infecteert vooral cellen van het afweersysteem, en heeft daarbij een voorkeur voor geheugencellen. Het afweersysteem reageert door het virus op te ruimen, maar doodt daarbij ook een groot deel van deze geheugencellen.” De onderzoekers concluderen daarom dat mazelen het immunologisch geheugen aantast, waardoor infectieziekten die een kind al eerder heeft doorgemaakt opnieuw ernstige ziekte kunnen veroorzaken.
Kinderen met jeugdreuma kunnen veilig gevaccineerd worden tegen de bof, mazelen en rode hond, ondanks de medicijnen die ze gebruiken. Dat blijkt uit een onderzoek van het UMC Utrecht met 137 patiëntjes. Het verscheen gisteren in het tijdschrift JAMA. Artsen vreesden tot nu toe dat kinderen met jeugdreuma door het vaccin misschien meer last zouden krijgen van hun ziekte. Jeugdreuma is een autoimmuunziekte waarbij het immuunsysteem het lichaam aanvalt. De kinderen gebruiken daarom medicijnen die het immuunsysteem onderdrukken (methothrexaat). Het zou kunnen dat het vaccin, dat bestaat uit levend maar verzwakt virus, daardoor niet goed werkt, of juist nieuwe ziekte veroorzaakt. Dat is gelukkig niet het geval. Arts-onderzoeker Marloes Heijstek en prof. dr. Nico Wulffraat en collega’s van het UMC Utrecht verdeelden 137 kinderen tussen de 4 en de 9 jaar met jeugdreuma in twee groepen. De ene helft werd gevaccineerd tegen bof, mazelen en de rode hond, de andere helft niet. Gedurende een jaar hielden de onderzoekers de gezondheid en reuma activiteit van de kinderen in de gaten. Bij de gevaccineerde kinderen werden de symptomen van jeugdreuma niet erger en ze kampten ook niet vaker met oplaaiende ontstekingen. Ze kregen ook geen ziekte door het vaccin (het verzwakte virus zou bijvoorbeeld mazelen kunnen veroorzaken). De kinderen waren wel gewoon beschermd tegen bof, mazelen en rode hond. “Het betekent dat kinderen met jeugdreuma veilig gevaccineerd kunnen worden tegen de bof, mazelen en rode hond“, zegt Wulffraat. “Dat is van belang omdat in Nederland de vaccinatiegraad iets afneemt. Daardoor neemt de kans iets toe dat kleine epidemieën ontstaan en ongevaccineerde kinderen ziek worden.” De Utrechtse resultaten zullen door de Europese kinderreuma-vereniging, de Paediatric Rheumatology European Society, worden verwerkt in richtlijnen voor de behandeling van jeugdreuma. Slechts vijftien kinderen in het onderzoek gebruikten nieuwe, biologische medicijnen. Deze middelen onderdrukken het immuunsysteem sterker dan methotrexaat. De onderzoekers kunnen daarom niet met zekerheid zeggen of het vaccin net zo veilig is voor deze kinderen. Jeugdreuma (Juveniele Idiopathische Artritis) is een verzamelnaam voor gewrichts-ontstekingen bij kinderen. In Nederland hebben tussen de 2.000 en 3.000 kinderen jeugdreuma. Het UMC Utrecht behandelt ongeveer 800 patiënten met jeugdreuma.
In ontwikkelingslanden veroorzaakt het mazelenvirus jaarlijks nog steeds veel doden, maar in Europa is de ziekte ook weer aan een opmars bezig. Het virus wist een deel van het geheugen van het afweersysteem, zegt onderzoeker R. de Vries van het Erasmus MC. Hierdoor worden besmette mensen vatbaar voor infecties met andere ziekteverwekkers. Jaarlijks sterven wereldwijd ruim honderdduizend mensen aan mazelen, ondanks de beschikbaarheid van een veilig en werkzaam mazelenvaccin. Het is geen onschuldige kinderziekte, hoewel veel mensen dat wel denken, zegt De Vries. In Nederland sterven nauwelijks mensen aan mazelen. Maar doordat de ziekte minder serieus wordt genomen in Europa daalt de vaccinatiegraad en worden weer veel meer mensen ziek.
Het is hier bijna niet voor te stellen, maar in ontwikkelingslanden kost de besmettelijke ziekte mazelen aan vele kinderen het leven. In Pakistan stierven onlangs honderden kinderen aan mazelen, meldt het RIVM. Oorzaak is het falende vaccinatiebeleid van de Pakistaanse overheid. In 2011 waren er in Pakistan nog 4.000 gevallen van mazelen, waarbij 64 kinderen overleden. Vorig jaar was al sprake van 14.000 gevallen en kwamen 306 kinderen te overlijden. Ook elders in de wereld eist volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) de ziekte jaarlijks nog steeds vele levens. In 2010 overleden wereldwijd ruim 139.000 mensen aan de ziekte, terwijl er al sinds 1960 een goed vaccin bestaat. In Nederland zit het mazelenvaccin al sinds 1976 in het Rijksvaccinatieprogramma.
