Zottegemstraat 24
9688 Schorisse
T. 055 45 56 81
info@apotheekvelghe.be
APOTHEEK VELGHE RONSE
Peperstraat 19
9600 Ronse
T. 055 21 26 72
ronse@apotheekvelghe.be
Hoe merk ik het?
- Eerste fase: vermoeidheid, snel en vaak transpireren, malaise, nachtelijk zweten, diarree, hoesten, gewichtsverlies en zwelling van de lymfeklieren.
- Tweede fase: ziekten van het afweersysteem, infectieziekten
Hoe werkt het?
AIDS is een afkorting die staat voor "Aquired Immuno Deficiency Syndrome". Vrij vertaald betekent dat "verschijnselen veroorzaakt door een verworven (dat wil zeggen, niet aangeboren) te kort schieten van het afweersysteem van het lichaam". Het tekort schieten van de afweer is het gevolg van een besmetting van bepaalde afweercellen (CD4 cellen) met het HIV-virus. Het lichaam is daardoor niet meer in staat hele simpele infecties, waarmee een gezond mens helemaal geen moeite heeft, het hoofd te bieden. Uiteindelijk leidt dat tot de dood. Het is van belang onderscheid te maken tussen het besmet zijn met het AIDS-virus (we noemen dat HIV-positief zijn) en lijden aan de ziekte AIDS. Je lijdt pas aan de ziekte als je er verschijnselen van ondervindt (ziek wordt). Je kunt echter al geruime tijd besmet zijn met het virus zonder er iets van te merken. De ernst van de besmetting kan worden afgelezen in het bloed. Gezonde mensen hebben rond de 1.000 CD4 cellen per kubieke millimeter bloed. Bij personen die HIV-positief zijn neemt dat aantal geleidelijk af. Meestal zie je ziekteverschijnselen optreden zodra het lager wordt dan 200 per kubieke millimeter. In Nederland ziet men de meeste besmettingen onder drugsverslaafden en mannelijke homoseksuelen. In andere werelddelen, met name Afrika, wordt het virus veelal verspreid door heteroseksueel contact. In veel Afrikaanse landen is een aanzienlijk percentage van de bevolking besmet.Hoe ontstaat het?
AIDS is een besmettelijke ziekte. Het virus kan worden overgebracht via contact met besmet lichaamsvocht: bloed, sperma, vaginaal vocht. Het virus passeert niet door de intacte huid. In de praktijk betekent dat, dat u besmet kunt raken door gebruik van een geïnfecteerde injectiespuit (bij drugsgebruikers) en door onveilige seks met een besmette partner. Onder onveilige seks kun je verstaan geslachtsgemeenschap (vaginaal, anaal) zonder gebruik van een condoom; het in de mond krijgen van sperma tijdens orale seks, vooral tijdens de menstruatie. Door zoenen wordt het virus niet overgebracht. Evenmin door strelen en andere vormen van huidcontact, zolang er tenminste geen open wondjes zijn.Hoe ga ik er zelf mee om?
Allereerst: zorg dat u het niet krijgt. Vrij dus veilig (zie boven) tot u zeker weet dat u en uw partner beiden niet besmet zijn. Als u drugs spuit, zorg dan dat u altijd schone naalden en spuiten gebruikt. Die zijn bij de GGD verkrijgbaar. Als u weet dat u HIV positief bent wees dan extra voorzichtig in uw contacten met niet-besmette partners.Hoe gaat de arts er mee om?
Er zijn (nog) geen medicijnen beschikbaar die AIDS kunnen genezen. Wel zijn er verschillende middelen die de ontwikkeling van de besmetting kunnen afremmen. Deze werken bijna alle remmend op de vermenigvuldiging van het virus. Door de medicijnen te gebruiken is de kans groot dat u veel langer gezond blijft. Meestal worden ze in combinaties (cocktails) voorgeschreven. Vanzelfsprekend kunnen ze ook bijwerkingen veroorzaken. Als u AIDS heeft en een infectie krijgt, dan kan deze vaak met antibiotica behandeld worden. Aan de ontwikkeling van een vaccin wordt door vele wetenschappers hard gewerkt. Het ziet er echter nog niet naar uit dat binnen afzienbare tijd een effectief en veilig vaccin beschikbaar komt.Wetenschappelijk nieuws
Er is een belangrijke stap gezet naar een werkend vaccin tegen hiv. Onderzoekers zijn erin geslaagd neutraliserende antistoffen op te wekken die besmetting met het aidsvirus kunnen tegenhouden. Hierover publiceren zij in het wetenschappelijke vakblad Science. Hun research brengt ook aan het licht waarom de huidige vaccins die bij mensen worden getest, niet werken. Een van de grote uitdagingen bij het ontwikkelen van een hiv-vaccin is het namaken van het envelopeiwit dat het virus omhult. Daartegen moet een afweerreactie op gang komen zodra hiv het lichaam binnenkomt. Het volstaat niet om het envelopeiwit zelf in een vaccin te stoppen: het is erg instabiel en valt uit elkaar zodra je het injecteert. Daardoor wek je een verkeerde afweerreactie op. Onderzoekers van het AMC en Cornell University (New York) werkten zeventien jaar aan het bouwen van een stabiel eiwit dat qua structuur erg lijkt op het echte envelopeiwit. Dat is vervolgens getest in proefdiermodellen. Het vaccin bleek goede antistoffen op te wekken die het virus kunnen neutraliseren. Dit in tegenstelling tot de vaccins die momenteel bij mensen worden getest; zij bleken in dezelfde proefdiermodellen niet te werken. Nu zij de structuur van het envelopeiwit doorgrond hebben, kunnen de onderzoekers ook verklaren waarom de huidige vaccins niet succesvol zijn. AMCviroloog Rogier Sanders, verbonden aan het laboratorium voor Experimentele Virologie: ‘De eiwitten die daarin zitten, hebben niet dezelfde structuur als die op hiv. Daardoor worden antistoffen opgewekt tegen verkeerde onderdelen van het envelopeiwit.’ De ontdekking is een belangrijke stap op weg naar een goed werkend aidsvaccin. Maar we zijn er nog niet, zegt Sanders. ‘Hiv verandert steeds. De variatie in aidsvirussen is vele malen groter dan bij het griepvirus, waarvoor je ieder jaar een nieuw vaccin moet samenstellen. Daarom willen we breed neutraliserende antistoffen opwekken die álle of in ieder geval de meeste hiv-stammen remmen. Dat is nog niet gelukt.’ Sanders en zijn collega’s kunnen tegen twee stammen van het aidsvirus de gewenste afweerreactie opwekken. Ze zijn nu bezig met de vraag hoe ze antistoffen kunnen opwekken die zo veel mogelijk van de enorme hoeveelheid stammen aanpakken
De plaats waar het hiv, het virus dat aids kan veroorzaken, in het menselijk lichaam overleeft, is blootgelegd. Het aidsvirus resideert, om het zo te zeggen, niet in het bloed maar in het beenmerg.Dat meldt het wetenschappelijk magazine Science. Deze ontdekking van een van de schuilplaatsen van het hiv opent misschien perspectieven op zijn uitroeiing.
In de komende tien jaar zullen meer dan 2.000 mensen in Nederland overlijden als gevolg van chronische hepatitis B en C. Dat is veel meer dan sterfte aan bijvoorbeeld AIDS. Rotterdamse experts pleiten daarom voor het routinematig testen van risicogroepen op hepatitis B en C. Dit doen zij vandaag tijdens een voorlichtingsdag over de lever in De Doelen in Rotterdam. Vijfhonderd bezoekers krijgen presentaties en voorlichting over leverziektes van top specialisten en persoonlijke verhalen van patiënten. Ze kunnen ook een echo laten maken van hun lever. Er zijn ruim meer dan 100.000 Nederlanders chronisch drager van het hepatitis B en C virus. Door migratie van allochtone bevolkingsgroepen naar Nederland is dit aantal verdubbeld, het gaat dan met name om mensen die afkomstig zijn uit Azië en Oost- en Zuid-Europese landen, waar het hepatitis B virus veel voorkomt. Daarom vindt 70% van de Nederlandse leverartsen dat nieuwkomers uit deze landen routinematig moeten worden getest op deze potentieel dodelijke ziekte. Hepatitis B en C zijn op dezelfde manier overdraagbaar als HIV, wanneer bloed in contact komt met besmet bloed, of door sexuele contacten. Het aantal sterfgevallen van meer dan 2.000 mensen aan hepatitis B en C in de komende 10 jaar ligt veel hoger dan de sterfte aan bijvoorbeeld AIDS, waaraan ongeveer 85 patiënten per jaar overlijden. Indien chronische hepatitis B en C niet afdoende worden behandeld met de therapie die nu succesvol voorhanden is, zal 15 tot 40% van de patiënten littekens in de lever ontwikkelen, met uiteindelijk leverfalen, leverkanker en zelfs overlijden tot gevolg. Vroege opsporing en behandeling kan dit aantal sterfgevallen met 80% reduceren. Tegenwoordig kan 70-90% van de patiënten met chronische hepatitis B en C effectief behandeld worden met antivirale middelen. De kosten van een eventuele levertransplantatie kunnen hierdoor worden uitgespaard. Een levertransplantatie kost de maatschappij minimaal 250.000 euro. Tijdens de publieksdag "Wat heb je op je lever" kunnen bezoekers met behulp van een echo zien hoe hun lever er eigenlijk uitziet. Verder krijgt het publiek een operatie te zien, waarbij een levende donor een deel van zijn lever afstaat aan een patiënt. De leverchirurg en een levende donor lichten de operatie live toe. Harry Janssen, maag- darm- en leverarts van het Erasmus MC en initiatiefnemer van de publieksdag: "We denken dat we met het maken van deze echo"s van de lever de bezoekers meer bewust maken van dit vitale onderdeel van hun lichaam. De Rotterdamse regio richt zich actief op het opsporen en behandelen van hepatitis en de gevolgen daarvan. Succesvolle samenwerkingsprojecten van het Erasmus MC met de gemeente Rotterdam en GGD Rotterdam-Rijnmond worden inmiddels overgenomen door andere steden. Met deze publieksdag en de echo"s willen we een bijdrage leveren aan de voorlichting over leverziektes."
Volgens een groep onderzoekers van het AMC (het Center for Experimental and Molecular Medicine) gebruikt het virus dat aids veroorzaakt, het immuunsysteem om zich te vermenigvuldigen. Op het moment dat afweercellen hebben opgemerkt dat er indringers zijn in het lichaam en dus signalen gaan sturen, begint het hiv-virus zijn werk.
Sigaretten jagen meer mensen de dood in dan aids, malaria en verkeersongelukken tezamen. Dat schrijft Peter Singer, hoogleraar bio-ethiek aan Princeton University, op de opiniewebsite Project-sindycate.org. Hij bespreekt het nog te verschijnen boek ‘Golden Holocaust: Origins of the Cigarette Catastrophe and the Case for Abolition’ van wetenschapshistoricus Robert Proctro. Door vindingen van chemici is sigarettenrook aangenamer en nicotine verslavender gemaakt. Proctor baseert zich op de gigantische hoeveelheid documenten die openbaar zijn gemaakt na rechtszaken tegen de tabaksindustrie. Daaruit zou blijken dat de fabrikanten alles doen om tabak verslavender te maken. Ze zouden al sinds de jaren veertig weten dat roken schadelijk is, maar hebben afgesproken om dit te ontkennen.
Het virus dat aids veroorzaakt, HIV, gebruikt het immuunsysteem om zich te vermenigvuldigen. Zodra bepaalde afweercellen signalen gaan sturen dat er een vreemde indringer bestreden moet worden, slaat HIV zijn slag. Deze onverwachte bevinding van de groep van prof.dr. Teunis Geijtenbeek van het Center for Experimental and Molecular Medicine (CEMM) in het AMC verschijnt vandaag in het wetenschappelijke toptijdschrift Nature Immunology.
Het virus dat aids veroorzaakt, HIV, gebruikt het immuunsysteem om zich te vermenigvuldigen. Zodra bepaalde afweercellen signalen gaan sturen dat er een vreemde indringer bestreden moet worden, slaat HIV zijn slag. Deze onverwachte bevinding van de groep van prof.dr. Teunis Geijtenbeek van het Center for Experimental and Molecular Medicine (CEMM) in het AMC verschijnt vandaag in het wetenschappelijke toptijdschrift Nature Immunology.
Veel kinderen in het zuiden van Afrika zijn via hun moeder besmet geraakt met HIV. Meestal overlijden ze aan een ernstig luchtwegprobleem. Longontsteking is de belangrijkste oorzaak van sterfte bij kinderen en Afrika levert daarin de grootste bijdrage. Graham ging in Malawi na hoe kinderen met HIV en longaandoeningen beter te behandelen zijn. Hij onderzocht het effect van het antibioticum cotrimoxazol als profylaxe. Gedurende de studie bleek uit ander onderzoek dat kinderen die het middel krijgen een veel betere overlevingskans hebben, dus werd het middel aan alle kinderen in de onderzoeksgroep gegeven. Proefschrift: Stephen Graham, titel: "The impact of HIV on respiratory disease in Malawian children".
Van Veen keek naar HIV en andere seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA"s) in Nederland bij minderheden uit HIV-endemische landen, mannen die seks hebben met mannen, prostituees en druggebruikers. Onder Surinamers en Antillianen komen relatief vaak dubbelinfecties voor met andere SOA"s. Dat kan samenhangen met seksuele mixingpatronen: sekspartners komen uit dezelfde etnische groep, wat kan leiden tot verspreiding van een SOA binnen die groep. Veel migranten rapporteren ook onbeschermde sekscontacten tijdens bezoeken aan het land van herkomst, waardoor een "brug" ontstaat voor de verspreiding van HIV en SOA"s. Van Veen pleit voor een actiever en gerichter HIV-testbeleid, met name onder migranten en buiten Amsterdam, en het overwegen van een aangifteplicht voor HIV. Proefschrift: Maaike van Veen, titel: "HIV and STI epidemiology in the high-risk populations in the Netherlands.
Ook op het platteland van Zuid-Afrika zijn mensen met hiv succesvol te behandelen met antiretrovirale therapie. Dat concludeert internist-infectioloog Roos Barth van het UMC Utrecht in haar proefschrift. Zij analyseerde ruim achthonderd patiënten in een plattelandskliniek. Barth promoveert op 27 mei. Barth onderzocht de effectiviteit van een behandelprogramma van het Ndlovu Medisch Centrum in Zuid-Afrika. De kliniek ligt in Elandsdoorn, een plattelandsgebied ten noordoosten van Johannesburg en Pretoria. In het programma krijgen hiv-patiënten niet alleen goede medicatie voorgeschreven (HAART, highly active anti-retroviral therapy) maar houden artsen via bloedonderzoek ook in de gaten hoe goed de behandeling aanslaat. Daarnaast krijgen patiënten advies ("counselling") over hun ziekte. Het programma onderscheidt zich daarmee van andere initiatieven waarbij de patiënten vaak alleen medicatie ontvangen. Na vijf jaar blijkt de behandeling goed aan te slaan, concludeert Barth na analyse van ongeveer zevenhonderd volwassenen en honderd kinderen. De resultaten zijn vergelijkbaar met in westerse landen behaalde resultaten. Patiënten maken het relatief goed en hun gewicht neemt toe. Verder is de virusconcentratie in hun bloed laag en blijven immuuncellen op peil. Wel overlijdt een op de vijf patiënten binnen drie maanden na aanvang van de behandeling. Waarschijnlijk doordat patiënten zich vaak pas zeer laat melden, waardoor de ziekte al te ver gevorderd is. Bij vijftien procent van de volwassenen en veertig procent van de kinderen werkt de therapie niet goed en vermenigvuldigt het virus zich toch. Door de continue monitoring worden deze patiënten in het Ndlovu Medisch Centrum snel opgespoord waarna ze kunnen overstappen op andere, tweedelijns medicatie. Dat is belangrijk om ophoping van resistentie te voorkomen waarbij het virus minder gevoelig wordt voor de standaardmedicijnen. "Het onderzoek laat zien dat je hiv inderdaad ook op het platteland in Zuid-Afrika goed kunt behandelen", stelt Barth. "Maar je moet het goed doen, of niet. Alleen medicijnen voorschrijven is niet voldoende. Je moet monitoren of de therapie het virus inderdaad onder controle heeft. Want patiënten die doorgaan met medicijnen terwijl het virus doorgebroken is reageren uiteindelijk ook slechter op tweedelijnsmedicatie. De frequente laboratorium monitoring maakt ons onderzoek uniek." In Zuid-Afrika is ongeveer achttien procent van de bevolking hiv-positief. Wereldwijd zijn zo"n 33 miljoen mensen besmet met hiv, daar komen jaarlijks 2,5 miljoen bij. Tweederde van alle hiv-patiënten woont in sub-Sahara Afrika. Minder dan de helft van hiv-positieven in niet-westerse landen krijgt accurate therapie.