Annelies Mesman: ‘Host-pathogen interplay in viral transmission and immune evasion’. Bepalend voor infectieziekten is de wisselwerking tussen de ziekteverwekker (pathogeen) en de gastheer. Terwijl het immuunsysteem zich richt op het controleren van infecties, probeert de pathogeen te overleven en zich te verspreiden. Innate immuuncellen (onderdeel van de aangeboren afweer) in de longen, huid of vagina, en de receptoren die ze tot expressie brengen, zijn cruciaal in deze interactie. Mesman beschrijft in haar proefschrift wat er gebeurt na het eerste contact tussen ziekteverwekker en cel. Ze concentreert zich daarbij op het mazelenvirus. Dit virus misbruikt dendritische cellen (DC) voor vermenigvuldiging in en verspreiding door het lichaam. DC maken deel uit van het immuunsysteem. Ze zijn betrokken bij signalering van ziekteverwekkers en bij de eerste reactie van het lichaam daarop. Het virus infecteert ze als één van de eerste cellen in de longen. Binding van de ziekteverwekker aan de receptor DC-SIGN bevordert vervolgens infectie en verspreiding naar lymfeknopen. Tevens wordt het op gang brengen van de antivirale afweer geblokkeerd, ontdekte de promovenda. Ook vond ze een nieuwe signalerings pathway, waarbij het prikkelen van receptor DC-SIGN door het virus op het celoppervlak leidt tot het uitschakelen van bepaalde intracellulaire receptoren (‘RIG-I- like’), die RNA van het virus herkennen en nodig zijn voor de antivirale afweer. Het mazelenvirus gebruikt dit om infectie te bevorderen. Veel virussen (waaronder HIV-1 en dengue) en bacteriën binden aan net als mazelen aan DC-SIGN- en/of RIG-I-like-receptoren. De promovenda vermoedt dat het afweeronderdrukkende mechanisme dat zij vond bij het mazelenvirus, misschien ook door andere ziekteverwekkers wordt gebruikt om immuunactivatie te onderdrukken en infecties te bevorderen.
Het RIVM beschrijft jaarlijks de ontwikkelingen binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), zowel inhoudelijk als organisatorisch. Vanaf dit jaar zijn de belangrijkste gebeurtenissen en de ontwikkelingen op het gebied van de vaccinatiegraad gebundeld. Belangrijke gebeurtenissen In 2016 waren er geen opvallende uitbraken van RVP-ziekten. Wel stijgt sinds oktober 2015 het aantal patiënten met meningokokkenziekte W, terwijl in het RVP tegen meningokokkenziekte C wordt ingeënt. Opvallend was het stevige debat dat in november 2016 in diverse media is gevoerd tussen voor- en tegenstanders van vaccinatie. Verder heeft het RIVM factsheets gemaakt voor zowel professionals als het publiek met informatie over vaccinaties tegen ziekten die wel beschikbaar zijn maar niet in het RVP zijn opgenomen. Voorbeelden zijn waterpokken, gordelroos en het rotavirus (www.rivm.nl/vaccinaties). Vaccinatiegraad De vaccinatiegraad, oftewel het aandeel zuigelingen, kleuters en schoolkinderen dat de vaccinaties uit het RVP krijgt, is nog steeds hoog. De vaccinatiegraad voor bof, mazelen en rodehond (BMR) daalt al een paar jaar licht. De norm van 95 procent van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), die nodig is om mazelen uit te bannen, wordt in Nederland bij de eerste BMR-vaccinatie niet meer gehaald. Voor de tweede BMR-vaccinatie was dit al langer zo. Ook bij andere vaccinaties in het RVP is een lichte daling te zien. De deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker is voor het eerst afgenomen, van 61 naar 53 procent. Een hoge vaccinatiegraad zorgt ervoor dat kwetsbare en (nog) niet gevaccineerde kinderen tegen ziekten worden beschermd (groepsbescherming). Een dalende vaccinatiegraad vergroot de kans dat in de toekomst ziekten zoals mazelen uitbreken.
Bron: RIVM
Net als in voorgaande jaren lag in 2010 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma landelijk gezien ruim boven de ondergrens van 90 procent. Voor de BMR-vaccinatie houdt de WHO een iets hogere ondergrens aan, van 95 procent, om mazelen wereldwijd uit te kunnen roeien. Deze ondergrens is wel voor de eerste vaccinatieronde (zuigelingen) behaald, maar niet voor de tweede vaccinatie (9-jarigen). Hierdoor is in Nederland een uitbraak van mazelen niet uitgesloten.
Dit blijkt uit een rapport van het RIVM over de vaccinatiegraad in Nederland in 2010. Het betreft gegevens over zuigelingen die zijn geboren in 2007, kleuters geboren in 2004 en schoolkinderen geboren in 1999. Voor zuigelingen lag de deelname aan de BMR-, Hib- en meningokokken C-vaccinatie op 96 procent, aan de DKTP-vaccinatie op 95 procent, en aan de pneumokokkenvaccinatie op 94 procent. De deelname aan de hepatitis B-vaccinatie onder kinderen van wie een of beide ouders is geboren in een land waar hepatitis B veel voorkomt, is verder toegenomen. Extra aandacht blijft nodig voor de hepatitis B-vaccinatie voor kinderen van moeders die drager zijn van hepatitis B. Kinderen die op jonge leeftijd worden besmet met dit virus hebben namelijk een groter risico drager van dit virus te worden en op de lange termijn op leveraandoeningen. Vrijwillige vaccinatie in Nederland leidt tot een hoge vaccinatiegraad. Dat is niet alleen nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen maar ook om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken van infectieziekten (groepsimmuniteit). Continue aandacht en gezamenlijke inspanning van alle partijen die bij het Rijksvaccinatieprogramma zijn betrokken, blijft nodig om de Nederlandse kinderen tijdig en volledig te vaccineren.
In 2012 was er een grote kinkhoestepidemie in Nederland. Het betrof voornamelijk kinderen tussen 0 en 2 maanden oud, kinderen van 8 jaar en ouder, en volwassenen. Het aantal kinkhoestmeldingen was in de eerste helft van 2013 laag. De uitbraak van de bof die eind 2009 begon, is in 2013 verminderd, al verspreidt het virus zich nog wel in Nederland. Daarnaast is er sinds mei 2013 een uitbraak van mazelen in Nederland, vooral onder orthodox-gereformeerden met een lage vaccinatiegraad. Verwacht wordt dat de uiteindelijke omvang van deze uitbraak groter zal zijn dan de vorige in 1999/2000. Dit blijkt uit het jaaroverzicht van het RIVM over de mate waarin ziekten voorkomen waartegen gevaccineerd wordt via het Rijksvaccinatieprogramma (RVP), en de ontwikkelingen daarin. Het geeft ook inzicht in de vaccins die zijn gebruikt en welke bijwerkingen daarbij optraden. Ontwikkelingen over nieuwe vaccins, die eventueel in de toekomst in het RVP worden opgenomen, zijn ook beschreven. Doordat de vaccinatiegraad al vele jaren hoog is, krijgen weinig mensen de ziekten waartegen via het RVP wordt gevaccineerd. Het vaccinatieprogramma is bovendien veilig, waarbij er relatief weinig bijwerkingen voorkomen die doorgaans niet ernstig van aard zijn. Wel blijft voor een optimaal vaccinatieprogramma continue monitoring van effectiviteit en bijwerkingen nodig. Uit het overzicht blijkt ook dat er tijdens de eerste weken van de mazelenepidemie ook een kleine uitbraak van rodehond heeft plaatsgevonden op een orthodox-gereformeerde school. Dit veroorzaakte het grootste aantal zieken door rodehond sinds 2004/2005. In Syrië en Israël is het poliovirus verspreid. In Nederland zijn er tussen medio 2012 tot 1 november 2013 geen gevallen van polio gemeld. Verder zijn er in 2013 in Europese landen enkele gevallen van meningokokken C gerapporteerd onder mannen die seks hebben met mannen (MSM). In Nederland is dat onder mannen die tot deze risicogroep kunnen behoren niet gemeld. Uit onderzoek naar de effectiviteit van het pneumokokkenvaccin blijkt dat het vaccin evenveel bescherming biedt als het aantal prikmomenten wordt verlaagd. De Gezondheidsraad heeft geadviseerd om minder prikken in het prikschema op te nemen.
Michiel van der Vlist: ‘C-type lectins on dendritic cells. Bittersweet interactions with virusses’. Dendritische cellen (DC’s) zijn als verkenners van het immuunsysteem constant aan het zoeken naar ziekteverwekkers. Wanneer DC’s er een tegenkomen, dan activeren zij het immuunsysteem om de indringer te vernietigen. Van der Vlist beschrijft hoe HIV-1 en het mazelenvirus DC’s kunnen misbruiken om infectie met deze virussen te bevorderen. Hij heeft in beeld gebracht hoe HIV-1 afweersignalen gebruikt om zijn eigen vermenigvuldiging te stimuleren. Ook heeft hij laten zien dat het mazelenvirus kan meeliften met de DC’s om meer cellen te infecteren.
Belgische tieners en jongvolwassenen zijn vaak onvoldoende beschermd tegen mazelen, de bof en rode hond (rubella). Dat meldt het Belgische weekblad Knack. Uit onderzoek door dr. H. Theeten van de Universiteit Antwerpen is gebleken dat tieners, twintigers en dertigers minder vaak volledig zijn gevaccineerd tegen genoemde aandoeningen. Het gaat om 85 procent, terwijl dat 95 procent zou moeten zijn. Van de oudere leeftijdsgroepen hebben veel mensen mazelen, de bof en rode hond nog doorgemaakt, terwijl jongere kinderen vaak wel volledig zijn gevaccineerd. Doordat een deel van de bevolking nu onvoldoende is beschermd zijn epidemieën denkbaar, zegt Theeten. Vrouwen die zwanger zijn of dat willen worden moeten bovendien beducht zijn voor rode hond.
De CHMP [1] heeft positief geadviseerd over de combinatie telmisartan en amlodipine (merknaam Twynsta) voor de behandeling van essentiële hypertensie. Voor vier geneesmiddelen (Arixtra, M-M-RVAXPRO, Viread en Xalatan) werd een nieuwe indicatie aanvaard. Daarnaast waren er positieve adviezen voor generieke clopidogrel-bevattende geneesmiddelen voor de preventie van aterotrombotische incidenten (bloedstolsels in aderen). Myclausen (mycofenolaatmofetil) is in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden geregistreerd voor preventie van acute afstoting van transplaten.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht voor het verlenen van een handelsvergunning voor Twynsta (telmisartan/amlodipine) voor de behandeling van essentiële hypertensie. Het Comité accepteerde de volgende uitbreidingen van de therapeutische indicaties: Voor Arixtra (natriumfondaparinux) werden de indicaties uitgebreid met behandeling van acute, symptomatische, oppervlakkige veneuze trombose van de benen, zonder aanwezigheid van diepe veneuze trombose. M-M-RVAXPRO (levend vaccin tegen mazelen, bof en rode hond) is nu ook aanvaard voor vaccinatie van gezonde kinderen van negen maanden als vroege bescherming noodzakelijk wordt geacht.
Viread (tenofovirdisoproxil) is eerder goedgekeurd voor behandeling van chronische hepatitis B bij volwassenen met een gecompenseerde leveraandoening. Viread kan nu ook worden ingezet bij patiënten met een gedecompenseerde leveraandoening. De CHMP heeft geadviseerd de therapeutische indicaties van Xalatan (latanoprost) oogdruppels ook toe te staan voor kinderen. Latanoprost kan nu dus worden gebruikt bij de behandeling van verhoogde intraoculaire druk bij volwassenen en kinderen en bij juveniel glaucoom. De aanbeveling van het Comité is gebaseerd op de gegevens uit het eerder goedgekeurde pediatrische onderzoeksplan ("paediatric investigation plan", PIP).
De CHMP adviseerde positief over de volgende generieke geneesmiddelen:
Clopidogrel (als hydrobromide en als hydrochloride ) bevattende geneesmiddelen voor de preventie van aterotrombotische incidenten. Het gaat om generieke vormen van Plavix.