In Afrika verdrievoudigt het aantal HIV-patiënten ouder dan 50 jaar tussen nu en 2040. De verwachte vergrijzing van de HIV-problematiek zal een steeds groter beslag leggen op zorgvoorzieningen. Er zal steeds meer zorg geboden moeten worden aan HIV-patiënten die tevens lijden aan ouderdomsaandoeningen. Afrikaanse landen moeten zich daarop voorbereiden. Dit en meer publiceren onderzoekers van Erasmus MC in het wetenschappelijke tijdschrift AIDS en op de 19e International AIDS Conference in Washington, het grootste congres over HIV/AIDS wereldwijd. Bij voortzetting van de huidige ontwikkelingen zal het aantal HIV-patiënten van ouder dan 50 jaar verdrievoudigen in de periode 2011 - 2040, van ruim 3 miljoen naar ruim 9 miljoen. Tegelijkertijd daalt het aantal HIV-patiënten onder (jong) volwassenen, waardoor de leeftijdopbouw van de HIV-epidemie drastisch zal veranderen. In 2040 zal 28% van de HIV-patiënten in sub-Sahara Afrika ouder dan 50 zijn, terwijl dat nu nog 13% is. In landen waar de medicijnen het eerste beschikbaar kwamen verwachten wij ook de grootste vergrijzing van de epidemie. In bijvoorbeeld Kenia en Tanzania zal in 2040 rond de 50% van alle HIV-patiënten ouder zijn dan 50 jaar. Van de 34 miljoen mensen die wereldwijd met HIV geïnfecteerd zijn, wonen er 23 miljoen in sub-Sahara Afrika. De AIDS-sterfte is het hoogst in de leeftijdsgroep 25-49 jaar. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke daling in de levensverwachting in vele delen van Afrika. Met de komst van steeds goedkopere HIV-remmers is HIV niet langer altijd dodelijk, maar vaker chronisch. Door HIV-remmers zijn patiënten gezonder, leven zij langer en zijn zij aanzienlijk minder besmettelijk. Hierdoor zal het aandeel ouderen onder de HIV-patiënten sterk groeien. De epidemie vergrijst. Dit gebeurt al in de Verenigde Staten, waar HIV-remmers al sinds de jaren ‘90 beschikbaar zijn. In 2001 was hier nog 17% van de mensen met HIV ouder dan 50 jaar, terwijl dit in 2008 al was gestegen tot 29%. Omdat HIV-remmers steeds goedkoper worden en er steeds meer geld beschikbaar komt voor behandelprogramma's worden ook in Afrika in de afgelopen jaren steeds meer patiënten behandeld. Tussen 2004 en 2010 is hier het aantal HIV-patiënten onder behandeling gestegen van 300 duizend tot 5 miljoen. De verwachte vergrijzing van de HIV-problematiek zal een steeds groter beslag leggen op de aanwezige zorgvoorzieningen, want steeds meer zal er zorg geboden moeten worden aan HIV-patiënten die tevens lijden aan ouderdomsaandoeningen zoals diabetes, kanker en hart- en vaatziekten, die bovendien bij hen vaak eerder optreden. Dit laatste is een belangrijke bijwerking van de behandeling. Deze vergrijzing zal hoge eisen stellen aan de zorgvoorzieningen in Afrika, mede in aanmerking genomen dat veel risicofactoren voor ouderdomsziekten zoals roken en overgewicht al veel voorkomen in Afrika. Zo is in Zuid-Afrika ongeveer 50% van de vrouwen tussen de 40 en 60 jaar obees en wordt er te veel zout gebruikt in maaltijden. Hoge bloeddruk en diabetes zijn dus al veel voorkomende kwalen. De voorspellingen kunnen bijdragen aan het zich tijdig voorbereiden op vergrijzing van de HIV-epidemie. In samenwerking met Brown en Harvard University in de VS, het Africa Centre for Health and Population Studies in Zuid-Afrika, en Radboud Universiteit Nijmegen, hebben onderzoekers drs. Jan Hontelez en dr. Sake de Vlas van de afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg van Erasmus MC berekend wat de gevolgen zijn van de vergrijzing van de HIV-populatie voor elk van de 43 landen in sub-Saraha Afrika. Hiervoor is een computerprogramma (STDSIM) gebruikt dat een populatie van individuen en hun seksuele relaties simuleert.
Het aantal mensen met hiv in Nederlandse behandelcentra neemt gestaag toe. Dit rapporteert de Stichting HIV Monitoring (SHM) in haar jaarlijkse Monitoring Report. Dit wordt niet alleen veroorzaakt doordat patiënten een hogere leeftijd bereiken, maar ook door aanhoudend nieuwe infecties. In de periode tussen juni 2012 en juni 2013 rapporteert de SHM 1.100 nieuwe hiv-diagnoses; dat is vrijwel gelijk aan de groei die de laatste drie jaar werd gemeten. Van de naar schatting 25.000 met hiv geïnfecteerde mensen in Nederland waren in juni 2013 17.006 patiënten in zorg bij een van de 26 gespecialiseerde behandelcentra. Dus ongeveer dertig procent van de met hiv geïnfecteerde mensen is nog niet gediagnosticeerd en is naar alle waarschijnlijkheid zich er ook niet van bewust geïnfecteerd te zijn. Het is waarschijnlijk vooral deze laatste groep die de epidemie blijft aanwakkeren. Voor individuele hiv-geïnfecteerden is bovendien hiermee de kans groter dat bij hen de diagnose hiv pas later wordt vastgesteld. In de afgelopen twee jaar was bij ongeveer vier op de tien patiënten op het moment dat zij in zorg kwamen al sprake van een duidelijk beschadigd afweersysteem of aids. Een latere diagnose blijft ook belangrijk bijdragen aan een grote kans op voortijdig overlijden aan aids. De groep mensen met hiv die wél in zorg zijn wordt met toenemend succes behandeld. Als gevolg hiervan neemt het aantal oudere hiv-patiënten steeds verder toe. Zij krijgen daarbij steeds meer te maken met bekende ouderdomsziekten. Dergelijke ouderdomsziekten – in het bijzonder hart- en vaatziekten en (niet aan aids gerelateerde) vormen van kanker – komen vaker voor bij hiv-patiënten dan gemiddeld. Late vaststelling van hiv zou ook de kans op dergelijke ziekten kunnen vergroten ten gevolge van langdurige nadelige effecten van een onbehandelde hiv-infectie en een beschadigd afweersysteem op andere delen van het lichaam. “De zorg voor mensen met hiv wordt weer toenemend complex en vergt een brede medische kennis,” zegt professor Peter Reiss, directeur van de SHM en klinisch specialist (AMC-UvA) die zich toelegt op onderzoek naar veroudering en hiv. “Vergrijzing trekt in het algemeen een steeds zwaardere wissel op de gezondheidszorg. Onderzoek naar veroudering bij mensen met hiv kan bruikbare kennis opleveren om beter te begrijpen hoe mensen in het algemeen gezond oud kunnen worden.” De Stichting HIV Monitoring pleit ervoor de virusinfectie zo vroeg mogelijk vast te stellen. Daarmee kunnen mensen met hiv eerder behandeld worden. Vroege diagnose en behandeling kan de patiënt een gunstiger vooruitzicht bieden zowel op korte termijn als op lange termijn (een langer en ook gezonder leven). Daarnaast kan het eerder vaststellen van een hiv-infectie ook bijdragen aan de afname van de epidemie.
Het aantal maagzweren bij patiënten met reumatische ziekten die langdurig ontstekingsremmende pijnstillers gebruiken, vermindert niet door hen te behandelen voor de bacterie Helicobacter pylori. De bacterie die een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van maagzweren en zweren van de twaalfvingerige darm, blijkt de laatste decennia sowieso steeds minder voor te komen. Dat staat in het proefschrift van MDL-arts Marleen de Leest. Op 23 april promoveert zij bij VUmc. De bacterie Helicobacter pylori speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van maagzweren en zweren van de twaalfvingerige darm. Daarnaast kunnen ontstekingsremmende pijnstillers, de zogenaamde NSAIDs zoals bijvoorbeeld ibuprofen en diclofenac, dit soort zweren ook veroorzaken. Behalve klachten kunnen zweren van maag en twaalfvingerige darm levensgevaarlijke complicaties veroorzaken zoals maagbloedingen en -perforaties. Dit brengt forse kosten voor de gezondheidszorg met zich mee. Met name oudere patiënten en patiënten die al eerder een zweer gehad hebben lopen extra risico. Uit eerder onderzoek bleek dat als de Helicobacter pylori behandeld wordt met een antibioticakuur voordat de patiënt deze pijnstillers gaat gebruiken, er minder maagzweren voorkomen. MDL-arts Marleen de Leest deed vanuit de afdeling reumatologie onderzoek bij patiënten met reumatische ziekten die langdurig ontstekingsremmende pijnstillers gebruikten en die ook de maagbacterie Helicobacter pylori hadden. Ze onderzocht of maagzweren voorkomen konden worden door de maagbacterie te behandelen. In dit onderzoek, uitgevoerd is in meerdere ziekenhuizen in Nederland, bleek dat deze behandeling het aantal maagzweren niet verminderde. Opvallend was dat het totaal aantal zweren van maag en twaalfvingerige darm veel minder vaak voorkwam bij deze patiëntengroep dan vooraf was ingeschat. Een verklaring hiervoor is dat het risico op zweren van maag en twaalfvingerige darm sowieso laag is in patiënten die langdurig NSAIDs verdragen, dat behandeling van de maagbacterie dat risico niet verder kan beperken. Daarnaast blijkt Helicobacter pyloride laatste jaren steeds minder vaak voor te komen, zoals ook ander onderzoek al aantoonde. De aanwezigheid van de bacterie lijkt hiermee geen belangrijk klinisch relevant probleem meer te zijn bij patiënten die langdurig ontstekingsremmende pijnstillers gebruiken.
Xiaoyu Niu heeft aangetoond dat dunne plakjes darmweefsel een waardevol model bieden voor het ex vivo onderzoeken van het mechanisme van door geneesmiddelen geïnduceerde toxiciteit in de darm en mogelijk kunnen bijdragen aan een efficiëntere geneesmiddelenontwikkeling en een verdere beperking van proefdiergebruik. Precision-cut intestinal slices (PCIS, precies-gesneden dunne plakjes darmweefsel) zijn recent ontwikkeld als een ex vivo model van de darm. Ze bevatten alle celtypes die in een darm normaalgesproken aanwezig zijn, ingebed in de natuurlijke matrix, en behouden de activiteit van enzymen en transporteiwitten betrokken bij de dispositie van geneesmiddelen gedurende 8 tot 24 uur incubatie. Omdat de toxiciteit van lichaamsvreemde stoffen het resultaat is van interactie tussen verschillende soorten cellen en omdat metabolisme en transport de concentratie van deze stoffen in de cellen mede bepalen, zijn slices bij uitstek geschikt om geneesmiddelentoxiciteit ex vivo te bestuderen. Op dit moment staat de toepassing van PCIS voor het evalueren van de toxiciteit van geneesmiddelen nog in de kinderschoenen. Daarom heeft Niu de toepasbaarheid van PCIS in het onderzoek naar geneesmiddelentoxiciteit onderzocht. Haar focus lag hierbij op de non-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDs) als modelstoffen, omdat bekend is dat deze stoffen zowel in de mens als in proefdieren darmtoxiciteit veroorzaken. Niu’s resultaten laten zien dat er speciesverschillen bestaan in de mate van metabolisme en toxiciteit van NSAIDs. Bovendien toonde zij aan dat in de slices de cellulaire processen die betrokken zijn bij de toxiciteit van deze stoffen actief zijn. Verder kon zij aantonen dat humane PCIS DCF in hoge mate metaboliseren, maar dat dit niet de oorzaak is voor de lokale toxiciteit van deze stof in het jejunum. Xiaoyu Niu deed haar promotieonderzoek bij het Groningen Research Institute of Pharmacy (GRIP) van de Rijksuniversiteit Groningen. Het werd gefinancierd door het Ubbo Emmius Fonds van de RUG. Haar promotor is toxicoloog prof.dr. Geny Groothuis, die deze zomer een ZonMw Parel ontving voor haar (pioniers)onderzoek naar vernieuwende technieken die alternatieven bieden voor dierproeven in toxicologisch geneesmiddelenonderzoek.
Ter gelegenheid van haar benoeming tot hoogleraar Global Health Education houdt prof. dr. Fransje van der Waals haar oratie onder de titel:’Blended learning for healthcare workers: closing the gap in global health’. Binnen de medische opleiding is volksgezondheid al decennia een belangrijk onderdeel, maar pas sinds de eerste jaren van de aidsepidemie is de aandacht erkend voor onderwijs in een wereldwijde context. De leerstoel ‘Global Health Education’ wil medisch studenten en specialisten-in-opleiding laten kennismaken met en wijzen op het belang van onderwijs in ziekten die wereldwijd de grootste ziektelast veroorzaken. Hierbij moet gedacht worden aan ziekten als hiv/aids en ebola. Factoren zoals globalisering, klimaatverandering, verstedelijking, toenemende mobiliteit en natuurrampen van tsunami's tot aardbevingen en de gevolgen daarvan, moeten worden beschouwd vanuit een oogpunt van de volksgezondheid en daarom worden opgenomen in een Global Health Education curriculum. Veel aandoeningen die vroeger in Nederland zelden gezien werden, zijn het gevolg van verstedelijking, klimaatveranderingen, en vooral de veranderende demografie. De vluchtelingenstroom uit met name Syrië en Eritrea naar west- en noord-Europa brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Naast multiresistente tuberculose, die al opduikt in zuid-Italië, komen ook virale infecties naar het noorden en westen van Europa. Daarnaast komen deze vluchtelingen uit oorlogsgebieden, waarbij het post-traumatische stress syndroom en vergelijkbare psychische aandoeningen speciale aandacht vragen binnen het medische onderwijs. Voor toekomstige artsen zijn ook de medische risico’s van armoede gerelateerde ziekten bij multiculturele groepen, ouderen, en kwetsbaren als daklozen en vluchtelingen te herkennen. Tot slot is een belangrijkste doelstelling voor het onderwijs in de Global Health kennis tussen de medische en verpleegkundige opleidingen in de ontwikkelde wereld en die in de ontwikkelingslanden en opkomende economieën gelijk te trekken. Van der Waals is ervan overtuigd dat deze nieuwe en bredere kijk op wat een arts is, moet weten en kunnen toepassen, de hulpverlener van de toekomst beter kan en zal voorbereiden op zijn of haar steeds groeiende taak, zowel geografisch en demografisch.
De HIV epidemie in Zuid Afrika kan binnen 24 tot 34 jaar worden uitgebannen met de huidige behandelstrategieën met HIV-remmers. Dit blijkt uit nieuwe onderzoeksresultaten van het Erasmus MC in Rotterdam die zijn gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift PLoS Medicine, één van de meest toonaangevende tijdschriften binnen de medische wetenschap. Zuid-Afrika is het land met de grootste HIV epidemie ter wereld. Van de 48 miljoen inwoners zijn ongeveer 6 miljoen besmet met HIV, het virus dat de ziekte AIDS veroorzaakt. Met de komst van antiretrovirale therapie (ART -ook bekend als HIV-remmers) is HIV niet langer altijd een dodelijke infectie, maar veeleer een chronische aandoening. ART heeft twee belangrijke gevolgen. Ten eerste, mensen die een behandeling krijgen leven gezonder en langer. Ten tweede, door de behandeling zijn patiënten aanzienlijk minder besmettelijk. Op dit moment worden in Zuid-Afrika alleen mensen in een relatief laat stadium van de ziekte behandeld, om met de beschikbare middelen zo veel mogelijk levens te redden. Hierdoor komt grofweg slechts de helft van alle HIV patiënten in Zuid-Afrika in aanmerking voor behandeling. Enkele jaren geleden is echter gesuggereerd dat de HIV epidemie enorm zou worden teruggedrongen wanneer gehele volwassen bevolkingen jaarlijks worden gescreend op HIV en ieder besmet persoon in aanmerking komt voor behandeling. Deze zogenaamde ‘universal test and treat’ (UTT) interventie zou op termijn zelfs kunnen leiden tot eliminatie van HIV en AIDS. Onderzoeker Jan Hontelez en zijn collega’s van Erasmus MC hebben, in samenwerking met onderzoekers uit Zuid Afrika, Engeland en de VS, de impact van een UTT interventie in Zuid-Afrika systematisch onderzocht. Hiertoe hebben ze de interventie en de Zuid-Afrikaanse HIV epidemie gesimuleerd in 9 modellen die in toenemende mate gedetailleerd en waarheidsgetrouw zijn. Alle modellen voorspellen dat UTT kan leiden tot eliminatie van de HIV epidemie. Echter, waar het eenvoudigste model eliminatie al 7 jaar na invoering van UTT voorspelt, laten de meer realistische modellen zien dat eliminatie pas veel later zal plaatsvinden (20 tot 25 jaar na invoering). Belangrijker nog, uit het meest realistische model van onze analyses (het STDSIM model) blijkt dat zelfs onder de huidige behandelrichtlijnen de HIV-epidemie in Zuid-Afrika al zou kunnen worden geëlimineerd, zij het 10 jaar later. De analyses laten verder zien dat UTT desalniettemin een zeer effectieve strategie is, omdat de kosten van het versneld terugdringen van HIV relatief bescheiden zijn.
In het kader van Wereld Aids Dag op 1 december bieden de poliklinieken Infectieziekten van het Maasstad Ziekenhuis en het Erasmus MC in Rotterdam gratis hiv-sneltesten aan. Wie zich altijd al wilde laten testen, maar dat nooit echt durfde, kan zich rond Wereld Aids Dag anoniem laten testen. Met de actie willen de medewerkers van beide poliklieken met name jonge mensen weer bewust maken van het risico op hiv. Geschat wordt dat in Nederland 10.000 mensen rondlopen die besmet zijn met HIV zonder dat zij dit weten. Deze mensen kunnen het virus ongemerkt overdragen op anderen. Ze merken pas dat ze besmet zijn als ze ziek worden. Ze lopen daardoor het risico onherstelbare schade op te lopen door bijvoorbeeld ernstige infecties in de hersenen of longen, waar ze soms zelfs aan overlijden. Het is van groot belang deze mensen tijdig op te sporen.