Myclausen (mycofenolaatmofetil) voor de preventie van acute afstoting van transplantaten, in combinatie met ciclosporine en corticosteroïden. Myclausen is een generieke vorm van Cellcept. De CHMP is van mening dat de balans werkzaamheid - risico"s van het orale vaccin Rotarix (levend rotavirusvaccin) nog steeds positief is. Eerder werd het porcien circovirus 1 (PCV1)-DNA in het vaccin aangetroffen, maar het Comité acht de aanwezigheid van zeer kleine hoeveelheden virusdeeltjes niet schadelijk voor de volksgezondheid. Met de firma is afgesproken dat het PCV1-DNA in toekomstige batches niet meer aanwezig is. De beoordeling van het rotavirusvaccin Rotateq, waarin eveneens porcien virus was gevonden, wordt in de vergadering van september afgerond. De CHMP wacht op nadere informatie van de fabrikant over de oorzaak van de bevindingen en van de genomen maatregelen om het vaccin vrij van porcien virus te fabriceren. In afwachting van de uitkomst van de beoordeling blijft het Comité bij zijn eerdere mening dat het niet nodig is het gebruik van Rotateq te beperken. Zie ook onze eerdere berichtgeving over beide vaccins ( www.cbg-meb.nl/CBG/nl/humane-geneesmiddelen/actueel/2010-Europese-registraties-in-mei-2010/default.htm). Ketoprofen-bevattende geneesmiddelen voor lokaal gebruik zijn opnieuw beoordeeld door de CHMP vanwege zorgen over de ernstige fotosensitiviteitsreacties van de huid. Het Comité adviseerde artsen om patiënten instructies te geven over het juiste gebruik van deze niet-steroïde ontstekingsremmer (NSAID). Ketoprofen-bevattende producten voor lokaal gebruik zijn in Nederland niet op de markt. De CHMP heeft de risico"s van sterk werkzame opiaten (hydromorfon, morfine en oxycodon) beoordeeld als deze samen met alcohol worden ingenomen. Het gaat over orale geneesmiddelen die het opiaat over een langere periode langzaam afgeven (gereguleerde afgifte). Alcohol zou de afgifte van het opiaat kunnen versnellen, waardoor de patiënt plotseling aan een grote hoeveelheid van het geneesmiddel zou worden blootgesteld. De CHMP heeft geconcludeerd dat alleen voor één type product (met polymetacrylaat-tri-ethylcitraat) de invloed van alcohol op de afgifte snelheid dusdanig is dat schorsing nodig is. Dit type geneesmiddel is echter niet in Nederland geregistreerd. De CHMP heeft verder bevestigd dat het gebruik van alcohol door patiënten die opiaten gebruiken vermeden moet worden omdat de versuffende werking van beide stoffen hierdoor wordt versterkt. De bestaande waarschuwingen in de productinformatie op dit punt worden binnenkort gelijkgetrokken.
Het Comité adviseerde tot harmonisatie van de productinformatie van Daivobet (calcipotriol / betamethason) dat is geregistreerd voor de behandeling van psoriasis.
De CHMP is een onderzoek gestart naar de mogelijke risico"s van acute myeloïde leukemie (AML), myelodysplastisch syndroom (MDS) en solide tumoren bij kinderen die geneesmiddelen met dexrazoxan gebruiken voor de preventie van cardiotoxiciteit door antracyclines. Dit onderzoek is een gevolg van de beoordeling van gepubliceerde literatuur waarin aanwijzingen zijn gevonden voor een verdrievoudiging van de kans op secundaire maligniteiten, vooral AML en MDS, bij gebruik van deze geneesmiddelen. De CHMP bestudeert alle beschikbare gegevens om de invloed van de toegenomen kans op secundaire maligniteiten, samen met de beperkte werkzaamheidgegevens, op de balans werkzaamheid - risico"s van deze geneesmiddelen te verduidelijken.
De uitbraak van mazelen in 2013 was de meest in het oog springende infectieziekte van dat jaar. Dit blijkt uit de Staat van Infectieziekten in Nederland 2013, die inzicht geeft in ontwikkelingen van infectieziekten bij de Nederlandse bevolking. Daarnaast worden de ontwikkelingen in het buitenland beschreven die voor Nederland relevant zijn. Met deze jaarlijkse uitgave informeert het RIVM beleidsmakers van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Elk jaar komt in de Staat van Infectieziekten een thema aan bod; dit jaar is dat de hoeveelheid jaren in goede gezondheid die verloren gaan (ziektelast) door infectieziekten. Sommige infectieziekten, zoals maag-darminfecties, komen erg vaak voor maar veroorzaken over het algemeen geen ernstige klachten. Andere daarentegen, bijvoorbeeld tetanus, komen slechts zelden voor maar veroorzaken relatief veel sterfgevallen. Een gezondheidsmaat die deze aspecten van ziekten combineert is de Disability Adjusted Life Year (DALY). Voor 32 infectieziekten is de ziektelast in Nederland tussen 2007 en 2011 geschat. De gemiddelde jaarlijkse ziektelast voor de totale Nederlandse bevolking was het hoogst voor ernstige pneumokokkenziekte (9444 DALY’s per jaar) en griep (8670 DALY’s per jaar), die respectievelijk 16 en 15 procent van de totale ziektelast van alle 32 infectieziekten vertegenwoordigen. Na polio en difterie (0 gevallen in de onderzochte periode), werd de laagste ziektelast geschat voor rodehond op 0,14 DALY’s per jaar. De ziektelast voor deze ziekten is zo laag dankzij het Rijksvaccinatieprogramma. De ziektelast per individu varieerde van 0,2 DALY’s per honderd infecties voor giardiasis (diarree die wordt veroorzaakt door een parasiet), tot 5081 en 3581 DALY’s per honderd infecties voor respectievelijk hondsdolheid en een variant van de ziekte van Creutzfeldt-Jakob. Voor alle ziektelaststudies geldt dat de resultaten afhankelijk zijn van de modelparameters en aannames, en van de beschikbaarheid van accurate gegevens over de mate waarin de ziekten voorkomen. Toch kunnen deze schattingen informatief zijn voor beleidsmakers binnen de gezondheidszorg om prioriteiten te kunnen aanbrengen in preventieve en andere maatregelen.
De vaccinatiegraad binnen het rijksvaccinatieprogramma (RVP) is in 2013 onveranderd hoog en wijkt nauwelijks af van het voorgaand verslagjaar. Afhankelijk van de vaccinatie en de doelgroepen ligt de gemiddelde deelname per vaccinatie tussen de 92 en 99%, met uitzondering van HPV-vaccinatie (58%). Een mogelijkheid om nog winst te behalen, is een hogere deelname aan vaccinaties van de 'oudere' kinderen. Bij de tweede BMR-vaccinatie voor 9- jarigen is de vaccinatiegraad 92% en wordt de gewenste deelname van minimaal 95% niet gehaald. Daar is winst te behalen. Ook de deelname aan de HPV-vaccinatie is weliswaar weer licht gestegen, maar blijft met 58% nog aan de lage kant. Opvallende gebeurtenissen in 2013 Op 3 oktober 2013 bracht de Gezondheidsraad het advies 'Het individuele, collectieve en publieke belang van vaccinatie' uit. Hierin pleit de raad ervoor om nieuwe vaccins niet alleen te beoordelen op criteria die gelden voor opname in het RVP. Nieuwe vaccins kunnen soms van belang zijn voor (delen van) de bevolking, ook al voldoen ze niet aan de criteria voor opname in het RVP. Het CIb zou professionele richtlijnen kunnen ontwikkelen voor de brede toepassing van vaccins, ondersteuning met voorlichting over vaccins en hun mogelijke gebruik, en aandacht geven aan de noodzakelijke surveillance. Ruim zes jaar na invoering van vaccinatie tegen pneumokokkeninfectie is het aantal kinderen met deze ziekten drastisch verminderd. Het is niet langer nodig om baby's vier prikken te geven; drie is genoeg. Dit heeft de minister van VWS besloten op advies van de Gezondheidsraad. De verandering van het schema is onder coördinatie van het RIVM soepel geïmplementeerd. De minister van VWS heeft besloten om de RVP-financiering niet langer via de AWBZ te regelen en het RVP wettelijk te gaan verankeren door opname in de Wet publieke gezondheid (Wpg). In 2013 is VWS de werkzaamheden daarvoor gestart. Uitgangspunt is een goede borging van de huidige uitvoering van het RVP. Het complexe traject wordt in 2014 voortgezet. De opzet is om geld uit de AWBZ per 2015 tijdelijk op de rijksbegroting bij VWS onder te brengen. De wijziging van de Wpg vanwege de opname van het RVP in deze wet zou dan per 2018 kunnen ingaan. In 2013 was er een mazelenepidemie onder hoofdzakelijk kinderen uit de reformatorische gezindte die niet gevaccineerd waren. Dit heeft ertoe geleid dat in gemeenten met een lage vaccinatiegraad en in reformatorische groepen een extra BMR-vaccinatie werd aangeboden vanaf de leeftijd van zes maanden (BMR0). Er zijn 8075 BMR0-vaccinaties toegediend; in dezelfde periode in 2012 1784. In 2013 werd Nederland geconfronteerd met de dreiging van mogelijke introductie van polio uit de regio van Israël en later via vluchtelingen uit Syrië. Maatregelen die daartegen zijn ondernomen, betreffen onder andere zo spoedig mogelijke vaccinatie van kinderen tot 5 jaar uit Syrië, en intensivering van de rioolwatersurveillance.
De vaccinatiegraad in Nederland is zeer hoog. Toch is het noodzakelijk dat alle bij het Rijksvaccinatieprogramma betrokken partijen alert blijven. De Nederlandse bevolking moet ook in de toekomst beschermd blijven tegen uitbraken van infectieziekten. Dat schrijft het RIVM. Met name kinderen dienen tijdig en volledig te worden gevaccineerd. Daarbij is extra aandacht nodig voor kleuters in het bijzonder en schoolkinderen in het algemeen. Nog in het bijzonder moet er aandacht worden geschonken aan de tweede vaccinatie tegen bof, mazelen en rodehond (de BMR-vaccinatie) en aan vaccinatie van kinderen van wie een of beide ouders zijn geboren in een land waar hepatitis-B meer dan gemiddeld voor komt.
Surveillance en ontwikkelingen in 2015-2016. In 2015 kregen bijna 770.000 kinderen van 0 tot 19 jaar samen 1.547.000 vaccinaties binnen het Rijksvaccinatieprogramma (RVP). De deelname aan het RVP is met 92 tot 99 procent (afhankelijk van de vaccinatie) nog steeds hoog. Een uitzondering daarop is de vaccinatie tegen het humaan papillomavirus (HPV) met 61 procent. De deelname voor pasgeborenen is voor het tweede achtereenvolgende jaar met ongeveer 0,5 procent gedaald. Het aantal gemelde gevallen van de meeste ziekten waartegen via het RVP wordt ingeënt, was wederom laag. Dit gold ook voor het aantal meldingen van mazelen (7) na de grote epidemie in 2013/2014. Kinkhoest kwam in 2015 minder vaak voor (39 per 100.000) dan in het epidemische jaar 2014 (55 per 100.000). Eén zuigeling overleed aan kinkhoest. Het aantal gevallen van ernstige pneumokokkenziekte - veroorzaakt door de drie typen waarmee het pneumokokkenvaccin werd uitgebreid in 2011 - bleef bij kinderen jonger dan 5 jaar zeer laag (0,5 per 100.000). Door de indirecte bescherming kwam het bij andere leeftijdsgroepen ook minder vaak voor. In 2015 en de eerste helft van 2016 kwam de bof vaker voor dan in 2014 (bij respectievelijk 89, 45 en 40 mensen). In 2015 is het aantal meldingen van mogelijke bijwerkingen van vaccins gestegen (1494 ten opzichte van 982 in 2014). Het betrof vooral meldingen van (heftige) lokale ontstekingsreacties en koorts bij 4-jarigen. Ook nam het aantal meldingen van vermoeidheid bij 12-jarige meisjes toe na media-aandacht over eventuele bijwerkingen van de HPV vaccinatie. De aard van de gemelde bijwerkingen was in vergelijking met voorgaande jaren niet ernstiger. In 2015 en 2016 steeg het aantal gevallen van meningokokkenziekte veroorzaakt door serogroep W (MenW); meestal waren dit personen van 65 jaar of ouder. Na het extreem lage aantal gevallen in 2014 had 2015 een gemiddeld rotavirus seizoen, met de piek in maart. Tot en met juni 2016 was het aantal gevallen van rotavirus weer laag, waarbij het ‘seizoen’ ook later begon dan normaal.