Mannen met een hpv-infectie lopen meer risico om ook aids hiv te krijgen. Dat blijkt uit onderzoek onder 2168 Keniaanse jongemannen. Deze mannen waren niet besneden, seksueel actief en aan het begin van de studie niet besmet met hiv. Bij aanvang van het onderzoek werd bij 1089 mannen infectie met hiv vastgesteld op de huid van hun penis. Na 42 maanden had 5,8 procent van de mannen met een hpv-infectie ook hiv opgelopen. 3,7 procent van de mannen die geen hpv-infectie had aan het begin van de studie had na 42 maanden een hiv-infectie. Ook als rekening werd gehouden met andere factoren van invloed, zoals al of niet besneden zijn, andere geslachtsziekten en demografische factoren was het percentage hiv-besmettingen onder met hpv-besmette mannen hoger. Preventie van hpv zou zodoende ook de verspreiding van hiv kunnen tegengaan.
Het HIV-virus wordt steeds resistenter tegen antistoffen. Dat schrijven onderzoekers van het AMC in een artikel dat zondag online wordt gepubliceerd in Nature Medicine. Het virus dat twintig jaar geleden circuleerde, was makkelijker te neutraliseren dan virus van recenter datum. Dat suggereert dat het HIV-virus zich aanpast aan de afweerreactie van de gastheer. De lat voor een nog te ontwikkelen vaccin komt daarmee nog hoger te liggen. Bij een afweerreactie op een virusinfectie neutraliseren B-lymfocyten een binnendringend virus door antistoffen aan te maken. Het blijkt dat deze humorale immuunrespons de evolutionaire ontwikkeling van het meest voorkomende HIV-virus (HIV-1) beïnvloedt. Dat concluderen Hanneke Schuitemaker en Evelien Bunnik, onderzoekers van het AMC. Ze vergeleken het virus van patiënten die twintig jaar geleden geïnfecteerd raakten met het virus van patiënten die recenter geïnfecteerd werden. In de tussenliggende periode bleek het HIV-1 virus te zijn veranderd. Het HIV-virus heeft zich in de loop van de tijd aangepast aan de afweerreactie van de gastheer en is resistenter geworden voor antistoffen, schrijven zij in Nature Medicine. Veel antistoffen zijn gericht op het stukje van het virus dat kan binden aan de cellulaire receptor - het CD4-bindingsdomein. Uit de vergelijking van de twee patiëntengroepen blijkt dat vooral de antistoffen die gericht zijn tegen dit CD4-bindingsdomein het minder goed zijn gaan doen. "We dachten altijd dat het virus zich daar geen veranderingen kon permitteren, omdat het anders ook niet meer kan infecteren", zegt Schuitemaker. "Nu zien we dat het virus er waarschijnlijk iets "overheen legt", waardoor de antistof er niet meer bijkan. Maar hij kan nog wel infecteren. Dat is een onverwachte truc van het virus." De bevindingen op basis van de Nederlandse HIV-1 populatie zijn vergeleken met gegevens uit de Los Alamos-database (VS). Daaruit kwamen vergelijkbare resultaten, wat erop wijst dat de aanpassing van HIV-1 niet alleen hier heeft plaatsgevonden. Voor de huidige combinatietherapie heeft het nieuwe inzicht geen gevolg, omdat deze therapie al zo effectief is dat antistoffen geen toegevoegde waarde hebben. Het nieuwe inzicht dat het HIV-virus zich aanpast aan de afweerreactie van de gastheer, is wel van belang vanwege de consequenties voor vaccinontwikkeling. Veel onderzoek is erop gericht een vaccin te ontwikkelen op basis van antistoffen. "Op basis van andere vaccins die bescherming bieden tegen virusinfecties is ook voor HIV de hoop gevestigd op een vaccin dat antistoffen kan opwekken", aldus Schuitemaker. "Die moeten het gaan doen. Nu blijkt echter dat het virus zich aan het onttrekken is aan de natuurlijke antistoffenrespons. De lat wordt dus hoger gelegd." Een vaccin dat antilichamen opwekt voordat het virus het lichaam binnenkomt, moet nog betere of sterkere antistoffen opwekken om effectief virussen te kunnen neutraliseren. Schuitemaker: "Dit onderstreept dat we er nog lang niet zijn, hoewel er inmiddels ook al een aantal veel krachtiger antistoffen zijn." Andere antistoffen zijn gericht op andere delen van de virale envelop. Daar lijkt het virus zich minder makkelijk te onttrekken aan de immuunrespons. "Dat is hoopvol, dat zouden de vaccintargets moeten worden." Dit onderzoek maakt deel uit van de Amsterdamse Cohort Studies naar HIV-infectie en AIDS en is financieel ondersteund door het AIDS Fonds, NWO, en de EU.
Mensen die besmet raken met hiv blijven zonder medicijnen soms jarenlang gezond. Kleine variaties in één eiwit zouden dit kunnen verklaren. Wetenschappers van de Amerikaanse Harvard Medical School beschrijven dat in het tijdschrift Science van donderdag. Een van de hoofdonderzoekers, dr. Paul de Bakker, werkt ook aan het UMC Utrecht. Eén op de driehonderd mensen die met hiv besmet raakt merkt daar praktisch niks van. Zonder hulp van medicijnen houdt hun immuunsysteem het virus onder controle en ze worden niet ziek. Grootschalig genetisch onderzoek van Harvard Medical School in de Verenigde Staten heeft nu het gen opgespoord dat hiervoor verantwoordelijk is. Het grootste deel van de "hiv controllers" of langetermijn-overlevers verschilt slechts in één gen, HLA-B, van andere hiv-positieve patiënten. Door het onderliggende mechanisme te bestuderen hopen de onderzoekers dat het gen de weg kan wijzen naar een betere behandeling van hiv. Het artikel verschijnt donderdag/vandaag online in Science Express. Dr. Paul de Bakker leidde het genetische deel van het onderzoek. Hij werkt aan Harvard Medical School maar is als humaan geneticus ook verbonden aan het UMC Utrecht. De Bakker: "Als we goed begrijpen hoe het immuunsysteem effectief kan reageren op een hiv-infectie, dan kan dat gebruikt worden voor de ontwikkeling van een vaccin. Al zal dat waarschijnlijk nog veel tijd kosten." De Bakker: "Eerdere studies hadden al gevonden dat HLA-genen een belangrijke rol voor het spontaan onder controle houden van HIV. Met een grootschalige aanpak is het ons gelukt precies aan te wijzen welke HLA-genen een rol spelen, en welk deel van het HLA-eiwit essentieel is voor deze unieke bescherming tegen hiv." Omdat langetermijn-overlevers met hiv erg zeldzaam zijn vergde het jaren internationale samenwerking om genoeg patiënten te verzamelen. De onderzoekers gebruikten de gegevens van bijna 1000 langetermijn-overlevers en ruim 2600 hiv-positieve controles uit Europa en Amerika. Het AMC in Amsterdam leverde gegevens van Nederlandse hiv langetermijn-overlevers. (Overigens zijn "hiv controllers" niet resistent tegen hiv, ook zij kunnen aids krijgen, maar de ziekte treedt bij hen veel later op.) Het HLA-eiwit zit aan de buitenkant van een cel en zorgt ervoor dat de cel opgeruimd wordt door immuuncellen als hij geïnfecteerd raakt door een virus. Het HLA-eiwit laat stukjes van het virus zien aan immuuncellen om ze op de infectie te wijzen. Bij de meeste hiv-patiënten werkt dit systeem niet goed en slagen immuuncellen er niet in de geïnfecteerde cellen weg te werken. Nu blijkt dat variaties in het HLA-B-eiwit het immuunsysteem van hiv-langetermijnoverlevers in staat stellen hiv onder controle te houden. In Nederland hebben ruim 8.000 mensen aids en staan bijna 17.000 mensen als hiv-positief geregistreerd. Het totale aantal hiv-positieven wordt echter geschat op ruim 21.500 (bron: RIVM). Besmetting met hiv leidt uiteindelijk tot een sterke daling van het aantal immuuncellen (CD4-cellen). Patiënten kunnen zich hierdoor niet meer verweren tegen ziekteverwekkers.
Bij "off-label" gebruik van Vistide (cidofovir) zijn ernstige bijwerkingen gemeld waaronder nefrotoxiciteit, oculaire toxiciteit en neutropenie. Vistide (cidofovir) mag uitsluitend worden gebruikt binnen de goedgekeurde indicatie en uitsluitend met de goedgekeurde toedieningswijze. De wetenschappelijke productinformatie (SPC) en de bijsluiter zijn inmiddels aangepast om de aandacht van behandelaars hier op te vestigen. Dit schrijft de firma Gilead Sciences in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met belangrijke risico-informatie is in overleg met het CBG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar AIDS-behandelaren en (ziekenhuis-) apothekers. Vistide is goedgekeurd voor de behandeling van cytomegalovirus (CMV-)retinitis bij volwassenen met acquired immunodeficiency syndrome (AIDS) die geen gestoorde nierfunctie hebben.
Mareli Claassens: ‘Tuberculosis Case Finding in South-Africa’. In Zuid-Afrika wordt te weinig gezocht naar tuberculose (TB) om te kunnen voldoen aan de doelstelling van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO. Daarom vindt er nog veel besmetting plaats in de dorpen en gemeenschappen van het land. In haar proefschrift stelt Claassens voor onderzoek te doen naar manieren om dit probleem aan te pakken. Tuberculose, een besmettelijke longaandoening, treft vooral gebieden met lage inkomens en een lage socio-econmoische status, waar naar verhouding veel personen zijn besmet met hiv, het virus dat aids veroorzaakt. Deze mensen zijn extra gevoelig voor besmetting met de bacterie Mycobacterium tuberculosis.
De hiv-epidemie in Zuid Afrika kan binnen 34 jaar worden uitgebannen met de huidige behandelstrategieën met hiv-remmers. Dit blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC. Zo’n zes miljoen Zuid-Afrikanen zijn besmet met hiv, dat aids veroorzaakt. Dankzij antiretrovirale therapie (hiv-remmers) is de infectie niet langer dodelijk, maar eerder een chronische aandoening. Wie behandeling krijgt, leeft gezonder en langer en is bovendien minder besmettelijk. Nu worden alleen mensen in een relatief laat stadium van de ziekte behandeld, om met de beschikbare middelen zo veel mogelijk levens te redden. Hierdoor wordt slechts de helft van alle patiënten behandeld. Jaarlijkse screening en behandeling van alle besmette mensen zou de ziekte kunnen uitbannen, zeggen de onderzoekers.
De Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven.
De CHMP is het geneesmiddelenbeoordelingscomité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) is vertegenwoordigd. De CMDh is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar het geneesmiddelenbewakingscomité Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) voor discussie.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Daklinza (daclatasvir) voor de behandeling (in combinatie met andere geneesmiddelen) van chronisch hepatitis C bij volwassenen.
- Abasria (insuline glargine) is de eerste biosimilar insuline in Europa voor de behandeling van diabetes mellitus.
- Vizamyl (flutemetamol [18F]) kan worden gebruikt voor de detectie van β-amyloïde neuritische plaques in de hersenen.
- Triumeq (combinatie van abacavir, dolutegravir en lamivudine) voor de behandeling van HIV infectie bij volwassenen en adolescenten van 12 jaar en ouder met een lichaamsgewicht van tenminste 40 kg.
- Velphoro (mengsel van polynucleair ijzeroxyhydroxide, sucrose en zetmeel) kan worden gebruikt als fosfaatbinder bij volwassen patiënten met eindstadium nierfalen.
- Clopidogrel / Acetylsalicylzuur Teva is een combinatieproduct voor de preventie van atherotrombotische gebeurtenissen bij patiënten met acuut coronair syndroom in een vaste dosering bestemd voor substitutie wanneer patiënten op een stabiele onderhoudsdosis staan na acuut coronair syndroom.
Aanpassing indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende aanpassingen van de indicatie:
- Avastin (bevacizumab) wordt gebruikt - in combinatie met diverse andere geneesmiddelen – voor onder meer gemetastaseerde borstkanker. Het mag nu ook worden toegepast - in combinatie met paclitaxel, topotecan of liposomaal doxorubicine - voor de behandeling van patiënten met platinum-resistente epitheliale eierstok, eileider of primaire peritoneale (buikvlies) kanker die eerder meer dan twee chemotherapieën hebben gehad en niet eerder zijn behandeld met bevacizumab of andere VEGF remmers.
- Eliquis (apixaban) wordt gebruikt voor preventie van veneuze trombose, beroerte en systemische embolie bij patiënten na heup of knie chirurgie en van beroerte en systemische embolie bij patiënten met boezemfibrilleren. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van diep veneuze trombose (DVT) en longembolie (PE) en preventie van terugkerende DVT en PE bij volwassenen.
- Enbrel (etanercept) wordt gebruikt bij diverse vormen van artritis (gewrichtsontsteking). Het kan nu ook worden toegepast bij patiënten met ernstige niet-radiografische axiale spondylartritis met kenmerken van ontsteking op geleide van verhoogd C-reactief eiwit en/of onderbouwd met MRI beelden die onvoldoende reageren op non-steroidal anti-inflammatory drugs (NSAIDs).
- Eylea (aflibercept) wordt gebruikt voor patiënten met macula degeneratie (netvliesveroudering) en maculair oedeem (vochtophoping in de ‘gele vlek’ van het oog) t.g.v. centrale veneuze retinale occlusie (CRVO). Het kan nu ook worden toegepast bij patiënten met een verminderd gezichtsvermogen als gevolg van diabetisch maculair oedeem (DME).
- Isentress (raltegravir) wordt gebruikt, in combinatie met andere antiretrovirale therapieën, voor de behandeling van HIV-1 infectie bij volwassenen, adolescenten, kinderen vanaf 2 jaar. Het kan nu ook worden toegepast bij zuigelingen en baby’s vanaf 4 weken.
- Kalydeco (ivacaftor) wordt gebruikt voor patiënten met cystische fibrose (taaislijmziekte) van 6 jaar en ouder met een G551D mutatie in het CFTR gen. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van de aandoening bij een groot aantal andere mutaties (G551D, G1244E, G1349D, G178R, G551S, S1251N, S1255P, S549N, or S549R) in het betreffende gen.
- Stivarga (regorafenib) wordt gebruikt voor patiënten met gemetastaseerde darmkanker. Het kan nu ook worden toegepast voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerde gastro intestinale stroma tumoren (GIST) die progressief zijn of intolerant zijn voor eerdere behandeling met imatinib en sunitinib.
Uitkomst arbitrageprocedure
Seasonique is een levonorgestrel en ethinylestradiol bevattende anticonceptiepil die door de fabrikant werd aangemeld in een decentrale procedure. De beoordeling werd verricht door Frankrijk, maar andere lidstaten waren het oneens met de conclusies, met name wat betreft de doorbehandeling gedurende 3 maanden zonder pil vrije periode. De CHMP kwam op basis van alle ingediende gegevens tot de conclusie dat de balans werkzaamheid – risico’s voor Seasonique positief was.
Uitkomst harmonisatieprocedure
Sandostatine en Sandostatine LAR bevatten octreotide dat het lichaamseigen hormoon somatostatine imiteert. Dit hormoon blokkeert de afgifte van groeihormoon. Sandostatine is in een groot aantal Europese lidstaten via een nationale procedure geregistreerd, waardoor er verschillen zijn ontstaan de in de wetenschappelijke bijsluiter, de SmPC. De CHMP heeft deze verschillen geïdentificeerd en de teksten geharmoniseerd.
Terugtrekking registratieaanvraag
De registratieaanvraag voor Faldaprevir (behandeling van hepatitis C) is door de firma teruggetrokken. Als reden wordt aangegeven dat er inmiddels meerdere soortgelijke geneesmiddelen op de markt beschikbaar zijn en dit middel niets toevoegt.
Terugtrekking aanpassing indicatie
Tasigna (nilotinib) wordt gebruikt bij de behandeling van chronische myeloïde leukemie bij patiënten met het Philadelphia chromosoom in de chronische fase. Een nieuwe indicatie was aangevraagd voor patiënten bij wie de moleculaire response op imatinib onvoldoende was. De firma trekt deze indicatie-uitbreiding terug omdat er tot dusver onvoldoende bewijs is verzameld om aanpassing van de indicatie mogelijk te maken.
Overig nieuws CHMP
De CHMP is een harmonisatieronde gestart voor Haldol en Haldol Decanonaat (haloperidol). De procedure is geïnitieerd door de Europese Commissie en heeft als doel de bijsluiterteksten in alle lidstaten te harmoniseren.
De CHMP keurde verder een groot aantal wetenschappelijke en protocol adviezen goed.
De CHMP ontving een overzicht van goed- en afgekeurde namen van nieuwe geneesmiddelen. Nieuwe namen worden bekeken en beoordeeld door de Name Review Group.
Homoseksuele mannen in België hebben een gevarieerd seksleven, maar veilig vrijen is er niet altijd bij. Dat melden onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel naar aanleiding van een onderzoek onder 4000 homoseksuele Belgische mannen. 65 procent heeft meer dan 50 sekspartners gehad en een kwart meer dan honderd. Hoewel homoseksuele mannen over veel seksuele technieken beschikken, neemt het aantal mannen dat anale seks heeft zonder condoom toe. Oorzaak is dat er een soort ‘condoommoeheid’ optreedt en ook in pornofilms zonder condoom wordt gevreeën. De onderzoekers zijn daar bezorgd over, want de kans op hiv, aids en andere seksueel overdraagbare aandoeningen is groot. Verder rapporteren veel homomannen seksuele klachten, zoals erectiestoornissen.
Inge Brons: ‘Perceptual evaluation of noise reduction in hearing aids’ Een veelgehoorde klacht van gebruikers van hoortoestellen is dat spraak verstaan is in rumoerige ruimten veel moeite kost. Brons onderzocht in hoeverre ruisonderdrukking soelaas kan bieden. De hoeveelheid ruis die wordt onderdrukt, verschilt per hoortoestel. De mate van ruisonderdrukking heeft echter weinig effect op de (subjectieve) verstaanbaarheid van spraak of de luisterinspanning, blijkt uit het proefschrift van Brons. Proefpersonen verschillen wel in hun voorkeur voor een ruisonderdrukker. Wanneer er veel ruis wordt weggehaald, neemt de kwaliteit van de waargenomen spraak af. Individuele luisteraars blijken van elkaar te verschillen in de mate waarin de hinderlijkheid van de ruis en de natuurlijkheid van spraak meewegen in hun persoonlijke voorkeur. In Nederland dragen zo’n 600 duizend mensen een hoortoestel. De meeste hoortoestellen kennen een vorm van ruisonderdrukking. Voor de selectie of instelling daarvan bestaan nog geen protocollen. Brons probeerde voor haar promotie-onderzoek een methode te ontwikkelen en te valideren waarmee ruisonderdrukkers uit verschillende hoortoestellen met elkaar kunnen worden vergeleken, zonder dat de verschillen tussen de toestellen zelf die vergelijking beïnvloeden.
Een consortium van vier onderzoeksgroepen, waaronder die van hoogleraar bio-organische chemie Adri Minnaard van de Rijksuniversiteit Groningen, heeft een subsidie van 3,5 miljoen dollar ontvangen van de Bill & Melinda Gates Foundation. Hun opdracht is om een vaccin tegen tuberculose te maken. Het project begint in Groningen, waar de groep van Minnaard vier voor het project cruciale moleculen moet maken. Er is op dit moment geen goed werkend vaccin tegen tuberculose. De standaard aanpak om gedode bacteriën of verzwakte levende bacteriën in te spuiten als vaccin is om diverse redenen niet succesvol. Het nieuwe initiatief zal een vaccin ontwikkelen op basis van vier verschillende glycolipiden die voorkomen aan de buitenkant van Mycobacterium tuberculosis, de veroorzaker van de ziekte. Daarvoor is het nodig om deze vier complexe moleculen, die bestaan uit een lipide (vet) en een koolhydraat deel, in zuivere vorm in handen te hebben. Opzuiveren uit bacteriën levert niet de gewenste hoeveelheid en zuiverheid. ‘Daarom is het onze taak ze in het lab te maken’, vertelt Minnaard. Dat is geen sinecure: ‘Tien jaar geleden zou het zelfs onmogelijk zijn geweest.’ Maar recente ontwikkelingen in de synthetische organische chemie zorgen er voor dat het nu wel mogelijk is. Minnaard werkt al aan de tuberculose glycolipiden sinds 2006. Hij wist als eerste de vier nu gevraagde moleculen te maken. Waarom is het juist hem gelukt? ‘Aan de Rijksuniversiteit Groningen zijn we erg goed in stereospecifieke synthese.’ Stereospecificiteit betekent dat er twee varianten van een molecuul bestaan die elkaars spiegelbeeld zijn, zoals een linker- en een rechterhand. Normale chemische synthese maakt gelijke hoeveelheden van beide varianten. ‘Maar in de biologie kunnen die twee spiegelbeelden totaal verschillende eigenschappen hebben.’ De kunst is dus om alleen de juiste ‘hand’ te maken. ‘En in Groningen zijn we daar experts in.’ Eerder maakte Minnaard milligrammen van elk molecuul, het huidige project vraagt veel meer. ‘Daarom zullen we de productiemethode moeten aanpassen.’ Vier postdoc onderzoekers, voor elk molecuul één, zullen dit werk gaan doen. Er staat wel enige druk op. De totale duur van het project is drie jaar, de andere drie groepen in het consortium moeten de moleculen van Minnaard ruim op tijd hebben om ze te testen in proefdieren. ‘Het is een hele uitdaging, maar ik ben er zeker van dat het ons gaat lukken.’ Het consortium zal een compleet nieuwe weg volgen om een vaccin tegen Mycobacterium tuberculosis te maken. Ongeveer vijftien jaar geleden is ontdekt dat zoogdieren, inclusief de mens, een speciaal type afweersysteem hebben dat specifiek gericht is tegen mycobacteriën, het CD1 systeem. Wanneer iemand een TB infectie oploopt, herkent dit systeem verschillende moleculen op de celwand van de bacterie en presenteert ze aan de afweercellen. Die brengen vervolgens een afweerreactie op gang. ‘Deze reactie is doorgaans voldoende om de infectie te onderdrukken, maar niet sterk genoeg om alle bacteriën te doden’, zegt Minnaard. De infectie blijft dan ‘slapend’ aanwezig en kan opvlammen wanneer de gezondheid van de geïnfecteerde persoon afneemt, door bijvoorbeeld aids, ouderdom of honger. ‘Ons vaccin moet de afweer activeren voordat er een besmetting plaatsvindt, zodat de afweerreactie sterk genoeg is om alle binnendringende tuberculose bacteriën te doden.’ Dit project is het eerste dat zich specifiek richt op activatie van het CD1 systeem. Een vaccin is hard nodig, omdat tuberculose wereldwijd een steeds groter probleem wordt. De infectie is alleen via een langdurige behandeling met antibiotica te bestrijden. Maar steeds meer patiënten blijken met een resistente bacterie te zijn besmet. Zij raken de bacterie niet kwijt en blijven niet alleen chronisch ziek, maar kunnen ook andere mensen besmetten. Als synthetisch chemicus vindt Minnaard het prachtig om aan een dergelijk toegepast project mee te werken. ‘Het laat zien hoe belangrijk de synthetische chemie is voor geneesmiddelen ontwikkeling. Nieuwe behandelmethoden ontstaan niet alleen in ziekenhuizen, maar ook in chemische laboratoria.’
In dit promotieonderzoek is onderzoek gedaan naar diagnostische zelftesten op lichaamsmateriaal, dat wil zeggen tests op bijvoorbeeld urine of bloed, waarmee consumenten zelf een aandoening kunnen opsporen. De meest gebruikte zelftests zijn die voor diabetes, nierziekten, cholesterol, blaasontsteking, HIV/ AIDS en chlamydia. Er werd een online keuzehulp ontwikkeld om consumenten te ondersteunen in het maken van de beslissing om wel of geen zelftest te doen. Het effect van deze website werd in een gerandomiseerd experiment geëvalueerd, waaruit bleek dat de mensen die een diabetes zelftest wilden gaan doen vaker een geïnformeerde keuze maakten na het zien van deze keuzehulp. Dit effect werd niet gezien bij mensen die geïnteresseerd waren in het doen van een cholesterol zelftest. De volgende stap zal zijn het beschikbaar maken en onder aandacht brengen van de keuzehulp aan consumenten die overwegen een zelftest te gaan
Alex Harwig: ‘HIV-1 in the RNA world: Transcription regulation, miRNAs and antiviral RNAs’ Tat is een belangrijk eiwit van hiv-1, het virus dat aids veroorzaakt en vervult meerdere functies tijdens de replicatie (vermenigvuldiging) van dit virus. Dit schrijft Harwig in zijn proefschrift over de door hiv-1 geproduceerde RNA-moleculen en over RNAmoleculen die virussen kunnen remmen. Het Tat-eiwit speelt een rol bij de synthese van de complete virale RNA’s, het erfelijk materiaal van het virus. Harwig ontdekte dat het Tat-eiwit daarnaast de productie activeert van een klein stukje RNA (een zogenaamde microRNA) dat afkomstig is van het begin van de virale RNA’s. Harwig toont daarmee aan dat processen waarvan werd gedacht dat deze al helemaal waren doorgrond, zoals de productie van hiv-1 RNA, nog steeds verrassingen kunnen bieden. In het proefschrift staat verder de optimalisatie beschreven van een nieuw therapeutisch molecuul, genaamd AgoshRNA, dat gebruikt kan worden voor een innovatieve anti-hiv therapie. Bij dergelijke therapieën worden RNA-moleculen gebruikt om virussen te remmen. Volgens Harwig zijn de nieuwe therapeutische AgoshRNA’s veelbelovend, maar dienen verder geoptimaliseerd worden voordat ze klinisch toepasbaar zijn.
Jannie van der Helm: ‘International epidemiological studies on HIV, HCV, and STI’. Zeer sporadisch worden mensen die besmet raken met hiv niet ziek. Dit is een van de vele conclusie uit het proefschrift van Van der Helm waar ze internationale epidemiologische studies naar hiv, hepatitis C-virus en andere soa’s, alsmede de kwaliteit van testen heeft onderzocht. Doel was de verspreiding en ziektelast van deze infecties te verminderen. Ze stelt dat de bevinding dat sommige patiënten met hiv niet ziek worden waardevolle informatie kan opleveren voor de ontwikkeling van een vaccin tegen de ziekte aids. Ook keek ze naar de besmetting van hiv-positieve homomannen met hepatitis C virus, dat tot ernstige leverschade kan leiden. Deze ziekte kwam in deze groep na 2002 sterk op en de kans op problemen met hiv is groter als de patiënt ook is besmet met hepatitis C. Van der Helm adviseert dat hiv-positieve patiënten met veel risicocontacten ook regelmatig getest moeten worden op hepatitis C. Een ander van het proefschrift behandelt de besmetting met chlamydia en sneltest hiervoor. De door de fabrikant geclaimde gevoeligheid van de test voldeed niet, vooral bij patiënten met weinig bacteriën. Ten slotte blijkt een zelf afgenomen rectaal uitstrijkje om chlamydia vast te stellen even goed te zijn als wanneer een verpleegkundige het uitstrijkje afneemt. De patiënten stellen het op prijs dit zelf te kunnen doen.
Bij zijn aantreden riep de Amerikaanse president George W. Bush een steunprogramma in het leven dat een bijdrage zou moeten leveren aan wereldwijde HIV-bestrijding en zorg voor HIV-patiënten, met name in Sub-Saharisch Afrika. Sinds 2004 ging er in het kader van dit zogeheten PEPFAR-initiatief ruim 500 miljoen Amerikaanse dollar naar de verbetering van bloedveiligheid. Tijdens een verblijf van drie jaar in Namibië bekeek UMCG-onderzoeker John Pitman wat de effecten zijn van de grote toestroom van geld op de bloedtransfusievoorziening in dit land. Namibië is een land met een relatief sterke economie, dat desondanks net als de omringende landen te maken heeft met grote problemen op het gebied van bijvoorbeeld ongelijkheid van inkomens, moedersterfte, onderwijs en ondervoeding bij kinderen. Ook in de gezondheidszorg wordt deze tweeslachtigheid duidelijk: aan de ene kant zijn er in Namibië voorzieningen voor complexe zaken als kankerbehandeling en hartchirurgie, aan de andere kant zijn er chronische tekorten aan personeel, voorzieningen en apparatuur. Uit de bevindingen van Pitman blijkt dat de PEPFAR-gelden een enorme invloed hebben gehad op de Namibische bloedtransfusiedienst. Zo groeide het aantal plaatsen waar bloedtransfusie mogelijk is, met name in gebieden waar voorheen nauwelijks of geen voorzieningen waren. Ook is de wijze waarop bloedcomponenten worden verkregen radicaal gewijzigd, met spectaculaire gevolgen: er wordt een grotere hoeveelheid bloedplaatjes verzameld, terwijl het aantal individuele donoren enorm kon worden teruggebracht. Deze verlaging van het aantal bloeddonoren levert een belangrijke bijdrage aan de veiligheid van de beschikbare bloedvoorraden, omdat er vanwege het kleinere aantal donoren een veel lagere kans is dat het bloed besmet is met het Hiv-virus. Uit de in Namibië opgedane ervaringen kunnen volgens Pitman belangrijke lessen worden geleerd voor eventuele vergelijkbare financieringsprogramma’s in andere landen. In het laatste deel van zijn proefschrift bespreekt hij een tiental aanbevelingen. Zo moet er volgens hem worden opgepast voor nieuwe ongelijkheid: grote aandacht voor één bepaalde ziekte, zoals HIV/AIDS, kan een positief effect hebben op de gezondheidszorg in het algemeen, maar kan er ook toe leiden dat financiële middelen worden onttrokken aan andere belangrijke gezondheidsthema’s, zoals moeder- en kindersterfte. John Pitman (1968) studeerde onder andere Franse literatuur en journalistiek. Aan de Universiteit van Yale (VS) behaalde hij een masterdiploma in Public Health. Zijn onderzoek voerde hij uit in het kader van het onderzoeksprogramma Methods in Medicines Evaluation & Outcomes Research (M2O) bij SHARE. Momenteel is hij als epidemioloog werkzaam bij de Centers for Disease Control & Prevention in de Verenigde Staten.
In zijn proefschrift over hiv-infecties en de behandeling ervan beschrijft Herman Sprenger een onderzoek naar het effect van een combinatietherapie in één tablet bij hiv-patiënten. Daarnaast beschrijft hij hoe bij hiv-patiënten de kans op hart- en vaatziekten mogelijk voorspeld kan worden. De resultaten leiden niet direct tot nieuwe behandelmethoden, maar geven wel meer inzicht in het effect van hiv op het lichaam en zijn aanleiding voor verder onderzoek. Het humaan immunodeficiëntie virus, beter bekend als hiv, kan uiteindelijk leiden tot aids. Sinds daar in 1996 een goede combinatietherapie voor is ontwikkeld met drie hivremmers uit verschillende klassen van antivirale middelen, is de levensverwachting voor deze ziekte drastisch verbeterd. Deze therapie, die levenslang moet worden gegeven, had aanvankelijk echter veel bijwerkingen en er moesten veel tabletten geslikt worden. Sprenger onderzocht daarom het effect van drie remmers uit één klasse in één tablet. Het combinatietablet is niet voldoende sterk om de hiv-infectie vanaf het begin mee te behandelen, maar bleek als onderhoudsbehandeling wel effectief. Patiënten waren er ook tevreden over, ervoeren minder bijwerkingen en vonden het fijn dat ze minder tabletten hoeven te slikken. Inmiddels zijn er echter alweer betere combinatietherapieën ontwikkeld, waardoor deze onderzochte therapie nog maar weinig zal worden toegepast. Ondanks betere therapieën is de levensverwachting van hiv-patiënten nog altijd lager dan de gemiddelde levensverwachting. Dit komt onder meer door een toegenomen kans op hart- en vaatziekten. Sprenger toont aan dat hiv-patiënten gemiddeld een hogere lichtweerkaatsing van de huid hebben dan leeftijdsgenoten en dat die weerkaatsing, net als o.a. bij patiënten met suikerziekte, de kans op hart- en vaatziekten na vijf jaar kan voorspellen. Tot slot onderzocht Sprenger de invloed van behandeling van de hiv-infectie op de bloedstolling. De kans op trombose bij patiënten met hiv is ook toegenomen. Na behandeling van hiv daalt de stollingsactiviteit van het bloed wel, maar na een jaar is de stollingsactiviteit nog steeds niet volledig genormaliseerd. Herman Sprenger (1949) studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoek voerde hij uit bij de afdeling Interne geneeskunde van het UMCG. Sprenger heeft gewerkt als internist-infectioloog staflid bij interne geneeskunde en is inmiddels gepensioneerd.
Bron: RUG
Het RIVM-CIb verstrekt in 2018 namens het ministerie van Volksgezond-heid, Welzijn en Sport subsidies op het gebied van infectieziekte-bestrijding en/of seksuele gezondheid. Bij dergelijke subsidieaanvragen moet worden voldaan aan de algemene, inhoudelijke en procedurele uitgangspunten en criteria, die in dit Subsidiekader RIVM-CIb 2018 zijn beschreven. Momenteel verstrekt het RIVM-CIb subsidie op het gebied van seksuele gezondheid aan Soa Aids Nederland, Rutgers, Hiv Vereniging Nederland en Stichting Hiv Monitoring. Op het gebied van antibioticaresistentie gebeurt dat aan Stichting Werkgroep Antibioticabeleid en op het gebied van tuberculose aan KNCV Tuberculosefonds. Deze organisaties ontvangen deze subsidies al langere tijd. Een belangrijk aspect van deze subsidies is dat de desbetreffende kenniscentra hiermee mede in stand worden gehouden. Het subsidieprogramma van het RIVM-CIb is open van karakter. Dit betekent dat ook andere organisaties een aanvraag tot subsidieverlening kunnen indienen. Dit kan zowel een instellings- als een projectsubsidie zijn.