Bron: RIVM
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2015 de deelname aan de verschillende vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, waaraan de deelname overigens wel verder blijft stijgen ten opzichte van het verslagjaar 2014 (tot 61 procent). De hepatitis B-vaccinatiegraad voor kinderen geboren in 2012, het eerste jaar waarin alle zuigelingen in aanmerking kwamen voor hepatitis B-vaccinatie, ligt op 94 procent. Ook de deelname onder zuigelingen in Caribisch Nederland aan de DKTP-, BMR- en pneumokokkenvaccinatie is hoog. De BMR-vaccinatiegraad voor schoolkinderen (93 procent) is dit keer identiek aan de DTP-vaccinatiegraad; meestal ligt de BMRvaccinatiegraad iets lager. Dit is een verbetering maar de gewenste deelname wordt er niet mee bereikt. Een deelname van minimaal 95 procent is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) om mazelen wereldwijd uit te roeien. Zo'n hoge vaccinatiegraad is nodig om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken (groepsimmuniteit). Om zuigelingen effectief te kunnen beschermen tegen ziekten uit het RVP is het ook van belang de vaccinaties tijdig te geven. Het deel van de zuigelingen dat de eerste DKTP-vaccinatie op tijd krijgt, dat wil zeggen voordat ze 10 weken oud zijn, is verder gestegen naar 89 procent. Daarnaast is de tijdige en volledige deelname aan de volledige primaire DKTP-serie (de eerste drie vaccinaties) verbeterd van 60 procent voor kinderen geboren in 2007 naar 69 procent voor kinderen geboren in 2012. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt.
Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland : Verslagjaar 2014 Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2014 de deelname aan de verschillende vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, waaraan de deelname ten opzichte van het voorgaande verslagjaar wel verder is gestegen tot 59 procent. Sinds augustus 2011 is het RVP uitgebreid met de vaccinatie tegen hepatitis B; tot die tijd werden alleen kinderen met een verhoogd risico hiertegen ingeënt. Van de groep zuigelingen zonder verhoogd risico heeft 95 procent deze vaccinatie gekregen. Ook de deelname onder zuigelingen in Caribisch Nederland aan de DKTP-, BMR- en pneumokokkenvaccinatie is hoog (90-100 procent). Punt van aandacht blijft dat de deelname aan het RVP daalt naarmate kinderen ouder worden. Met de tweede BMR-vaccinatie voor 9-jarigen (92 procent) wordt nog steeds niet de gewenste 95 procent deelname bereikt. Een deelname van minimaal 95 procent is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) mazelen wereldwijd uit te roeien. Tevens blijft het belangrijk dat alle kinderen van moeders die drager zijn van hepatitis B de eerste extra vaccinatie hiertegen tijdig krijgen. Kinderen die op jonge leeftijd worden besmet met dit virus hebben namelijk een groter risico er drager van te worden. Op de lange termijn kan dit virus ernstige leveraandoeningen veroorzaken. Om zuigelingen effectief te kunnen beschermen tegen ziekten uit het RVP is het van belang de vaccinaties tijdig te geven. Het deel van de zuigelingen dat de eerste DKTP-vaccinatie op tijd krijgt, is verder gestegen naar 88 procent. Doorgaans worden kinderen die minimaal één inenting via een antroposofisch consultatiebureau krijgen minder vaak en minder tijdig gevaccineerd. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt. Hierdoor ontstaat groepsimmuniteit, die voor de meeste ziekten nodig is om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken. Momenteel wordt een monitoringsysteem ontwikkeld om in de toekomst de acceptatie van het RVP onder ouders en RVP-professionals te volgen.
Als vaccinatie van kinderen wordt uitgesteld zijn ze niet alleen langer blootgesteld aan ziekten, maar is ook de kans op koortsstuipen na de inentingen groter. Dat schrijven Amerikaanse wetenschappers van onder meer Denver Health Medical Center in Scientific American. Zo’n 40 procent van de Amerikaanse ouders laat hun kinderen niet of pas later vaccineren tegen een aantal ziektes. Dat resulteert in frequentere doktersbezoeken en meer risico op besmetting, schrijven de onderzoekers. Er is een sterke lobby tegen kindervaccinaties. Ouders zijn bang voor bijwerkingen, denken dat borstvoeding kinderen beschermt of ze rekenen erop dat andere kinderen wel zijn gevaccineerd. Dit jaar is er een mazelenuitbraak in de VS. Ook de bof en kinkhoest komen weer meer voor.