Bron: RIVM
Huisarts kan reumatische rugklachten met een simpele vragenlijst achterhalen. Van de jonge mensen tussen de 18 en 45 jaar die zich met chronische lage rugklachten bij de huisarts melden, blijkt zestien procent last te hebben van de reumatische aandoening axiale spondyloartritis. Deze patiënten zouden moeten worden doorverwezen naar een reumatoloog, aangezien de ziekte tegenwoordig goed te behandelen is met ontstekingsremmende pijnstillers of biologicals. Dit blijkt uit onderzoek van arts-onderzoeker Lonneke van Hoeven van het Erasmus MC. Ze heeft de bevindingen van haar onderzoeksgroep gisteravond gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift PLOS ONE. Circa 20 procent van de 18- tot 45-jarigen die naar hun huisarts gaan, klopt daar aan omdat men chronische last heeft van zijn rug. Dat zijn er jaarlijks meer dan honderdduizend. Lonneke van Hoeven, als arts-onderzoeker verbonden aan de afdeling Reumatologie van het Erasmus MC en het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam, was benieuwd of er onder die ruim honderdduizend patiënten ook mensen waren bij wie de rugklachten konden worden verklaard door reuma. Reuma is een verzamelnaam voor meer dan 100 chronische aandoeningen aan gewrichten, spieren en pezen. Bij maar liefst 16 procent van de 18- tot 45-jarigen met chronische lage rugpijn bleken de klachten veroorzaakt te worden door axiale spondyloartritis. Axiale spondyloartritis is een bundel van reumatische rug aandoeningen waarbij een ontsteking in de lage onderrug (in het sacro-iliacale gewricht) aanwezig is. De ziekte van Bechterew is de bekendste daarvan. ,,Dat hier nooit eerder onderzoek naar is gedaan, komt doordat axiale spondyloartritis tot voor kort moeilijk op te sporen was in een vroeg stadium. Tegenwoordig kunnen wij dit middels een MRI scan veel eerder. Een ontsteking in het sacro-iliacale gewricht is met een MRI scan 7 tot 10 jaar eerder zichtbaar dan met een röntgenfoto. We hadden er tot een aantal jaar geleden ook geen goede remedie tegen. Maar inmiddels weten we dat de aandoening heel goed te behandelen is met oefentherapie en een langdurige kuur van NSAIDS, ontstekingsremmende pijnstillers zoals diclofenac en ibuprofen. En als die niet helpen, kunnen we biologicals voorschrijven. Veel patiënten met axiale Spondyloartritis komen op die manier van de pijnklachten af en kunnen weer normaal functioneren.’’ Om huisartsen in staat te stellen om snel te beoordelen of de chronische lage rugklachten bij jongeren worden veroorzaakt door axiale spondyloartritis, heeft Van Hoeven samen met haar co-promotor dr. A.E.A.M. Weel een eenvoudige vragenlijst ontwikkeld. Daarop staan vragen over de aard van de pijn en over ontstekingsziekten in de familie. Als twee van de vier vragen met een ‘ja’ worden beantwoord, kan de huisarts doorverwijzen naar een reumatoloog. Van Hoeven onderzoekt nu of deze vragenlijst effectief is, en of er niet te veel of te weinig mensen worden doorgestuurd. ,,Als blijkt dat deze vragenlijst goed werkt, kan hij wellicht worden opgenomen in de NHG-standaard, het protocollenboek van de huisartsen.’’ Van Hoeven denkt dat haar bevindingen niet alleen gelden voor Nederlandse jonge mensen met lage rugklachten, maar voor deze patiëntengroepen in de hele Westerse wereld. Het artikel is te vinden op: http://dx.plos.org/10.1371/journal.pone.0131963
Huisarts kan reumatische rugklachten met een simpele vragenlijst achterhalen. Van de jonge mensen tussen de 18 en 45 jaar die zich met chronische lage rugklachten bij de huisarts melden, blijkt zestien procent last te hebben van de reumatische aandoening axiale spondyloartritis. Deze patiënten zouden moeten worden doorverwezen naar een reumatoloog, aangezien de ziekte tegenwoordig goed te behandelen is met ontstekingsremmende pijnstillers of biologicals. Dit blijkt uit onderzoek van arts-onderzoeker Lonneke van Hoeven van het Erasmus MC. Ze heeft de bevindingen van haar onderzoeksgroep gisteravond gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift PLOS ONE. Circa 20 procent van de 18- tot 45-jarigen die naar hun huisarts gaan, klopt daar aan omdat men chronische last heeft van zijn rug. Dat zijn er jaarlijks meer dan honderdduizend. Lonneke van Hoeven, als arts-onderzoeker verbonden aan de afdeling Reumatologie van het Erasmus MC en het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam, was benieuwd of er onder die ruim honderdduizend patiënten ook mensen waren bij wie de rugklachten konden worden verklaard door reuma. Reuma is een verzamelnaam voor meer dan 100 chronische aandoeningen aan gewrichten, spieren en pezen. Bij maar liefst 16 procent van de 18- tot 45-jarigen met chronische lage rugpijn bleken de klachten veroorzaakt te worden door axiale spondyloartritis. Axiale spondyloartritis is een bundel van reumatische rug aandoeningen waarbij een ontsteking in de lage onderrug (in het sacro-iliacale gewricht) aanwezig is. De ziekte van Bechterew is de bekendste daarvan. ,,Dat hier nooit eerder onderzoek naar is gedaan, komt doordat axiale spondyloartritis tot voor kort moeilijk op te sporen was in een vroeg stadium. Tegenwoordig kunnen wij dit middels een MRI scan veel eerder. Een ontsteking in het sacro-iliacale gewricht is met een MRI scan 7 tot 10 jaar eerder zichtbaar dan met een röntgenfoto. We hadden er tot een aantal jaar geleden ook geen goede remedie tegen. Maar inmiddels weten we dat de aandoening heel goed te behandelen is met oefentherapie en een langdurige kuur van NSAIDS, ontstekingsremmende pijnstillers zoals diclofenac en ibuprofen. En als die niet helpen, kunnen we biologicals voorschrijven. Veel patiënten met axiale Spondyloartritis komen op die manier van de pijnklachten af en kunnen weer normaal functioneren.’’ Om huisartsen in staat te stellen om snel te beoordelen of de chronische lage rugklachten bij jongeren worden veroorzaakt door axiale spondyloartritis, heeft Van Hoeven samen met haar co-promotor dr. A.E.A.M. Weel een eenvoudige vragenlijst ontwikkeld. Daarop staan vragen over de aard van de pijn en over ontstekingsziekten in de familie. Als twee van de vier vragen met een ‘ja’ worden beantwoord, kan de huisarts doorverwijzen naar een reumatoloog. Van Hoeven onderzoekt nu of deze vragenlijst effectief is, en of er niet te veel of te weinig mensen worden doorgestuurd. ,,Als blijkt dat deze vragenlijst goed werkt, kan hij wellicht worden opgenomen in de NHG-standaard, het protocollenboek van de huisartsen.’’ Van Hoeven denkt dat haar bevindingen niet alleen gelden voor Nederlandse jonge mensen met lage rugklachten, maar voor deze patiëntengroepen in de hele Westerse wereld.
De productinformatie voor het gebruik van aceclofenac (Biofenac) is in lijn gebracht met diclofenac, vanwege vergelijkbare risico’s van beide geneesmiddelen. Vorig jaar werd de productinformatie van diclofenac aangescherpt als gevolg van een Europese herbeoordeling van de risico’s op het hart en de bloedvaten (cardiovasculair). Dit schrijft de firma Almirall in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar huisartsen, reumatologen, internisten, (ziekenhuis)apothekers, geriaters, traumatologen en orthopeden. Aceclofenac behoort tot de groep van de niet-steroïdale ontstekingbestrijdende geneesmiddelen (NSAIDs) en bezit pijnstillende en ontstekingsremmende eigenschappen. Aceclofenac wordt gebruikt ter verlichting van pijn en ontstekingsverschijnselen, zoals ontstekingsachtige aandoeningen van botuiteinden van een gewricht (ook wel osteo-artritis genoemd), ontstekingsachtige aandoeningen van het bewegingsapparaat en omliggende steunweefsels (ook wel reumatoïde artritis genoemd) en bij verstijving van de wervelgewrichtjes van de wervelkolom (ook wel spondylitis ankylopoëtica genoemd). Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt geneesmiddelenbewaking of farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) op de hoogte gebracht. Een overzicht van DHPC's is te vinden op de website van het CBG.
Thijs Booiman: ‘Host Factors in HIV-1 Replication: The Good, the Bad and the Ugly’. De genetische variatie in gastheerfactoren, betrokken bij de herkenning van het hiv-1-virus door ons immuunsysteem, zijn belangrijk voor het beloop van ziekte na een infectie. Dit blijkt uit het proefschrift van Booiman naar hiv, het virus dat aids veroorzaakt. Het vermogen van hiv-1 om zich te vermeerderen, wordt beïnvloed door veel gastheerfactoren die de vermenigvuldiging van het virus kunnen bevorderen of remmen. Booiman heeft een aantal nieuwe gastheerfactoren geïdentificeerd en onderzocht hoe deze de hiv-1-vermenigvuldiging beïnvloeden. Daarnaast heeft hij gekeken naar het effect van de natuurlijk voorkomende genetische variatie in deze gastheerfactoren op het ziektebeloop na hiv-1 infectie. Met de huidige antivirale therapie kan de aanwas van hiv-1-deeltjes alleen worden onderdrukt. Behandeling met deze antivirale therapie leidt niet tot totale genezing. Daarnaast is er het gevaar dat het virus resistent wordt voor de huidige antivirale middelen. Gastheerfactoren zijn belangrijke mogelijke doelwitten voor nieuwe medicijnen om zo virusremmende factoren te activeren of factoren kunnen remmen die de vermenigvuldiging van het virus bevorderen. Het is daarom van groot belang om de interactie tussen hiv-1 en de gastheerfactoren te bestuderen op zoek naar nieuwe behandelwijze van een infectie met hiv.
Multiresistente TBC: meer dan helft patiënten nu niet te genezen. Op Wereld Tuberculose Dag 24 maart, roepen eminente onderzoekers op vaart te maken met de ontwikkeling van een nieuw vaccin tegen tuberculose (TB). TB-autoriteit prof. dr. Peter Peters van de Universiteit Maastricht: 'TB is ten onrechte onderbelicht. Met sinds 2013 jaarlijks wereldwijd 9 miljoen nieuwe infecties en 1,5 miljoen dodelijke slachtoffers is het vergelijkbaar met HIV/Aids en een veel groter probleem dan Ebola.’ Het meest zorgelijk is de opmars van een nieuwe multiresistente vorm van TB (MDR-TB). Dit jaar lopen 500 duizend mensen deze zeer moeilijk behandelbare infectie op, waarbij meer dan de helft van de patiënten sterft of niet te genezen is. Wereldwijd en ook in Europa groeit het aantal patiënten. Peters: 'De ontwikkeling van een nieuw vaccin is de enige oplossing. De geschatte kosten van behandeling van de MDR-TB plus de economische last door uitval zijn 10 keer zo hoog als de ontwikkeling van een werkend vaccin.’ Recente berekeningen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) ondersteunen deze analyse. Oktober vorig jaar is 400 miljoen Euro uitgetrokken voor de bestrijding van tuberculose. Maar volgens Peter Peters wordt dat geld ten onrechte niet besteed aan fundamenteel onderzoek dat noodzakelijk is om een nieuw vaccin mogelijk te maken. Peter Peters is directeur van het Maastricht Multimodal Molecular Imaging institute van de Universiteit Maastricht: 'De eerste noodzakelijke stap in de race naar een nieuw vaccin is nanobiologisch onderzoek om de resistente TB-bacterie precies in beeld te brengen. Op grond hiervan kan een werkend vaccin worden ontwikkeld', aldus Peters die met uiterst precieze microscopie enkele jaren geleden als eerste ter wereld de transportroute van de 'gewone' tuberculose bacterie in witte bloedcellen in beeld bracht. Voor dit nieuwe onderzoek zijn zeer kostbare instrumenten nodig. Bedreiging voor Europa De multiresistente TB (MDR-TB) bacterie vormt ook een groeiende bedreiging voor Europa. In Nederland is het aantal besmettingen licht gedaald in 2014, maar dat zou dit jaar kunnen oplopen door de invloed van Europese buurlanden. De WHO stelt dat de 'Europese Regio al bijna een kwart van de MDR-TB last draagt, en te maken heeft met de hoogste graad van resistentie bij nieuwe gevallen van besmetting met deze TB-bacterie’. Resistente Tuberculose is niet alleen veel moeilijker te behandelen en te genezen, maar zet de beperkte budgetten voor gezondheidszorg verder onder druk. Bij elke -poging tot- behandeling kunnen de kosten tot 100 keer hoger oplopen dan bij patiënten die getroffen zijn door tuberculose die niet resistent is. Daarom heeft de huidige EU-voorzitter Letland ook besloten om eind maart de eerste Ministeriele EU-conferentie over TB te houden met als doel de regionale samenwerking in de gezondheidszorg en de TB-preventieprogramma's te versterken. WHO: Nieuw vaccin noodzakelijk Tom Evans, CEO van Aeras, een non-profit biotech-organisatie die een nieuw TB vaccin probeert te ontwikkelen: 'Een nieuw vaccin zou de spreiding van alle vormen van TB, inclusief de resistente MDR-TB, voorkomen en de druk van de ziekte in Europa op de gezondheidszorg en de kosten beperken.’ De WHO bevestigt dat naast een nieuw vaccin ook voldoende diagnostische middelen en medicijnen nodig zijn om de ambitieuze doelen in de Tuberculose bestrijding te behalen: het aantal sterfgevallen ten gevolge van de ziekte zou met 95% naar beneden moeten en de incidentie (mate waarin het zich voordoet) zou met 90% moeten dalen. Evans: 'Samenwerking tussen 'Product Development Partnerships' in Nederland en ontwikkelingslanden helpen ons om uiteindelijk met veel inzet te bereiken dat we het nieuwe vaccin kunnen maken.’ Peters: 'Zolang we ondersteund worden met voldoende middelen en inkoop door alle relevante partijen, komen we dichterbij de dag dat niemand meer hoeft te lijden onder deze verwoestende ziekte.’
(Esther Gijsbers: ‘HIV-1 evolution and adaptation to the host during the course of infection’.) Gijsbers bestudeert de evolutie van hiv-1 tijdens het beloop van de infectie. Hiv past zich continu aan de hoge selectieve druk van het immuunsysteem aan. Virusdeeltjes die dusdanig zijn gemuteerd dat geïnfecteerde cellen niet meer worden herkend door speciale cellen van het afweersysteem, de Cytotoxische T-Lymfocyten (CTL). zijn het meest succesvol. Deze escape-mutaties zijn niet altijd geassocieerd met ziekteprogressie, ondanks het ontduiken van de antivirale CTL-immuunreactie. Sommige escape-mutaties hebben een negatieve invloed op de snelheid waarmee het virus zich vermenigvuldigt, waardoor het virus minder ‘fit’ wordt, wat een gunstige invloed heeft op het beloop van de infectie. Echter, de fitheid van het virus kan worden hersteld door de introductie van compenserende mutaties. Het klinische beloop van infectie met hiv-1 kan sterk verschillen per individu. Sommige patiënten zijn in staat om zonder medicijnen hun infectie onder de duim te houden voor een periode van meer dan tien jaar. Hiv-geïnfecteerde personen bij wie zich langdurig geen aids ontwikkelt, hebben vaker een specifieke variatie in hun afweersysteem (ander HLA-type). Deze varianten zijn echter geen garantie dat de infectie gunstiger verloopt. In deze patiënten is het verlies van controle over het virus geassocieerd met CTL escape-mutaties en compenserende mutaties.
In Nederland zal door productieproblemen een tekort ontstaan van het middel Cidofovir (Vistide). Zorgverleners wordt geadviseerd om alternatieve behandelingsopties in overweging te nemen, totdat het productieprobleem is opgelost. Dit schrijft de firma Gilead in een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico informatie is, in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), gestuurd naar artsen en ziekenhuisapothekers die in het verleden Cidofovir hebben voorgeschreven of een bestelling bij de fabrikant hebben gedaan. Cidofovir wordt gebruikt voor de behandeling van CMV-retinitis, een virale infectie aan het netvlies (het lichtgevoelige membraan achter in het oog) die tot het verlies van het gezichtsvermogen kan leiden. Het geneesmiddel wordt gebruikt bij patiënten met aids (verworven immunodeficiëntiesyndroom) die niet lijden aan een nierfunctiestoornis. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een ‘Direct Healthcare Professional Communication’ op de hoogte gebracht. Klik hier voor een overzicht van DHPC’s.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP) ’ en de Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – Human (CMDh) hebben in hun maandelijkse vergaderingen de onderstaande adviezen gegeven. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd. De Coordination Group for Mutual Recognition and Decentralised Procedures – human (CMD(h)) is een Europees besluitvormend orgaan dat verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de Wederzijdse erkennings- en Decentrale procedures. Verder worden ook alle nationaal geregistreerde producten besproken die op grond van potentieel ernstig risico voor de volksgezondheid zijn doorverwezen naar de PRAC voor discussie.
Prof.dr. Pieter de Graeff (lid) en prof.dr. Hans Hillege (alternate lid) vertegenwoordigen vanaf deze maand Nederland in de CHMP. Dr. Barbara van Zwieten-Boot heeft per 1 september afscheid genomen. Zij blijft wel actief als lid van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen. Prof.dr. Bert Leufkens (voorzitter CBG) neemt als co-opted lid deel aan de CHMP. Prof.dr. de Graeff was de afgelopen 6 jaar al alternate lid van de CHMP.
Drs. Kora Doorduyn–van der Stoep (lid) en dr. Marc Maliepaard (alternate lid) vertegenwoordigen Nederland in de CMDh. Drs. Doorduyn–van der Stoep is lid van de CMDh sinds mei 2010. Dr. Maliepaard vanaf september 2013.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Abilify Maintena (aripiprazol), intramusculair depot preparaat voor de onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij patiënten die eerst zijn gestabiliseerd op oraal aripiprazol.
- Fluenz Tetra (quadrivalent nasaal griepvaccin), als preventiemiddel tegen griep bij kinderen en adolescenten van 24 maanden tot 18 jaar oud.
- Invokana (canagliflozin), voor de behandeling van Diabetes Mellitus type II bij volwassenen, alleen of als toevoeging aan andere behandelingen (zoals insuline) indien deze onvoldoende werken.
- Kadcyla (trastuzumab emtansine), voor de behandeling van HER2-positieve niet operabel lokaal gevorderd of gemetastaseerde borstkanker bij patiënten die eerder met trastuzumab en/of een taxaan zijn behandeld.
- Lidocaine / Prilocaine Plethora (lidocaïne / prilocaïne), voor de behandeling van vroegtijdige zaadlozing bij volwassen mannen.
- NovoEight (turoctocog alfa), voor de behandeling en preventie van bloedingen bij patiënten met hemofilie A (aangeboren factor VIII-deficiëntie).
- Relvar Ellipta (fluticason furoaat / vilanterol), voor de behandeling van astma bij patiënten die onvoldoende controle hebben met een inhalatie corticosteroïd en als zo nodig als kortwerkende bèta-agonist. Verder voor de behandeling van chronische obstructieve longziekte (COPD) bij patiënten die last blijven houden van exacerbaties ondanks reguliere luchtwegverwijdende behandeling .
- Vitekta (elvitegravir), voor de behandeling van HIV-1 infecties bij volwassenen als aanvulling op andere behandeling waaronder tenminste een proteaseremmer in combinatie met ritonavir.
- Xofigo (radium-223 chloride), voor de behandeling van symptomatische botmetastasen bij volwassen mannen ten gevolge van castratie resistente prostaatkanker, zonder bekende viscerale metastasen.
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Cimzia (certoluzumab pegol), uitbreiding van de indicatie naar patiënten met actieve axiaal spondyloartritis, inclusief patiënten met Bechterew en niet-radiografische axiale spondyloartritis, die onvoldoende reageren op NSAIDs.
- Kineret (anakinra), indicatie uitbreiding naar cryopyrine geassocieerde periodieke syndromen (CAPS) bij volwassenen en kinderen. Hiervoor is een nieuwe sterkte van het product geregistreerd (100 mg / 0,67 ml).
- Votubia (everolimus), mag nu ook gebruikt worden bij kinderen jonger dan 3 jaar met subependymaal reuscelastrocytoom (SEGA) geassocieerd met het tubereuze sclerose complex (TSC).
- Yervoy (ipilimumab), mag nu ook gebruikt worden als eerste lijn behandeling bij patiënten met niet operabel en/of gemetastaseerd melanoom.
Uitkomst van arbitrage procedures
- Didanosine (didanosine), de CHMP heeft positief geadviseerd over een generieke aanvraag middels een decentrale procedure waarover de lidstaten eerder geen consensus konden bereiken.
Herbeoordelingen
- Ergot derivaten (dihydroergotoxine), een van de registratiehouders is het niet eens met de beperkingen in het gebruik van dihydroergotoxine zoals deze door de CHMP van juni werden geadviseerd en heeft bezwaar aangetekend, andere ergot derivaten vallen niet onder de herbeoordeling. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen. Dihydroergotoxine is in Nederland niet geregistreerd.
- Metoclopramide bevattende geneesmiddelen (metoclopramide), een van de registratiehouders heeft bezwaar aangetekend tegen het advies van de CHMP om de dosering en de duur van het gebruik van metoclopramide te beperken om het risico op neurologische en andere bijwerkingen te verminderen. De CHMP zal de eerder aanbevolen restricties opnieuw beoordelen.
- Colistimethaat natrium/colistin – op verzoek van de Europese Commissie is een herbeoordeling gestart door de CHMP van deze producten die intraveneus en als inhalatie gebruikt worden. Doel is de productinformatie te actualiseren.
- Numeta – De CMDh volgt de aanbeveling van de PRAC om de handelsvergunning van Numeta G13%E emulsie voor infusie te schorsen. Numeta G13%E wordt gebruikt als parenterale voeding (toediening voedingsstoffen via een ader) bij prematuren, die niet op een andere manier gevoed kunnen worden. De registratiehouder heeft het product reeds vrijwillig terug geroepen. Voor Numeta G16% E, intraveneus voedingspreparaat geïndiceerd bij op tijd geboren baby’s en kinderen tot twee jaar oud, concludeert de CMDh dat de baten-risico balans positief is, mits een aantal risico-beperkende maatregelen wordt uitgevoerd, zoals het aanpassen van de productinformatie voor arts en apotheker (SmPC) met betrekking tot aanbevelingen voor het testen van het magnesiumgehalte en een verdere studie wordt uitgevoerd.
De CHMP heeft positief advies uitgebracht over Vyndaqel als eerste weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap EMA, waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Dexdor (dexmedetomidine) voor sedatie van volwassen intensive care unit (ICU) patiënten, bij wie diepere sedatie niet nodig is.
- Incivo (telaprevir) voor de behandeling van chronische hepatitis C met genotype 1 bij volwassen patiënten met gecompenseerde leverziekte. Dit is het tweede geneesmiddel in een nieuwe klasse van geneesmiddelen voor de behandeling van chronische hepatitis. De CHMP heeft Teleprevir versneld beoordeeld gezien het belang voor de Europese populatie.
- Plenadren (hydrocortison), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van bijnierinsufficiëntie bij volwassenen. Het gaat om een product met verlengde afgifte, dat eenmaal per dag gegeven kan worden.
- Vyndaqel (tafamidis), een weesgeneesmiddel voor de behandeling van transthyretine amyloïdose bij volwassen patiënten met symptomatische polyneuropathie, een ernstige en progressieve aandoening. Vyndaqel is de eerste orale farmacologische behandeling die voor deze zeldzame ziekte wordt aanbevolen. De CHMP heeft de handelsvergunning verleend onder uitzonderlijke omstandigheden.
- Zytiga (abirateronacetaat) bedoeld in combinatie met prednison of prednisolon voor de behandeling van gemetastaseerd, castratieresistente prostaatkanker bij volwassen mannen met een progressieve vorm van deze ziekte tijdens of na een chemotherapeutisch regime op basis van docetaxel. De CHMP heeft deze aanvraag versneld beoordeeld vanwege de medische noodzaak.
Tweede positief advies pediatrisch gebruik Mercaptopurine
De CHMP heeft het tweede positieve advies uitgebracht voor de verlening van een handelsvergunning voor pediatrisch gebruik voor het weesgeneesmiddel Mercaptopurine (mercaptopurine-monohydraat), bedoeld voor de behandeling van acute lymfoblastische leukemie bij volwassenen, adolescenten en kleine kinderen. Het gaat om een suspensie, waardoor een betere nauwgezetheid en groter toedieningsgemak wordt geboden, vooral bij gebruik bij kinderen. De ontwikkeling van een leeftijdsgeschikte formulering ter behandeling van deze ziekte is door het Pediatrisch Comité van de Autoriteit als onderzoeksgebied met prioriteit aangewezen.
Negatieve adviezen voor nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft negatieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor Sumatriptan Galpharm (sumatriptan). Sumatriptan Galpharm was bedoeld als receptvrij geneesmiddel voor de behandeling van migraineaanvallen. Sumatriptan is een generieke vorm van Imigran.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Afinitor (everolimus) voor de behandeling van patiënten met inoperabele of gemetastaseerd, goed of matig gedifferentieerde neuro-endocriene tumoren met pancreatische oorsprong bij volwassenen met een progressieve vorm van deze aandoening.
- Enbrel (etanercept) om de onderste leeftijdsgrens bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis (JIA) te verlagen van vier naar twee jaar; en om de onderste leeftijdsgrens bij pediatrische psoriasis en plaque te verlagen van acht naar zes jaar.
- Tarceva (erlotinib) voor uitbreiding met de eerstelijnsbehandeling van patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met EGFR activerende mutaties.
De CHMP adviseerde negatief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Duloxetine bevattende geneesmiddelen over uitbreiding van de huidige therapeutische indicaties met de behandeling van matige tot ernstige chronische somatische pijn bij patiënten die niet regelmatig NSAIDs (non-steroidal anti-inflammatory drugs) gebruiken.
Herbeoordeling van pioglitazon-bevattende geneesmiddelen afgerond
Na afronding van een beoordeling van de baten-risico balans heeft de CHMP bevestigd dat deze geneesmiddelen een valide behandeloptie blijven voor bepaalde patiënten met diabetes type 2, maar dat er een klein verhoogd risico bestaat op blaaskanker. Conclusie is dat pioglitazon alleen gebruikt zou moeten worden na uitgebreide patiëntenselectie. en –exclusie, waaronder een noodzaak voor periodieke herbeoordeling van de werkzaamheid en veiligheid van de behandeling van de individuele patiënt.
Voorschrijvers wordt geadviseerd om deze geneesmiddelen niet te gebruiken bij patiënten met huidige of een anamnese van blaaskanker en bij patiënten met niet-onderzochte macroscopische hematurie. Voor aanvang met pioglitazon moeten risicofactoren voor blaaskanker worden beoordeeld.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pioglitazon bevattende geneesmiddelen
Herbeoordeling van Pandemrix afgerond
De CHMP heeft aanbevolen dat het vaccin Pandemrix bij personen jonger dan 20 jaar uitsluitend kan worden gebruikt als het aanbevolen trivalente influenzavaccin niet beschikbaar is en als immunisatie tegen H1N1 nog noodzakelijk is (bijv. bij personen met risico voor de complicaties van infectie). Het Comité heeft bevestigd dat de algehele balans werkzaamheid-bijwerkingen van Pandemrix positief blijft.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Pandemrix
Advies over Vimpat overeengekomen
De CHMP heeft geadviseerd Vimpat 15mg/ml siroop terug te roepen vanwege een kwaliteitsdefect in sommige batches. Artsen ontvangen binnenkort een brief waarin wordt geadviseerd om contact op te nemen met hun patiënten en hen indien mogelijk te laten overstappen op Vimpat filmgecoate tabletten.
Update herbeoordeling baten- risico balans Multaq
De CHMP heeft de herbeoordeling voortgezet van de baten-risico balans van Multaq in afwachting van definitieve gegevens uit een klinisch onderzoek (PALLAS). Uit de voorlopige resultaten bleek een verhoogd risico op cardiovasculaire bijwerkingen zoals cardiovasculaire sterfte, CVA en cardiovasculaire ziekenhuisopname bij patiënten met permanent atriumfibrilleren. In afwachting van het resultaat van de huidige herbeoordeling worden voorschrijvers in de EU eraan herinnerd de aanbevelingen in de productinformatie te volgen voor wat betreft de indicaties, gedefinieerde contra-indicaties en waarschuwingen. Advies is om patiënten regelmatig te controleren om er zeker van te zijn dat zij binnen de toegestane indicatie blijven en geen permanent atriumfibrilleren ontwikkelen. Nader advies wordt gegeven bij de afronding van de beoordeling in september.
Meer informatie vindt u in het nieuwsbericht over Multaq
Update over Champix
De CHMP heeft bevestigd dat de baten-risico balans voor Champix(varenicline) positief blijft, ondanks de resultaten van een recente meta-analyse. Conclusie is dat het licht verhoogde risico van cardiovasculaire incidenten niet opweegt tegen de voordelen van Champix bij het stoppen met roken.
Aanvoertekort Thyrogen duurt voort
Naar verwachting duurt het aanvoertekort van Thyrogen (thyrotropine alfa) nog tot 2012. Artsen worden ingelicht over herziene tijdelijke behandelaanbevelingen:
- Aan nieuwe patiënten mag geen Thyrogen worden voorgeschreven.
- In landen waar Thyrogen nog verkrijgbaar is, moet de voorraad worden gereserveerd voor patiënten die het geneesmiddel al gebruiken en die staking van schildklierhormoon niet verdragen of bij wie staking van schildklierhormoon niet werkzaam zou zijn.
Thyrogen is geregistreerd voor de diagnose en behandeling van schildklierweefselresten na thyroïdectomie bij patiënten met schildklierkanker.
Arbitrageprocedure Dexamethason afgerond
De CHMP heeft een arbitrageprocedure voor Dexamethasone Alapis(dexamethason) afgerond. Deze procedure werd in gang gezet vanwege een meningsverschil onder EU-lidstaten over de registratie van dit generieke geneesmiddel. Dit geneesmiddel is een ontstekingsremmend, immuunonderdrukkend agens.
Conclusie was dat de ingediende gegevens voldoende waren om aan te tonen dat Dexamethasone Alapis veilig en effectief kon worden gebruikt, op basis van het lang bekende gebruik van dexamethason.
Harmonisatie afgerond
De CHMP heeft de harmonisatie afgerond van de productinformatie vanNorvasc (amlodipine besilaat) en verwante namen. Dit geneesmiddel is een calciumkanaalblokkeerder die wordt gebruikt voor de behandeling van hypertensie, chronische stabiele angina en vasospastische of Prinzmetal’s angina.
In het kader van Wereld Aids Dag op 1 december bieden de poliklinieken Infectieziekten van het Maasstad Ziekenhuis en het Erasmus MC in Rotterdam gratis hiv-sneltesten aan. Wie zich altijd al wilde laten testen, maar dat nooit echt durfde, kan zich in de week van 28 november tot en met 2 december 2011 anoniem laten testen. Met de actie willen de medewerkers van beide poliklieken met name jonge mensen weer bewust maken van het risico op hiv. Geschat wordt dat in Nederland 10.000 mensen rondlopen die besmet zijn met HIV zonder dat zij dit weten. Deze mensen kunnen het virus ongemerkt overdragen op anderen. Ze merken pas dat ze besmet zijn als ze ziek worden. Ze lopen daardoor het risico onherstelbare schade op te lopen door bijvoorbeeld ernstige infecties in de hersenen of longen, waar ze soms zelfs aan overlijden. Het is van groot belang deze mensen tijdig op te sporen. De sneltesten worden in week 48 dagelijks van 8.00 tot 18.00 uur afgenomen in het Erasmus MC. In het Maasstad Ziekenhuis kan men terecht op maandag-, dinsdag- en woensdagochtend van 9.00 tot 12.00 en van maandag tot en met donderdagmiddag van 13.30 tot 16.30 uur. Op vrijdagmiddag wordt van 13.30 tot 16.00 uur getest. Aanmelden is noodzakelijk om alle belangstellenden goed van dienst te kunnen zijn. Aanmelden kan, anoniem en vanaf heden, via de telefoonnummers 06 18638231 (Erasmus MC) of 010-2911272 (Maasstad Ziekenhuis), of via e-mail op sneltest@erasmusmc.nl of sneltest@maasstadziekenhuis.nl. Vermeld in de email welke dag en tijd gewenst is. Voor de sneltest wordt uit de vinger een klein druppeltje bloed geprikt. Na een kwartier is de uitslag bekend. Mocht een test positief uitvallen, dan is nazorg geregeld. De anonimiteit van deelnemers is verzekerd: er worden geen persoonlijke gegevens geregistreerd. Aanmelden mag onder een verzonnen naam.
Hiv-1 en de ziekte aids kunnen tegenwoordig goed behandeld worden met een combinatietherapie. Wel moeten veel patiënten levenslang medicijnen nemen die veel bijwerkingen kunnen hebben. Ook kan het virus resistent worden. Daarom zoekt men naar aangrijpingspunten voor nieuwe medicijnen, bijvoorbeeld cellulaire eiwitten die hiv-1 gebruikt voor zijn vermenigvuldiging. Het remmen daarvan leidde in een aantal gevallen tot minder hiv-1 deeltjes. Promotie: Julia Eekels: ‘Silencing of hiv-1 co-factors’.
Ruim 150 middelbare scholieren en 100 basisschoolleerlingen gaan leeftijdsgenoten leren hoe ze zich kunnen wapenen tegen de gevaren van infectieziekten. Ze mogen zelf beslissen hoe ze dat precies doen, bijvoorbeeld via folders, filmpjes, social media of op een totaal nieuwe manier. De leerlingen doen mee aan het project Viruskenner, een initiatief vanuit het Erasmus MC. Vrijdag 17 februari komen de leerlingen om 14.00 uur naar museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam voor de start van het project. Wereldwijd sterven dagelijks duizenden mensen aan infectieziekten, zoals malaria, aids en knokkelkoorts. Ook in Nederland komen infectieziekten voor zoals griep en Q-koorts. De beste manier om deze ziekten tegen te gaan is om de kennis erover te verspreiden. ‘Scholing is van onschatbare waarde’, zegt Eric van Gorp, initiatiefnemer van Viruskenner en internist-infectioloog van het Erasmus MC. ‘Het is daarom logisch om scholieren veel te leren over infectieziekten en ervoor te zorgen dat zij de kennis zelf verder verspreiden. Daarnaast is het een mooie kans om jongeren te interesseren voor wetenschap.’ De deelnemende middelbare scholieren zijn tussen de 14 en 16 jaar en zitten op vijf technasia (bètageoriënteerde VWO’s) in Noord-Holland. Ze gaan in groepjes informatie verzamelen over infectieziekten. Daarbij kunnen ze via mail en telefoon de hulp inroepen van deskundigen, jonge onderzoekers van het Erasmus MC. De basisschoolleerlingen zitten in groep acht. Het de bedoeling dat de scholieren de verzamelde informatie zo goed en breed mogelijk verder verspreiden onder hun leeftijdgenoten. Ze mogen zelf bedenken wat daarvoor de beste manier is. ’De groepjes worden volledig vrij gelaten in het maken van nieuwe informatiematerialen over infectieziekten zodat het goed aansluit bij de kennis en interesses van hun leeftijdsgenoten. Viruskenner hoopt dat hun enthousiasme voor het project aanstekelijk werkt en zoveel mogelijk leeftijdsgenoten betrokken raken en beter geïnformeerd raken over de gevaren van infectieziekten’, zegt projectcoördinator Esther de Winter. In april presenteren de leerlingen hun resultaat op hun eigen school. Tijdens de einddag van Viruskenner Op 10 mei 2012 krijgen de leerlingen die de beste, mooiste en origineelste informatiematerialen hebben gemaakt een prijs uitgereikt. De dag wordt gehouden in Science Center Nemo en wordt gepresenteerd door Armito Haarhuis (Prof Amito in Willem Wever). Daarnaast wordt de Viruskenner-quiz gehouden om de kennis van de scholieren te testen.