Het RIVM geeft jaarlijks een overzicht hoe vaak ziekten uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) voorkomen en welke veranderingen daarin plaatsvinden. Het overzicht geeft ook aan welke vaccins zijn gebruikt en welke bijwerkingen na vaccinaties optraden. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen over nieuwe vaccins die eventueel in de toekomst in het RVP worden opgenomen. De vaccinatiegraad is al vele jaren hoog, waardoor weinig mensen ziekten krijgen waartegen zij via het RVP worden gevaccineerd. Het vaccinatieprogramma is bovendien veilig omdat er relatief weinig bijwerkingen voorkomen, die doorgaans niet ernstig van aard zijn. Voor een optimaal programma blijft continue monitoring nodig. In 2011 is het vaccin tegen pneumokokkenziekte uitgebreid met drie typen van deze bacterie. Het is nog te vroeg om daar effect van te zien. Het aantal meldingen van acute hepatits B-infecties is nog nooit zo laag geweest sinds de ontdekking van het virus eind jaren zestig van de vorige eeuw. Met de invoering van het hepatitis B-vaccin in 2011 voor alle zuigelingen (voorheen was dat een beperktere doelgroep) hoopt het RVP nog meer hepatitis B te voorkomen.In 2012 deed zich in Nederland een kinkhoestepidemie voor, hoewel het vaccin in 2005 is verbeterd en een extra booster op 4-jarige leeftijd aan het vaccinatieschema is toegevoegd. De ziekte kwam het meest voor bij baby’s tussen 0 en 2 maanden oud, kinderen van 8 jaar en ouder, en volwassenen. De toename vanaf 8-jarige leeftijd is onder andere te verklaren doordat het vaccin vanaf die leeftijd minder effectief wordt.De bofuitbraak die begon in 2009 onder doorgaans gevaccineerde studenten, hield aan tot in 2012. Wel was het aantal meldingen lager dan in 2011 en 2010. In totaal zijn er 50 gevallen van mazelen gemeld in 2011. Het aantal nietgeïmporteerde gevallen (34 gevallen) was hoger dan de doelstelling die de WHO daarvoor heeft opgesteld (één per miljoen inwoners). In 2011 waren de inentingen tegen baarmoederhalskanker (HPV) voor de eerste groep 12-jarigen afgerond. Van hen had 56 procent zich volledig laten inenten (3 doses). Van de ziekten die in de toekomst mogelijk onder het RVP gaan vallen, kwam meningokokken B in 2011 steeds minder vaak voor, maar meningokokken juist vaker. Maagdarminfecties veroorzaakt door het rotavirus namen niet verder toe. Het aantal hepatitis A-gevallen was in 2011 het laagst sinds de ziekte in 1999 meldingsplichtig is geworden. Voor waterpokken en gordelroos zijn geen grote veranderingen waargenomen.
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2012 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker (56 procent). De ondergrens van 95 procent voor de BMR-vaccinatie wordt voor schoolkinderen (de tweede BMR-vaccinatie voor 9- jarigen) nog niet gehaald (93 procent). Zuigelingen halen deze ondergrens wel. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft deze ondergrens bepaald om mazelen wereldwijd te kunnen uitroeien. Dit blijkt uit gegevens van het RIVM over de vaccinatiegraad in Nederland in verslagjaar 2012. Het betreft gegevens over zuigelingen die zijn geboren in 2009, kleuters geboren in 2006, schoolkinderen geboren in 2001 en adolescente meisjes geboren in 1997. Voor zuigelingen lag de deelname aan de BMR-, Hib- en meningokokken Cvaccinatie op 96 procent, en aan de DKTP- en pneumokokkenvaccinatie op 95 procent. De deelname onder schoolkinderen voor DTP en BMR was weer iets hoger dan in verslagjaar 2011 (93 versus 92 procent). De vaccinatiegraad voor adolescente meisjes geboren in 1997, die voor het eerst de HPV-vaccinatie binnen het RVP kregen aangeboden, bedroeg 56 procent. Met vrijwillige vaccinatie wordt in Nederland een hoge vaccinatiegraad bereikt. Dat is nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen. Voor de meeste ziekten in het RVP is het ook van belang om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken (groepsimmuniteit). Om de Nederlandse kinderen tijdig en volledig te vaccineren blijven continue aandacht en gezamenlijke inspanning nodig van alle bij het Rijksvaccinatieprogramma betrokken partijen.
Net als in voorgaande jaren is in verslagjaar 2013 de gemiddelde deelname aan alle vaccinaties uit het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) met 92 tot 99 procent hoog. Uitzondering hierop vormt de deelname aan de HPV-vaccinatie tegen baarmoederhalskanker, die met 58 procent twee procent gestegen is ten opzichte van vorig jaar. De deelname aan de pneumokokkenvaccinatie (95 procent) en de tweede BMRvaccinatie voor 9-jarigen (93 procent) is ook licht toegenomen ten opzichte van vorig jaar (beide met 0,3 procent). Deze laatste bevinding is belangrijk vanwege het streven van de World Health Organization (WHO) mazelen wereldwijd uit te roeien. Verder zijn er minder gemeenten waarin een of meerdere vaccinatiepercentages (HPV en hepatitis B uitgezonderd) onder de ondergrens van 90 procent liggen (80 gemeenten in verslagjaar 2013 versus 90 gemeenten in verslagjaar 2012 en 107 gemeenten in verslagjaar 2011). Daarnaast verdient vaccinatie van te vroeg geboren kinderen bijzondere aandacht. Het blijkt dat zij minder vaak op tijd worden gevaccineerd, waardoor zij een groter risico lopen op ziekten waartegen het RVP bescherming biedt. In 2013 zullen deskundigen van Caribisch Nederland en het RIVM samenwerken om het vaccinatieprogramma op deze eilanden zo veel mogelijk te harmoniseren met het RVP van Nederland. In Nederland wordt met de systematiek van vrijwillige vaccinatie een hoge vaccinatiegraad bereikt. Dat is nodig om zo veel mogelijk mensen individueel te beschermen. Voor de meeste ziekten in het RVP is het ook van belang om de bevolking als geheel te beschermen tegen uitbraken. Deze bescherming ontstaat door groepsimmuniteit.