Het ziektebeloop na hiv-infectie kan sterk verschillen. Zonder antivirale therapie ontwikkelen sommige geïnfecteerden aidsverschijnselen binnen twee jaar na infectie, bij andere kan dat meer dan vijftien jaar duren. Bovendien lijken bepaalde mensen minder gevoelig voor hiv. Verschillende genetische gastheerfactoren zijn geassocieerd met ziektebeloop na infectie, maar die verklaren niet alle variatie tussen individuen. Van Manen vond nieuwe gastheerfactoren die verband houden met infectie, ziekteverloop of immuunreactie na infectie. Proefschrift: Danielle van Manen: ‘The influence of host genetic factors on HIV-1 infection’.
De schorsing van de handelsvergunning voor Octagam (humaan normaal immunoglobuline 5procent en 10procent voor intraveneuze toediening) kan worden opgeheven. Dit concludeert de CHMP, het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is vertegenwoordigd. De handelsvergunningen voor Octagam werd op 24 september 2010 in Europa geschorst. De eerdere stijging van meldingen van trombo-embolische reacties, waaronder beroerte, myocardinfarct en pulmonaire embolie bij patiënten die dit geneesmiddel gebruikten, blijkt veroorzaakt door problemen in het productieproces. Na invoering van een aantal wijzigingen in de productie en een uitgebreid programma van veiligheidsmaatregelen, voldoet Octagam weer aan de veiligheidseisen. Octagam is een oplossing voor infusie die gebruikt wordt om het immuunsysteem te versterken en het risico voor infecties bij patiënten met een verminderd immuunsysteem te verkleinen, inclusief patiënten met primaire immuunziekten en kinderen met AIDS. Dit geneesmiddel wordt ook gebruikt bij mensen met andere immuunziekten zoals idiopathische trombocytopenische purpura (ITP) en bij patiënten die een beenmergtransplantatie hebben ondergaan.
Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en het Jeroen Bosch Ziekenhuis hebben een nieuw humaan polyomavirus ontdekt. Dat maakten ze gisteren bekend in het online tijdschrift PLoS Pathogens. Het virus is zeer waarschijnlijk de veroorzaker van de zeldzame ziekte trichodysplasia spinulosa. De huidaandoening Trichodysplasia spinulosa (TS) komt wereldwijd slechts bij enkele tientallen patiënten voor. De ziekte treft hen vooral in het gezicht: uit de huidcellen groeien gelige harde stekeltjes, de huid verdikt en wenkbrauwen en wimpers vallen uit. Alleen patiënten die afweerremmende medicijnen slikken, bijvoorbeeld om afstoting van een nieuw orgaan te voorkomen, krijgen deze ziekte soms. De Leidse onderzoekers spoorden het virus op bij een 16-jarige jongen die TS ontwikkelde na een harttransplantatie. Virologen dr. Mariet Feltkamp en Els van der Meijden vermoedden al direct dat het om een polyomavirus ging. De huidcellen van TS-patiënten bleken vol te zitten met virussen van zo"n veertig nanometer in doorsnede. Dat is ook de grootte van de polyomaviridae, een klasse van kleine DNA-virussen die regelmatig problemen geeft bij mensen met afweerstoornissen zoals AIDS- en niertransplantatiepatiënten. Andere onderzoekers hadden al vergeefs geprobeerd het virus te identificeren met behulp van klassieke identificatiemethoden zoals kweek en de zogenoemde PCR-techniek. De Leidse virologen boekten wel succes met een andere techniek: de Rolling-Circle Amplification. Het bleek inderdaad om een polyomavirus te gaan, en wel een nieuw soort. De onderzoekers hebben het virus voorlopig trichodysplasia spinulosa-geassocieerd polyomavirus (TSV) genoemd. TSV is verwant aan een ander humaan polyomavirus dat huidkanker veroorzaakt, het zogenaamde Merkel-cel polyomavirus (MCV). Hoewel met deze identificatie nog niet bewezen is dat het TSV ook de oorzaak is van de zeldzame ziekte TS, is dat wel waarschijnlijk. De virusremmer cidofovir - die als crème op de huid wordt aangebracht - laat de stekeltjes in het gezicht van de patiënt grotendeels verdwijnen en dringt het aantal TSV-deeltjes in de cellen terug.
Feltkamp en Van der Meijden vermoeden dat TSV latent aanwezig is onder de bevolking en alleen bij een zeer slechte afweer tot uiting komt. De Leidse wetenschappers zullen vanwege de verwantschap met het kankerverwekkende virus MCV nagaan of TSV zelf ook iets met kanker te maken heeft. Daarnaast willen zij uitzoeken hoe algemeen het virus voorkomt, hoe het wordt overgedragen en of het nog andere gevolgen kan hebben.
Clement Zeh heeft in Nigeria onderzoek gedaan naar de genetische diversiteit van hiv, het virus dat aids veroorzaakt. Hij bekeek de gevolgen van de diversiteit voor de diagnose en de behandeling. Ook is kennis van de diversiteit van belang bij het ontwerpen van een vaccin dat effectief is tegen alle hiv-stammen die in ontwikkelingslanden circuleren. In Nigeria domineren hiv1-subtype A en G. Zeh demonstreerde dat een snelle test geschikt is voor een breed spectrum van hiv-stammen. Proefschrift AMC Amsterdam: Clement Zeh: "Genetic diversity of hiv: Implications for diagnosis, therapy and prevention of mother-to-child transmission".
Tuberculosebacteriën moeten cholesterol kunnen afbreken om in de longen te overleven, concludeert microbioloog Maarten Wilbrink, die op 11 maart 2011 aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde. Zodra de cholesterolafbraak wordt stilgelegd, herkent en vernietigt het immuunsysteem de binnengedrongen tuberkelbacillen. Deze ontdekking maakt het mogelijk om gericht naar tuberculosemedicijnen te zoeken die de cholesterolafbraak blokkeren. Maarten Wilbrink bracht samen met collega"s van de universiteiten van British Colombia en Oxford de afbraak van cholesterol in de bodembacterie Rhodococcus jostii in kaart. Met microarraytechnieken identificeerde hij de genen die betrokken zijn bij deze enzymatische afbraak. Cholesterolafbrekende enzymen zijn industrieel interessant, omdat ze uit plantaardige afvalmateriaal hoogwaardige farmaceutische verbindingen kunnen maken. Wilbrink ontdekte echter dat Mycobacterium tuberculosis, de bacterie die tuberculose (TBC) veroorzaakt, dezelfde cholesterolafbraakroute bezit; een route die een belangrijke rol in het infectieproces blijkt te spelen. Tuberculose behoort samen met aids en malaria tot de ernstigste infectieziekten op de wereld. Eenderde van de wereldbevolking is geïnfecteerd met M. tuberculosis. Elk jaar eist de ziekte bijna twee miljoen doden en raken meer dan negen miljoen mensen besmet. Het aantal besmettingen lijkt nog steeds te stijgen en bovendien verschijnen steeds meer M. tuberculosis stammen die resistent zijn tegen de beschikbare antibiotica; wat de behandeling verder bemoeilijkt. Het menselijk immuunsysteem weet normaal gesproken wel raad met ziekteverwekkende bacteriën: macrofagen sluiten een binnendringer direct in om deze vervolgens te vernietigen. De tuberculosebacterie kan daarentegen jarenlang ongestoord in een macrofaag vertoeven. "Tuberculosebacteriën weten zich onzichtbaar te maken voor de macrofagen die in het longweefsel zitten," vertelt Wilbrink. "Hierdoor ontsnappen ze aan ons immuunsysteem. De cholesterolafbraakroute lijkt een essentiële rol te spelen bij deze verstoptruc: Zodra de afbraakroute van cholesterol in de tuberculosebacterie is geblokkeerd, herkent een macrofaag de bacil plotseling weer." Waarom cholesterolafbraak essentieel is voor het overleven van de tuberculosebacterie in macrofagen is nog niet duidelijk, aldus Wilbrink. Waarschijnlijk bevinden de tuberculosebacteriën zich in een slaaptoestand, waarbij ze overleven door cholesterol uit de celmembranen van de gastheer te gebruiken als energiebron, of hullen ze zich in een beschermend laagje van cholesterol. Wilbrink ziet echter ook een andere mogelijkheid, waarbij de tuberkelbacillen macrofagen actief om de tuin leiden: "Wellicht gebruiken ze cholesterol om stoffen te maken, zoals vitamine D, die belangrijke signaalroutes van de macrofaag beïnvloeden." Met het in kaart brengen van de afbraakroute van cholesterol in tuberculosebacteriën is het mogelijk om gericht remmende stoffen te ontwikkelen. Tuberkelbacillen zouden daarmee weer zichtbaar moeten worden voor het immuunsysteem. "De enzymen in de afbraakroute zijn heel geschikt als aangrijpingspunt voor geneesmiddelen," zegt Wilbrinks promotor, hoogleraar microbiologie Lubbert Dijkhuizen, "Het zijn bacteriële enzymen, die niet in het menselijk lichaam voorkomen." Ideeën voor zulke remmende stoffen heeft Dijkhuizen al. De octrooiaanvraag voor dergelijke tuberculoseremmers heeft de RUG deze maand overgenomen van voormalig onderzoekspartner Organon (nu MSD). Dijkhuizen is blij met de overname: "We willen snel verder met het onderzoek naar deze remstoffen. Zo"n veelbelovend patent moet niet te lang op de plank blijven liggen." Er is echter nog een lange weg te gaan, benadrukt hij: "Ontwikkeling van medicijnen is een kwestie van lange adem; voordat een geschikte remmer als geneesmiddel op de markt is, ben je zeker vijftien jaar verder."
In vervolg op de berichtgeving van 20 februari 2011 over Zerit (stavudine), is een brief door Bristol-Myers Squib uitgestuurd. Artsen worden er aan herinnerd het gebruik van Zerit te beperken tot een selecte groep patiënten voor wie geen alternatieve behandelingsopties beschikbaar zijn. De brief met belangrijke veiligheidsinformatie, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC) is in overleg met het Europese geneesmiddelen agentschap (EMA), het CBG en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar internisten (inclusief internist infectiologen), ziekenhuisapothekers en apothekers. Stavudine wordt, in combinatie met andere retrovirale geneesmiddelen, gebruikt voor de behandeling van volwassenen en kinderen die met HIV zijn geïnfecteerd, het virus dat AIDS veroorzaakt. Patiënten wordt aangeraden contact op te nemen met hun arts als zij vragen hebben over hun behandeling.
Pijnbestrijding moet gepaard gaan met maagbeschermers. Als dat niet secuur gebeurt, kan dat leiden tot complicaties in maag en dunne darm. Dit blijkt uit onderzoek van drs. Vera Valkhoff, arts-onderzoeker in Erasmus MC, dat vandaag wordt gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Arthritis & Rheumatism. Patiënten met bijvoorbeeld artrose of reumatoïde artritis krijgen vaak medicijnen voorgeschreven om de pijn te verlichten. De pijnstillers waar het om gaat zijn bijvoorbeeld Ibuprofen, Diclofenac en Naproxen. Deze middelen worden NSAID’s (niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen) genoemd, waaronder de nieuwere COX-2 remmers (cyclo-oxygenase-2 remmers) vallen, zoals Celebrex® of Arcoxia®. Alhoewel COX-2 remmers veiliger geacht werden dan de traditionele NSAID’s, kunnen deze pijnstillers als vervelende bijwerking hebben dat zij het spijsverteringskanaal irriteren. Maagbeschermers, ook wel maagzuurremmers, zijn dan nodig. Uit onderzoek van o.a. drs. Vera Valkhoff, arts-onderzoeker in Erasmus MC, blijkt dat als een patiënt die COX-2 remmers gebruikt en niet zorgvuldig genoeg omgaat met maagbeschermers, deze een verhoogd risico loopt op bijvoorbeeld maagbloedingen en bloedingen van het bovenste deel van de dunne darm. De huidige klinische richtlijnen schrijven voor dat maagbeschermers moeten worden gebruikt door patiënten die NSAID’s gebruiken en die een hoger risico lopen op aandoeningen in dit gedeelte van het maag-darmstelsel. Uit eerder onderzoek bleek al dat bij gebruikers van traditionele NSAID’s die zich niet houden aan de maagbeschermingstherapie het beschermend effect van deze medicijnen afneemt. Valkhoff onderzoekt de relatie tussen de nieuwere en veiligere COX-2 remmers en het effect van medicatietrouw aan een maagbeschermend geneesmiddel. Sinds de versobering van het basispakket van de zorgverzekeringen per 1 januari 2012 worden maagzuurremmers alleen nog voor chronisch gebruik (deels) vergoed. Valkhoff: “Het risico op complicaties is vermijdbaar door de maagbeschermers trouw te gebruiken. Therapieontrouw ten aanzien van maagbeschermers kan worden veroorzaakt door het feit dat mensen er zelf voor moeten betalen. Dat kan leiden tot onnodige bloedingen en maagzweren met soms ziekenhuisopnames of de dood tot gevolg. Juist nu de maagzuurremmers niet meer vergoed worden, is er een rol weggelegd voor artsen en apothekers om het belang van maagbeschermers te benadrukken aan de hoog-risico patiënt die een pijnstiller slikt, zodat deze welwillend is om de maagbeschermer uit eigen zak te betalen. Daarbij is het problematisch dat een deel van de NSAIDs vrij verkrijgbaar is via de apotheek en drogist.” Valkhoff en collega´s hebben gegevens geanalyseerd van eerstelijns zorginstellingen in het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Italië. De onderzoeksgroep bestond uit 14.416 patiënten van 50 jaar en ouder die COX-2 remmers en maagbeschermers voorgeschreven hadden gekregen. De onderzoekers berekenden de medicatietrouw aan maagbeschermers in verhouding tot het aantal behandeldagen met COX-2 remmers, gedekt door een maagbeschermingsrecept. Bij de patiënten met slechte therapietrouw voor de maagbeschermers tijdens het gebruik van COX-2 remmers was de kans op een maagbloeding zelfs verdubbeld. Tegenover elke 10% vermindering van therapietrouw staat een 9% verhoging van het risico op complicaties aan maag en darm. Valkhoff: “Elke drie dagen vermindering van maagbeschermende middelen op 30 dagen COX-2 remmersgebruik laat het risico op maagbloedingen en maagzweren met 9% toenemen.”
Welke middelbare school blinkt uit in het verspreiden van kennis over virussen? Donderdag 10 mei maakt Viruskenner de winnaar bekend van de wedstrijd waarbij 150 leerlingen werden uitgedaagd om leeftijdsgenoten uit heel het land zo snel en effectief mogelijk kennis over infectieziekten op te laten doen. De prijsuitreiking vindt plaats in Science Center Nemo in Amsterdam. Tien groepen presenteren hun idee, waarna er een winnaar wordt gekozen. Ook wordt met een quiz getest welke scholieren het meeste weten over virussen. De scholieren die hebben meegedaan aan de wedstrijd zijn tussen de 14 en 16 jaar en zitten op vijf technasia (bètageoriënteerde VWO’s) in Noord-Holland. Ze hebben de afgelopen maanden in groepjes informatie verzameld over infectieziekten. Daarbij konden ze via mail en telefoon de hulp inroepen van deskundigen, jonge onderzoekers van het Erasmus MC. Daarnaast moesten de scholieren de informatie zo goed en breed mogelijk verder verspreiden onder hun leeftijdgenoten. Ze mochten zelf bedenken wat daarvoor de beste manier was, bijvoorbeeld folders, filmpjes, social media of een hele nieuwe manier. Zo konden ze zelf bepalen welke manier goed aansluit bij de kennis en interesse van hun leeftijdgenoten. Infectieziekten kunnen het beste worden bestreden door de kennis erover te verspreiden. Hoe krijg je bijvoorbeeld zo ’n ziekte en hoe kun je besmetting voorkomen? ‘Informatie verspreiden is heel belangrijk want wereldwijd sterven dagelijks nog duizenden mensen aan infectieziekten, zoals malaria, aids en knokkelkoorts. Ook in Nederland komen infectieziekten voor zoals griep en Q-koorts’, zegt Eric van Gorp, initiatiefnemer van Viruskenner en internist-infectioloog van het Erasmus MC. Tijdens de einddag van Viruskenner Op 10 mei krijgen de leerlingen die de beste, mooiste en origineelste informatiematerialen hebben gemaakt een prijs uitgereikt. De dag wordt gehouden in Science Center Nemo en wordt gepresenteerd door Armito Haarhuis (Prof Amito in Willem Wever). De jongeren presenteren hun ideeën vanaf 13.30 uur. Na 15.15 uur doen ze mee aan een kennisquiz en kiest een jury de beste verspreider van kennis over virussen. Viruskenner is een samenwerkingsverband tussen Virgo Consortium en de stichtingen Cirion en SPREAD, het Academic Global Health Platform van het Erasmus MC.
Het gebruik van diclofenac-bevattende geneesmiddelen voor systemisch gebruik wordt, met het oog op de cardiovasculaire bijwerkingen, verder beperkt. Diclofenac mag nu niet meer worden gebruikt door patiënten met aangetoonde hartzwakte (congestief hartfalen), onvoldoende doorbloeding naar het hart (angina, ischemische hartziekte), slechte perifere doorbloeding (perifeer arterieel vaatlijden) of een eerder doorgemaakte beroerte (cerebrovasculaire ziekte). Bij patiënten met deze aandoeningen moet de behandeling opnieuw beoordeeld worden. Bij patiënten met belangrijke risicofactoren voor cardiovasculaire voorvallen (bijvoorbeeld hypertensie, hyperlipidemie, diabetes mellitus en roken), mag de behandeling alleen na zorgvuldige afweging worden gestart. Bij alle patiënten wordt aanbevolen de laagst werkzame dosis diclofenac te gebruiken, voor de kortst mogelijke periode. Op grond van de uitkomsten van een Europese herbeoordeling door het Pharmacovigilance Risk Assessment Committee (PRAC) naar de cardiovasculaire risico’s van diclofenac, zijn de Europese registratieautoriteiten waaronder het CBG tot de conclusie gekomen dat de voordelen van diclofenac blijven opwegen tegen de risico’s. De huidige beschikbare gegevens herbevestigen echter een verhoogd risico op arteriële trombose bij gebruik van diclofenac, vergelijkbaar met het risico zoals gezien bij selectieve COX-2 remmers. Daarom zijn contra-indicaties en waarschuwingen aanbevolen, in lijn met de bestaande maatregelen voor de COX-2 remmers om het cardiovasculaire risico te minimaliseren. De productinformatie (SmPC’s en bijsluiters) van diclofenac-bevattende geneesmiddelen zal worden aangepast. De registratiehouders van dit geneesmiddel schrijven dit in een gezamenlijke brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC). De brief met deze belangrijke risico-informatie is in overleg met het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gestuurd naar huisartsen, reumatologen, internisten, (ziekenhuis)apothekers en orthopeden. De uitkomst van deze Europese herbeoordeling is in lijn met eerdere besluiten van het College, waar bij de herindeling ten aanzien van afleverstatus (AV, UAD, UA) van de NSAIDs in 2009 de verhoogde cardiovasculaire risico’s van diclofenac zwaar hebben meegewogen. Diclofenac wordt gebruikt als pijnstiller en als ontstekingsremmer, voornamelijk bij pijnlijke aandoeningen zoals artritis. Diclofenac behoort tot de groep van pijnstillers die bekend staan onder de naam NSAID’s (non-steroidal anti-inflammatory drug). Voor alle NSAID’s geldt reeds het advies om deze in de laagst mogelijke dosering en voor een zo kort mogelijke periode te gebruiken om het risico op bijwerkingen te beperken. Het signaleren en analyseren van bijwerkingen gedurende de gehele levenscyclus van een geneesmiddel wordt farmacovigilantie genoemd. Dit is een kerntaak van het CBG. In geval van urgente en/of belangrijke veiligheidsissues worden medische beroepsbeoefenaren door middel van een ‘Direct Healthcare Professional Communication’ op de hoogte gebracht.
Oegandese jongeren hebben te maken met risico’s van HIV/AIDS, ongeplande zwangerschappen en gedwongen seks. Meisjes en jongens ervaren druk om seksueel actief te zijn, en het geven en ontvangen van geld en cadeautjes spelen daarbij een belangrijke rol. Het seksuele voorlichtingsprogramma The World Starts With Me van RutgersWPF dat sinds 2003 op middelbare scholen in Oeganda wordt uitgevoerd, blijkt effectief in het vergroten van de intentie om veilig te vrijen of seks uit te stellen. De implementatie van het programma in de Oegandese context verdient echter meer aandacht. Ook zijn andere interventies, bijvoorbeeld gericht op het verbeteren van de economische en juridische context belangrijk om veilig vrijen en seksuele rechten te kunnen waarborgen.
Er sterven jaarlijks evenveel mensen aan bloedvergiftiging als aan borstkanker. Dat blijkt uit een inventarisatie van het AMC. Toch is bloedvergiftiging (‘sepsis’) een tamelijk onbekend ziektebeeld. Daarom is wereldwijd is vrijdag 13 september uitgeroepen tot World Sepsis Day. Terechte aandacht voor een onbekend, maar levensgevaarlijk ziektebeeld, vindt professor Tom van der Poll. Alleen al in Nederland worden er jaarlijks circa 10.000 mensen opgenomen op een intensive care in verband met sepsis, van wie er naar schatting 3000 overlijden. Dat blijkt uit een inventarisatie van het AMC. 'De term sepsis is onbekend bij het grote publiek, terwijl er in Nederland elk jaar ongeveer net zoveel mensen overlijden aan borstkanker als aan sepsis', zegt professor Tom van der Poll, hoogleraar Interne Geneeskunde in het AMC en voorzitter van het International Sepsis Forum. 'Wereldwijd zijn de getallen nog indrukwekkender met naar schatting 20-30 miljoen gevallen per jaar en een sterfte hoger dan veroorzaakt door borstkanker en HIV/AIDS bij elkaar.’Om meer aandacht te vragen voor dit relatief onbekende ziektebeeld, is 13 september uitgeroepen tot World Sepsis Day. In verschillende landen worden speciale sepsis-activiteiten georganiseerd, op de website www.world-sepsis-day.org worden nieuwsberichten en ontwikkelingen over sepsis gemeld. Tom van der Poll publiceerde onlangs met dr. Derek Angus (University of Pittsburgh, Pennsylvania) een reviewartikel in het toonaangevende vakblad The New England Journal of Medicine over sepsis. In het westen lijdt ongeveer 10 procent van de IC-patiënten aan sepsis. Bij sepsis vallen orgaanfuncties acuut uit als gevolg van een extreem heftige ontstekingsreactie van het hele lichaam. Zo’n levensbedreigende reactie kan optreden na een infectie, bijvoorbeeld bij longontsteking of een urineweginfectie. Als er niet snel wordt ingegrepen, overlijdt de patiënt vrijwel zeker. Het begrip van de mechanismen die ten grondslag liggen aan sepsis is de laatste jaren sterk toegenomen, maar de mortaliteit is nog steeds 20 tot 30 procent. Echt nieuwe inzichten over hoe sepsis kan worden behandeld, zijn er nog niet, vertelt Van der Poll. 'Er overlijden weliswaar minder mensen aan sepsis, maar het zijn er nog onaanvaardbaar veel. Daarnaast kampen de overlevers de rest van hun leven met ernstige gevolgen. We weten al veel, maar nog lang niet genoeg. Daarom is het zo belangrijk om sepsis onder de aandacht te blijven brengen, bijvoorbeeld met deze World Sepsis Day.'
Anouk Knops: ‘Evidence-based surgery - Dissemination, communication, decision aids’. Veel chirurgen hebben moeite om wetenschappelijk gegenereerde kennis uit te dragen en toe te passen in de dagelijkse praktijk. In haar proefschrift behandelt Knops de toepassing van wetenschappelijke medische kennis door chirurgen. Het uitgangspunt is dat artsen hun beslissingen over de behandeling nemen gebaseerd op wetenschappelijk bewijs (evidence based medicine). Dat moeten zij doen in samenspraak met de patiënt. Knops heeft onderzocht hoe wetenschappelijk bewijs in de chirurgie wordt gebruikt en hoe de communicatie met de patiënt hierover verloopt. Ook ging ze na of een keuzehulp in dat soort gesprekken nuttig kan zijn. Ze keek naar patiënten met een aneurysma van de grote buikslagader (een zwakte in het bloedvat dat daardoor mogelijk kan scheuren). Uit haar onderzoek blijkt dat patiënten inconsequent worden geïnformeerd over hun aandoening en de beschikbare behandelmethoden. Een keuzehulp kan dit verbeteren, geeft de patiënt meer kennis en leidt niet tot meer angst.
Anchalee Avihingsanon: ‘Non AIDS complications and treatment optimizations for HIV-1 infected Thai adult patients with and without TB or Hepatitis’ Veel patiënten met hiv zijn ook geïnfecteerd met hepatitis-B of tuberculose. Avihingsanon keek welke combinatietherapie het beste is voor deze patiënten. Ze deed onderzoek bij patiënten in Thailand. Haar onderzoek moet richting geven aan de lange-termijnzorg voor deze patiënten.
Ivermectine lijkt een goed alternatief te zijn in de behandeling van scabies, vooral bij patiënten met gecompliceerde varianten. Dit blijkt uit onderzoek van Meinking e.a., die ivermectine heeft toegepast bij overigens gezonde patiënten met scabies en bij patiënten die met HIV waren geïnfecteerd en die deels al AIDS hadden ontwikkeld. Alle elf ongecompliceerde patiënten met scabies waren genezen na een eenmalige orale dosis van 200 mg ivermectine per kg lichaamsgewicht. Van de elf HIV-positieve patiënten waren er acht genezen na vier weken follow-up; de overige drie genazen na een tweede dosis ivermectine. Bij vijf patiënten trad er na enige maanden follow-up wederom scabies op. Nog onduidelijk is of dit een nieuwe infectie betrof of een proliferatie van nog aanwezige, niet-gedode parasieten. Ivermectine lijkt op een macrolide antibioticum en wordt toegepast bij tropische worminfecties en wel met name bij rivierblindheid. Bron: FUS 97-2-14.
Anouk Kesselring: ‘Clinical implications of immune recovery during antiretroviral treatment for HIV infection’. De levensverwachting van met hiv (het humaan immunodeficiëntie virus) geïnfecteerde patiënten is sterk toegenomen na het beschikbaar komen van antiretrovirale combinatietherapie (cART). Ook veranderden daardoor de klinische verschijnselen die kunnen samenhangen met een hiv-infectie. Het proefschrift beschrijft een aantal van deze symptomen, en brengt die in verband met de staat van het immuunsysteem ten tijde van het starten met cART, en met de mate van immuunherstel tijdens de behandeling. De beschreven studies maakten gebruik van het gegevensbestand van de ATHENA (Aids Therapy Evaluation in the Netherlands) cohortstudie, waarin gegevens worden geregistreerd van hiv-geïnfecteerde patiënten die zorg ontvangen in Nederlandse instellingen.
Luchtvervuiling is hard op weg een van de grootste oorzaken van vroegtijdig overlijden te worden volgens een artikel in het medisch tijdschrift The Lancet. In 2010 was luchtvervuiling verantwoordelijk voor zeker 3,2 miljoen voortijdige overlijdensgevallen. Dat is twee keer als het aantal overlijdens aan hiv/aids. Tien jaar daarvoor overleden nog ‘slechts’ 800 duizend mensen voortijdig aan de gevolgen van luchtverontreiniging. Vooral in de snel opkomende economieën, zoals in Azië, stijgt het aantal zieken en doden door luchtverontreiniging snel. Luchtvervuiling is zo gevaarlijk omdat de ultrafijne deeltjes diep in de longen doordringen en in de bloedbaan belanden. Zo veroorzaken ze onder meer longaandoeningen en hart- en vaatziekten.
De ‘Committee for Medicinal Products for Human Use (CHMP)’ heeft in haar maandelijkse vergadering de onderstaande adviezen gegeven aan de Europese Commissie. De CHMP is het wetenschappelijke comité van het Europese geneesmiddelenagentschap (EMA), waarin het CBG is vertegenwoordigd.
Nieuwe geneesmiddelen
De CHMP heeft positieve adviezen uitgebracht voor het verlenen van handelsvergunningen voor de volgende nieuwe geneesmiddelen:
- Bosulif (bosutinib), goedgekeurd voor een beperkte indicatie voor de behandeling van volwassenen met Philadelphia chromosoom positieve chronische lymfatische leukemie (Ph+ CLL). Het gaat om patiënten die eerder behandeld zijn met één of meer tyrosine kinase remmers, en voor wie imatinib, nilotinib en dasatinib niet behoren tot de behandelmogelijkheden. Het middel is voorwaardelijk toegelaten en de firma zal aanvullende data moeten genereren binnen de goedgekeurde indicatie.
- Jetrea (ocriplasmin), voor de behandeling van de oogaandoening vitreomaculair tractiesyndroom (VMT), inclusief als deze geassocieerd is met een klein gaatje in de macula van het oog.
Weigering handelsvergunningen*
- Raxone (idebenone), bedoeld voor de behandeling van patiënten met Leber’s erfelijk optische neuropathie (LHON, erfelijk disfunctioneren van de oogzenuw). Geweigerd omdat de werkzaamheid onvoldoende was onderbouwd.
* Bij deze weigeringen kan de firma nog in beroep gaan.
Uitbreiding indicaties
De CHMP adviseerde positief over de volgende indicatie-uitbreidingen:
- Humira (adalimumab), mag nu worden gebruikt bij polyarticulaire juveniele idiopathische artritis bij kinderen vanaf 2 jaar (was 4 jaar).
- Ilaris (canakimumab), het gaat om uitbreiding met een gelimiteerde indicatie voor de behandeling van patiënten met frequente jichtaanvallen (minimaal 3 aanvallen in de voorgaande 12 maanden), bij wie NSAIDs of colchicine gecontra-indiceerd zijn, niet getolereerd worden of onvoldoende effectief zijn en voor wie herhaald gebruik van corticosteroïden niet geschikt is.
- Komboglyze (saxagliptin / metformin) en Onglyza (saxagliptin), uitbreiding van het gebruik in combinatie met een sulfonylureumderivaat in triple therapie (saxagliptin+metformin+SU).
- Pegasys (peginterferon alfa-2a), mag in combinatie met ribavirine nu ook worden gebruikt voor de behandeling van kinderen vanaf vijf jaar met chronische hepatitis C die nog niet eerder behandeld zijn en positief zijn getest op HCV-RNA. Voor deze indicatie is een speciale kinderformulering ontwikkeld. Voor start van behandeling dient een arts in overweging te nemen dat deze combinatietherapie kan zorgen voor een tragere groei en het onduidelijk is of dit hersteld als de behandeling wordt gestopt.
Arbitrage
- Formodual 100/6 microgram/dosis, verzoek voor indicatie uitbreiding waardoor het product nu ook als zo nodig medicatie voor astma kan worden gebruikt tezamen met onderhoudstherapie, is toegekend. Binnen de wederzijdse erkenningsprocedure was eerder verschil van mening tussen de lidstaten.
Terugtrekkingen
- Loulla (mercaptopurine), deze is teruggetrokken omdat er al een mercaptopurine bevattend middel voor kinderen aanvaard is en de firma de weesgeneesmiddel status hiervan niet kon doorbreken.
- Memantine FGK (memantine), hier ging het om een formulering met verlengde afgifte in plaats van een directe afgifte. De firma kon de vragen van de CHMP naar de onderbouwing van de werkzaamheid onvoldoende beantwoorden.
Overig nieuws CHMP
- Prolia (denosumab), binnenkort zal de productinformatie worden aangepast, naar aanleiding van meldingen van atypische femurfracturen. Een verhoogd risico van dit type fracturen is al eerder gerapporteerd bij bifosfonaten (een ander type anti-resorptieve behandeling bij postmenopauzale osteoporose). Voorschrijvers zullen middels een brief, een zogenaamde Direct Healthcare Professional Communication (DHPC), worden geïnformeerd.
Het gevaar van mazelen mag niet worden onderschat. In Europa is mazelen aan een opmars bezig en in ontwikkelingslanden veroorzaakt het virus jaarlijks nog steeds meer dan 100.000 doden. Het virus wist een deel van het geheugen van het afweersysteem, waardoor mensen die besmet zijn, vatbaar worden voor infecties met andere ziekteverwekkers. Dat blijkt uit onderzoek van het Erasmus MC waarop Rory de Vries morgen promoveert. De onderzoeker heeft gekeken hoe mazelen wordt overgedragen en hoe het virus mensen ziek maakt. Mazelen wordt gekenmerkt door hoge koorts, rode vlekjes en een verzwakking van het afweersysteem. Jaarlijks sterven wereldwijd ruim 100.000 mensen (vooral kinderen) aan de ziekte, ondanks de beschikbaarheid van een veilig en werkzaam mazelenvaccin. ‘’Het is dus geen onschuldige kinderziekte, hoewel veel mensen dat wel denken’’, zegt De Vries. Omdat mazelen één van de meest besmettelijke ziektes is bij de mens en een belangrijke doodsoorzaak van kinderen wereldwijd, is het interessant om te weten hoe het virus precies wordt overgedragen. De onderzoeker heeft aangetoond welke cellen belangrijk zijn bij binnenkomst van het virus in het lichaam. Via deze zogenoemde dendritische cellen en alveolaire macrofagen komt het virus terecht bij een bepaald soort witte bloedcellen, de lymfocyten. Vanaf daar verspreidt het virus zich verder naar sommige organen, de luchtwegen en de huid. Mazelen veroorzaakt vooral sterfte doordat het virus het afweersysteem verzwakt. De Vries heeft aangetoond hoe dat precies in zijn werk gaat. Normaal bouwen mensen afweer op tegen een virus nadat ze ermee besmet zijn. Cellen die bij de afweer tegen dit virus betrokken zijn geweest blijven in het bloed aanwezig en kunnen het virus herkennen zodra het nòg een keer het lichaam wil binnendringen. Het lichaam weet dan al hoe het het virus moet uitschakelen. ‘Mazelen zorgt er echter voor dat deze immunologische geheugencellen na infectie grotendeels verdwijnen, waardoor het immunologisch geheugen voor een deel is ‘gewist’. Dit leidt tot een verhoogde vatbaarheid voor opportunistische infecties met andere ziekteverwekkers, net als bij de ziekte AIDS’, zegt De Vries. De onderzoeker wijst erop dat het bijzonder is dat we nog maar zo weinig begrijpen van hoe mazelen ziekte veroorzaakt, terwijl het virus zelf al zo lang bekend is, ‘Mijn proefschrift is een opstap voor vervolgstudies, waarin aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van nieuwe en meer efficiënte methodes van toediening van het mazelen vaccin.’ In Nederland sterven sinds de vaccinatie nog nauwelijks mensen aan mazelen. Wel komt eens in de 5-7 jaar een epidemie voor. Die zijn vooral lokaal en onder mensen die niet gevaccineerd zijn. Omdat mazelen nu minder actueel is daalt In Europa de vaccinatiegraad, waardoor de ziekte weer aan een opmars bezig is. Alleen al in 2011 heeft dit geleid tot meer dan 30,000 mazelen gevallen binnen Europa.