In 2016 was de grote uitbraak van het zikavirus in Latijns Amerika de meest in het oog springende infectieziekte. Tijdens deze uitbraak werd ontdekt dat het zikavirus infectie Guillain-Barré syndroom kan veroorzaken en dat na een infectie tijdens de zwangerschap ernstige aangeboren afwijkingen kunnen ontstaan. In Caribisch Nederland wordt het zikavirus vooral verspreid via muggen. In Europees Nederland kan zikavirus verspreid worden door seksuele contacten met geïnfecteerde reizigers. In 2016 is een meldingsplicht ingesteld voor zwangeren met een zikavirusinfectie of als de ziekte ernstig verloopt. Verder kwamen in 2016 de eerste twee gevallen van tekenencefalitis (TBE) aan het licht die in Nederland zijn opgelopen. Het virus dat deze aandoening veroorzaakt wordt via teken verspreid en kan hersen(vlies)ontsteking veroorzaken. De belangrijkste uitbraken van infectieziekten in Nederland in 2016 werden veroorzaakt door Salmonella, hepatitis A virus en Neisseria meningitidis (meningokokken). Daarnaast kwamen relatief veel Legionella-infecties voor. Van augustus 2015 tot juli 2016 werden lage aantallen rotavirus diagnosen gemeld in de virologische weekstaten. In 2013/14 werden eveneens lage aantallen gemeld, terwijl de gemelde aantallen in 2014/15 en 2016/17 normaal waren. Deze waarnemingen wijzen op een mogelijke verschuiving van een jaarlijks rotaviruspatroon naar een tweejaarlijks patroon in Nederland. Wat betreft buitenlandse signalen, zijn behalve de genoemde zikavirusepidemie, vooral de gele koorts-uitbraak in Angola en de mazelenepidemieën in verschillende Europese landen in de gaten gehouden om eventuele risico's voor Nederland te kunnen inschatten. Dit blijkt uit de 'Staat van Infectieziekten' van het RIVM. Deze jaarlijkse rapportage geeft beleidsmakers bij het ministerie van VWS en GGD-en inzicht in ontwikkelingen van infectieziekten in Nederland en in het buitenland. Het verdiepende thema is dit keer vaccinatie en het immuunsysteem in de verschillende fasen van een mensenleven. Sommige bevolkingsgroepen, te weten (jonge) kinderen, ouderen, zwangeren en mensen met een verzwakt immuunsysteem, lopen vaker infecties op. Ook kan het zijn dat bij hen infectieziekten ernstiger verlopen of dat vaccinaties minder goed werken. Om kwetsbare groepen te beschermen, is het van groot belang dat de groepsimmuniteit in de bevolking door een hoge vaccinatiegraad gehandhaafd blijft.
Bron: RIVM
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Menveo (meningococcal group A, C, W135 and Y conjugate vaccine) nieuw voor de actieve immunisatie van kinderen in de leeftijd van 2 tot en met 10 jaar tegen Neisseria meningitidis A, C, W135 and Y.
- Proquad (BMR en varicella vaccin) mag in bijzondere gevallen toegediend worden aan kinderen in de leeftijd van 9 tot en met 11 maanden. Voorbeelden: deelname aan nationale vaccinatieprogramma’s, uitbraak of geplande reizen naar gebieden waar de ziekte mazelen vaker voorkomt.
Productie Caelyx en Ceplene naar alternatieve locaties
De CHMP heeft, in vervolg op de beoordeling van de kwaliteitsproblemen bij Ben Venue Laboratories, definitieve aanbevelingen gedaan voor Caelyx (doxorubicin hydrochloride) en Ceplene (histamine dihydrochloride). De CHMP adviseert voor beide geneesmiddelen de productie te verplaatsen naar alternatieve locaties. In de tussentijd blijven de eerder gecommuniceerde aanbevelingen van kracht.
Voor Caelyx kan het steriele deel van de productie naar verwachting vanaf september 2012 op een alternatieve locatie plaatsvinden. Hierdoor kan de steriliteit van het eindproduct gegarandeerd worden. Voor Ceplene is naar verwachting eind 2013 een alternatieve productiefaciliteit beschikbaar.
- 22 november 2011 - Nieuwe beoordeling baten-risico balans geneesmiddelen na kwaliteitsproblemen Ben Venue
- Persbericht EMA (Engels)
Harmonisatie productinformatie Femara en Priorix
De procedures voor Femara (letrozol) en Priorix (BMR en varicella vaccin) zijn afgerond met voorstellen voor een geharmoniseerde tekst voor beide producten.
- Q&A EMA Femara (Engels)
- Q&A EMA Priorix (Engels)
Sinds 2006 heeft het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM structureel aandacht voor de gezondheid van werknemers. Dit komt voort uit het project 'Infectieziektebestrijding en Werknemersgezondheid', dat het CIb in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) sindsdien uitvoert. Het doel van dit project is de gezondheid van werknemers, die als gevolg van hun werkzaamheden risico lopen te worden blootgesteld aan infectieziekten, te bewaken en te bevorderen. Werknemersgezondheid vast onderdeel binnen CIb De gezondheid van werknemers wordt bevorderd door bij uitbraken van infectieziekten expliciet rekening te houden met specifieke risico's voor werknemers. Zo vormt sinds 2011 een arboprofessional een vast onderdeel van de experts van het Outbreak Management Team (OMT), dat voor een dreigende epidemie wordt ingezet, en van het Deskundigenberaad, dat voor minder acute zaken samenkomt. Ook wordt bij de vier overlegstructuren die het CIb heeft voor zijn taak om infectieziekten te signaleren structureel naar werknemersgezondheid gekeken: het wekelijkse CIb-signaleringsoverleg, het wekelijkse LCI-casuïstiekoverleg, het maandelijkse Signaleringsoverleg zoönosen (SO-Z) en het landelijk Overleg Infectieziekten (LOI). Om het doel van het project te bereiken is het van belang de kennis over arbeidsgerelateerde infectieziekten bij arboprofessionals te vergroten. Kennis over infectieziekten in relatie tot de werkomstandigheden wordt op diverse manieren verspreid, bijvoorbeeld via de digitale berichtenservice voor arboprofessionals (Arbo-inf@ct), onderwijs (NSPOH), presentaties voor beroepsgroepen en artikelen in vaktijdschriften. Bovendien is er structureel aandacht voor werkgerelateerde aspecten in voorlichtingsmateriaal van het RIVM (toolkits) en in de LCI-richtlijnen. Net als in voorgaande jaren is in 2013 een veelheid aan andere producten geleverd. Voorbeelden hiervan zijn: arboparagrafen in de LCI-richtlijnen en toolkits, signalen en risico-inschattingen richting SZW, beantwoording van vragen uit het veld en arborelevante input bij werkgroepen. Extra aandacht was er dit jaar voor verscheidene arbo-onderwerpen bij de mazelenuitbraak, zoals een bijdrage de aangepaste landelijke richtlijnen en informatie voor arboprofessionals en SZW.